NL1020143C2 - Systeem en werkwijze voor het slopen van gebouwen. - Google Patents

Description

’ » SYSTEEM EN WERKWIJZE VOOR HET SLOPEN VAN GEBOUWEN 5

De onderhavige uitvinding betreft een systeem en een werkwijze voor het slopen van een gebouw.

Er zijn diverse technieken bekend voor het slopen van gebouwen. Eén van deze bekende technieken is het plaatsen op 10 strategisch gekozen posities van springstof, en het laten detoneren van de springstof in de verwachting en hoop, dat daarmee het volledige gebouw zal instorten.

Een nadeel van deze bekende techniek is echter, dat bij het detoneren van de springstof in de ruime omgeving 15 brokstukken kunnen inslaan, zodat diverse maatregelen nodig zijn om de veiligheid van de omgeving te waarborgen. Bovendien is de daarbij behorende stofontwikkeling dusdanig, dat van het slopen van de gebouwen in kwestie veel hinder wordt ondervonden. De stofontwikkeling heeft ook zeer lang de tijd 20 nodig om weer neer te dalen. Nog een ander aspect is de geluidsoverlast. Een detonatie van springstof gaat gepaard met een enorm kabaal. Zo zijn er diverse nadelen van het gebruik van springstof bekend.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd een verbeter-25 de werkwijze en een verbeterd systeem te verschaffen voor het slopen van gebouwen, waartoe de uitvinding de maatregelen volgens conclusie 1 voorschrijft. Door het eenvoudig wegdrukken van ten minste één dragende muur, wordt het constructieve verband in het gebouw verbroken en zal het noodzakelijkerwijs 30 instorten. Er vindt hierbij geen detonatie plaats, waarmee tevens het gevaar van rondvliegende brokstukken is voorkomen. Hiertoe zou bij de bekende techniek een bekleding van het te slopen gebouw vereist zijn, waarbij het aanbrengen daarvan 10 2,;; * ,> 2 arbeidsintensief en tijdrovend is. Bovendien vindt geen lawaai-overlast plaats en blijft de stofontwikkeling, die met een ontploffing of detonatie aanzienlijk is, bij het onderhavige systeem en de onderhavige werkwijze volgens de uitvin-5 ding zeer beperkt.

Bij voorkeur worden de maatregelen volgens conclusie 2 toegepast. Het verankeren van trek- of duwmiddelen heeft als gunstige eigenschap, dat niet een op zich dragende muur behoeft te worden toegepast als afzetmogelijkheid voor de 10 trek- of duwmiddelen. Dit zou namelijk kunnen resulteren in het euvel, dat de trek- of duwmiddelen het trek- of duwele-ment tegen een dragende muur duwen, maar niet de beoogde dragende muur wordt weggedrukt, doch de muur, waartegen de trek- of duwmiddelen zich pogen af te zetten.

15 Bij voorkeur worden de maatregelen van conclusie 3 getroffen. Om dezelfde reden als de in conclusie 2 gedefinieerde maatregelen kan een staander doeltreffend worden gebruikt als afzet voor de trek- of duwmiddelen. In het bijzonder wordt opgemerkt, dat dit een voorkeursuitvoeringsvorm 20 is. Zo zijn er in gebouwen zekere componenten aanwezig, die op zich als afzet kunnen dienen, bijv. een liftschacht of iets dergelijks, die inherent structureel steviger is dan de gebruikelijke dragende muur in het te slopen gebouw. Door het gebruik van een staander kan echter de positie van de trek-25 of duwmiddelen in het te slopen gebouw vrij worden gekozen, onafhankelijk de positie van als afzet bruikbare componenten van het gebouw.

In een uitvoeringsvorm volgens conclusie 3 kan met voordeel de eigenschap volgens conclusie 4 worden toegepast. 30 Op een dusdanige wijze wordt een kruisverband gecreëerd tussen de gekozen bouwlaag en de daaronder gelegen bouwlaag door middel van de staander, waarmee de benodigde weerstand om de staander als afzet voor de duw- of trekmiddelen te kunnen

* A

3 gebruiken, wordt verschaft. In een dusdanige uitvoeringsvorm is het tevens mogelijk om de maatregelen volgens conclusie 5 toe te passen. Hiermee wordt een verdere versteviging van de staander en een hogere bruikbaarheid daarvan als afzet voor 5 de duw- of trekmiddelen verschaft. In een uitvoeringsvorm volgens conclusie 4 of 5, kan de uitvinding tevens de eigenschappen volgens conclusie 6 vertonen. Een betonnen verstevi-gingslichaam om de staander heen kan worden beschouwd als inkapseling, maar van belang is, dat daarmee een hogere af-10 zetweerstand van de staander ten behoeve van de trek- of duwmiddelen wordt verschaft en een verbeterde werking van de trek- of duwmiddelen is verwezenlijkt.

In een aanvullende of alternatieve uitvoeringsvorm vertoont de onderhavige uitvinding de eigenschappen volgens 15 conclusie 7. In een dusdanige uitvoeringsvorm wordt het mogelijk om een langgerekt, breed gebouw geheel te laten instorten. Een dergelijk langgerekt gebouw is bijv. een flat met diverse dragende muren. Met de maatregelen volgens conclusie 7 is het mogelijk het gehele gebouw in te laten storten en 20 niet kolom na kolom van het bijv. als flat vormgegeven gebouw te laten instorten om daarna telkens weer nieuwe of verplaatste trek- of duwmiddelen te hoeven aanbrengen met het daarbij behorende trek- of duwelementen.

