NL1022292C2 - Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten. - Google Patents

Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten. Download PDF

Info

Publication number
NL1022292C2
NL1022292C2 NL1022292A NL1022292A NL1022292C2 NL 1022292 C2 NL1022292 C2 NL 1022292C2 NL 1022292 A NL1022292 A NL 1022292A NL 1022292 A NL1022292 A NL 1022292A NL 1022292 C2 NL1022292 C2 NL 1022292C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
box
nesting box
feeding
feeding device
space
Prior art date
Application number
NL1022292A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Cornelis Koppert
Remco Walter Huvermann
Original Assignee
Koppert Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1021389A external-priority patent/NL1021389C1/nl
Application filed by Koppert Bv filed Critical Koppert Bv
Priority to NL1022292A priority Critical patent/NL1022292C2/nl
Priority to AU2003261676A priority patent/AU2003261676A1/en
Priority to PCT/NL2003/000619 priority patent/WO2004021773A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1022292C2 publication Critical patent/NL1022292C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K53/00Feeding or drinking appliances for bees
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K67/00Rearing or breeding animals, not otherwise provided for; New or modified breeds of animals
    • A01K67/033Rearing or breeding invertebrates; New breeds of invertebrates

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)

Description

»
Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor 5 het voeden van sociaal levende insecten zoals Hommels, bijen of mieren zoals die van het genus Bombus, in het bijzonder B. Terrestris, meer in het bijzonder B. terrestris terrestris en B. terrestris sassaricus, B. canariensis, B. ignitus, B. diversus, B. occidentalis inclusief aanverwante soorten en 10 ondersoorten, of het genus Apis zoals A. mellifera, zoals A. mellifera ligustica of aanverwante soorten of ondersoorten of die uit de superfamilie der Formicoidea, of die uit de familie der Meliponinae bijvoorbeeld uit het genus der Melipona of aanverwante soorten en ondersoorten.
15 Als biologische bestuivers worden in de land- en tuinbouw momenteel voor het bestuiven van cultuurgewassen ondermeer kolonies van hommels, met name B. terrestris gebruikt. Het dieet van deze insecten en aanverwante soorten omvat stuifmeel en/of nectar, dat zij verzamelen uit bloemen. 20 Bij hun stuifmeel en/of nectar verzamelende bezigheden brengen ze stuifmeel van een bloem over naar een andere, hierdoor spelen ze een rol bij de (kruis)bestuiving van planten.
Het bestuivingswerk van een hommelkolonie wordt 25 bepaald door verschillende factoren, die voor de vakman bekend zijn. Van invloed zijn onder andere de beschikbaarheid van voedingsstoffen in de nestkast, het aantal werksters die het bestuivingswerk voornamelijk doen, en aangezien stuifmeel dienst doet als eiwit bron, de behoefte van de kolonie aan 30 eiwit-houdende voedingsmiddelen. Laatsgenoemde wordt o.a. beïnvloed door het aantal larven, de productie van de koningin (het aantal eieren, dat ze legt) en de stuifmeelvoorraad van de kolonie. Indien er onvoldoende i n 9 o oo o 2 behoefte is aan eiwit-houdende voedingsmiddelen, zullen er onvoldoende prikkels voor de werksters zijn om voedingsstoffen (stuifmeel) te verzamelen. Naast stuifmeel dient voornamelijk nectar als voedingsmiddel voor de kolonie.
5 Ook de nectarbehoefte kan de prikkel voor het verzamelen van voedingsstoffen beïnvloeden.
Kolonies van deze bestuivers worden gekweekt in kwekerijen, van waaruit ze getransporteerd worden naar de land- en tuinbouwbedrijven waar ze hun biologische 10 bestuivingsfunctie moeten vervullen.
Dergelijke transporten, die plaatsvinden in afgesloten nestkasten, kunnen geruime tijd in beslag nemen, waarbij het niet ongebruikelijk is dat hier enkele dagen, een week of mogelijk zelfs langer overheen gaat. Gedurende deze 15 tijd is het voor de kolonie niet mogelijk om voedingsmiddelen te verzamelen. Daarom worden voedingsmiddelen in de vorm van bijvoorbeeld stuifmeelkorrels en suikerwater ingesloten in de nestkast.
Een goede afmeting van de nutriënten hoeveelheid is 20 daarbij essentieel. De nutriënten hoeveelheid moet voldoende groot zijn om de kolonie in stand te houden en/of zich verder te ontwikkelen. Indien de beschikbaarheid van met name eiwit-houdende voedingsmiddelen te klein is kan dat de koningin remmen in haar productie en kunnen zelfs larven afsterven, 25 dit kan niet alleen resulteren in een afname in de ontwikkeling van de kolonie, indien gedurende langere tijd de eiwit-houdende voeding niet beschikbaar is, maar ook in een verminderde prikkel van de overgebleven werksters om voedingsstoffen, zoals stuifmeel te verzamelen.
30 Daarnaast moet de nutriënten hoeveelheid bij aankomst op de plaats, waar het bestuivingswerk uitgevoerd moet worden, niet zo groot zijn, dat hierdoor ook geen prikkel, of 3 een onvoldoende grote prikkel, bestaat om voedingsstoffen zoals stuifmeel en/of nectar te verzamelen.
Het afmeten van het nutriënten volume is daarom van essentieel belang voor de kwaliteit van het bestuivingswerk 5 dat een kolonie uitvoert na aankomst op de bestemming waar de bestuiving moet plaats vinden.
Probleem is echter dat de spreiding in de nutriënten behoefte van een kolonie groter wordt bij een verlenging van de transport duur. Verder kunnen vertragingen in het 10 transport optreden, die de transport duur verlengen.
