NL1022972C2 - Snijinrichting. - Google Patents

Snijinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1022972C2
NL1022972C2 NL1022972A NL1022972A NL1022972C2 NL 1022972 C2 NL1022972 C2 NL 1022972C2 NL 1022972 A NL1022972 A NL 1022972A NL 1022972 A NL1022972 A NL 1022972A NL 1022972 C2 NL1022972 C2 NL 1022972C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bars
roots
conveyor
cutting
drive
Prior art date
Application number
NL1022972A
Other languages
English (en)
Inventor
Tonjes Emilius Zuidema
Original Assignee
Total Systems V O F
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Total Systems V O F filed Critical Total Systems V O F
Priority to NL1022972A priority Critical patent/NL1022972C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1022972C2 publication Critical patent/NL1022972C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23NMACHINES OR APPARATUS FOR TREATING HARVESTED FRUIT, VEGETABLES OR FLOWER BULBS IN BULK, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; PEELING VEGETABLES OR FRUIT IN BULK; APPARATUS FOR PREPARING ANIMAL FEEDING- STUFFS
    • A23N15/00Machines or apparatus for other treatment of fruits or vegetables for human purposes; Machines or apparatus for topping or skinning flower bulbs
    • A23N15/08Devices for topping or skinning onions or flower bulbs

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)

