NL1022394C1 - Tepeldesinfecteerinrichting. - Google Patents
Tepeldesinfecteerinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1022394C1 NL1022394C1 NL1022394A NL1022394A NL1022394C1 NL 1022394 C1 NL1022394 C1 NL 1022394C1 NL 1022394 A NL1022394 A NL 1022394A NL 1022394 A NL1022394 A NL 1022394A NL 1022394 C1 NL1022394 C1 NL 1022394C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- cup
- teat
- sleeve
- nipple
- liner
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01J—MANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
- A01J7/00—Accessories for milking machines or devices
- A01J7/04—Accessories for milking machines or devices for treatment of udders or teats, e.g. for cleaning
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Apparatus For Disinfection Or Sterilisation (AREA)
Description
Tepeldesinfecteerinrichtinq
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen, in het bijzonder desinfecteren van tepels van een melkkoe, voorafgaande aan of volgend op het melken van de koe.
5 Het is bekend om voordat koeien gemolken worden de tepels te reinigen met behulp van een met de hand vastgehouden dipbeker, waarin de tepels achtereenvolgens worden ondergedompeld in een desinfecterende vloeistof om de omgevingsbacteriën op de tepel te doden. Hierna worden . 10 de tepels worden gedroogd met behulp van een doek. Met dezelfde bekerinhoud worden vaak tientallen tepels gedesinfecteerd.
Het is voorts bekend om de tepels voorafgaande aan het aanbrengen van de tepelbekers van een melkklauw 15 met behulp van een met de hand vast te houden sproeier te besproeien met een desinfecterende vloeistof. Ook hierna worden de tepels gedroogd met een doek.
De bekende methodes zijn omslachtig of niet voldoende werkzaam en beheersbaar en gevoelig voor fouten en 20 slordigheden. Zo kan men al gauw een deel van het op pervlak van de tepel vergeten met het sproeien. Dit heeft negatieve gevolgen voor het daarna met gebruikelijke melkmiddelen uit te voeren melkproces, omdat op de tepels achtergebleven verontreinigingen met de melk meegevoerd 25 zullen worden in de melkleiding.
^ Λ Λ Λ Λ i.
H Een doel van de uitvinding is hierin verbetering H te brengen.
Vanuit een aspect voorziet de uitvinding hiertoe in een inrichting voor het reinigen, in het bijzonder H 5 desinfecteren van tepels van melkkoeien voorafgaande aan H of volgend op het melken, omvattend een van het melksys- H teem gescheiden beker met een opneemruimte voor opname van een tepel, welke beker voorzien is van een opname-eind voor invoer respectievelijk uitvoer van de tepel in 10 respectievelijk uit de beker, waarbij de beker voorts voorzien is van middelen voor toevoer van reinigingsmiddel naar de opneemruimte, welke middelen een spuitmond omvat- I ten.
Hiermee wordt gerealiseerd dat de tepel omsloten 15 is tijdens het besproeien van de tepel met reinigingsvloeistof, en daarin een bekende positie heeft, afgestemd op de spuitmond, waardoor de efficiëntie en I betrouwbaarheid van het desinfecteren maximaal kan zijn.
I Met een beperkte, per tepel verse hoeveelheid desinfectie- 20 vloeistof wordt een betrouwbare desinfectie gerealiseerd.
I De inrichting volgens de uitvinding kan niet alleen met goed gevolg worden ingezet in een proces voorafgaande aan het melken, maar eventueel ook daarna, om de tepels na het melken te voorzien van desinfectievloei- I 25 stof. Het betreft hier een van de eigenlijke melkinrich- I ting onafhankelijke voorziening, die bijvoorbeeld zelfs H ook kan worden gebruikt wanneer met standaard melkklauwen wordt gemolken of zelfs nog met de hand wordt gemolken.
I Bij voorkeur is de spuitmond gericht is op het I 30 midden van de beker, waar het eind van de tepel gelegen komt te zijn. Hierdoor wordt het slotgat van de tepel getroffen, welk gebied met zijn dode hoeken en teruggelegen gebieden verontreinigingen lang kan bergen.
Bij voorkeur is de inrichting voorts voorzien 35 van middelen voor het schoonschrapen van de tepel die aan de binnenzijde van de beker aangebracht zijn. Bij het insteken van de tepel in de beker wordt hiermee een soort 3 van voorreiniging verkregen. De bediener kan de beker enige malen op en neer halen om het oppervlak van de tepel schoon te schrapen, te ontdoen van omgevingsvuil, zoals modder. De schoonschraapmiddelen kunnen bijvoorbeeld 5 borstelvormig zijn, of alternatief een nauw om de tepel passende schraapring vormen. In het laatste geval kan de ring tevens een bovenafsluiting vormen van de opneem-ruimte, waardoor voorkomen wordt dat desinfectievloeistof uit de beker spuit.
10 Bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvin ding voorts voorzien van middelen voor het in omtreksrich-ting bewegen van de schoonschraapmiddelen. Hierdoor wordt een grondige reiniging van het oppervlak van de tepel bevorderd.
15 De middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de schoonschraapmiddelen zijn bij voorkeur ingericht voor heen een weer beweging daarvan, waardoor het (mechanische) reinigingseffect verder verbeterd wordt. De heen en weer beweging kan over een deel van een omwen- 20 teling danwel over een volledige omwenteling (360 graden) of meer plaatsvinden.
Bij voorkeur zijn de schraapmiddelen en/of afsluitmiddelen aangebracht op een in- of opzetstuk, dat verwijderbaar bevestigd is op de beker, bijvoorbeeld door 25 schroeven of klikken. Aldus kan men in- of opzetstukken met verschillende soorten schraapmiddelen, zoals hardheden en uitvoeringen borstels en ringen gebruiken, afgestemd op het vee. Zo zijn er koeien die bijzonder gevoelig zijn voor harde borstels, en andere koeien die dat niet zijn.