Daarnaast kunnen andere factoren, zoals de buiten temperatuur, de nutriënten behoefte van een kolonie beïnvloeden. Hierdoor is het onmogelijk om een exact afgemeten hoeveelheid voedingsmiddelen in de nestkast in te 15 sluiten, die precies voldoende is voor de kolonie, om de duur van het transport te overbruggen. De kans is hierdoor groot, dat sub-optimale (zowel te grote als te kleine) hoeveelheden voedingsmiddelen worden ingesloten in de nestkast.
Vanuit de observatie van dit probleem hebben de 20 uitvinders gezocht naar een mogelijkheid om een goed doorvoed hommelkolonie binnen korte tijd tot een grote, bij voorkeur hun maximale, bestuivingsactiviteit te bewegen.
Gevonden is dat dit bewerkstelligd kan worden door bij het insluiten, bijvoorbeeld in een nestkast, van een 25 hommel kolonie, bijvoorbeeld voor transport en/of opslag gedurende enige tijd, tenminste één voedingsmiddel, zoals nectar of een vervangingsmiddel hiervoor, zoals suikerwater, of een eiwit-houdend voedingsmiddel, zoals stuifmeel of een vervangingsmiddel hiervoor, in een houder, die afsluitbaar 30 is, te plaatsen, waarvan de binnenruimte in contact staat met de nestkast. Hierdoor kan op het moment dat het gewenst is dat de leden van de kolonie hun bestuivingsfunctie gaan vervullen, de toegang tot de houder afgesloten worden.
: 2 9? 4
Hierdoor is het voedingsmiddel niet meer vrij beschikbaar en zijn de leden van de kolonie gedwongen elders, van buiten de nestkast, hun voedingsmiddelen te betrekken. Hierdoor wordt hun gedrag met betrekking tot het verzamelen van 5 voedingsmiddelen zoals stuifmeel en/of nectar gestimuleerd waardoor de leden van de kolonie hun bestuivingsfunctie sneller vervullen, in vergelijking tot de situatie waarin nog een voorraad voedingsmiddel, zoals stuifmeel, in de nestkast aanwezig is. Verwacht mag worden dat het foerageer gedrag van 10 andere sociaal levende insecten op een vergelijkbare wijze beïnvloed kand worden.
De uitvinding heeft derhalve betrekking op een Werkwijze voor het voeden van sociaal levende insecten gekenmerkt door: 15 (a) het aan een kolonie in een afgesloten nestkast ter beschikkingstellen van een hoeveelheid van een voedingsmiddel, in een vrij toegankelijke toestand en vervolgens (b) het beëindigden van de vrijtoegankelijke toestand van 20 het voedingsmiddel in de nestkast (c) het openen van de nestkast
Met de werkwijze volgens de uitvinding kan de vrije beschikbaarheid van voedingsstoffen in de nestkast beïnvloed worden. De vrije beschikbaarheid van voedingsstoffen in de 25 nestkast is van directe invloed op het foerageergedrag buiten de nestkast van de leden van een kolonie van een sociaal levend insect. Hierdoor kan met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding dit foerageergedrag beïnvloed worden. Het foerageer gedrag van het insect buiten de nestkast kan 30 resulteren in voor de mens nuttige effecten. Zo kunnen insecten waarvan het foerageergedrag een stuifmeel en/of nectar verzamelende activiteit omvat, ingezet worden voor de biologische bestuiving van gewassen. Daarnaast kan het 5 foerageergedrag van insecten buiten de nestkast onderwerp zijn van studie en/of educatie. Het beïnvloeden van het foerageergedrag kan hierbij een nuttig hulpmiddel zijn.
Met de vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel 5 in de nestkast wordt bedoeld, dat het vrij beschikbaar en/of bereikbaar is voor de leden van de kolonie, zodat zij hiervan naar believen gebruik kunnen maken.
De vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel kan op ieder gewenst moment, vóór het foerageren buiten de 10 nestkast beëindigd worden. Het geschikte moment waarop de vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel beëindigd wordt is afhankelijk van verschillende factoren, die voor de vakman bekend zijn. Het bepalen van een geschikt moment voor het beëindigen van de vrije toegankelijkheid van het 15 voedingsmiddel ligt dan ook binnen het bereik van de kennis van de vakman. Als voorbeeld van factoren, die van invloed zijn bij het bepalen van het moment waarop de vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel op geschikte wijze beëindigd wordt, zijn onder andere te noemen het soort 20 insect, dat met de werkwijze volgens de uitvinding gevoed wordt en de beschikbaarheid van voedingsstoffen buiten de nestkast.
De vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel kan bijvoorbeeld 12 tot 24 uur vóór de aanvang van het foerageren 25 buiten de nestkast beëindigd worden. Indien een insectensoort van het geslacht bombus wordt gevoed met de werkwijze volgens de uitvinding, wordt de vrije toegangkelijkheid van het voedingsmiddel bij voorkeur 18 tot 24 uur vóór aanvang van het foerageren buiten de nestkast beëindigd.
30 In het algemeen verdient het de voorkeur om de stappen (b) en (c) uit te voeren in de beschreven volgorde. Omdat de leden van de kolonie sneller en/of veelvuldiger en/of in grotere getalen zullen uitvliegen na een korte 1 Π 9 9 0 Q 0 6 periode van schaarste van voedingsstoffen in de nestkast. Het zal voor de vakman echter duidelijk zijn dat ook het omdraaien van de stappen (b) en (c) tot goede resultaten zal leiden. In een aantal gevallen kan het wenselijk zijn de 5 nestkast reeds te openen alvorens de vrije toegankelijkheid tot het voedingsmiddel te beëindigen. Dit kan bijvoorbeeld indien de insecten toegepast worden voor een bestuivingsfunctie en de leden van de kolonie reeds aan het begin van de bloeiperiode van een gewas worden ingezet. In 10 een dergelijk gevallen kan het zo zijn dat er slechts een gering aantal bloemen geopend is, waardoor de hoeveelheid beschikbare voedingsmiddelen buiten de kas, bijvoorbeeld stuifmeel en/of nectar, slechts gering is. In een dergelijke situatie kan het wenselijk zijn dat voedingsmiddelen 15 beschikbaar blijven in de nestkast, zodat hieraan geen tekort ontstaat. Door de nestkast open te stellen zullen de leden van de kolonie reeds kunnen beginnen met hun verkenningsvluchten en een aanvang kunnen maken met het bestuivingswerk van de geopende bloemen. Indien de bloei van 20 het gewas verder toeneemt en de hoeveelheid beschikbare voedingsmiddelen buiten de kas toeneemt, kan de vrije toegang tot de voedingsvoorraad alsnog afgesloten worden. Dit zal de leden van de kolonie verder prikkelen om voedingsmiddelen te verzamelen en daarbij bloemen te bestuiven. De uitvinding 25 voorziet derhalve ook in een werkwijze waarin stap (c) voor stap (b) wordt uitgevoerd.