Description

SNIJINRICHTING
De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor 5 het afsnijden van wortels van bollen, zoals leliebollen.
Het is in de techniek algemeen bekend, dat leliebollen moeten worden ontdaan van de wortels daarvan, wanneer deze gerooid zijn. Althans moeten die wortels ingekort worden. Dit geldt niet alleen voor leliebollen, maar ook voor 10 verscheidene andere gewassen. Tot recent was het daarbij gebruikelijk, dat het afsnijden van de wortels van het gewas handmatig werden afgesneden.
Dit is vanwege de arbeidsintensiviteit daarvan een ongewenste oplossing. Sinds enige tijd zijn er machines en 15 inrichtingen beschikbaar voor het afsnijden van wortels van gewas. Bijvoorbeeld zijn dergelijke inrichtingen voorzien van een schud- of trilbed, waarmee de gewassen ook worden getransporteerd. Deze functioneren echter stuk voor stuk niet naar behoren, of althans niet met een gewenste effectiviteit. 20 Dit brengt met zich mee, dat alsnog een visuele inspectie nodig is van de met een dergelijke bekende inrichting behandelde gewassen om te zien, of de wortels daarvan in afdoende mate zijn afgesneden.
De onderhavige uitvinding is er op gericht om een 25 inrichting voor het afsnijden van wortels van gewas te verschaffen, waarmee de bovengenoemde nadelen van de bekende inrichtingen worden verholpen of althans worden verminderd, waartoe een inrichting volgens de uitvinding zich onderscheidt door de combinatie van maatregelen volgens conclusie 30 1 of conclusie 8.
Door de spijlen per groep in onderling verschillende rotatiebewegingen aan te drijven wordt bevorderd, dat de wortels tussen de spijlen door naar het werkingsgebied van de » H snijmiddelen komen te hangen. Dit effect wordt als aanvulling I of als alternatief tevens bevorderd door de mondstukken voor I het genereren van een fluïdumstroom van de tegenover de snij- middelen gelegen zijde naar de snijmiddelen toe. Gebleken is, 5 dat de bekende inrichtingen voornamelijk onafdoende functio- I neren, vanwege een ontoereikend vermogen om de wortels in het werkingsgebied te brengen van de snijmiddelen. De uitvinding berust op de eenduidige gedachte, dat hiervoor op inventieve wijze een oplossing kan worden geboden door een inrichting I 10 met de maatregelen van conclusies 1 en/of 8.
I Bij voorkeur behoren naburige spijlen elk tot een I afzonderlijke van de groepen. Het effect, waarbij de wortels I tussen de spijlen door worden gehaald en worden geleid naar I het werkingsgebied van de snijmiddelen wordt hiermee tussen I 15 elk tweetal naburige spijlen bevorderd. Dit geldt in het I bijzonder, als de aandrijving is ingericht om naburige spijlen tegengesteld roterend aan te drijven. Dat kan dan nog I met afzonderlijke rotatiesnelheden gebeuren, maar tegenge- I stelde bewegingen zijn optimaal gebleken om de wortels naar 20 de snijmiddelen te geleiden, doch is de uitvinding hier niet I toe beperkt, omdat ook gelijkgerichte rotatiebewegingen met I afzonderlijke snelheden tot de mogelijkheden van de onder- I havige uitvinding behoren.
I In een mogelijke uitvoeringsvorm omvat de spijlen- I 25 transporteur een in een eindloze lus geslagen spijlenketting.
I Een dergelijke configuratie heeft als voordeel, dat de I spijlenketting kan worden aangedreven om een doorvoertraject I te verwezenlijken, waarlangs de gewassen en in het bijzonder I de leliebollen worden getransporteerd, terwijl de afzonder- I 30 lijke spijlen aangedreven kunnen worden om het effect te I bewerkstelligen, waardoor de wortels van het gewas in het I werkingsgebied van de snijmiddelen kunnen worden gebracht. In I een dergelijke configuratie is een aanvullende aandrijving 3 voor het in een rondgaande beweging aandrijven van de spijlenketting nodig en van voordeel, hetgeen op gunstige wij ze verder kan worden bevorderd wanneer de aanvullende. aandrijving is gekoppeld of een eenheid vormt met de 5 aandrijving voor de spijlen. Hiermee wordt synchronisatie van de afzonderlijke'aandrijvingen bevorderd, of kan een minimum aantal motoren, die de aandrijvingen vormen, worden toegepast. In een uitvoeringsvorm met de blaasmiddelen kan het mogelijk zijn om de mondstukken een luchtstroom te laten 10 genereren, hetgeen bevorderlijk is om het gewas, en in het bijzonder de leliebollen, te drogen of grip te laten krijgen op de spijlen. Daarentegen kan het tevens gunstig zijn om gebruik te maken van een vloeistof, omdat daaraan op gemakkelijke wijze stoffen zijn toe te voegen voor 15 behandeling van het gewas tegen bijvoorbeeld ziektes, maar ook een zuivere waterstroom kan gunstig zijn om de gewassen te wassen en/of grip te laten krijgen op de spijlen. In een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm kan het mogelijk zijn om een besturing toe te passen, die althans de mondstukken en de 20 aandrijving voor de spijlen bestuurt en is ingericht om de spijlen in per groep onderling verschillende rotatie-bewegingen geroteerd te laten worden door de aandrijving voor de spijlen, als de mondstukken een fluïdumstroom genereren. Door een dusdanig gekoppelde werking van de aandrijving en de 25 mondstukken is een bijzonder optimale werking mogelijk. Zo kan in een uitvoeringsvorm met een spijlentransporteur (die niet in een gesloten lus is geslagen) een tweetal modi i worden verwezenlijkt. Als de spijlen in de spijlentransporteur in dezelfde rotatierichting, en eventueel 30 snelheid, worden aangedreven is sprake van transport in de doorvoerrichting over de spijlentransporteur. Als de gewassen op de spijlentransporteur