NL1022913C1

NL1022913C1 - Modulair automatisch opslagsysteem.

Info

Publication number: NL1022913C1
Application number: NL1022913A
Authority: NL
Inventors: Willem Hermanus Johanne Lorijn; Antonius Johannes Coenrad Blom
Original assignee: Willem Hermanus Johanne Lorijn
Priority date: 2003-03-13
Filing date: 2003-03-13
Publication date: 2003-04-11

Description

Titel; Modulair automatisch opslagsysteem.

De uitvinding heeft betrekking op een modulair automatisch opslagsysteem. Het systeem bestaat uit een zelfdragende constructie waarin opgenomen 5 meerdere transporteurs. Elke transporteur wordt aangedreven door een motor. De transporteurs zijn bedoelt voor het verplaatsen en positioneren van ladingdragers met erop geplaatste voorwerpen.

Een module bestaat uit een tweetal parallel opgestelde transporteurs, 10 langstransportmiddelen, met aan de voor- en achterzijde een over de volledige breedte uitstrekkende transporteur, dwarstransportmiddelen. Kenmerkend voor een module is dat de langstransportmiddelen onafhankelijk van elkaar in hetzelfde tijdspad een horizontale beweging kunnen bewerkstelligen.

15 De dwarstransportmiddelen zijn hefbaar en kunnen een beweging realiseren in zowel de lengterichting als in de dwarsrichting van de langstransportmiddelen.

Het doel van een module is op een efficiënte wijze ladingdragers met erop geplaatste voorwerpen te verplaatsen en positioneren in een zo kort 20 mogelijk tijdspad.

Om een grotere transport- en positioneereenheid te verkrijgen kunnen meerdere modulen naast en boven elkaar volledig gekoppeld worden waarbij de kenmerken van de afzonderlijke modulen in stand gehouden worden.

25 Hierdoor ontstaat de mogelijkheid de ladingdragers met erop geplaatste voorwerpen horizontaal naar de naast gelegen module te transporteren, om de ladingdragers met erop geplaatste voorwerpen van een niveau naar een ander niveau te transporteren kan aan een module ene of meerdere verticale transporteurs, liftmiddelen, worden gekoppeld. De liftmiddelen 30 realiseren een onafhankelijke aanvoer en afvoer van ladingdragers.

Het doel van de uitvinding is een compact, met optimale benutting van de beschikbare ruimte, en snel opslag- en of transportsysteem te realiseren welke volledig is geautomatiseerd.

2

Beschrijving van de samenstelling van een module, aan de hand van tekening 1.

Een module.

5 Een module is opgebouwd uit de volgende componenten:

Langstransportmiddelen (F), met aan de voor- en achterzijde een dwarstransportmiddel (E).

Bij koppeling van meerdere modulen boven elkaar worden een of meerdere liftmiddelen (D) toegepast.

10

Beschrijving van de werking van het systeem waarbij meerdere modulen naast elkaar en boven elkaar volledig gekoppeld zijn, aan de hand van de tekening 2.

15 Invoer van een voorwerp.

De ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen wordt op de horizontale invoertransporteur (A) geplaatst. De contouren van de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen worden al dan niet elektronisch bepaald (B). Waneer deze zich buiten de toegestane marges bevinden wordt de 20 ladingdrager met de daarop geplaatste voorwerpen naar een zijbaan getransporteerd. Wanneer de contouren van de ladingdrager met de daarop geplaatste voorwerpen zich binnen de toegestane marges bevinden wordt de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen voorzien van een unieke identificatie. (C) 25 De horizontale invoertransporteur (A) transporteert de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen naar de liftmiddelen (D). Het liftmiddel (D) transporteert de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen naar het niveau, welke door het besturingssysteem wordt bepaald als het meest dichtstbijzijnde niveau met een vrije opslagplaats, waardoor de kortst 30 mogelijke transportafstand wordt afgelegd. Indien het opslagsysteem uit een niveau bestaat zal er geen liftmiddel aanwezig zijn.

Vervolgens wordt de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen verplaatst vanuit het liftmiddel (D) naar het dwarstransportmiddel (E). Het dwarstransportmiddel(en) transporteert(eren) de ladingdrager met erop 35 geplaatste voorwerpen naar het langstransportmiddel (F) met de vrije opslagplaats.

De ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen neemt de plaats van de vrije opslagplaats in.

De opslagplaats wordt geregistreerd in het besturingssysteem.

3 üitvoer van een voorwerp.

In het besturingssysteem wordt ingegeven welke ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen uitgevoerd dient te worden. Het besturingsysteem activeert de betreffende module waarin de ladingdrager met erop 5 geplaatste voorwerpen is geregistreerd.