Het beëindigen van de vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel kan gebeuren door het voedingsmiddel af te sluiten in een ruimte (de voederruimte), zoals een kamer, 30 waarbij de leden van de kolonie vanuit de nestkast geen vrije toegang hebben naar de betreffende ruimte. Het afsluiten van de voederruimte kan geschieden met een afsluitmiddel.
; - on 1 7
Bij voorkeur wordt een voldoende grote overmaat van het voedingsmiddel in de houder geplaatst, waardoor de kolonie gedurende lange tijd voorzien kan worden van voldoende voedingsstoffen.
5 Het afsluitmiddel kan ieder geschikt afsluitmiddel omvatten, zoals een schuif, een klep, een deur, een luik, of een deksel.
Het beëindigen van de vrije toegang van het voedingsmiddel kan door het afsluitmiddel dusdanig te 10 bedienen, dat er geen vrije toegankelijkheid vanuit de nestkast naar de voederruimte toe mogelijk is.
Het heeft een voordeel als voor het beëindigen van de vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel, ongeacht de wijze waarop dit gebeurt, de nestkast, of in ieder geval de 15 ruimte waar de kolonie zich bevindt, niet geopend hoeft te worden. Door het openen van de ruimte waar de kolonie zich bevindt, bestaat het gevaar voor een persoon om gestoken te worden door leden van de kolonie.
Het heeft verder een voordeel als bij het beëindigen 20 van de vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel, leden van de kolonie niet blijvend afgesloten worden van de rest van de kolonie. Hierdoor zou een deel van de kolonie verloren kunnen gaan. Dit is met name nadelig, indien de koningin afgesloten zou worden van de rest van de kolonie. Hierdoor 25 zou de kolonie ten gronde kunnen gaan.
Indien het beëindigen van de vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel geschiedt door het afsluiten van een voederruimte, heeft het derhalve voordeel als er een vrije doorgang is vanuit de voederruimte naar de nestkast toe.
30 Hierdoor kunnen leden van de kolonie, die zich in de voederruimte bevinden nog wel uit de voederruimte komen, terwijl het niet mogelijk is vanuit de nestkast het voedingsmiddel in de voederruimte te bereiken.
* n o o o o o 8
Daarnaast kan het beëindigen van de vrije toegankelijkheid van het voedingsmiddel geschieden door het voedingsmiddel uit de nestkast te nemen.
Indien het beëindigen van de vrije toegankelijkheid 5 van het voedingsmiddel geschiedt door het uit de nestkast nemen van het voedingsmiddel, dan heeft het een voordeel als hierbij niet ook leden van de kolonie uit de nestkast worden genomen. Ook hierdoor kunnen leden van de kolonie verloren gaan.
10 Dit kan bijvoorbeeld door het voedingsmiddel in een lichaam op te nemen, dat door een opening in de nestkast gestoken kan worden, waarbij het lichaam aan de buitenzijde aangrijpbaar blijft. Door het lichaam nu uit de opening te trekken wordt de vrije beschikbaarheid van de 15 voedingsmiddelen beëindigd. De opening kan omsloten worden door borstels, die de opening afdekken. Hierdoor wordt voorkomen dat er een vrije doorgang aanwezig is voor leden van de kolonie uit de nestkast, wat het openen van de nestkast zou inhouden. Door de werking van de borstels blijft 20 het echter mogelijk om het lichaam in de boring te brengen en haar hier weer uit te nemen. De aanwezigheid van borstels is met name gewenst indien de opening een grootte heeft die voldoende groot is om leden van de kolonie een doorgang te verschaffen, zoals bijvoorbeeld groter dan lOmm, zoals 13mm. 25 Naast de borstels kunnen ook vergelijkbare middelen gebruikt worden, die de opening op vergelijkbare wijze afdekken zoals bijvoorbeeld een reeks overlappende flexibele vellen, die langs de omtrek van de opening geplaatst zijn.
Het lichaam kan een vast lichaam zijn dat het 30 voedingsmiddel in vaste vorm omvat, zoals een staaf die stuifmeelkorrels omvat. Daarnaast kan het lichaam een slang of buis omvatten, die een vloeibaar voedingsmiddel omvat, zoals suikerwater. Dit kan doordat de slang of buis een i n o o o q o 9 vloeistof bevat, of doordat door de slang of buis een capilair lont loopt dat in verbinding staat met een hoeveelheid vloeibaar voedingsmiddel.
Het uiteinde van de slang dat in de nestkast gebracht 5 is kan een filter of membraan omvatten dat verzadigd kan worden met de vloeistof in het slang-vormig lichaam. De opening kan iedere gewenste vorm aannemen zoals rond of vierkant of een andere gewenste vorm. Het lichaam kan, op enige afstand van het einde dat in de nestkast gestoken 10 wordt, een diameter hebben die groter is dan de diameter van de opening. Hierdoor kan voorkomen worden dat het lichaam verder in de boring wordt ingebracht dan bedoeld.
De werkwijze volgens de uitvinding heeft als voordeel dat de bestuivingscapaciteit van de kolonie, op de plaats 15 waar zij hun bestuivingsfunctie moeten uitvoeren, optimaal is. Tijdens de gesloten toestand van de nestkast, bijvoorbeeld ten behoeve van transport en/of opslag worden de larven optimaal gevoed en kunnen zij zich optimale ontwikkelen, tot adulten met een optimale grootte. Zou er een 20 tekort zijn aan voedingsstoffen, dan zullen de larven zich eerder verpoppen, waardoor kleinere adulten verkregen worden. Het is bekend dat de kleinere adulten een slechtere bestuiving bewerkstelligen. Tevens is het mogelijk dat larven afsterven indien zij geen optimale voeding verkrijgen.
