NL1020747C2 - Inrichting voor het poten van aardappelen en vorentrekker geschikt voor gebruik in een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Inrichting voor het poten van aardappelen en vorentrekker geschikt voor gebruik in een dergelijke inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het poten van aardappelen en/of andere bol- en knolgewassen, omvattende een frame, een aanvoer voor te poten aardappelen en ten minste één vorentrekker die, gezien 5 in de voortbewegingsrichting van de inrichting, voor de, aanvoer is geplaatst.

Een dergelijke inrichting is bekend, bijvoorbeeld. uit Nederlands Octrooi 1014692. Met deze inrichting worden achtereenvolgens één of meer voren in de (in het algemeen 10 voorbereide) grond getrokken en pootaardappelen op geregelde afstand van elkaar in de voren gedeponeerd. Vervolgens worden de geulen met behulp van toedekschijven gesloten en worden ruggen gevormd.

In veel landen bevat landbouwgrond stenen, die 15 ofwel uit de grond verwijderd worden alvorens de aardappelen te poten ofwel later, meestal tijdens het rooien, van de aardappelen gescheiden worden. In de meeste landen wordt met name of uitsluitend de eerstgenoemde techniek gebruikt, die ook wel wordt aangeduid als ontstenen. Hierbij wordt de 20 bovenste laag van het zogenaamde volveld verwijderd en worden de aarde en de stenen van elkaar gescheiden. Vervolgens worden bedden van steenvrije aarde gevormd die aan weerszijden worden begrensd door geulen waarin de stenen worden gestort. Dergelijke bedden hebben een breedte die 25 twee- of meermaal breder is dan de uiteindelijke ruggen waarin de aardappelen zijn gepoot.

Bij het telen is voor de ontwikkeling van aardappelen zowel de pootdiepte (ten opzichte van de top van de rug) als de laterale positie van de pootaardappelen in de 30 rug van belang. Echter, bij het poten van aardappelen in de genoemde bedden worden diepte en/of laterale positie verstoord tijdens het vormen van de ruggen.

2

De uitvinding heeft tot doel een inrichting te verschaffen waarmee op doeltreffende wij?e ruggen gevormd kunnen worden in de genoemde bedden, zonder de diepte en/of positie van de gepote aardappelen te zeer te verstoren.

5 Hiertoe heeft de inrichting volgens de onderhavige uitvinding het kenmerk dat de vorentrekker asymmetrisch is uitgevoerd of bevestigd, zodanig dat deze vorentrekker de aarde waarin de aardappelen gepoot worden asymmetrisch zal verzetten. Het verdient de voorkeur dat voor en/of ter 10 plaatse van de vorentrekker een blad is voorzien voor het asymmetrisch terzijde schuiven van een deel van de aarde. Voorts verdient het de voorkeur dat de inrichting ten minste twee vorentrekkers omvat. Met de uitvinding kan de verdeling van aarde tijdens het trekken van de voren over de nog te • 15 vormen rug(gen) gestuurd worden.

In elk van genoemde bedden wordt tijdens het poten een aantal ruggen, bijvoorbeeld twee, gevormd. Omdat zich aan weerszijden van het bed een geul bevindt, terwijl in het midden van het bed geen geul aanwezig is, bevindt zich in 20 dit midden, tussen de nog op te bouwen ruggen in, relatief veel aarde. Gebleken is dat deze aarde de latere opbouw van ruggen verstoort en de gepote aardappelen uit het midden van de rug duwt, waardoor de ontwikkeling van de aardappelen nadelig wordt beïnvloed. Door de aarde voor of ter plaatse 25 van de vorentrekker asymmetrisch te verzetten in de richting van de geulen naast het bed wordt deze verstoring onderdrukt of zelfs vermeden.

Het genoemde blad kan bijvoorbeeld aan het frame van de pootmachine gemonteerd worden of, zoals hieronder in 30 meer detail zal worden toegelicht, ook gevormd worden door een zijwand van een driedimensionale constructie.