De transportmiddelen in de betreffende module maken dusdanige bewegingen zodat een ronddraaiende beweging wordt bewerkstelligd. Op het moment dat de uit te voeren ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen zich op het dwarstransportmiddel (E) bevind, wordt deze geïdentificeerd als zijnde 10 juiste ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen om uit te voeren. Het dwarstransportmiddel(en) (E) transporteert(eren) de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen naar het liftmiddel (D). Het liftmiddel (D) transporteert de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen naar de uitvoertransporteur (G).

15 De ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen wordt naar het einde van de uitvoertransporteur getransporteerd (G).

Hierna wordt de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen van de uitvoertransporteur (G) genomen en wordt de unieke identificatie verwijderd uit het besturingsysteem.

20

Orderpicking

In het besturingssysteem wordt ingegeven welke ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen naar de orderpickingtransporteur (H) uitgevoerd dient te worden. Het besturingsysteem activeert de betreffende module 25 waarin de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen is geregistreerd.

De transportmiddelen in de betreffende module maken dusdanige bewegingen zodat een ronddraaiende beweging wordt bewerkstelligd. Op het moment dat de uit te voeren ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen zich op het dwarstransportmiddel (E) bevind, wordt deze geïdentificeerd als zijnde 30 juiste ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen om uit te voeren. Het dwarstransportmiddel(en) (E) transporteert(eren) de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen naar het liftmiddel (D). Het liftmiddel transporteert de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen naar de uitvoertransporteur (G).

35 De ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen wordt door de uitvoertransporteur (G) naar de orderpickingtransporteur (H) getransporteerd.

Op deze transporteur vindt orderpicking (I) plaats: Ene of meerdere voorwerpen worden van de ladingdrager gehaald. Na orderpicking wordt de 40 ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen naar de invoertransporteur (A) getransporteerd. Hierna vervolgt de ladingdrager met erop geplaatste 4 voorwerpen de weg zoals omschreven staat onder Invoer van een voorwerp, met het enige verschil dat de ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen niet meer voorzien wordt van een nieuwe unieke identificatie, daar deze reeds in het besturingssysteem geldig is.

5

Sorteren t.b.v. logistieke afhandeling per direct

Doordat iedere ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen voorzien is van een unieke identificatie is het mogelijk om de diverse ladingdragers met erop geplaatste voorwerpen te sorteren op ieder gewenste manier.

10 In het besturingsysteem wordt ingegeven welke ladingdragers met erop geplaatste voorwerpen op logistieke volgorde uitgevoerd dienen te worden. Hierna doorloopt het systeem het traject zoals omschreven staat onder Uitvoer van een voorwerp.

15 Sorteren t.b.v. logistieke afhandeling op een later tijdstip

In het besturingsysteem wordt ingegeven welke ladingdragers met erop 20 geplaatste voorwerpen op logistieke volgorde op een later tijdstip uitgevoerd dienen te worden.

Door het besturingssysteem wordt een module "aangewezen" waarin de te sorteren ladingdragers met erop geplaatste voorwerpen geplaatst worden.

De ladingdragers met erop geplaatste voorwerpen worden zodanig in het 25 systeem getransporteerd dat deze op logistieke volgorde in de module geplaatst worden welke voor de uitvoertijd het meest gunstigste is.

Op een later tijdstip wordt het uitvoercommando in het besturingssysteem ingegeven, waarna het systeem het traject doorloopt zoals omschreven staat onder üitvoer van een voorwerp.

30

Invoer, uitvoer, orderpicking en sorteren

Door de specifieke kenmerken van het systeem ontstaat de mogelijkheid om invoer, uitvoer, orderpicking en sorteren van voorwerpen parallel in hetzelfde tijdspad te realiseren.

5

Beschrijving van de werking van een module aan de hand van een mogelijke uitvoeringsvorm, conform tekening 3.

Mogelijke uitvoeringsvorm 5 Een mogelijke uitvoeringsvorm is:

De langstransportmiddelen bestaan uit een of meerdere rollenbanen. De aan de voorzijde en achterzijde dwarstransportmiddelen bestaan elk uit een tweetal rollenbanen, welke in dezelfde bewegingsrichting draaien alsook de rollenbanen van de langstransportmiddelen, tevens bestaan deze elk uit 10 een tweetal hefbare kettingbanen welke in de zijdelingse bewegingsrichting ten opzichte van de rollenbanen draaien. Hierdoor ontstaan bewegingsrichtingen in vier windstreken. Het heffen kan door een pneumatische cilinder worden gerealiseerd.