25 De uitvinding maakt het mogelijk om het foerageer gedrag van sociale insecten te beïnvloeden, door de beschikbaarheid van voedingsmiddelen in de nestkast te beïnvloeden. Hierdoor kan ingegrepen worden op hun foerageer activiteiten buiten de nestkast.
30 Het al dan niet vrij toegankelijke voedingsmiddel kan een eiwit houdend voedingsmiddel zijn, zoals stuifmeel en/of een vervangend middel hiervoor, en/of nectar en/of een vervangend middel hiervoor, zoals suikerwater.
102229? 10
De nestkast, kan van een bekend type zijn, bijvoorbeeld zoals verhandeld onder de naam Natupol door Koppert B.V. (Berkel en Rodenrijs).
De werkwijze volgens de uitvinding vindt haar 5 toepassing in de bestuiving van vruchtdragende gewassen. De uitvinding heeft derhalve voorts betrekking op een werkwijze voor het kweken van een vruchtdragend gewas, waarbij een bloeiend gewas bestoven wordt door een sociaal levend insect dat gevoed is volgens de werkwijze van de uitvinding.
10 De uitvinding heeft verder betrekking op een voederinrichting, die toepasbaar is in de werkwijze volgens de uitvinding. Met een dergelijke voederinrichting kan de beschikbaarheid van voedingsmiddelen voor de kolonie op flexibele wijze beïnvloed worden. De inrichting omvat een 15 houder voor tenminste één voedingsmiddel, bij voorkeur een eiwit-houdend voedingsmiddel, zoals stuifmeel. Zij omvat tenminste één doorgang, die geschikt is om leden van de kolonie vanuit de nestkast toegang te bieden tot de ruimte binnen de houder, waar het voedingsmiddel zich bevindt, de 20 voederruimte en tenminste één doorgang, die geschikt is om de leden van de kolonie vanuit de voederruimte toegang te bieden tot de nestkast. Deze doorgangen kunnen samenvallen. De doorgangen zijn afsluitbaar met tenminste één afsluitmiddel. Met behulp van dit afsluitmiddel zijn tenminste twee standen 25 te definiëren: een eerste stand waarbij er een vrije doorgang is van buiten de voederruimte naar de voederruimte en vice versa, en een tweede stand waarbij de vrije doorgang vanuit de ruimte buiten de voerderruimte naar de binnenruimte van de voederruimte geblokkeerd is.
30 Indien zich een voedingsmiddel in de voederruimte bevindt, dan is dit voedingsmiddel in de eerste stand vanuit de nestkast vrij toegankelijk voor de leden van de kolonie, i 11 en in de tweede stand is dit voedingsmiddel niet vrij toegankelijk.
Het afsluitmiddel kan ieder geschikt afsluitmiddel omvatten, zoals een schuif, een klep, een deur, een luik, of 5 een deksel.
Het heeft een voordeel als in de tweede stand er een vrije doorgang uit de voederruimte naar de ruimte buiten de houder blijft bestaan, zodat leden van de kolonie niet ingesloten kunnen raken in de binnenruimte van de houder. Dit 10 zou met name nadelig zijn, indien de koningin ingesloten zou worden. Hierdoor zou de kolonie ten gronde kunnen gaan. De doorgang kan voor een dergelijk doel afgesloten worden door een afsluitmiddel, dat slechts in één richting, naar de ruimte buiten de houder toe, een vrije doorgang biedt.
15 Hiervoor kunnen bestaande middelen gebruikt worden, zoals een luik dat door de leden van de kolonie slechts in één richting geopend kan worden.
Indien er in de tweede stand een vrije doorgang uit de voederruimte aanwezig is, heeft het de voorkeur, dat deze 20 zich bevindt in de nabijheid van de positie van de doorgang naar de voederruimte, of in de nabijheid waar deze aanwezig was. Hierdoor is de doorgang makkelijker te vinden voor een lid van de kolonie.
Indien de leden van de kolonie op hun weg naar de 25 voederruimte van de houder een hoogte verschil moeten overbruggen, heeft het voordeel als de inrichting klimmiddelen omvat om de toegang tot de houder voor de leden van de kolonie te vergemakkelijken. Dergelijke klimmiddelen kunnen trappen en schuine oppervlakken omvatten. Indien de 30 klimmiddelen schuine vlakken omvatten, heeft het oppervlak bij voorkeur voldoende weerstand om er voor te zorgen dat de leden van de kolonie er over naar boven kunnen kruipen, en/of omvat het middelen waartegen de leden van de kolonie zich 1 0 9 ? ? 9 9 12 kunnen afzetten. Dergelijke afzetmiddelen kunnen groeven omvatten.
In zijn algemeenheid zal de voederruimte in de tweede stand een afgesloten ruimte vormen. Het is mogelijk dat de 5 leden van de kolonie in deze ruimte broedkamers bouwen, waardoor een eventuele vrije doorgang die in de tweede stand aanwezig is om vanuit de voederruimte de ruimte buiten de houder te bereiken afgesloten wordt. Het heeft daarom de voorkeur maatregelen te treffen, die de beschikbaarheid van 10 een vrije weg naar deze doorgang garanderen. Dit kan bijvoorbeeld door op een hoog gelegen positie een uitsparing in een wand of het dak van de voederruimte te laten lopen.
Via deze uitsparing, die naar de vrije doorgang loopt, kunnen ingesloten leden van een hommelkolonie de vrije doorgang 15 bereiken.
De toegang tot en vanuit de houder kan gevormd worden door één of meer doorgangen. De gebruikte doorgang is tenminste groot genoeg om de kleinste actieve leden van de kolonie door te laten en bij voorkeur groot genoeg om de 20 koningin door te laten. Een geschikte diameter kan zijn groter dan ongeveer 8 mm, zoals groter dan 10 mm. Voor hommels is een geschikte diameter bijvoorkeur groter dan 10 mm, met meer voorkeur 13 mm.
De voederinrichting volgens de uitvinding kan 25 geplaatst worden in de binnenruimte van een nestkast, zoals bijvoorbeeld in de broedkast.