30 Een ander voordeel hiervan is dat men de beker eerst kan afstemmen op het desinfecteren/reinigen voorafgaande aan het melken (met een aantal borstels), en daarna kan afstemmen op het desinfecteren na het melken (met een rubber afsluitring).
35 In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding is de beker aan het van het opname-eind afgekeerde eind voorzien van een met de opneemruimte ;022394 I in vloeistofverbinding staande afzuigleiding voor gebruikt H reinigingsmiddel, dat daardoor op efficiënte, snelle en I omgevingsvriendelijke manier na gebruikt te zijn kan I worden afgevoerd.
5 Bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvin- ding daarbij voorts voorzien van middelen voor toevoer van I spoelwater naar de beker, zodat ook gespoeld kan worden en I de tepel ontdaan wordt van reinigingsmiddel, voorafgaande I aan het melken, waarbij het spoelwater eveneens op ef- I 10 ficiënte, snelle en omgevingsvriendelijke manier na gebruikt te zijn kan worden afgevoerd.
Bij voorkeur omvatten de middelen voor toevoer van reinigingsmiddel en de middelen voor toevoer van spoelwater dezelfde toevoerleiding.
15 Voor verhoogde efficiency kunnen de water- I toevoermiddelen ingericht zijn voor het afgeven van een I pulserend stroomwater/lucht mengsel.
In een verdere ontwikkeling volgens de inrich- H ting volgens de uitvinding is in of nabij de ingang van de 20 afzuigleiding een afsluiter daarvoor aangebracht, waarbij I de inrichting voorts voorzien is van middelen voor het bij het afgeven van reinigingsmiddel, in het bijzonder desin- fectiemiddel, door de spuitmond afsluiten van de ingang.
Hierdoor wordt ondanks de aanwezigheid van de afzuiglei- 2 5 ding de opneemruimte in een richting van de tepelpunt af I blind gehouden, waardoor de uit de spuitmond afgegeven reinigingsvloeistof in hoge mate effectief kan zijn.
I Voorkomen wordt dat de desinfectievloeistof in een rich- I ting afgekeerd van de tepel ombuigt en daardoor niet I 30 effectief kan zijn. Met een inspuithoge druk, bijvoorbeeld .5-6 bar, wordt een zeer grondige behandeling van het tepeloppervlak verkregen, alsook van het slotgat. Voorts kan de vloeistof indringen in het tepelkanaal, vooral wanneer gedesinfecteerd wordt na het melken en de kring- 35 spier nog open staat.
Indien de tepel op afsluitende wijze in de I opneemruimte reikt (bijvoorbeeld door aanwezigheid van een I O n ;1 _ 5 afsluitende schraapring), dan kan de reinigingsvloeistof met hoge druk in een afgesloten ruimte worden ingespoten, en wordt in hoge mate een goede reiniging van het slotgat en omgeving mogelijk.
5 Bij voorkeur omvatten de afsluitmiddelen een afsluiterlichaam, waarin tevens de spuitmond voor reinigingsmiddel is aangebracht, om werkzaam te zijn in de gesloten positie van het afsluiterlichaam. Zo is als vanzelf verzekerd dat tijdens het inspuiten van de reini-10 gingsvloeistof de opneemruimte naar de afvoerleiding toe afgesloten zal zijn.
Bij voorkeur zijn de afsluitmiddelen voorgespannen naar een stand waarin de ingang open is, zodat buiten activering van de spuitmond afvoer van vloeistof uit de 15 beker gewaarborgd is.
In een bijzonder voordelige verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding wordt de opneemruimte voor de tepel gevormd door een flexibele huls, die aan een eerste eind aansluit op het opname-eind van de 2 0 beker, waarbij de beker een omtrekswand bezit, die met de huls een omlopende tussenruimte bepaald, waarbij de in- . richting voorts voorzien is van middelen voor het toe- en afvoeren van gas fluïdum naar en van de tussenruimte voor het herhaaldelijk indrukken van de huls.
25 Een dergelijke uitvoering is wel bekend van gebruikelijke, tijdens het eigenlijke melken gebruikte tepelbekers, maar in dit geval is er sprake van een bijzondere toepassing, doordat de melkafgifte bij de koe nu al (voordat het eigenlijke melken aangevangen wordt) 30 geïnitieerd wordt, waarbij zogenaamde voormelk afgegeven wordt. Dit heeft tot voordeel dat de koe niet alleen al melkgereed wordt gemaakt maar ook dat eventuele verontreinigingen, die in het tepelkanaal aanwezig zijn, mee afgegeven worden, zonder dat deze in een melkleiding 35 terecht kunnen komen. Het gevaar dat die verontreinigde melk in de melkopnemers terechtkomt, wordt hiermee dus voorkomen.
1ηΟΊon , H De huls of voering kan hierbij nadat de tepel in H de huls is ingevoerd, tot aandrukking tegen het tepelop- pervlak worden gebracht, en vervolgens meer en minder aangedrukt worden, op pulserende wijze, tegen dat tepelop- 5 pervlak.
Bij voorkeur zijn de reinigingstoevoermiddelen aangesloten op een tweede, tegengesteld eind van de huls.
In een voordelige verdere uitvoering van de tepelbeker met voornoemde huls is de inrichting voorts 10 voorzien van middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls, eventueel samen met (een deel van) de tepel- beker. Hiermee kan niet alleen het mechanische schoon- I maak/reinigingseffect vergroot worden, maar wordt ook een bijzonder masseereffect op de tepel verkregen, in het I 15 bijzonder met tegen de tepel aangedrukte huls, waardoor het afgeven van voormelk verder bevorderd wordt.
Bij voorkeur zijn de middelen voor het in H omtreksrichting bewegen van de huls ingericht voor heen een weer beweging daarvan, waardoor het masseereffect I 20 verder versterkt wordt.