Het verdient de voorkeur dat het blad zich uitstrekt over meer dan de helft, bij voorkeur meer dan driekwart, van de breedte van de vorentrekker, zodat een 35 aanzienlijk grondverzet mogelijk wordt. Indien het blad een 1 Ü 2 C Ί \ 3 geheel vormt met de vorentrekker kan met een enkele, althans een relatief eenvoudige, bevestiging volstaan worden en kan de combinatie van vlak en vorentrekker relatief compact uitgevoerd worden.

5 Door ter plaatste van één of, bij voorkeur, beide buitenste vorentrekkers een keerplaat te bevestigen wordt vermeden dat de verzette aarde buiten de grenzen van de uiteindelijk te vormen ruggen, bijvoorbeeld in de geulen aan weerszijden van een ontsteend bed, terecht komt en aan één 10 van de randen van een te vormen rug te weinig aarde aanwezig is.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting volgens de aanhef van deze inleiding, die bovendien ten minste één toedekelement en, aan de 15 achterzijde van de inrichting, een ondersteuning, zoals wielen, omvat en die wordt gekenmerkt doordat vóór de ondersteuning een element voor bepalen van de vorm van een rug is bevestigd. Doordat dit element, bijvoorbeeld een zogenoemde aanaardkap, zich aldus dichter bij de aanvoer 20 voor de te poten aardappelen bevindt wordt de positie van de aardappelen in de rug aanzienlijk minder gevoelig voor het driften van de inrichting. Driften zal met name optreden op glooiende of geaccidenteerde akkers, wanneer de inrichting met een tractor schuin een helling op gereden wordt, en 25 heeft tot gevolg dat de uiteindelijke rug verschoven raakt ten opzichte van de vore waarin de aardappelen werden geplaatst. In een voorkeursuitvoering is het element voor het bepalen van de vorm van een rug direct achter de aanvoer voor te poten aardappelen of het toedekelement bevestigd.

30 De uitvinding heeft voorts betrekking op een vorentrekker geschikt voor gebruik in een inrichting voor het poten van aardappelen voorzien van een blad voor het asymmetrisch terzijde schuiven van aarde.

1 0 2 C 7 4 4

De uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de figuren waarin voorkeursuitvoeringen van de onderhavige inrichting schematisch zijn weergegeven.

Figuur 1 toont een zijaanzicht van een inrichting 5 volgens de uitvinding, voorzien van een eerste type vorentrekker.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht van het onderstel van de inrichting volgens figuur 1, voorzien van tweede type vorentrekker.

10 Figuur 3 toont een zijaanzicht van een vorentrekker en een aanaardkap zoals gebruikt in de inrichting volgens f iguur 2.

Figuur 4 toont een boven-, zij- en achteraanzicht vorentrekker volgens figuren 2 en 3 in meer detail.

15 Figuren 1 tot en met 3 tonen een voorbeeld van een pootmachine 1 volgens de onderhavige uitvinding, waarmee in één bewerking twee rijen aardappelen en twee ruggen resp. gepoot en gevormd kunnen worden in een ontsteend bed met een breedte van circa 1,5 m. De pootmachine 1 omvat een frame 2 20 voorzien van een trekboom 3, waarmee de pootmachine1 aan een tractor (niet getoond) gekoppeld kan worden. In dit voorbeeld wordt het frame 2 ondersteund door de trekboom 3 en achterwielen 5, maar het is ook mogelijk bijvoorbeeld de voorzijde van de pootmachine 1 te ondersteunen met een op 25 zich bekende driepuntsbevestiging.

Op en in het frame 2 zijn, in deze specifieke uitvoering, een voorraadbunker 6 voor te poten aardappelen, een zogenaamd snarenbed 7 en twee aanvoerpunten 8, bijvoorbeeld veerkrachtige rollen waarmee aardappelen op 30 gelijkmatige wijze afgegeven worden, gemonteerd. Onder het frame 1 en vóór elk aanvoerpunt 8 is een vorentrekker 9, ook wel aangeduid als geulentrekker of kouter, bevestigd. Deze vorentrekkers 9 zijn, ten opzichte van elkaar, gespiegeld uitgevoerd en bevestigd.

i t .......

