NL1021109C2 - Fitting voor een lamp. - Google Patents

Description

Fitting voor een lamp.

De onderhavige uitvinding betreft een fitting voor een lamp, voorzien van een rand of aanslag voor het afsteunen van een lampenkap en een grendelelement, zoals een 5 moer, voor het vergrendelen van een lampenkap op die rand of aanslag, waarbij de fitting is voorzien van instelmiddelen voor het instellen van de stand van de lampenkap ten ppzichte van die rand of die aanslag.

Bovendien betreft de onderhavige uitvinding een stelelement, in het bijzonder geschikt voor het instellen van de stand van een lampenkap ten opzichte van een fitting. 10 Een dergelijke fitting is bekend uit DE-2.637.784. Daarbij kan de lampenkap in een aantal discrete posities ten opzichte van de overige constructie geplaatst worden. Uit het Amerikaanse octrooischrift 1.379.066 is eveneens het verstellen in verschillende discrete standen mogelijk.

De hier gebruikte fittingen omvatten doorgaans een cilindervormige bus die aan 15 de binnenzijde voorzien is van schroefdraad. Deze schroefdraad kan worden benut voor het in de bus vastdraaien van een peertje. Ook de buitenzijde van de bus is doorgaans voorzien van schroefdraad. Aan het van de opening van de bus afgerichte einde van de schroefdraad bevindt zich een kraag of aanslag. Deze kraag of aanslag is bestemd voor het daarop plaatsen van een lampenkap. De lampenkap kan direct op de kraag worden 20 geplaatst. Ook is het mogelijk dat aan de lampenkap een voet is gemonteerd die vervolgens op de rand of de aanslag kan worden geplaatst.

De lampenkap of de voet van de lampenkap wordt op de rand of de aanslag gefixeerd met behulp van een bevestigingselement zoals bijvoorbeeld een moer. Gezien het feit dat op de buitenwand van het cilindervormige element schroefdraad is 25 aangebracht, kan de moer omlaag worden gedraaid om tussen de onderzijde van de moer en de bovenzijde van de rand of de aanslag de lampenkap of de voet van de lampenkap in te klemmen.

In de stand van de techniek is het bekend om een fitting te monteren op een ondersteuning. Deze ondersteuning kan een speciaal voor het doel gefabriceerde poot 30 zijn. Het is echter ook mogelijk om de fitting te monteren op een ander gebruiksvoorwerp zoals bijvoorbeeld een vaas. In veel voorkomende gevallen is het niet eenvoudig om een fitting exact in lijn te plaatsen met de onderzijde van de ondersteuning. Dat wil zeggen dat in het gebruik de fitting, in het bijzonder de rand of 1021100- 2 de aanslag, een hoek maakt met de horizontaal. Met andere woorden wanneer op de fitting een lampenkap wordt geplaatst, staat lampenkap scheef ten opzichte van de horizontaal.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een fitting van 5 het in de aanhef genoemde soort, waarbij op een eenvoudige en goedkope wijze kan worden bewerkstelligd dat de lampenkap rechtgezet kan worden ten opzichte van de horizontaal, d.w.z. traploos in elke gewenste positie geplaatst kan worden.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt doordat die instelmiddelen een eerste lijf omvatten dat met een eerste uiteinde beweegbaar is 10 verbonden met die rand of die aanslag, waarbij het eerste lijf plaatsbaar is tussen een eerste stand, in hbofdzaak parallel aan de rand of de aanslag, en een tweede stand onder een hoek met die rand of die aanslag.

Volgens de uitvinding is erin voorzien dat tussen de bovenzijde van de rand of de aanslag en de naar deze rand of aanslag gerichte zijde van de lampenkap een 15 instelelement wordt aangebracht. Dit instelelement is op zodanige wijze beweegbaar verbonden met de rand of de aanslag dat afhankelijk van de scheefstand van de fitting ten opzichte van de horizontaal deze scheefstand kan worden geneutraliseerd door het verplaatsen van de instelmiddelen. Op deze manier wordt bewerkstelligd dat met behulp van de instelmiddelen het scheef staan van de fitting wordt gecorrigeerd. Dat 20 wil zeggen dat in het gebruik de lampenkap recht staat ten opzichte van de horizontaal.

Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat hierboven verwijzing wordt gemaakt naar "de horizontaal". Het is natuurlijk mogelijk dat een lamp wordt gemonteerd in een zodanige stand dat deze met opzet een hoek maakt met de horizontaal. Ook in die gevallen kan de uitvinding met voordeel worden gebruikt. De uitvinding heeft als doel 25 om een ongewenste hoek tussen de lampenkap en een ondersteuning te neutraliseren.