De voederinrichting kan vrij in de binnenruimte van de nestkast geplaatst zijn. Het heeft echter voordelen om de voederinrichting te verankeren aan één of meer onderdelen van 30 de nestkast. Hierdoor wordt de juiste positie van de voederinrichting gewaarborgd. De juiste positionering zou door het stoten tegen de nestkast en tijdens het transport verloren kunnen gaan. De juiste positie is hierbij een postie 1022292 13 waarbij een correct fuctioneren van de voederinrichting mogelijk: is.
Tevens is het mogelijk de voederinrichting met één of meer delen van de nestkast, zoals de broedkast te integreren.
5 Ook hierdoor wordt een correcte positionering gewaarborgd. Daarnaast vergemakkelijkt dit het assemblage proces van een nestkast, die de voederinrichting omvat.
Daarnaast is het mogelijk om de voederinrichting volgens de uitvinding buiten de nestkast aan te brengen, met een 10 verbinding naar de binnenruimte van de broedkast. Een plaatsing nabij het broed van de kolonie heeft de voorkeur, omdat gebleken is dat de koningin zich bij voorkeur niet te ver van het broed verwijderd om zich te voeden.
Indien de voederinrichting buiten de nestkast 15 aangebracht is met een verbinding naar de binnenruimte van de broedkast kan de vrij toegankelijke toestand beëindigd worden door de voederinrichting af te koppelen van de verbinding naar de binnenruimte van de nestkast. Het kan mogelijk zijn om de voederinrichting vervolgens aan te sluiten op de ingang 20 van de nestkast, die een doorgang in slechts een richting omvat en wel naar de binnenruimte van de nestkast toe. Zodoende kunnen leden van de kolonie, die zich in de voederinrichting bevinden, in staat gesteld worden in de broedkast terug te keren en raken zij niet afgesloten van de 25 kolonie.
De uitvinding heeft derhalve verder betrekking op een nestkast die een voederinrichting volgens de uitvinding omvat.
In de voorgaande beschrijving is de uitvinding 30 uitgelegd in haar relatie tot de kweek, opslag en het transport van leden van de kolonie en het beïnvloeden van het foerageer gedrag van de leden van de kolonie. Op dit moment zijn hommels de meest gebruikte biologische bestuivers in de I Π O O O n rs 14 land- en tuinbouw. Er wordt echter blijvend onderzoek verricht op het gebied van de biologische bestuiving en het is zeker denkbaar, dat in de toekomst andere sociale insecten op overeenkomstige wijze gebruikt kunnen worden voor 5 bestuivingstaken. Daarnaast kan het beïnvloeden van het foerageergedrag buiten de nestkast van sociale insecten om andere redenen van interesse zijn. Hierbij kan gedacht worden aan educatieve en wetenschappelijke doelen. Tevens zouden mieren ingezet kunnen worden voor het opruimen van een 10 diversiteit aan biologische afval stoffen. Ook hierbij zou het beïnvloeden van het foerageergedrag buiten de nestkast van leden van een kolonie voordelen kunnen hebben.
Het zal voor de vakman duidelijk zijn, dat een werkwijze volgens de uitvinding en het gebruik van de 15 voederinrichting binnen deze werkwijze tevens toepasbaar is bij andere sociale insecten, zoals bijen of mieren of angelloze bijen zoals die van het genus Apis zoals A. mellifera, zoals A. mellifera ligustica en aanverwante soorten en ondersoorten en die uit de superfamilie 20 formicoidea of die uit de familie der Meliponinae bijvoorbeeld uit het genus der Melipona of aanverwante soorten en ondersoorten. Het moet daarom begrepen worden, dat toepassing bij deze en aanverwante insecten tevens tot het object van de uitvinding behoort.
25 De uitvinding wordt verder beschreven aan de hand van de volgende figuren, die niet-limiterende voorbeelden van uitvoeringsvormen van de uitvinding weergeven.
Figuur 1 is een overzicht van de samenstellende delen van een nestkast waarin de voederinrichting volgens de 30 uitvinding geplaatst is.
Figuur 2 is een perspectivisch overzicht van de voederinrichting volgens de uitvinding in de eerste stand waarbij het voedingsmiddel vrij beschikbaar is.
1 0_ - 9 o 15
Figuur 3 is een perspectivisch overzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van de voederinrichting volgens de uitvinding in de tweede stand waarbij het voedingsmiddel niet vrij beschikbaar is.
5 Figuur 4 is een schematisch overzicht van de route die de leden van de kolonie kunnen volgen om in de tweede stand vanuit de binnen ruimte van de houder van de voederinrichting volgens de uitvinding de ruimte buiten de houder te bereiken.
Figuur 1 toont de voederinrichting 1 volgens de 10 uitvinding, toegepast in een bekende nestkast 2. De getoonde nestkast 2 is geschikt voor het transporteren en of opslaan van leden van de kolonie. De nestkast omvat een doos 3, waarin een broedkast 4 geplaatst is. De doos is verder afsluitbaar met een deksel, dat niet getoond is. De broedkast 15 4 is aan de bovenzijde afgesloten met een deksel 5. Aan de onderzijde rust zij op een polystyreen isolator 6, die de broedkast 4 afschermt van een zak met suikerwater die in een doos 7 geplaatst is. In de broedkast 4 is een suikerwaterlont 8 aanwezig dat naar het suikerwater in de zak 7 loopt.
20 Hierdoor is, zo lang er suikerwater voorradig is, het suikerwaterlont 8 doorweekt met suikerwater. Het suikerwater dient als bron voor vocht en als voedingsmiddel voor de kolonie.