I In een eenvoudige en betrouwbaar werkende uit- I voering hiervan omvatten de middelen voor het in I omtreksrichting bewegen van de huls een zuiger/cilinder, I bij voorkeur dubbel-werkend, zodat het effect in beide I 25 richtingen even sterk is. De zuiger/cilinder is bij voorkeur pneumatisch werkend.
I In een bijzonder voordelige verdere ontwikkeling hiervan is de binnenzijde van de huls voorzien van ver- I hevenheden, bij voorkeur over althans nagenoeg het gehele 30 oppervlak daarvan. Hiermee wordt het massage-effect verder I versterkt. De verhevenheden kunnen voorts meewerken in het I voornoemde schoonschrapen.
Het heeft verder de voorkeur dat de middelen I voor het toe/afvoeren van fluïdum naar de tussenruimte I 35 regelbaar zijn in frequentie van werking en/of druk. Men I kan bijvoorbeeld beginnen met een hoge frequentie, en die laten afnemen. Hetzelfde kan gelden voor de middelen voor 7 het in omtreksrichting bewegen van de huls.
Het verdraaien van de voering kan ook met voordeel op zich worden toegepast op een tepelbeker in het eigenlijke melksysteem. Vanuit een ander aspect voorziet 5 de uitvinding daartoe in een inrichting voor het melken van melkkoeien en dergelijke, omvattend een melkbeker met een opneemruimte voor opname van een tepel van de melkkoe, welke beker voorzien is van een opname-eind voor invoer respectievelijk uitvoer van de tepel in respectievelijk 10 uit de beker, waarbij de opneemruimte in melk-afvoerende verbinding staat met een melkafvoerleiding, waarbij de opneemruinte voor de tepel gevormd wordt door een flexibele huls, die aan een eerste eind aansluit op het opname-eind van de beker, waarbij de beker een omtrekswand 15 bezit, die met de huls een omlopende tussenruimte bepaald, waarbij de inrichting voorts voorzien is van middelen voor het toe- en afvoeren van gas fluïdum naar en van de tussenruimte voor het herhaaldelijk, pulserend indrukken van de huls, waarbij de inrichting voorts voorzien is van 20 middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls, ten opzichte van de tepel, eventueel samen met (een deel van) de tepelbeker. Hiermee wordt het melken bevorderd.
Bij voorkeur zijn de middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls ingericht zijn voor 25 heen een weer beweging daarvan. De middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls (en eventueel tepelbeker) omvatten bij voorkeur een zuiger/cilinder, bij voorkeur dubbel-werkend en/of pneumatisch.
Ook in dit geval kan het voordelig zijn indien 30 de binnenzijde van de huls voorzien is van verhevenheden, bij voorkeur over althans nagenoeg het gehele oppervlak daarvan. Verder zijn de middelen voor het toe/afvoeren van fluïdum naar de tussenruimte en/of de middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls regelbaar in frequen-35 tie van werking.
In een bijzonder makkelijk te gebruiken uitvoering bezit de inrichting volgens de uitvinding middelen I voor het met de hand activeren van de toevoermiddelen van I reinigingsmiddel. Bij voorkeur zijn de activeringsmiddelen I aangebracht op of nabij een handvat voor de beker. De I bediener kan dan met de hand de beker op zijn plaats H 5 houden en dan met dezelfde hand de spuitmond activeren. De activeringsmiddelen kunnen bovendien zijn ingericht voor I het bedienen van de afsluiter, bij voorkeur gelijktijdig.
I Bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvin- ding tevens voorzien van middelen voor het met de hand 10 activeren van de toevoermiddelen van spoelwater, ook bij voorkeur op een handvat, zodat deze ook gebruikt kan I worden onafhankelijk van een melkinstallatie.
I Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een samenstel van een aantal inrichtingen volgens de 15 uitvinding en aan gestel voor gezamenlijke ondersteuning van de bekers van die inrichtingen. Hiermee kunnen meerde- I re tepels tegelijkertijd behandeld worden.
I In het geval van een robot-opstel ling, zoals gebruikelijk in grotere melkinstallaties, is het samenstel 20 bij voorkeur voorzien van middelen voor het automatisch instellen van de plaats van de beker ten opzichte van de I tepel, alsmede van een centrale besturingseenheid voor het I activeren van een of meer van de voornoemde middelen.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding 25 in een werkwijze voor het voorreinigen van een tepel van I een melkkoe of iets dergelijks, voorafgaand aan het melken, waarbij de tepel ingevoerd wordt in een tepel- beker, die voorzien is van een flexibele voering die een opneemruimte bepaalt voor de tepel en van middelen voor 30 het afgeven van een reinigingsvloeistof, waarbij nadat de tepel is ingevoerd in de voering reinigingsvloeistof wordt afgegeven aan de tepel, en de voering op pulserende wijze tegen de tepel wordt gedrukt en de voering in omtrekszin om de tepel wordt bewogen, eventueel samen met (een deel 35 van) de tepelbeker. Bij voorkeur wordt hierbij de voering blijvend tegen de tepel aangedrukt gehouden, waarbij de druksterkte gevarieerd wordt. Hiermee wordt het afgeven 9 van voormelk bevorderd, waardoor in de voorreiniging het tepelkanaal als vanzelf gereinigd wordt. Bovendien kan men deze voormelk dan analyseren op besmettingen/ziektes en dergelijke, zonder enig gevaar dat die in het eigenlijke 5 melksysteem terecht kunnen komen. Men kan voordat de koe wordt aangekoppeld op een melksysteem beslissen of dat om melkkwaliteits- en of gezondheids-redenen toelaatbaar is.
Bij voorkeur wordt de voering in omtrekszin heen en weer bewogen. De gebruikte voering is bij voorkeur aan 10 de binnenzijde voorzien van verhevenheden, bij voorkeur over althans nagenoeg het gehele oppervlak daarvan.
Het reinigingseffect wordt verder bevorderd indien de beker bij het invoeren van de tepel enige malen op en neer wordt gehaald, bij contact van de voering met 15 de tepel.