Voor de goede werking van de fitting volgens de onderhavige uitvinding is het voordelig dat de instelmiddelen zijn voorzien van grendelmiddelen voor het vergrendelen van het eerste lijf in de tweede stand daarvan. Daarbij is het mogelijk dat het eerste lijf is voorzien van een nok of een pal, voor het aangrijpen van een uitsparing 30 of gleuf op de bui tenzij de van de fitting.

Zoals hierboven al is aangegeven is de buitenzijde van de fitting doorgaans voorzien van schroefdraad. Dat betekent dat over de lengte van de fitting door de schroefdraad gevormde uitsteeksels aanwezig zijn. Deze uitsteeksels kunnen uitstekend 1021109- 3 worden benut voor het achter deze uitsteeksels vergrendelen van de instelmiddelen. Om dit te bewerkstelligen is het eerste lijf voorzien van een nok of een pal die kan aangrijpen achter de uitsteeksels die worden gevormd door de schroefdraad. Additionele grendelmiddelen voor het vergrendelen van het eerste lijf in de tweede S stand daarvan zijn niet nodig.

Volgens de onderhavige uitvinding is erin voorzien dat de lijven boogvormig zijn uitgevoerd, waarbij de lijven een gehele cirkel of een gedeelte van een cirkel beschrijven. Daarbij is erin voorzien dat de lijven zijn uitgevoerd zodat deze een boog beschrijven die groter is dan een halve cirkel en kleiner is dan een gehele cirkel.

10 Fittingen zijn aan de buitenzijde doorgaans rond. Dat wil zeggen dat de instelmiddelen bij voorkeur rond zijn om over de fitting geschoven kunnen worden en om te kunnen aansluiten op de buitenwand van de fitting. Wanneer men erin voorziet dat de lijven van de instelmiddelen zo zijn uitgevoerd dat deze boogvormig zijn en een gedeelte van een cilinder beschrijven dat groter is dan een halve cirkel en kleiner is dan 15 een hele cirkel is het mogelijk om de lijven vanaf een zijde over de buitenzijde van de fitting heen te schuiven (eventueel gebruik makend van de buigzaamheid van de lijven). Dat betekent dat het niet nodig is om de lampenkap en de grendelmiddelen van de lampenkap in zijn geheel te verwijderen om de instelmiddelen te monteren.

Naast de hierboven beschreven fitting betreft de onderhavige uitvinding ook een 20 stelelement voor het instellen van de stand van een lampenkap ten opzichte van een fitting, voorzien van een eerste lijf bestemd om contact te maken met een lampenkap of de voet van een lampenkap en een tweede lijf voor het afsteunen van het stelelement op een rand of een aanslag van een fitting, welke lijven verend of scharnierend met elkaar zijn verbonden voor het instellen van de hoek tussen dat eerste en dat tweede lijf.

25 Het stelelement volgens de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt doordat het eerste en het tweede lijf in hoofdzaak boogvormig zijn gevormd, voor het omsluiten van een cilindervormig gedeelte van een fitting. Daarbij is het voordelig dat de lijven zijn gevormd zodat de boogvorm een cirkel beschrijft die groter is dan een halve cirkel, en die kleiner is dan een gehele cirkel.

30 Volgens de uitvinding is er verder in voorzien dat het tweede lijf aan de binnenzijde van de boog is voorzien van een nok of een pal, voor het aangrijpen van een groef of een uitsparing in de buitenzijde van een fitting.

1021109" 4

Het heeft de voorkeur dat het stelelement veren staal omvat. Door het stelelement uit te voeren in verenstaal zal het stelelement automatisch een wigvorm hebben. Met de hand kan de gewenste wigvorm tussen het eerste lijf en het tweede lijf worden ingesteld. Deze gewenste stand kan worden ingesteld door de grendelmiddelen, zoals 5 de nok of de pal aan het eerste lijf, om de schroefdraad aan de buitenzijde van de fitting vast te klemmen. Vervolgens kan de lampenkap gebruik makend van de stelmiddelen in de gewenste stand worden gefixeerd.

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat het stelelement hulparmen omvat aangebracht tussen het eerste en het tweede lijf, welke steunarmen veerkracht 10 opnemen bij het verplaatsen van het eerste lijf naar het tweede lijf. Daarbij is het mogelijk dat de hulparmen zijn uitgestanst en omgezet uit een van de eerste en de tweede lijven.