5

Zoals getoond in figuur 2, bevindt zich achter en in hoofdzaak in lijn met elk van de vorentrekkers 9 een paar aanaardschijven 10, voor het toedekken van een met de vorentrekker 9 getrokken vore, en een aanaardkap 11 voor het 5 bepalen van de uiteindelijke vorm van de rug. Het frame 2 omvat voorts een parallellogrammechanisme 12 waarmee de pootdiepte ingesteld en constant gehouden kan worden, zoals wordt beschreven in het eerdergenoemde NL 1014692. Aan weerszijden van het frame 2 is ter plaatste van de 10 vorentrekkers 9 een keerplaat, ook wel aangeduid als deflectorplaat (niet getoond), bevestigd.

Figuur 4 toont een voorbeeld van een vorentrekker 9 volgens de uitvinding in meer detail. Deze vorentrekker 9. omvat een symmetrische bodem 13, die toeloopt in een 15 relatief scherp punt en, aan de achterzijde, twee symmetrische zijbladen 14, 14'. Met deze configuratie kan een vore verkregen worden met een smalle bodem, waarin een gepote aardappel zich goed laat vastklemmen en niet of nauwelijks kan verrollen, en een breder bovengedeelte dat, 20 met name bij grotere pootdiepten, tegengaat dat de wanden van de vore te snel inzakken.

Volgens de uitvinding omvat de vorentrekker 9 bovendien, aan de voorzijde, een tweede zijblad 15 dat zich uitstrekt in het verlengde van één van de achterste 25 zijbladen 14 en dat met dit zijblad 14 en de bodem 13 een geheel vormt. De hoeveelheid aarde die asymmetrisch wordt verzet kan beïnvloed worden door bijvoorbeeld de hoogte van de bodem 13 te veranderen, waarbij een geringere hoogte tot gevolg zal hebben dat het tweede zijblad dieper steekt en 30 meer grond verzet, of door de lengte van het blad 15 te vergroten, waarbij een langer blad eveneens meer grond zal verzetten.

In dit voorbeeld vormt het blad een driedimensionale constructie met de overige onderdelen van 35 de vorentrekker, maar het is vanzelfsprekend ook mogelijk 1 π ? n ? λ ? 6 het blad los van de vorentrekker aan het frame te bevestigen. Een dergelijke bevestiging kan eventueel verstelbaar worden uitgevoerd, zodat de hoeveelheid asymmetrisch te verzetten grond aan omstandigheden ter 5 plaatse aangepast kan worden. Voorts kan het blad ook gekromd uitgevoerd worden.

Zoals hierboven al werd genoemd, zal op plaatsen waar de landbouwgrond stenen bevat, de aarde, alvorens met het poten van de aardappelen te beginnen, doorgaans worden 10 ontdaan van stenen. Tijdens dit ontstenen ontstaan bedden die in hoofdzaak vrij zijn van stenen en die aan weerszijden worden begrensd door een geul waarin de verwijderde stenen zijn gestort. De breedte van dergelijke bedden kan aanzienlijk variëren, maar zal doorgaans tussen ongeveer één '15 en drie meter bedragen en aldus ruimte bieden voor het vormen van twee tot vier ruggen.

Met een pootmachine 1 volgens de uitvinding wordt een bovenste laag van een bed door de genoemde zijbladen 15 asymmetrisch verzet, zodanig dat zich tussen elk paar 20 aanaardschijven 10 en aan weerszijden van elke vorentrekker 9 een in hoofdzaak gelijk hoeveelheid aarde bevindt. Hiertoe verplaatst elk tweede zijblad 15 een hoeveelheid aarde van het midden van het bed in de richting van één van de randen van het bed. De deflectorplaten gaan daarbij tegen dat aarde 25 in één van de geulen terechtkomt en zo de verdeling van de aarde in de te vormen rug weer verstoort.