De voederinrichting 1 volgens de uitvinding is 25 geplaatst in de nabijheid van de suikerlont 8. Hierbij is de ingang 11 naar suikerlont 8 toe gericht. Dit biedt als voordeel dat de insecten de ingang 11 makkelijk kunnen vinden. In het deksel 5 is een uitsparing 9 aanwezig waardoor een platte staaf 23 gestoken kan worden. Deze staaf dient 30 voor de bediening van het deksel 15 zoals later besproken. De nestkast omvat verder twee doorgangen 38 en 39. Met behulp van de schuif 35, die drie gaten bevat zijn deze doorgangen af te sluiten. De schuif kan in drie standen voor de Ü 2 2 ? .Q 9 16 doorgangen geplaatst worden. Een eerste stand, waarbij beide doorgangen afgesloten zijn. Een tweede stand waarbij slechts een doorgang 38 geopend is en een derde, waarbij beide doorgangen geopend zijn. Doorgang 38 wordt aan de achterzijde 5 afgesloten door een luik 36, dat door de uitsparing 37 in het deksel geschoven is. Het luik is dusdanig geconstrueerd, dat er voor de leden van de kolonie slechts een doorgang van buiten de nestkast naar de binnenruimte van de nestkast toe mogelijk is en niet andersom.
10 De nestkast omvat verder ventilatie gaten 40.
Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van de voederinrichting volgens de uitvinding. De inrichting omvat een houder 12 die bereikbaar is via de twee schuine zijden 13,14, die voorzien zijn van groeven waartegen de insecten 15 zich kunnen afzetten. Aan de houder 12 is een deksel 15 door middel van het hengsel 16 verbonden. Het deksel 15 en de wanden 17,18 van de houder zijn voorzien van uitsteeksels 19 en inkepingen 20, die ervoor zorgen dat het deksel 15 stevig afgesloten kan worden. Verder draagt uitsteeksel 19 er aan 20 bij dat het deksel 15 open blijft, dan wel niet spontaan sluit, dat wil zeggen indien dit niet voorzien of beoogd is. In het deksel 15 is een uitsparing 21 aangebracht die als een omgekeerde U-vorm een tunnel 21 vormt. De functie hiervan wordt nader uitgelegd in relatie tot figuur 3. In de stand 25 zoals getoond in figuur 2, is er voor de leden van de kolonie via de schuine vlakken 13,14 zowel een doorgang naar de binnenruimte van de houder toe als een doorgang vanuit de voederruimte 12.
Door het deksel 15 met behulp van bijvoorbeeld een 30 platte staaf 23, die door het deksel 5 van de broedkast 4 gestoken kan worden, in de richting van de pijl 24 te bewegen, kan het deksel 15 stevig afgesloten worden, door met de uitsteeksels 19 in de inkepingen 20 van de wanden 17,18 0 o 17 van de houder 12 te klemmen. Hierdoor gaat de inrichting over in de tweede stand, zoals getoond is in figuur 3 voor een alternatieve uitvoeringsvorm.
Figuur 3 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van 5 een voederinrichting volgens de uitvinding in de tweede stand. Zichtbaar is dat via de schuine zijde 13 geen vrije doorgang naar de binnenruimte van de houder beschikbaar is.
De schuine zijde 14 biedt nu toegang tot de brug 25 (weergegeven in figuur 4) die leidt naar de doorgang 26, die 10 afgesloten is met het luik 27. Achter het luik 27 is een opening 28 aangebracht waardoor de leden van de kolonie de voederinrichting kunnen verlaten. Het luik 27 heeft een dusdanige constructie, dat het slechts naar één zijde toe scharnierend is. Hierdoor biedt het slechts doorgang uit de 15 voederruimte van de voederinrichting en niet in de richting die naar de voederruimte toe leidt.
In de bovenzijde van het deksel is een uitsparing 21 aangebracht die als een omgekeerde U een tunnel vormt. Deze tunnel 21 dient ervoor om de leden van de kolonie een 20 aanvullende mogelijkheid te bieden, om vanuit de voerderruimte 12 de uitgangsdoorgang 22 te bereiken. Het is namelijk mogelijk dat in de voederruimte 12 vast broedmateriaal afgezet wordt door de hommelkolonie, waardoor de vrije toegang vanuit de voederruimte naar de doorgang 22 25 bemoeilijkt of zelfs afgesloten zou kunnen worden.
De diameter van het gat waarin het luik 27 is aangebracht is bijvoorbeeld 13 mm. De afstand van het gat tot het luik 27 is bijvoorbeeld 1,5 tot 3 mm. Het grondoppervlak 29 (weergegeven in figuur 4) voor het luik 27 biedt voldoende 30 weerstand zodat de insecten zich kunnen afzetten om het luik 27 te openen, dit kan bijvoorbeeld door groeven aan te brengen. Aan de zijkant van de voederinrichting is een schuin vlak 30 aangebracht. Het vlak 30 dient ervoor om te voorkomen Λ ; 7 r, 18 dat broedkatoen in de ruimte tussen de randen van het reservoir 12 en het deksel 15 geraakt, waardoor het deksel 15 niet meer afgesloten kan worden.
De uitvoeringsvorm die in figuur 3 getoond staat omvat 5 een aangrijppunt 31 waarmee het mogelijk is om de voederinrichting 1 weer te openen bijvoorbeeld met een staaf met een haak 32. Ook zijn andere middelen voor het openen denkbaar, bijvoorbeeld een touw dat aan het deksel bevestigd is. Deze uitvoeringsvorm heeft als voordeel, dat wanneer de 10 kolonie voor langere tijd in de nestkast opgesloten moet worden, het voedingsmiddel in het reservoir 12 van de voederinstallatie beschikbaar gesteld kan worden. Dit kan van belang zijn bij chemische behandeling van het gewas, dat de insecten bestuiven. In een dergelijke situatie zullen de 15 insecten in de broedkast 4 ingesloten worden, bijvoorbeeld door met de schuif 35 (figuur 1) doorgang 39 af te sluiten en doorgang 38 vrij te houden, om te voorkomen dat ze schade ondervinden van de gebruikte chemicaliën. De voederinrichting kan hiervoor verankerd worden om te voorkomen dat het bij het 20 opentrekken van het deksel van haar plaats wordt getrokken.
In figuur 4 is systematisch aangegeven via welke weg de leden van de kolonie de binnenruimte van de houder 12 kunnen verlaten in de tweede stand.
Bij Alternatieve uitvoeringsvormen van de 25 voederinrichting volgens de uitvinding kunnen middelen, vergelijkbaar aan de suikerlont, in de afsluitbare ruimte van de voederinrichting volgens de uitvinding geplaatst zijn. Hierdoor is het foerageer gedrag van sociale insecten te beïnvloeden door de beschikbaarheid van vloeibare 30 voedingsmiddelen, zoals suikerwater te bepalen, bijvoorbeeld via de werkwijze volgens de uitvinding. Ter plekke van de lont bevindt het voedingsmiddel zich, dan wel is het beschikbaar.
<