afdoende ver gevorderd zijn in het doorvoertraject, kan de aandrijving per groep in werking t H worden gesteld, in combinatie met de mondstukken, om de wortels tussen de spijlen door te geleiden naar het werkingsgebied van de snijmiddelen. Ook in een uitvoerings- vorm met een in een eindloze lus geslagen spijlenketting kan 5 een dusdanige uitvoeringsvorm zeer gunstig zijn, bijvoorbeeld wanneer de aandrijving voor de spijlenketting in de H rondgaande beweging daarvan tijdelijk kan worden onderbroken of vertraagd, wanneer een onafdoende snijrendement wordt bemerkt met bijvoorbeeld sensoren of iets dergelijks. Het in 10 werking stellen van de mondstukken om een fluïdumstroom te genereren is slechts dan zinvol, wanneer dit het snij- rendement bevordert, dat wil zeggen wanneer de spijlen- I transporteur niet in hoofdzaak voor transport van de gewassen I in het doorvoertraject wordt toegepast, maar voor de daad- 15 werkelijke snijbewerking, welke twee bewerkingen derhalve I gelijktijdig en afwisselend kunnen worden verwezenlijkt.
De onderhavige uitvinding zal hieronder nader worden I toegelicht aan de hand van de beschrijving hieronder van bij- I gevoegde figuren, waarin dezelfde of gelijksoortige onder- I 20 delen en componenten worden aangeduid met dezelfde I referentienummers, en waarin: I fig. 1 een perspectivisch zijaanzicht toont van een I gehele inrichting als mogelijke uitvoeringsvorm van de I onderhavige uitvinding; I 25 fig. 2 een met II in fig. 1 aangeduid aanzicht toont; I fig. 3 een met III in fig. 1 aangeduid detailaanzicht I toont; I fig. 4 een met IV in fig. 1 aangeduid detailaanzicht I toont; en 30 fig. 5 een met V in fig. 1 aangeduid detailaanzicht toont van een deel van de in fig. 1 getoonde inrichting in bedrijf.
A
5
In fig. 1 is een inrichting 1 als mogelijke uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding getoond, die is geplaatst tussen een aanvöer 2 en een afvoer 3. Met de aanvoer 2 worden gewassen, in het bijzonder bollen, zoals 5 leliebollen, naar de inrichting 1 voor het afsnijden van I wortels daarvan gevoerd. Na bewerking van het gewas in de inrichting 1 volgens de uitvinding, worden de gewassen, ontdaan van wortels, door de afvoer 3 weggevoerd naar een hier opvolgend station, waar de gewassen bijvoorbeeld worden 10 verpakt.
De inrichting 1 volgens de uitvinding zelf omvat een eindloze spijlenketting 4, waarvan het boven oppervlak een doorvoertraject voor bollen definieert. Deze bollen zijn dan afkomstig van de aanvoer 2. Onder de het doorvoertraject voor 15 de bollen vormende bovenzijde van dé spijlenketting 4 is een roterend mes 5 opgesteld om snijmiddelen te vormen tegenover het doorvoertraject ten opzichte van de spijlenketting 4. Wortels van bollen, die over de bovenzijde van de spijlenketting 4 van de aanvoer 2 naar de afvoer 3 bewegen, hangen 20 in een gewenste situatie tussen de spijlen van de spijlenketting door naar het werkingsgebied van het roterend aangedreven mes 5.
Verder zijn boven de bovenzijde van de spijlenketting 4, dat wil zeggen boven het doorvoertraject, blazers 6 25 geplaatst om met de mondstukken 7 daarvan een luchtstroom te genereren dwars op de door het boven oppervlak van de spijlenketting 4 gevormde doorvoertraject.
Onder het mes 5 is een container 8 geplaatst voor opvang van de afgesneden wortels. Deze container dient met 30 enige regelmaat geleegd te worden om de werking van bijvoorbeeld het mes 5 niet te belemmeren. Als alternatief voor de container kan tevens een afvoerband worden gebruikt, zodat I het legen van een dusdanige container een veel minder urgente behoefte is in verband met de werking van het mes.
Verder is de inrichting 1 voorzien van een besturing 9, en zijn aandrijvingenvormende motoren verschaft, te weten 5 een motor 10 voor aandrijving van de spijlenketting 4; een motor 11 voor aandrijving van het roterende mes 5; en twee motoren 12 voor aandrijving in een rotatiebeweging van geselecteerde afzonderlijke spijlen van de spijlenketting 4. Deze motoren 10, 11 en 12 kunnen, tezamen met de blazers 6, 10 in hun werking onder invloed staan van de besturing 9, zoals hieronder nader zal worden beschreven.
In fig. 2 is een aanzicht langs pijl II in fig. 1 weergegeven. Te zien zijn het snijmes 5, dat in een roterende snijbeweging wordt aangedreven door de motor 11 via een over-15 brenging in de vorm van een aandrijfriem 13. In fig. 2 is te zien, dat een soortgelijke aandrijfriem 14 wordt toegepast voor overbrenging van de door de motor 10 gegenereerde beweging naar de spijlenketting 4 om deze in een rondgaande beweging aan te sturen. Hetzelfde geldt voor rotatie-20 bewegingen om de lengteas van geselecteerde spijlen, waartoe gebruik wordt gemaakt van een aandrijfriem 15 tussen de motor 12 en een hieronder nader te beschrijven draaimechanisme 16.
Het zal duidelijk zijn, dat het mes 5 op korte afstand onder de bovenzijde van de spijlenketting 4 is 25 geplaatst om tussen de spijlen van de spijlenketting 4 hangende wortels af té snijden, wanneer deze wortels in het werkingsgebied van het dan roterend aangedreven mes komen.
Hierbij is het vanzelfsprekend wenselijk, dat zo veel mogelijk van de wortels aan het gewas (bijvoorbeeld lelie-30 bollen) tussen de spijlen van de spijlenketting 4 komen te hangen om zoveel mogelijk hiervan af te kunnen snijden met het mes 5. Dit wordt -mede- bewerkstelligd door de blazers 6 via de mondstukken 7 in fig. 1. Tevens wordt dit -mede- 7 bevorderd door onafhankelijke rotatiebeweging van naburige spijlen in de spijlenketting 4, hetgeen mogelijk is gemaakt door de configuratie van de spijlenketting 4, waarvan een detail is weergegeven in fig. 3.