De pootmachine volgens de uitvinding kan worden uitgerust met een willekeurig aantal vorentrekkers, bijvoorbeeld met twee, vier of zelfs twaalf stuks. Daarbij 30 wordt bij voorkeur elke vorentrekker voorzien van een blad voor het asymmetrisch terzijde schuiven van een deel van de aarde. Het kan daarbij nodig zijn dat de verschillende vorentrekkers verschillende hoeveelheden aarde asymmetrisch verzetten. Zo kan bijvoorbeeld een pootmachine die bestemd 35 is om in één bed vier ruggen te vormen uitgerust worden met S ü tL ., 7 twee typen vorentrekkers, in het midden twee gespiegelde vorentrekkers die een relatief geringe hoeveelheid grond asymmetrisch verzetten en aan de buitenzijden twee gespiegelde vorentrekkers die een relatief grote hoeveelheid 5 grond asymmetrisch verzetten.

De uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringen en kan binnen het kader van de conclusies gevarieerd worden. Zo kan de vorentrekker gebruikt worden om de verdeling van aarde te 10 sturen op vlakke landbouwgrond, dat wil zeggen landbouwgrond waarin geen bedden' zijn gevormd. Voorts kan de inrichting volgens de uitvinding ook gebruikt worden voor het poten andere bol- en knolgewassen, zoals tulpen en uien.

i Π -

Claims (10)

1 A ? Π 7 4 7

1. Inrichting (1) voor het poten van aardappelen en/of andere bol- en knolgewassen, omvattende een frame (2) , een aanvoer (8) voor te poten aardappelen en ten minste één vorentrekker (9) die, gezien in de voortbewegingsrichting 5 van de inrichting (1), voor de aanvoer (8) is geplaatst, met het kenmerk, dat de vorentrekker (9) asymmetrisch is uitgevoerd of bevestigd, zodanig dat deze vorentrekker (9) de aarde waarin de aardappelen gepoot worden asymmetrisch zal verzetten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij voor en/of ter plaatse van de vorentrekker (9) een blad (15) is voorzien voor het asymmetrisch terzijde schuiven van een deel van de aarde.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, waarbij het 15 blad (15) zich uitstrekt over meer dan de helft van de breedte van de vorentrekker (9) .

4. Inrichting (1) volgens conclusie 2 of 3, waarbij het blad (15) een geheel vormt met de vorentrekker (9).

5. Inrichting (1) volgens één der voorgaande 20 conclusies, welke is uitgerust met ten minste twee vorentrekkers (9), die elk zijn voorzien van een blad (15) voor het asymmetrisch terzijde schuiven van een deel van de aarde, waarbij deze bladen (15) ten opzichte van elkaar gespiegeld zijn uitgevoerd en/of bevestigd.

6. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ter plaatste van ten minste één van de buitenste vorentrekkers (9) een keerplaat is bevestigd.

7. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, omvattende ten minste één toedekelement (10) en, 30 aan de achterzijde van de inrichting (1), een ondersteuning, zoals achterwielen (5), waarbij vóór de ondersteuning een element (11) voor bepalen van de vorm van een rug is bevestigd.

8. Inrichting (1) voor het poten van aardappelen en/of andere bol- en knolgewassen, omvattende een frame (2) , een aanvoer (8) voor te poten aardappelen, ten minste één vorentrekker (9) die, gezien in de voortbewegingsrichting 5 van de inrichting (1), voor de aanvoer (8) is geplaatst, ten minste één toedekelement (10) en, aan de achterzijde van de inrichting (1), een ondersteuning, zoals achterwielen (5), met het kenmerk, dat vóór de ondersteuning een element (11) voor bepalen van de vorm van een rug is bevestigd.

9. Inrichting (1) volgens conclusie 7 of 8, waarbij het element (11) voor het bepalen van de vorm van een rug direct achter de aanvoer (8) voor te poten aardappelen of het toedekelement (10) is bevestigd.

10. Vorentrekker (9) voor gebruik in een inrichting 15 volgens één der voorgaande conclusies, welke is voorzien van. een blad (15) voor het asymmetrisch terzijde schuiven van aarde. 1 i . /