15 Werking module

In het systeem wordt ingegeven dat ladingdrager met erop geplaatste voorwerpen, als voorbeeld: nummer 18, uitgevoerd dient te worden.

Het geautomatiseerde systeem activeert de betreffende module waarin de genoemde ladingdrager zich bevindt; 20 Stap 1: De rollenbanen aan de rechterzijde van de module, van het voorste en het achterste dwarstransportmiddel en het langstransportmiddel, transporteren alle ladingdragers naar voren. (fig. 1)

Stap 2: De kettingbanen van de dwarstransportmiddelen heffen en transporteren vervolgens de ladingdragers, nummer 10 en 20, zijdelings.

25 (fig. 2)

Stap 3: De kettingbanen van de dwarstransportmiddelen zakken. Vervolgens transporteren de rollenbanen aan de linkerzijde en rechterzijde van de module, van het voorste en het achterste dwarstransportmiddel en de langstransportmiddelen, alle ladingdragers naar achteren, respectievelijk 30 naar voren. (fig. 3)

Stap 4: De kettingbanen van de dwarstransportmiddelen heffen en transporteren vervolgens de ladingdragers, nummer 9 en 19, zijdelings, (fig. 4)

Stap 5: De kettingbanen van de dwarstransportmiddelen zakken. Vervolgens 35 transporteren de rollenbanen aan de linkerzijde en rechterzijde van de module, van het voorste en het achterste dwarstransportmiddel en de langstransportmiddelen, alle ladingdragers naar achteren, respectievelijk naar voren. (fig. 5) Hierna bevindt de gewenste ladingdrager, nummer 18, zich op het voorste dwarstransportmiddel en wordt geïdentificeerd als 40 zijnde de juiste ladingdrager om uit te voeren.

6

Stap 6: De kettingbanen van de dwarstransportmiddelen heffen en transporteren vervolgens de ladingdrager, nummer 18, zijdelings naar de naastgelegen module, of direct in het liftmiddel, of direct naar de uitvoertransporteur.

5

Voordelen

Het modulair automatisch opslagsysteem heeft de volgende voordelen:

Door deze uitvinding kan een zeer hoge vullingsgraad van de opslagruimte worden gerealiseerd, met een nuttige opslag van meer dan 90 procent van 10 de inhoudelijke ruimte van het magazijn. Het realiseert een duidelijke besparing in de benodigde magazijnoppervlakte.

Het systeem kan zowel ondergronds als bovengronds, of in combinatie, worden gerealiseerd.

Voor plaatsing van systeem is het niet noodzakelijk dat de ondergrond 15 vlak is, de ondersteuning van het systeem kan aan de ondergrond worden aangepast.

Doordat het systeem modulair van opzet is kan het eenvoudig uitgebreid worden.

Bij eventuele storing of onderhoud aan het systeem kan de betreffende 20 module uitgeschakeld worden, dit heeft geen invloed op het verder functioneren van de rest van het systeem.

Doordat het systeem volledig geautomatiseerd en dus onbemand is, levert het een grote bijdrage aan personele besparingen, ook levert het logistiek tijdwinst op.

25

Toepassingen

• KOELVRIESHUIZEN

• PAPIERINDUSTRIE

• WAARDEOPSLAG

30 · ZUURSTOFARME / CHEMIECALIEN OPSLAG

• WINKELS

• SCHEPEN

• PARKEER GARAGE

• CONTAINER HANDLING 35 · QUARANTAINE OPSLAG

• Enz.

Claims

1. Opslaginrichting voor ladingdragers, zoals pallets, containers of dergelijke, omvattende een aantal opslagposities, geordend in naast 5 elkaar gelegen, in hoofdzaak evenwijdig verlopende rijen, waarbij elke opslagpositie is voorzien van langstransportmiddelen, voor verplaatsing van een ladingdrager naar een aangrenzende opslagpositie in de betreffende rij en waarbij ten minste een eerste en een laatste opslagpositie in elke rij voorts dwarstransportmiddelen omvatten, voor 10 verplaatsing van een ladingdrager naar een aangrenzende opslagpositie in een naastgelegen rij, waarbij de dwarstransportmiddelen van de eerste opslagposities een zich voor alle rijen uitstrekkende distributieader vormen, voor aanvoer en afvoer van ladingdragers van en naar op de distributieader aangesloten aan- en afvoermiddelen, en waarbij alle 15 overige opslagposities in de inrichting, inclusief de laatste opslagposities in elke rij, beschikbaar zijn voor opslag van ladingdragers.

2. Opslaginrichting volgens conclusie 1, waarbij de rijen ten minste paarsgewijs even lang zijn en tezamen een module vormen, waarin door 20 simultane aansturing van de langs- en dwarstransportmiddelen ladingdragers rouleerbaar zijn van een eerste opslagpositie in een rij naar een willekeurige opslagpositie in de module en vice versa.