5 De spijlenketting 4 omvat een ketting 16, die feitelijk de basis vormt voor de spijlenketting 4. Aan de schakels van de ketting 16 zijn montage elementen 17 aangebracht, die assen 18 dragen. De assen 18 zijn op zich stationair ten opzichte van de ketting 16, en spijlen 19 zijn 10 om de lengteas en om de assen 18 roteerbaar op de assen 18 aangebracht. Daarbij steekt de in fig. 3 middelste spijl meer uit naar de ketting 16 dan de beide naburige spijlen 19.
Zoals in fig. 4 is getoond, wordt gebruik gemaakt van een aandrijfmechanisme 20, waarvan een omkeerwiel 21 via een 15 aandrijfriem 15 (niet in fig. 4 getoond) met motor 12 is I verbonden en hierdoor wordt aangedreven. Het aandrijf- I mechanisme 20 omvat verder een tweede omkeerwiel 22, dat op I zich niet hoeft aangedreven te worden, en tussen de omkeer- I wielen 21, 22 een loopwiel 23. Om de omkeerwielen 21, 22 en 20 over het loopwiel 23 is een band 24 geslagen, die aandrukt I tegen geselecteerde spijlen 19, die óp de in fig. 3 getoonde I wijze zich uitstrekken tot onder de band 24. De overige I spijlen 19 worden met een soortgelijk mechanisme aan de tegenovergelegen zijde van de spijlenketting 4 aangedreven I 25 met behulp van een aanvullende motor 12, die onafhankelijk is I van de in fig. 4 getoonde motor 12, zoals ook in fig. 1 is weergegeven.
I Bij voorkeur zorgt de rondgaande beweging van de I spijlenketting 4, die wordt gegenereerd door de motor 10, I 30 voor een doorvoer langs het doorvoertraject van het gewas en I kunnen onderling verschillende rotatiebewegingen van de I naburige spijlen 19, die worden opgelegd vanaf tegenover elkaar gelegen zijden van de spijlenketting 4 met onafhanke- H lijk bestuurde motoren 12, worden gebruikt om te verzekeren, H dat de wortels van het gewas in het werkingsgebied van het mes 5 komen te hangen, tussen die spijlen 19 door.
Bij voorkeur worden naburige spijlen 19 tegengesteld 5 aangedreven, zoals in fig. 5 is getoond. De uitvinding is H hier echter niet toe beperkt en het is tevens mogelijk om de naburige spijlen in de spijlenketting 4 in gelijke richting maar met onderling verschillende snelheden te laten roteren.
Zo blijkt, dat de onderhavige uitvinding niét is H 10 beperkt tot de specifiek in de figuren getoonde en hierboven beschreven uitvoeringsvorm, maar slechts door de definities daarvan, zoals die zijn opgesomd in de bijgevoegde con- clusies. Zo zal het een vakman volstrekt duidelijk zijn, dat niet een volledige spijlenketting in een eindloze lus H 15 noodzakelijk is. Een vlakke spijlentransporteur kan volstaan, I die zich dan slechts tussen de aanvoer 2 en de afvoer 3 uit I hoeft te strekken. Als de naburige spijlen in dezelfde I richting (met de klok mee of tegen de klok in) worden I geroteerd om de besturing van de afzonderlijke motoren 12 20 voor het bewerkstelligen van deze rotatiebewegingen, dan I vindt doorvoer van het gewas in het doorvoertraject plaats.
Als de naburige spijlen 19 in een dusdanige spijlen- transporteur vervolgens tijdelijk in tegengestelde richting I beginnen te bewegen, worden de wortels tussen de spijlen door I 25 gehaald, welk effect wordt versterkt onder inwerking van de I mondstukken 7, hetgeen ook als alternatief kan worden I gebruikt voor een tegengestelde rotatie van naburige spijlen, I doch bij voorkeur als aanvulling daarop. Het mes dient dan op I een positie gebracht te worden onder het aandrijfmechanisme 30 20 om te voorkomen, dat de wortels van het gewas weer uit de ruimte tussen de spijlen 19 wordt getrokken bij een doorvoer-beweging, waarbij de spijlen 19 in een zelfde rotatierichting worden aangedreven. In een dergelijke configuratie blijven de 9 spijlen 19 derhalve stationair en wordt doorvoer of het doorhalen van de wortels van het gewas bewerkstelligd in afhankelijkheid van een bestuurde draairichting of rotatie-richting van de spijlen.
5 Verder wordt opgemerkt, dat de blazers 6 via mond stukken 7 een luchtstroom genereren, die in fig. 5 met pijlen A is aangeduid. Het is tevens mogelijk om gebruik te maken van vloeistofstromen, bijvoorbeeld om de gewassen, in het bijzonder leliebollen, te wassen en/of te ontsmetten.
10 In het getoonde en beschreven uitvoeringsvoorbeeld wordt een verscheidenheid aan afzonderlijke motoren gebruikt, juist om te illustreren dat deze op diverse manieren te gebruiken zijn. In een uitvoeringsvorm met een in een gesloten lus geslagen spijlenketting kan echter worden 15 volstaan met een kleiner aantal motoren. Aan één zijde in fig. 1 kan dan telkens een enkele motor worden opgesteld, die zorg draagt voor rotatiebeweging van de spijlen in de spijlenketting en één van aandrijving van de spijlenketting en aandrijving van het mes 5. Hiertoe kunnen geschikt gekozen 20 overbrengingsverhoudingen worden toegepast in de vorm van de afmetingen van de wielen, waaromheen de afzonderlijke aandrijfriemen 13, 14 en 15 zijn geslagen.
Tevens kunnen de spijlen uit de verschillende groepen per groep of individueel verschillende diameters hebben om 25 van de diameters afhankelijke aandrijving te bewerkstelligen op een met het uitsteken daarvan overeenkomstige wijze. Ook kunnen de spijlen ten opzichte van een centrale positie aan de spijlenketting verspringend zijn aangebracht.
Verder wordt opgemerkt, dat meerdere motoren voor 30 aandrijving van de rotatie van de spijlen kunnen worden gebruikt, evenals één of meer dan twee blaasmondstukken.