Claims (22)

1. Werkwijze voor het voeden van sociaal levende insecten gekenmerkt door: 5 (a) het aan een kolonie in een afgesloten nestkast ter beschikkingstellen van een hoeveelheid van een voedingsmiddel, in een vrijtoegankelijke toestand en vervolgens (b) het beëindigden van de vrijtoegankelijke toestand van 10 het voedingsmiddel in de nestkast (c) het openen van de nestkast
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat (c) plaatsvindt voor (b).
3. Werkwijze volgens een der conclusies 1-2 met het 15 kenmerk dat volgend op (a), (b) en (c) de vrijtoegankelijke toestand van het voedingsmiddel hersteld wordt, en de nestkast afgesloten wordt.
4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk dat het voedingsmiddel in een voederruimte 20 beschikbaar gesteld wordt en in de vrijtoegankelijke toestand een vrije doorgang uit en naar de voederruimte verschaft wordt, alsmede een afsluitmiddel en het beëindigen van de vrijtoegankelijke toestand bewerkstelligd wordt door het bedienen van het afsluitmiddel waardoor de vrije doorgang 25 tenminste in de richting naar de voederruimte afgesloten wordt.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk dat bij het beëindigen van de vrij toegankelijke toestand, een uni-directionele doorgang verschaft wordt, die slechts 30 doorgang biedt in de richting uit de voederruimte.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 4-5, met het kenmerk dat het afsluitmiddel van buiten de nestkast bediend wordt. 1fl? 5 ·) o o *
7. Werkwijze volgens een der conclusie 1-3, met het kenmerk dat het beëindigen van de vrijtoegankelijke toestand bewerkstelligd wordt door het voedingsmiddel uit de nestkast te nemen.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk dat volgend op het beëindigen van de vrij toegankelijke toestand de vrijtoegankelijke toestand hersteld wordt door het voedingsmiddel terug te plaatsen in de nestkast.
9. Werkwijze volgens een der conclusies 7-8, met het 10 kenmerk dat het voedingsmiddel uit de nestkast wordt genomen door een opening in de buitenwand van de nestkast.
10. Werkwijze volgens een der conclusies 7-9, waarbij een min of meer vast lichaam het voedingsmiddel omvat, welk vast lichaam aan de buitenzijde van de nestkast aangrijpbaar 15 is.
11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het voedingsmiddel stuifmeel of een vervangingsmiddel hiervoor omvat.
12. Werkwijze volgens een der conclusies 1-10, 20 waarbij hèt voedingsmiddel nectar of een vervangingsmiddel hiervoor omvat.
13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusie, met het kenmerk dat het sociaal levend insect geselecteerd is uit de groep welke omvat het genus Bombus, in het bijzonder
25 B. Terrestris, meer in het bijzonder B. terrestris terrestris en B. terrestris sassaricus, B. canariensis, B. ignitus, B. diversus, B. occidentalis inclusief aanverwante soorten en ondersoorten, of het genus Apis zoals A. mellifera, zoals A. mellifera ligustica of aanverwante soorten of ondersoorten of 30 de superfamilie der Formicoidea, of de familie der Meliponinae bijvoorbeeld uit het genus der Melipona of aanverwante soorten en ondersoorten. it... ... 9 14. werkwijze voor het telen van een vruchtdragend gewas, waarbij een bloeiend gewas verschaft wordt en dit bloeiende gewas bestoven wordt door een biologische bestuiver, met het kenmerk dat de biologische bestuiver een 5 sociaallevend insect is, dat gevoed is volgens de werkwijze van een van de conclusies 1-13.
15. Voederinrichting voor sociaal levende insecten, met het kenmerk dat deze een voederruimte omvat, met een doorgang uit en naar de voederruimte en een afsluitmiddel 10 waarmee de doorgang afsluitbaar is, welk afsluitmiddel een open en een gesloten toestand kan innemen.
16. Voederinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk dat in de afgesloten toestand van de toegang een toegang uit de voederruimte beschikbaar is.
17. Voederinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de toegang uit de voederruimte een luik omvat, dat slechts doorgang verschaft uit de voederruimte.
18. Voederinrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk dat het afsluitmiddel een deksel omvat en het luik 20 toegankelijk is na het sluiten van het deksel.
19. Voederinrichting volgens een der conclusies 17- 18, met het kenmerk dat het luik een diameter heeft groter dan ongeveer 8 mm, bijvoorkeur groter dan 10 mm, met meer voorkeur groter dan 13 mm.
20. Voederinrichting volgens een der conclusies 15- 19, met het kenmerk dat het afsluitmiddel aangrijppunten omvat waarmee het op afstand aangegrepen kan worden.
21. Voederinrichting volgens een der conclusies 15- 20, met het kenmerk dat de inrichting verder middelen omvat 30 om het afsluitmiddel te houden in de open of gesloten stand. 22. nestkast, met het kenmerk dat deze een voederinrichting volgens een der conclusies 15-21 omvat. !02229?
23. Nestkast volgens conclusie 22, met het kenmerk dat de voederinrichting geïntegreerd is met een of meer onderdelen van de nestkast, bij voorkeur de broedkast. i Γ0 99Q9
NL1022292A 2002-09-04 2002-12-31 Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten. NL1022292C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022292A NL1022292C2 (nl) 2002-09-04 2002-12-31 Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten.
AU2003261676A AU2003261676A1 (en) 2002-09-04 2003-09-04 Method for feeding social insects and feeding device for social insects
PCT/NL2003/000619 WO2004021773A1 (en) 2002-09-04 2003-09-04 Method for feeding social insects and feeding device for social insects