3. Opslaginrichting volgens conclusie 2, waarbij de inrichting meerdere naast en/of boven elkaar gelegen modulen omvat.

4. Opslaginrichting volgens conclusie 3, waarbij de langs- en dwarstransportmiddelen per module onafhankelijk van elkaar aanstuurbaar zijn.

5. opslaginrichting volgens conclusie 3, waarbij de langs- en dwarstransportmiddelen per module in onderlinge samenwerking aanstuurbaar 30 zijn.

6. Opslaginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aan- en afvoerrichting van de aan- en afvoermiddelen in hoofdzaak samenvalt met de transportrichting van de langstransportmiddelen van de eerste opslagposities. 35

7, Opslaginrichting volgens conclusie 6, waarbij de aan- en afvoermiddelen elk ten minste een opslagpositie omvatten, welke grenst aan een eerste opslagpositie, waarbij deze ten minste ene opslagpositie is voorzien van langstransportmiddelen voor verplaatsing van een ladingdrager van of naar de eerste opslagpositie.

8. Opslaginrichting volgens conclusie 7, waarbij de ten minste ene opslagpositie van de aanvoermiddelen en de ten minste ene opslagpositie van de afvoermiddelen aansluiten op de twee middelste eerste opslagposities van de opslaginrichting.

9. Opslaginrichting volgens een van de conclusies 6-8, waarbij de aanvoermiddelen en de afvoermiddelen elk meerdere opslagposities omvatten, elk voorzien van geschikte langs- en/of dwarstransportmiddelen, waarbij de transportrichting van de aan- en afvoermiddelen omkeerbaar is.

10. Opslaginrichting volgens een van conclusies 7-9, waarbij de aan de 10 eerste opslagposities grenzende opslagposities van de aan- en afvoermiddelen elk zijn voorzien van liftmiddelen, voor het verplaatsen van ladingdragers tussen boven elkaar gelegen eerste opslagposities.

11. Opslaginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij op de aan- en/of afvoermiddelen een verdere reeks van opslagposities met 15 geschikte langs- en of dwarstransportmiddelen is aangesloten, voor het dienen als buffer, bijvoorbeeld ten behoeve van 'order picking' handelingen of sorteren van ladingdragers, een en ander zodanig dat invoer, uitvoer, sorteren en/of order picking simultaan, in het zelfde tijdspad kunnen plaatsvinden.

12. Opslaginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aan- en afvoermiddelen detectiemiddelen omvatten, voor het identificeren van binnenkomende en uitgaande ladingdragers, en waarbij de inrichting voorts regelmiddelen omvat voor het op grond van een vooraf bepaald optimalisatiecriterium bepalen van een geschikte opslagpositie en 25 het daarheen dirigeren van een binnenkomende ladingdrager, waarbij het optimalisatiecriterium bijvoorbeeld kan zijn het minimaliseren van een af te leggen transportroute of het minimaliseren van benodigde verplaatsingen van reeds in de inrichting opgeslagen ladingdragers.

13. Opslaginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 30 de aanvoermiddelen contourscanmiddelen omvatten, voor het op grond van de gescande buitenafmetingen selectief doorlaten of afwijzen van ladingdragers, of het selecteren van een geschikte opslagpositie, zodat de ladingdragers op maat gerangschikt kunnen worden opgeslagen, en een optimale ruimtebenutting realiseerbaar is, in oppervlakte en hoogte.

14. Opslaginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de langstransportmiddelen op elkaar aansluitende rollerbanen omvatten.

15. Opslaginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de dwarstransportmiddelen hefbare geleidemiddelen omvatten, zoals bijvoorbeeld geleiderollen, rails of kabels.

16. Opslaginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is opgebouwd uit zelfdragende, modulaire componenten, een en ander zodanig dat de inrichting geschikt is voor zelfstandige plaatsing in bestaande opslagloodsen.

17. Werkwijze voor het opslaan van ladingdragers, zoals pallets, containers of dergelijke, in een opslaginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een ladingdrager via aanvoermiddelen naar een van de eerste opslagposities wordt geleid en vanaf daar, via de dwarstransportmiddelen van aangrenzende eerste opslagposities naar een 10 rij wordt geleid met een vrije opslagpositie, waarna de ladingdrager door roulatie van reeds in deze rij en een naastgelegen rij aanwezige ladingdragers naar een gewenste opslagpositie wordt getransporteerd, welke gewenste opslagpositie elke opslagpositie in de inrichting kan zijn, met uitzondering van de eerste opslagposities.