Claims (9)

  1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij naburige spijlen elk behoren tot een afzonderlijke van de groepen.
  2. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de I aandrijving is ingericht om naburige spijlen tegengesteld I 20 roterend aan te drijven.
  3. 4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de B spijlentransporteur een in een eindloze lus geslagen B spijlenketting omvat.
  4. 5. Inrichting volgens conclusie 4, verder omvattende B 25 een aanvullende aandrijving voor het in een rondgaande fl beweging aandrijven van de spijlenketting.
  5. 6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de B aanvullende aandrijving is gekoppeld of een eenheid vormt met de aandrijving voor de spijlen. I 30 7. Inrichting volgens ten minste één van de voor- I gaande conclusies, verder omvattende aan de zijde van het I doorvoertraject ten opzichte van de spijlentransporteur I opgestelde blaasmiddelen, voor het met een daarmee % gegenereerde fluïdumstroom tussen de spijlen geleiden van de wortels.
  6. 8. Inrichting voor het afsnijden van wortels van, bollen, zoals leliebollen, omvattende: 5 een spijlentransporteur, welke een doorvoertraject voor de bollen definieert; snijmiddelen tegenover het doorvoertraject ten opzichte van de spijlentransporteur voor het afsnijden van tussen spijlen van de spijlentransporteur naar de snijmiddelen reikende 10 wortels; en geleidingsmiddelen voor het tussen de spijlen naar een werkingsgebied van de snijmiddelen geleiden van de wortels, welke geleidingsmiddelen ten minste één, aan de zijde van het doorvoertraject ten opzichte van de spijlentransporteur 15 opgesteld mondstuk omvatten, voor het geleiden van de wortels tussen de spijlen door met een daardoor gegenereerde fluïdumstroom.
  7. 9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de mondstukken een luchtstroom genereren.
  8. 10. Inrichting volgens ten minste conclusies 1 en 8, verder omvattende een besturing, welke althans de mondstukken en de aandrijving voor de spijlen bestuurt, en is ingericht om de spijlen in per groep onderling verschillende rotatie-bewegingen geroteerd te laten worden door de aandrijving voor 25 de spijlen, als de mondstukken een fluïdumstroom genereren.
  9. 11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de besturing is ingericht om de spijlen met tussenpozen in eenzelfde richting geroteerd te laten worden.
NL1022972A 2003-03-19 2003-03-19 Snijinrichting. NL1022972C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022972A NL1022972C2 (nl) 2003-03-19 2003-03-19 Snijinrichting.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022972A NL1022972C2 (nl) 2003-03-19 2003-03-19 Snijinrichting.
NL1022972 2003-03-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1022972C2 true NL1022972C2 (nl) 2004-09-21