Verder is het volgens de uitvinding mogelijk dat het stelelement, nabij de verbinding tussen het eerste en het tweede lijf, voorzien is van een meer aangrijporganen bestemd 15 voor het aangrijpen van een lampenkap, of een voet van een lampenkap. Bij het plaatsen van het stelelement kan het aangrijporgaan, of kunnen de -organen vastgrijpen achter een gedeelte van de lampenkap of de voet van een lampenkap. Door de aangrijporganen wordt bereikt dat het eerste lijf in het gebruik blijft aanliggen tegen de lampenkap. De lampenkap kan niet roteren ten opzichte van dat eerste lijf.

20 De onderhavige uitvinding zal verder worden beschreven aan hand van de bijgaande figuren, waarin:

Figuur 1 de voet van een lamp toont, waarbij de lampenkap scheef staat ten opzichte van een ondergrond.

Figuur 2 in detail een fitting toont met daarop een instelelement volgens de 25 onderhavige uitvinding.

Figuur 3 de fitting toont volgens figuur 2 met daarop een instelelement, een ring en een bevestigingselement zoals een moer.

Figuur 4 een mogelijke uitvoeringsvorm toont van het instelelement volgens de uitvinding.

30 Figuur 5 een bovenaanzicht toont van het instelelement volgens figuur 4.

Figuur 6 een alternatieve uitvoeringsvorm toont van het instelelement volgens de uitvinding.

)021109- 5

Figuur 7 een uitvoeringsvorm toont, waarbij het stelelement, nabij de verbinding tussen het eerste en het tweede lijf, voorzien is van een meer aangrijporganen bestemd voor het aangrijpen van een lampenkap, of een voet van een lampenkap.

In figuur 1 is een lamp afgebeeld volgens de stand van de techniek. Deze lamp 5 omvat een voet of steun 1 die op een ondergrond 2, zoals een tafel, is geplaatst. In de voet 1 is een houder 3 aangebracht. Op de houder 3 is een staaf of een buis 4 gemonteerd. Aan de bovenzijde van deze staaf of buis 4 is een fitting bevestigd (niet afgebeeld). De bevestiging van de fitting aan de bovenzijde van de buis blijkt uit de figuren 2 en 3. Op de fitting is een lampenkap 5 gemonteerd. Deze lampenkap 5 staat in 10 lijn met de buis 4.

Omdat de houder 3 scheef staat ten opzichte van de voet 1 staat ook de buis 4 niet in lijn met de voet 1. Daardoor staat de lampenkap 5 niet in lijn met de voet 1. Dat betekent dat de lampenkap 5 scheef staat ten opzichte van de ondersteuning 2. Volgens de onderhavige uitvinding is erin voorzien om de fitting zó te modificeren dat de 15 lampenkap 5 wel recht geplaatst kan worden ten opzichte van de ondersteuning 2. Dit wordt getoond in de figuren 2 en 3.

In figuur 2 is een gedeelte van een fitting 10 afgebeeld. Deze fitting 10 is gemonteerd op de bovenzijde van de buis 4 die al eerder getoond is in figuur 1. De fitting omvat een buisvormig element 11 dat zowel aan de binnenzijde als aan de 20 buitenzijde is voorzien van schroefdraad. De schroefdraad aan de binnenzijde van de buis 11 wordt benut voor het in de fitting 10 draaien van een peertje. Aan de van de opening van de buis 11 af gerichte zijde is aan de buitenzijde van de schroefdraad een rand of aanslag 12 aanwezig. Op deze rand of aanslag 12 kan een lampenkap of een voet van een lampenkap worden geplaatst. Gezien het feit dat de buitenzijde van de 25 buis 11 is voorzien van schroefdraad kan over deze schroefdraad een bevestigingselement, zoals een moer 13 (zie figuur 3) worden aangebracht. Met behulp van deze moer 13 kan tussen de rand 12 en de moer een lampenkap worden ingeklemd. Om nu te bewerkstelligen dat de stand van een lampenkap die op de rand 12 geplaatst wordt, instelbaar wordt, is volgens de uitvinding op de rand 12 een instelelement 20 30 aangebracht. De verschillende onderdelen van het instelelement worden besproken samen met de figuren 4 en 5. Het instelelement 20 is voorzien van een eerste lijf 21 en een daaronder afgebeeld tweede lijf 22. De lijven 21 en 22 zijn aan de uiteinden daarvan verbonden in scharnierpunten 23 en 24. Voor de duidelijkheid wordt 1021109' * 6 opgemerkt dat het element 20 volgens de figuren is uitgevoerd in kunststof. Wanneer volgens een voorkeursuitvoeringsvorm het element verenstaal omvat, kunnen de lijven 21 en 22 veel dunner worden uitgevoerd. In dat geval is de totale dikte van het element 20 veel kleiner dan de totale dikte die te zien is in de figuren.