Bij voorkeur vindt het op pulserende wijze tegen de tepel drukken van de voering en het in omtrekszin bewegen van de voering in hoofdzaak in dezelfde stap plaats.
20 Bij voorkeur wordt direct, na het toevoeren van de reinigingsvloeistof water toegevoerd naar de opneem-ruimte, om het reinigende effect te vergroten. Het water met residuen kan worden afgevoerd via een afzuigleiding aangesloten op de voering.
25 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeeld-uitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur 1 een eerste mogelijke uitvoeringsvorm van een tepeldesinfecteerinrichting volgens de uitvinding, 30 in gedeeltelijke doorsnede, in situatie vlak voorafgaande aan gebruik; figuur 2 de tepeldesinfecteerinrichting van figuur 1, tijdens het aanbrengen op een tepel; figuur 3 de tepeldesinfecteerinrichting van 35 figuren 1 en 2, tijdens desinfectie; figuur 4 de tepeldesinfecteerinrichting van de voorgaande figuren, na gebruik; 10 figuren 5A en 5B respectievelijk een perspectivisch aanzicht een een vertikaal aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een tweede uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding; 5 figuur 6 een schematische weergave van het moment voordat een tepel opgenomen wordt in de tepelbeker van de uitvoering van de figuren 5A en 5B; en figuren 7A-C drie opeenvolgende stadia in het gebruik van de uitvoering van de figuren 5A en 5B.
10 In figuur 1 is weergegeven een tepeldesinfec- teerinrichting 1 volgens de uitvinding, wanneer deze met de hand beetgepakt in de richting A omhoog wordt bewogen, naar een tepel S van een verder niet weergegeven melkkoe.
De inrichting 1 omvat een beker 2, met een 15 verbreed bovendeel of kop 3 en een benedendeel 4, die samen een inwendige opneemruimte 40 bepalen voor de tepel S. Op de buitenzijde van het benedendeel 4 bevindt zich een handgreep 5 met een bedieningsknop 2 5 voor de toevoer van desinfectievloeistof en een bedieningsknop 26 voor 20 toevoer van spoelwater, welke knoppen via elektrische leiding 28 in bedienende verbinding staan met een selec-tiekast voor het kiezen en openen van een gewenste toe-voerleiding van fluïdum.
In het inwendige van de kop 3 bevinden zich in 25 dit voorbeeld twee ringvormige borstels 22, aangebracht op een verwijderbaar/verwisselbaar inzet/opzetstuk 27. Alternatief of daarbij kan een omlopende rubber ring (niet weergegeven) voorzien zijn. Zowel borstels 22 als een dergelijke rubberring hebben een zodanige binnenafmeting 30 dat zij rondom innig en schrapend contact kunnen maken met het oppervlak U van de tepel S.
Aan het benedeneind van het benedendeel 4 van de beker 2 is een gecombineerde afsluiter en desinfectans- en spoelwatertoevoerder 30 voorzien, met een pijp 7 die aan 35 één eind 8 op niet nader weergegeven wijze bevestigd is aan het benedendeel 4 van de beker 2 en op het andere eind 9 waarvan een vacuümleiding 13 aangesloten is, welke 11 leiding 13 voert naar een niet weergegeven, bedienbare vacuümbron.
De afsluiter 30 bezit een zijwaarts uitstekend huis 10, dat als één geheel daarmee gevormd is, en waarin 5 een zuiger 14 heen en weer beweegbaar in de richting C opgenomen is. Door middel van schroefveer 21 is de zuiger 14 gespannen naar de in figuur 1 weergegeven stand, waarin de doorgang 31 van de afsluiter 30 vrij is.
Een vergelijkbare afsluiter is weergegeven en 10 beschreven in aanvraagsters Internationale octrooiaanvrage WO 02/23976, figuren 2A,B en 3A,B.
Op het huis 10 is aangesloten een leiding 12, die aangesloten kan worden op een persluchtbron (niet weergegeven) voor het tegen de veerkracht van de veer 21 15 in verplaatsen van de zuiger 14. De zuiger 14 is voorzien van een inwendig kanaal 16, dat omgezet is in een spuit-mond 17, die naar de inwendige opneemruimte 40 gericht is. Het kanaal 16 sluit aan op kamer 15 in het huis 10, dat in stromingsverbinding staat met de leiding 12. In het kanaal 20 16 reikt een geleidingspen 11, die vast is bevestigd in het huis 10. De leiding 12 kan voorts worden aangesloten . op een bron van desinfectievloeistof, alsook op een bron van spoelvloeistof. Dit geschiedt in een niet weergegeven selectiekast, die kan zijn voorgeprogrammeerd, in overeen-25 stemming met de wens van de gebruiker.
Opgemerkt wordt hier dat ook andere typen afsluiters geschikt kunnen zijn voor toepassing in de tepel-desinfecteerinrichting volgens de uitvinding, zoals andere uitvoeringen voor desinfecteermiddel met afsluiter weerge-30 geven in voornoemde Internationale octrooiaanvrage, en ook die welke weergegeven en beschreven zijn in de Internationale octrooiaanvrage in de Internationale octrooiaanvrage WO 02/23976, in het bijzonder de figuren 5A-D en in de Internationale octrooiaanvrage WO 99/66787.
35 Tijdens gebruik wordt eerst, zoals weergegeven in figuur 2, met de hand op de handgreep 5 de beker 2 enige malen op en neer bewogen in de richting B, opdat de 1022394 H borstels 22 de grofste verontreinigingen kunnen verwijde- ren van het oppervlak U van de tepel S. Het invoeren van de tepel S in de opneemruimte 40 wordt vergemakkelijkt door de open doorgang 31.