Family

ID=33448415

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022972A NL1022972C2 (nl) 2003-03-19 2003-03-19 Snijinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1022972C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL70209C (nl) *
US1489061A (en) * 1922-04-18 1924-04-01 Ulyssis A Eato Vegetable-topping machine
EP0384304A1 (en) * 1989-02-22 1990-08-29 Waseda University Method for removing roots from cormous plant bodies

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL70209C (nl) *
US1489061A (en) * 1922-04-18 1924-04-01 Ulyssis A Eato Vegetable-topping machine
EP0384304A1 (en) * 1989-02-22 1990-08-29 Waseda University Method for removing roots from cormous plant bodies

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6141943A (en) Food article loading head and method
US4999977A (en) Automatic bag filler
JP2831332B2 (ja) 農作物洗浄整列搬送装置
NL9101694A (nl) Inrichting voor het bewerken van spiermagen van gevogelte.
US20170238594A1 (en) Automatic machine for cleaning up and cutting fruit, particularly strawberries or radishes
KR940000008A (ko) 계란 수집기
NL1022972C2 (nl) Snijinrichting.
JP4724189B2 (ja) 長手農作物の洗浄装置
JP3556692B2 (ja) 物品搬送装置
US2580599A (en) Sweet corn on the cob selecting, trimming, and packaging machine
US4426832A (en) Harvesting machine shaker system
US6467488B2 (en) Method for cutting the tie-leaf on bundled leaf tobacco
JP2008017810A (ja) もやしの両端部除去方法
JP5784952B2 (ja) 物品仕分装置
KR200345755Y1 (ko) 과일 공급장치
KR200218182Y1 (ko) 건더기 스프의 이물질 제거용 풍력선별기
US3279634A (en) Transfer apparatus
US3075214A (en) Apparatus for cleaning fruit such as berries and the like
US3775862A (en) Self clearing container part conveyor system
BE1011670A5 (nl) Werkwijze voor het verwijderen van loof en dergelijke van groenten, fruit, enzovoort en inrichting die deze werkwijze toepast.
KR200190988Y1 (ko) 고동의 꼬리 커팅장치
RU2746558C1 (ru) Устройство и способ транспортирования и формирования групп плоских изделий на конвейере
US3184035A (en) Fish stick distributing apparatus
NL1022068C1 (nl) Inrichting voor het verwerken van gewassen.
US870972A (en) Sausage-linking machine.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20111001