5 De lijven 21 en 22 zijn boogvormig uitgevoerd. Dit is met name te zien in figuur 5. De lijven beschrijven een gedeelte van een cirkel. Door het raster dat in figuur 5 getekend is onder het element 20 is te zien dat de lijven een gedeelte van een cirkel beschrijven die ligt tussen een halve cirkel en een hele cirkel. Dat wil zeggen dat het element 20 in een gemonteerde toestand niet van een cilindervormig element kan 10 worden afgenomen zonder dat de lijven 21 en 22 daarbij vervormd hoeven te worden. Het feit dat de lijven een cirkelboog beschrijven die juist groter is dan een halve cirkel maar kleiner is dan een hele cirkel wil zeggen dat de lijven in gebogen toestand over de cilinder kunnen worden gedrukt. Vervolgens zullen de lijven onder veerkracht weer terugveren naar de oorspronkelijke vorm en daarbij sluiten de lijven om het 15 cilindervormige element 11 en kunnen daarvan niet zonder meer worden verwijderd.

Het lijf 22 is bedoeld om aan te liggen op de rand of aanslag 12. Het lijf 21 komt in het gebruik aan te liggen tegen een lampenkap of tegen een voet van een lampenkap.

De lijven 21 en 22 zijn ten opzichte van elkaar beweegbaar. Door het bewegen van het lijf 21 ten opzichte van het lijf 22 kan een mate van scheef staan van de 20 lampenkap ten opzichte van de horizontaal worden gecompenseerd.

Om de lijven 21 en 22 in hun gewenste stand te fixeren is het tweede lijf 21 aan de naar binnen toe gerichte zijde voorzien van een nok of pal 25. Deze nok of pal 25 is bedoeld om aan te grijpen in de schroefdraad op de buitenzijde van de cilinder 11 (zie figuur 2). Op deze wijze wordt op een eenvoudige manier bereikt dat de lijven ten 25 opzichte van elkaar zijn te vergrendelen.

In figuur 3 is het samenstel afgebeeld van een fitting 10 volgens de onderhavige uitvinding waarop een moer 13 is geplaatst, waarbij tussen de moer 13 en de rand 12 zowel een instelelement 20 als een ring 30 zijn afgebeeld. De ring 30 geeft schematisch een gedeelte weer van een lampenkap. In het normale gebruik zal aan de ring 30 direct 30 een lampenkap zijn bevestigd of zal de ring 30 een onderdeel vormen van de voet van de lampenkap.

Figuur 3 toont dat door de aanwezigheid van het element 20 de ring 30 onder een hoek wordt geplaatst met de rand of de aanslag 12. Dat wil zeggen dat door middel van 1021109'

A

het element 20 het scheef staan van de lampenkap ten opzichte van de horizontaal (zie onder meer figuur 1) kan worden gecorrigeerd.

In figuur 6 is een alternatieve uitvoeringsvorm afgebeeld van het element 20 volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 6 toont een instelelement 40 met een eerste 5 lijf 41 en een daaronder afgebeeld tweede lijf 42. De werking van het element is identiek aan de werking van het instelement 20 dat hierboven is beschreven. In figuur 6 is een uitvoeringsvorm afgebeeld met relatief dunne lijven uit bijvoorbeeld verenstaal. In het eerste lijf 41 zijn door middel van stansen uitsparingen 43 en 44 aangebracht. Het materiaal dat door deze uitsparingen vrijkomt is omlaag bewogen zodat hulpbenen 10 45 en 46 ontstaan. Bij het naar elkaar toe bewegen van de lijven 41 en 42 komen de onderzijden van deze hulpbenen 45 en 46 in contact met het lijf 42. Door de hulpbenen wordt de veerkracht om de lijven 41 en 42 ten opzichte van elkaar onder een hoek te houden vergroot.