5 Daarna is de werkstand weergegeven in figuur 3 bereikt, waarin de bediener met de hand die ook de hand- greep 5 vasthoudt de knop 25 indrukt, waardoor -geregeld I door de selectiekast- eerst een hoeveelheid desinfectie- vloeistof in de leiding 12 wordt afgegeven en vervolgens, 10 direct daarna, perslucht op de leiding 12 wordt gezet.
Hierdoor wordt de zuiger 14 uitgezet en wordt de I doorgang 31 in de afsluiter 30 wordt afgesloten, terwijl de met de perslucht meegevoerde desinfectievloeistof met kracht door kanaal 15 en 17 wordt gedwongen.
I 15 Het vooreind van de zuiger 14 past hierbij in I een verdieping 20 aangebracht in de wand van de afsluiter 30. Nu is de opneemruimte 40 naar beneden toe afgedicht,
en naar boven toe door de aanwezigheid van de tepel S
zelf. Een eventuele rubber schraapring, zoals voornoemd, 20 kan hierbij de afdichting naar boven toe versterken.
I Hierdoor wordt verzekerd dat de uit de spuitmond 17 in I axiale richting van de doorgang 31 uittredende sproei- I straal reinigingsmiddel met kracht in de richting D op het I slotgat T van de tepel S terecht komt, waardoor dit gebied 25 indringend wordt gereinigd.
I Na de tepel S aanwezig in de opneemruimte 40 op I deze wijze gedesinfecteerd te hebben, kan de knop 25 weer I worden losgelaten, waardoor de leiding 12 drukloos wordt I en de zuiger 14 onder de invloed van de veer 21 weer naar 30 de ingetrokken stand beweegt, en de doorgang 31 weer vrij- I komt. Men kan vervolgens de knop 26 bedienen om de selec- I tiekast de spoelwaterbron op de leiding 12 te zetten, eventueel in combinatie (afwisselend) met de perslucht-bron. De zuiger 14 zet dan weer uit om doorgang 31 af te 35 sluiten, en uit de spuitmond treedt het spoelwater met kracht uit om de tepel te spoelen. Nadat de tepel uit de beker is kan men het spoelen opnieuw toepassen om de beker 13 te spoelen.
De koe kan nu gemolken worden met gebruikelijke middelen. Na het melken kan een inrichting vergelijkbaar met de inrichting 1 gebruikt worden voor het na-desinfec-5 teren van de tepels.
Indien de inrichting 1 wordt gebruikt voor desinfecteren na het melken zal men de spoelgang pas toepassen wanneer de beker vrij is van de tepel, om dan de beker zelf te spoelen.
10 Het spoelwater kan na het toevoeren van spoelwa ter worden afgevoerd doordat na het loslaten van de knop 26 de zuiger 14 intrekt en de doorgang 31 vrij komt en daarmee de vacuumbron (die continu aan kan staan) werkzaam wordt, waardoor het spoelwater wordt afgevoerd in de rich-15 ting E via de doorgang 31 en de nu door de vacuümbron geactiveerde vacuümleiding 13.
In de figuren 5A, B, 6 en 7A-C is een verder ontwikkelde uitvoering van de inrichting volgens de voorgaande figuren weergegeven. Vergelijkbare onderdelen zijn 20 voorzien van dezelfde verwijzingscijfers, vermeerderd met 100.
De inrichting 101 omvat een tepelbeker 102 die middels nog later te bespreken middelen bevestigd is aan handgreep 105.
25 De tepelbeker 102 omvat een bovendeel 103 en een benedendeel 104 die als een vast geheel met elkaar gevormd zijn. Het bovendeel 103 bezit een omlopende buitenwand 141, aan het boveneind waarvan een flexibele rubber inzet 143 opgeklemd is. De rubber inzet heeft aan het boveneind 30 een radiaal binnenwaarts uitstekende afschraapring 148. Zoals te zien in de figuren 6 en 7A-C vormt de inzet 143 een voering of huls 142, die aan het binnenoppervlak voorzien is van bobbeltjes 147. De huls of voering 142 is aan het ondereind bevestigd aan het boveneind 108 van de 35 pijp 107 van afsluiter 130, die verder overeenkomt met de afsluiter 30 en vast is met de tepelbeker 102.
De huls of voering 142 is flexibel, en kan H radiaal binnenwaarts/buitenwaarts vervormd worden.
H Tussen de voering 142 en de wand 141 is een ringvormige kamer 144 gevormd, waarbij in het benedendeel 104 een aansluiting 149 voorzien is voor verbinding van de 5 kamer 144 met een leiding 170 naar een luchtdrukbron, die ook pulserend kan worden aangestuurd.
Met de delen 103 en 104 rotatievast verbonden is een ring 145, die in omtrekszin van de tepelbeker 102 verdraaibaar is en opgenomen is tussen twee ringen 146a, H 10 146b, die relatief plaatsvast zijn. Voor het verdraaien is de tussenring 145 voorzien van een bevestiging 153, waarop I een zuigerstang 152 van een zuiger/cilinder 150 bevestigd is. De zuiger/cilinder 150 is voorzien van een zuiger- stanggeleiding 151 en bevestigd op een plaat 157, en is I 15 voorts voorzien van aansluitpunten 154a, 154b voor druk- I lucht, aan te voeren via leidingen 156a, 156b. De aan- I sluitpunten 154a, 154a voeren naar kamers aan weerszijden van de (niet weergegeven) zuiger in de cilinder 150.
I Hiermee is een dubbelwerkende cilinder verkregen. De I 20 ringen 146a,b zijn vast met de plaat 157.
I De plaat 157 steunt op staaf 158, die door I middel van moeren 158a,b bevestigd is op een plaat 160, I die bevestigd is aan de handgreep 105. De handgreep 105 is I voorzien van een drukknop 125 voor het door voornoemde I 25 selectiekast geregeld afgeven van een hoeveelheid desin- I fectievloeistof via de leiding 112 en het zetten van perslucht op die leiding. De knop 126 is net als knop 26 I bestemd voor het toevoeren van water, terwijl knop 127 bestemd is voor het regelen van de druk in de leiding 170.