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1021389A NL1021389C1 (nl) 2002-09-04 2002-09-04 Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten.
NL1021389 2002-09-04
NL1022292A NL1022292C2 (nl) 2002-09-04 2002-12-31 Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten.
NL1022292 2002-12-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1022292C2 true NL1022292C2 (nl) 2003-10-13

Family

ID=29586104

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022292A NL1022292C2 (nl) 2002-09-04 2002-12-31 Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU2003261676A1 (nl)
NL (1) NL1022292C2 (nl)
WO (1) WO2004021773A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN113142146A (zh) * 2021-05-14 2021-07-23 云南大学 一种建立昆虫社交障碍模型的装置及方法

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GR1005104B (el) * 2005-02-09 2006-01-13 Κυψελη μελισσων νεκταρ
CN102771449A (zh) * 2012-08-14 2012-11-14 华中农业大学 一种弹尾虫饲养装置
CN114391512B (zh) * 2021-12-16 2022-11-25 安徽科技学院 夜蛾黑卵蜂规模饲养用的糖分营养易吸食的恒温养殖仓

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR593901A (fr) * 1925-01-09 1925-09-02 Franc Soc Nourrisseur s'adaptant aux ruches pour le nourrissement des abeilles
DE1139687B (de) * 1961-10-26 1962-11-15 Franz Knobelspies Bienenfutterkasten
WO1993012650A1 (en) * 1991-12-20 1993-07-08 Koppert B.V. Nesting box for social insects
FR2688381A1 (fr) * 1992-03-13 1993-09-17 Pollitech Sa Boite nourrisseur pour insectes utilises dans la pollinisation.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR593901A (fr) * 1925-01-09 1925-09-02 Franc Soc Nourrisseur s'adaptant aux ruches pour le nourrissement des abeilles
DE1139687B (de) * 1961-10-26 1962-11-15 Franz Knobelspies Bienenfutterkasten
WO1993012650A1 (en) * 1991-12-20 1993-07-08 Koppert B.V. Nesting box for social insects
FR2688381A1 (fr) * 1992-03-13 1993-09-17 Pollitech Sa Boite nourrisseur pour insectes utilises dans la pollinisation.

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN113142146A (zh) * 2021-05-14 2021-07-23 云南大学 一种建立昆虫社交障碍模型的装置及方法
CN113142146B (zh) * 2021-05-14 2023-08-18 云南大学 一种建立昆虫社交障碍模型的装置及方法

Also Published As

Publication number Publication date
AU2003261676A1 (en) 2004-03-29
WO2004021773A1 (en) 2004-03-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Bailey Pests of field crops and pastures: identification and control
Van Heemert et al. Year-round production of bumble bee colonies for crop pollination
Hewitt et al. Seasonal climatic variations influence the efficacy of predatory mites used for control of western flower thrips in greenhouse ornamental crops
Easterbrook et al. Development times and fecundity of three important arthropod pests of strawberry in the United Kingdom
Peterson et al. Production of solitary bees for pollination in the United States
Delaplane et al. Bee pollination of Georgia crop plants
Bernier et al. Control of Aethina tumida (Coleoptera: Nitidulidae) using in-hive traps
NL1022292C2 (nl) Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten.
US9801358B1 (en) Method and apparatus for field incubation of bees
CA2287794C (en) Crop pollination method by insects
Moran et al. Mass-production of arthropods for biological control of weeds: a global perspective
NL1021389C1 (nl) Werkwijze voor het voeden van sociale insecten en voederinrichting voor sociale insecten.
Dennis Identifying pollinator species of Indiana soybean fields and their potential contributions to yield
Yadav et al. Biology and predatory potential of lady bird beetle, Coccinella septempunctata (Lin.) on mustard aphid, Lipaphis erysimi (Kalt.)
JP3053307B2 (ja) 訪花昆虫の巣箱に取付けるゲート装置及び該ゲート装置を利用して訪花昆虫に薬剤又は花粉を運搬させる方法
Gabr et al. Rearing of palmetto weevil, Rhynchophorus cruentatus Fabricius (Coleoptera: Curculionidae) under laboratory conditions
ALANA BIOLOGY OF THE BLUEBERRY LEAFTIER CROESIA CURV ALANA (KEARFOTT)(TORTRICIDAE): A FIELD AND LABORATORY STUDY
Sloggett et al. Patch residence by aphidophagous ladybird beetles: Do specialists stay longer?
Murray Greenhouse Biocontrol in Utah: Beneficial Insects and the Pests They Target
Lee et al. The Apiarist
Cowles Practical black vine weevil management
Merry et al. Increasing seed yield in Papaver somniferum L. with the use of honey bees (Apis mellifera L.).
Bosch et al. How to manage the blue orchard bee
Ibrahim Evaluation of defensive behavior of honeybee (Apis mellifera L.) colonies against the attacking of oriental hornet (Vespa orientalis L.)
Floyd Biology, Monitoring, Sampling, and Management of Rice Billbug, Sphenophorus pertinax, in Furrow-irrigated rice

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20120701