In figuur 7 is een verdere uitvoeringsvorm te zien van het stelelement volgens de 15 uitvinding, dat nabij de verbinding tussen het eerste en het tweede lijf, is voorzien van een meer aangrijporganen 26 en 27 bestemd voor het aangrijpen van een lampenkap, of een voet van een lampenkap. In het gebruik worden de organen 26 en 27 achter het lichaam van de voet van een lampenkap 30 of achter een lampenkap (niet afgebeeld). Het materiaal van de organen is bijvoorbeeld uitgestanst uit het materiaal van de benen 20 21 en 22. Door deze maatregel vormen de organen 26 en 27 geen belemmering voor het plaatsen van het element op een fitting. Met behulp van de organen 26 en 27 wordt bereikt dat het lijf 21 in het gebruik aanligt tegen het materiaal van de voet 30 van een lampenkap of van een lampenkap zelf. Daardoor wordt een goede werking van het instelement bewerkstelligd.

25 1021109-

Claims (14)

1. Fitting voor een lamp, voorzien van een rand of aanslag voor het afsteunen van een lampenkap en een grendelelement, zoals een moer, voor het vergrendelen van een 5 lampenkap op die rand of aanslag, waarbij de fitting is voorzien van instelmiddelen (20, 40) voor het instellen van de stand van de lampenkap ten opzichte van die rand of die aanslag, met het kenmerk, dat die instelmiddelen een eerste lijf (21, 41) omvatten dat met een eerste uiteinde beweegbaar is verbonden met die rand of die aanslag, waarbij het eerste lijf plaatsbaar is tussen een eerste stand, in hoofdzaak parallel aan de 10 rand of de aanslag, en een tweede stand onder een hoek met die rand of die aanslag.

2. Fitting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de instelmiddelen een eerste en een tweede lijf (22, 42) omvatten, welke lijven schamierbaar (23, 24) met elkaar zijn verbonden, waarbij het tweede lijf afsteunt op de rand of de aanslag en waarbij het eerste lijf plaatsbaar is tussen een eerste stand in hoofdzaak parallel aan het tweede lijf 15 en een tweede stand onder een hoek met het tweede lijf.

3. Fitting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de instelmiddelen zijn voorzien van grendelmiddelen voor het vergrendelen van het eerste lijf in de tweede stand daarvan.

4. Fitting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het eerste lijf is voorzien van 20 een nok of een pal (25), voor het aangrijpen van een uitsparing of gleuf op de buitenzijde van de fitting.

5. Fitting volgens conclusie 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat de lijven boogvormig zijn uitgevoerd, waarbij de lijven een gehele cirkel of een gedeelte van een cirkel beschrijven.

6. Fitting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de lijven zijn uitgevoerd zodat deze een boog beschrijven die groter is dan een halve cirkel en kleiner is dan een gehele cirkel.

7. Instelelement voor een fitting voor een lamp voor het instellen van de stand van een lampenkap ten opzichte van een fitting, voorzien van een eerste lijf bestemd 30 om contact te maken met een lampenkap of de voet van een lampenkap en een tweede lijf voor het afsteunen van het stelelement op een rand of een aanslag van een fitting, welke lijven verend of scharnierend met elkaar zijn verbonden voor het instellen van de hoek tussen dat eerste en dat tweede lijf. 1 0211 09- V

8. Instelelement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede lijf in hoofdzaak boogvormig zijn gevormd, voor het omsluiten van een cilindervormig gedeelte van een fitting.

9. Instelelement volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de lijven zijn gevormd 5 zodat de boogvorm een cirkel beschrijft die groter is dan een halve cirkel, en die kleiner is dan een gehele cirkel.

10. Instelelement volgens conclusie 7 tot en met 9, met het kenmerk, dat het tweede lijf aan de binnenzijde van de boog is voorzien van een nok of een pal, voor het aangrijpen van een groef of een uitsparing in de buitenzijde van een fitting.

11. Instelelement volgens conclusie 7-10, met het kenmerk, dat het stelelement veren staal omvat.

12. Instelelement volgens conclusie 7-11, met het kenmerk, dat het stelelement hulparmen omvat aangebracht tussen het eerste en het tweede lijf, welke steunarmen veerkracht opnemen bij het verplaatsen van het eerste lijf naar het tweede lijf.

13. Instelelement volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de hulparmen zijn uitgestanst en omgezet uit een van de eerste en de tweede lijven.

14. Instelelement volgens een van de conclusies 7-13, met het kenmerk, dat het stelelement, nabij de verbinding tussen het eerste en het tweede lijf, voorzien is van een meer aangrijporganen bestemd voor het aangrijpen van een lampenkap, of een voet van 20 een lampenkap. 1021109'