I 30 Tijdens gebruik, in hoofdzaak overeenkomstig het gebruik van de inrichting volgens de voorgaande figuren,
I wordt de tepelbeker 102 in de richting A naar de tepel S
I bewogen. Dan is de situatie weergegeven in figuur 7A
bereikt, waarbij de tepel S voor een groot deel in de 35 opneemruimte 140 bepaald door de voering reikt. Tijdens I het invoeren, en ook aan het eind van die stap, kan de I tepelbeker 102 op en neer gehaald worden in de richting B, 15 waarbij de schraapring 148, en eventueel ook de bobbels 147, een schrapende werking op het oppervlak U van de tepel S uitoefenen.
Vervolgens wordt een hoeveelheid reinigings-5 vloeistof afgegeven, via de leiding 112, op de wijze zoals hiervoor besproken. De reinigingsvloeistof treft het slot T en het begin van het tepelkanaal V. Direct daarna wordt de leiding 170 onder luchtdruk gezet, zodat lucht aangevoerd wordt in de richting H, en op de voering 142 een 10 druk uitgeoefend wordt in de richting I. De voering 142 zal aangedrukt worden tegen de tepel S, waarbij de bobbels 147 aan komen te liggen tegen de het tepeloppervlak U. Vervolgens wordt de cilinder 150 bekrachtigd, waardoor deze heen en weer beweegt, en daardoor de ring 145 heen en 15 weer bewogen wordt, roterend in de richtingen G, tussen de ringen 146a, b. Hierdoor zal de tepelbeker 102 (en de afsluiter 130) om een verticale as verdraaien ten opzichte van de ringen 146a,b en daarmee ten opzichte van de plaat 157 en de handgreep 105. De afvoerleiding 113 wordt hier-20 bij enigszins getordeerd, hetgeen niet bezwaarlijk is. Met de verdraaiing van de tepelbeker 102 zal de voering 142 ook verdraaien. De bobbels 147 oefenen daarbij een aandrukkende en wringende kracht uit op het oppervlak U van de tepel S. Zoals te zien is in figuren 7B en 7C wordt ook 25 de druk, in aanliggende toestand van de voering 142, gevarieerd door de luchtdruk pulserend te veranderen (zie pijl J) , waarbij (zie pijlen K) variabele drukkrachten uitoe-fend worden door de bobbels 147 op het oppervlak U van de tepel S. Dit gecombineerd met het heen en weer verdraaien 30 van de voering 142 in de richting G benadert het gevoel dat de koe krijgt wanneer een kalf met de tong probeert melkafgifte te bewerkstelligen. Er wordt daarbij zogenaamde voormelk afgegeven in het tepelkanaal V, die ontwijkt via slot T, zodat als het ware een zelfreinigende werking 35 optreedt. Bovendien is dan de betreffende tepel S gereed voor het melken in een volgend station.
De rotatiebeweging G en het drukpulseren via de <] Λ», Γ'· r' ,1% ..
:! jL <l_ o O' H leiding 170 kan in het beginstadium snel met hoge frequen- I tie worden uitgevoerd, om af te nemen in frequentie. Ook andere regelingen zijn mogelijk, om een optimaal effect te H bereiken.
I 5 De voormelk kan ontwijken op de hierboven om- I schreven wijze, waarbij de afsluiter 130 open staat. De voormelk kan opgevangen worden in een meetkamer, om con- I clusies te trekken over de gezondheidstoestand van de I betreffende koe en beslissingen te kunnen nemen omtrent I 10 het al dan niet uitvoeren van het volgende melkproces.
I Hoewel de inrichting weergegeven is op een I handvat, zal begrepen worden dat deze ook opgenomen kan I worden in een zogenaamde robotopstelling, waarin de tepel- I bekers op automatische wijze worden geplaatst.
«Λ*, Λ
Claims (48)
1. Inrichting voor het reinigen, in het bijzonder desinfecteren van tepels van melkkoeien voorafgaande aan of volgend op het melken, omvattend een van het melksysteem gescheiden beker met een opneemruimte voor 5 opname van een tepel, welke beker voorzien is van een opname-eind voor invoer respectievelijk uitvoer van de tepel in respectievelijk uit de beker, waarbij de beker voorts voorzien is van middelen voor toevoer van reinigingsmiddel naar de opneemruimte, welke middelen een 10 spuitmond omvatten.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de spuitmond gericht is op het midden van de beker, waar het eind van de tepel gelegen komt te zijn.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, voorts 15 voorzien van middelen voor het schoonschrapen van de tepel die aan de binnenzijde van de beker aangebracht zijn.
4. Inrichting volgens conclusie 3, voorts voor- . zien van middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de schoonschraapmiddelen.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de schoonschraapmiddelen ingericht zijn voor heen een weer beweging daarvan.
6. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, waar-25 bij de schoonschraapmiddelen borstelvormig zijn.
7. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, waarbij de schoonschraapmiddelen een nauw om de tepel passende schraapring vormen.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclu-30 sies, voorzien van een nabij het opname-eind van de beker aangebrachte afsluitring.
9. Inrichting volgens een der conclusies 3-8, waarbij de schraapmiddelen en/of afsluitmiddelen aange- 1 n .. : ··' ·· - v α I 18 I bracht zijn op een in- of opzetstuk, dat verwijderbaar bevestigd is op de beker.
10. Inrichting volgens een der voorgaande I conclusies, waarbij de beker aan het van het opname-eind 5 afgekeerde eind voorzien is van een met de opneemruimte in I vloeistofverbinding staande afzuigleiding voor gebruikt I reinigingsmiddel.
11. Inrichting volgens conclusie 10, voorts I voorzien van middelen voor toevoer van spoelwater naar de I 10 beker.
12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de I watertoevoermiddelen ingericht zijn voor het afgeven van een pulserende stroomwater/lucht mengsel.
13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, waar- I 15 bij de middelen voor toevoer van reinigingsmiddel en de middelen voor toevoer van spoelwater, en bij voorkeur ook I middelen voor perslucht, dezelfde toevoerleiding omvatten.
14. Inrichting volgens een der conclusies 10-13, waarbij in of nabij de ingang van de afzuigleiding een 20 afsluiter daarvoor is aangebracht, waarbij de inrichting I voorts voorzien is van middelen voor het bij , bij voorkeur gelijktijdig met, het afgeven van reinigingsmiddel door de spuitmond afsluiten van de ingang.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de 25 afsluitmiddelen een afsluiterlichaam omvatten, waarin I tevens de spuitmond voor reinigingsmiddel is aangebracht, I om werkzaam te zijn in de gesloten positie van het afslui- terlichaam.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waar- I 30 bij de afsluitmiddelen voorgespannen zijn naar een stand waarin de ingang open is.
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opneemruinte voor de tepel gevormd wordt door een flexibele huls, die aan een eerste eind 35 aansluit op het opname-eind van de beker, waarbij de beker een omtrekswand bezit, die met de huls een omlopende tus- senruimte bepaald, waarbij de inrichting voorts voorzien H /*> .- Λ Λ Λ Λ is van middelen voor het toe- en afvoeren van gas fluïdum naar en van de tussenruimte voor het herhaaldelijk indrukken van de huls.
18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij de 5 reinigingstoevoermiddelen aangesloten zijn op een tweede, tegengesteld eind van de huls.
19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, voorts voorzien van middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls, eventueel samen met (een deel van) de 10 tepelbeker.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls ingericht zijn voor heen een weer beweging daarvan.
21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de 15 middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls een zuiger/cilinder omvatten, bij voorkeur dubbel-werkend.
22. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de zuiger/cilinder pneumatisch werkend is.
23. Inrichting volgens een der conclusies 17-22, 20 waarbij de binnenzijde van de huls voorzien is van verhevenheden, bij voorkeur over althans nagenoeg het gehele oppervlak daarvan.
24. Inrichting volgens conclusies 3 en 23, waarbij de verhevenheden voorts deel uitmaken van de 25 schoonschraapmiddelen.
25. Inrichting volgens een der conclusies 17-24, waarbij de middelen voor het toe/afvoeren van fluïdum naar de tussenruimte regelbaar zijn in frequentie van werking en in druk.
26. Inrichting volgens een der conclusies 19-25, waarbij de middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls regelbaar zijn in frequentie van werking.
27. Inrichting voor het melken van melkkoeien en dergelijke, omvattend een melkbeker met een opneemruimte 35 voor opname van een tepel van de melkkoe, welke beker voorzien is van een opname-eind voor invoer respectievelijk uitvoer van de tepel in respectievelijk uit de "I;; 2 3 9 4 · I 20 I beker, waarbij de opneemruimte in melk-afvoerende verbin- I ding staat met een melkafvoerleiding, waarbij de opneem- I ruinte voor de tepel gevormd wordt door een flexibele I huls, die aan een eerste eind aansluit op het opname-eind I 5 van de beker, waarbij de beker een omtrekswand bezit, die I met de huls een omlopende tussenruimte bepaald, waarbij de I inrichting voorts voorzien is van middelen voor het toe- I en afvoeren van gas fluïdum naar en van de tussenruimte I voor het herhaaldelijk, pulserend indrukken van de huls, I 10 waarbij de inrichting voorts voorzien is van middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls, ten opzichte van de tepel, eventueel samen met (een deel van) de tepel- I beker.
28. Inrichting volgens conclusie 27, waarbij de 15 middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls ingericht zijn voor heen een weer beweging daarvan.
29. Inrichting volgens conclusie 28, waarbij de middelen voor het in omtreksrichting bewegen van de huls I een zuiger/cilinder omvatten, bij voorkeur dubbel-werkend. I 20
30. Inrichting volgens conclusie 29, waarbij de zuiger/cilinder pneumatisch werkend is.
31. Inrichting volgens een der conclusies 27-30, waarbij de binnenzijde van de huls voorzien is van ver- hevenheden, bij voorkeur over althans nagenoeg het gehele 25 oppervlak daarvan.
32. Inrichting volgens een der conclusies 27-31, I waarbij de beker voorts voorzien is van middelen voor I toevoer van reinigingsmiddel naar de opneemruimte, welke I middelen een spuitmond omvatten, waarbij de I 30 reinigingstoevoermiddelen aangesloten zijn op een tweede, I tegengesteld eind van de huls.
33. Inrichting volgens een der conclusies 27-32, waarbij de middelen voor het toe/afvoeren van fluïdum naar de tussenruimte en/of de middelen voor het in omtreksrich- 35 ting bewegen van de huls regelbaar zijn in frequentie van werking.
34. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts voorzien van middelen voor het met de hand activeren van de toevoermiddelen van reinigingsmiddel.
35. Inrichting volgens een der voorgaande 5 conclusies, voorts voorzien van middelen voor het met de hand activeren van de toevoermiddelen van spoelwater.
36. Inrichting volgens conclusie 34 of 35, waarbij de activeringsmiddelen aangebracht zijn op een handvat voor de beker.
37. Inrichting volgens conclusie 35 of 36, wanneer afhankelijk van conclusie 14, 15 of 16, waarbij de activeringsmiddelen zijn ingericht voor het bedienen van de afsluitermiddelen, bij voorkeur gelijktijdig met de toevoermiddelen.
38. Samenstel van een aantal inrichtingen volgens een der voorgaande conclusies en aan gestel voor gezamenlijke ondersteuning van de bekers van die inrichtingen.
39. Samenstel volgens conclusie 38, voorzien van 20 middelen voor het automatisch instellen van de plaats van de beker ten opzichte van de tepel, alsmede van een centrale besturingseenheid voor het activeren van een of meer van de voornoemde middelen.
40. Werkwijze voor het voorreinigen van een 25 tepel van een melkkoe of iets dergelijks, voorafgaand aan het melken, waarbij de tepel ingevoerd wordt in een tepel-beker, die voorzien is van een flexibele voering die een opneemruimte bepaalt voor de tepel en van middelen voor het afgeven van een reinigingsvloeistof, waarbij nadat de 30 tepel is ingevoerd in de voering reinigingsvloeistof wordt afgegeven aan de tepel, en de voering op pulserende wijze tegen de tepel wordt gedrukt en de voering in omtrekszin om de tepel wordt bewogen, eventueel samen met (een deel van) de tepelbeker.
41. Werkwijze volgens conclusie 40, waarbij hierbij de voering blijvend tegen de tepel aangedrukt wordt gehouden, waarbij de druksterkte gevarieerd wordt. i '<
42. Werkwijze volgens conclusie 40 of 41, waarbij de voering in omtrekszin heen en weer wordt bewogen.
43. Werkwijze volgens conclusie 40, 41 of 42, waarbij gebruik wordt gemaakt van een voering waarvan de 5 binnenzijde voorzien is van verhevenheden, bij voorkeur over althans nagenoeg het gehele oppervlak daarvan.
44. Werkwijze volgens een der conclusies 40-43, waarbij de beker bij het invoeren van de tepel enige malen op en neer wordt gehaald, bij contact van de voering met 10 de tepel.
45. Werkwijze volgens een der conclusies 40-44, waarbij het op pulserende wijze tegen de tepel drukken van de voering en het in omtrekszin bewegen van de voering in hoofdzaak in dezelfde stap plaatsvindt.
46. Werkwijze volgens een der conclusies 40-45, waarbij, bij voorkeur direct, na het toevoeren van de reinigsvloeistof water wordt toegevoerd naar de opneem-ruimte.
47. Inrichting voorzien van een of meer van de 20 in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij - gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
48. Werkwijze omvattend een of meer van de in de bijbehorende beschrijving omschreven en/of in de bijbehorende tekeningen getoonde kenmerkende stappen. 25 -o-o-o-o-o-o-o-o- AF/MB ' 1 Λ "
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1022394A NL1022394C1 (nl) | 2002-11-19 | 2003-01-15 | Tepeldesinfecteerinrichting. |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1021950A NL1021950C1 (nl) | 2002-11-19 | 2002-11-19 | Tepeldesinfecteerinrichting. |
NL1021950 | 2002-11-19 | ||
NL1022394A NL1022394C1 (nl) | 2002-11-19 | 2003-01-15 | Tepeldesinfecteerinrichting. |
NL1022394 | 2003-01-15 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1022394C1 true NL1022394C1 (nl) | 2004-05-24 |
Family
ID=32829137
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1022394A NL1022394C1 (nl) | 2002-11-19 | 2003-01-15 | Tepeldesinfecteerinrichting. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1022394C1 (nl) |
Cited By (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1037240C2 (nl) * | 2009-08-31 | 2011-03-01 | Lely Patent Nv | Voorbehandelingsspeenbeker. |
WO2017208116A1 (en) * | 2016-06-03 | 2017-12-07 | Asgari Mohammadreza | An apparatus for washing and drying cow teats before milking |
EP3424308A1 (en) * | 2017-07-05 | 2019-01-09 | Mirobot Ltd. | Teat dip application system |
-
2003
- 2003-01-15 NL NL1022394A patent/NL1022394C1/nl not_active IP Right Cessation
Cited By (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1037240C2 (nl) * | 2009-08-31 | 2011-03-01 | Lely Patent Nv | Voorbehandelingsspeenbeker. |
WO2011025365A1 (en) * | 2009-08-31 | 2011-03-03 | Lely Patent N.V. | Pre-treatment teat cup |
US9820468B2 (en) | 2009-08-31 | 2017-11-21 | Lely Patent N.V. | Pre-treatment teat cup |
WO2017208116A1 (en) * | 2016-06-03 | 2017-12-07 | Asgari Mohammadreza | An apparatus for washing and drying cow teats before milking |
EP3424308A1 (en) * | 2017-07-05 | 2019-01-09 | Mirobot Ltd. | Teat dip application system |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1021950C1 (nl) | Tepeldesinfecteerinrichting. | |
US20020185071A1 (en) | Apparatus for cleaning a teat of a dairy animal | |
DK1933616T4 (en) | A teat cup liner | |
US6321682B1 (en) | Combined cleaning and pre-milking device | |
JP2529875B2 (ja) | 乳頭の洗滌法、同洗滌装置及び同洗滌装置用のカップ | |
KR100508842B1 (ko) | 젖소 젖꼭지를 세척, 소독, 건조, 및 자극시키기 위한자동 장치 | |
JP4565210B2 (ja) | 円筒型乳頭清拭装置 | |
EP1795069A3 (en) | Milking equipment | |
JPH07135870A (ja) | 乳首自動洗浄装置 | |
US9820468B2 (en) | Pre-treatment teat cup | |
NL1022394C1 (nl) | Tepeldesinfecteerinrichting. | |
US20150334979A1 (en) | Handheld brushless teat cleaning apparatus | |
EP3424308B1 (en) | Teat dip application system | |
US11864530B2 (en) | Teat preparation system | |
US6779535B2 (en) | Paint brush cleaning device | |
DK0536837T4 (da) | Redskab til malkning af dyr | |
WO2017103265A1 (en) | Toilet cleaning device and method of cleaning a toilet | |
CN114467766B (zh) | 一种宠物用排泄清理设备及其清理方法 | |
JP2003501101A (ja) | 動物の乳頭洗浄方法 | |
JP2002078427A (ja) | 搾乳動物の乳首の後処理方法及び該方法を行うための搾乳動物用器具 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
VD2 | Lapsed due to expiration of the term of protection |
Effective date: 20090115 |