In nog een aanvullende of alternatieve uitvoerings-25 vorm volgens de onderhavige uitvinding wordt gebruik gemaakt van de maatregelen volgens conclusie 8'. De in conclusie 8 bedoelde dwarselementen verspreiden de op de dragende muur uitgeoefende kracht om deze met meer zekerheid te ontzetten. Daarmee is de doeltreffendheid van de uitvinding verhoogd.

30 In een uitvoeringsvorm volgens conclusies 7 en 8, vertoont de onderhavige uitvinding bovendien bij voorkeur de eigenschappen volgens conclusie 9. Aldus worden meerdere van de dragende muren in een gekozen bouwlaag aan de krachten, t o r; · λ ^ 4 die benodigd zijn voor het slopen van het gebouw, onderworpen. Dit kan gunstig zijn een groot aantal van de dragende muren aan de sloopkrachten te onderwerpen, waarmee met meer zekerheid het gehele gebouw wordt neergehaald. In een dusda-5 nige uitvoeringsvorm kunnen de maatregelen volgens conclusie 10 worden toegepast. Daarmee wordt bereikt, dat dragende muren in een opeenvolging in de tijd aan de sloopkrachten worden onderworpen. Hiermee wordt de door de trek- of duwmid-delen uit te oefenen kracht verlaagd ten opzichte van de 10 situatie, waarbij alle van het aantal dragende muren gelijktijdig moet worden ontzet. Bovendien wordt een opeenvolging in de tijd verwezenlijkt, waarin de dragende muren worden ontzet.

Bij voorkeur komt het aantal trek- of duwelementen, 15 zoals in conclusie 11 is gedefinieerd, overeen met het aantal dwarselementen bij dragende muren. Dit is in het bijzonder van belang bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding volgens conclusie 12, zodat de opeenvolging van in te laten storten kolommen van het gebouw in de tijd niet wordt verstoord door 20 een onderbreking van een enkelvoudig trek- of duwelement, maar waarbij het instorten van een kolom gepaard gaat met het los komen van het daarbij behorende trek- of duwelement.

Aldus wordt een zuivere opeenvolging van in te laten storten kolommen van een te slopen gebouw verzekerd.

25 Verder wordt bij voorkeur, bij een uitvoeringsvorm volgens conclusie 12, de maatregel volgens conclusie 13 getroffen. Wanneer een verder weg gelegen dragende muur instort, en de daarbij behorende kolom mee gaat, komt een bijbehorend trek- of duwelement los aan de zijde van een nog 30 niet geforceerde dragende muur. Dit is gunstig, omdat anders een blokkering van het sloopmechanisrne volgens de onderhavige uitvinding zou kunnen optreden.

5

Bij wijze van voorbeeld is in de bij gevoegde tekeningen een mogelijke uitvoeringsvorm getoond van de onderhavige uitvinding, waarbij soortgelijke of dezelfde maatregelen, eigenschappen of componenten zijn aangeduid met dezelfde 5 referentienummers, en waarin: fig. 1 een opengewerkt perspektivisch aanzicht toont van een te slopen gebouw, waarin de onderhavige uitvinding is verwezenlijkt; fig. 2 een gedeeltelijk opengewerkt perspektivisch 10 aanzicht toont van een detail van de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding; en fig. 3 een schematisch aanzicht toont in meer detail van de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm van de uitvinding .

15 In fig. 1 is een perspektivisch aanzicht getoond van een gebouw 1, dat gesloopt moet worden met een werkwijze en een systeem volgens de onderhavige uitvinding. Het gebouw bestaat uit een zestal bouwlagen 2 en de uitvinding 3 is verwezenlijkt op de vierde bouwlaag, gerekend vanaf de grond. 20 Deze vierde bouwlaag is gekozen, omdat de massa van de daarboven gelegen bouwlagen volstaat om her gehele gebouw 1 te kunnen laten instorten, wanneer de bovengelegen bouwlagen, met een daartoe afdoende massa, instorren.

Het systeem 3 ter verwezenlijking van de onderhavige 25 uitvinding omvat een staander 4, die zich door de bouwlaag 2 heen uitstrekt, die is gelegen onder de gekozen bouwlaag 2 voor het doen instorten van het gebouw 1. De staander 4 is ingekapseld in een betonblok 5, en strekt zich uit tot in de gekozen bouwlaag. De staander 4 doet dienst als afzet voor 30 trek- of duwmiddelen, die in de hier getoonde uitvoeringsvorm zijn vormgegeven als een cilinder 6. De cilinder 6 werkt in op een aantal als buizen 7 vormgegeven trek- of duwelementen. Buisvormige trek- of duwelementen hebben het voordeel, dat 6 deze uitermate sterk kunnen worden vormgegeven vanwege de cirkelvormige dwarsdoorsnede daarvan. De buizen 7 zijn bij dragende muren 8 via een hieronder nader te beschrijven koppeling verbonden met dwarselementen 9. Wanneer de cilinder 6 5 in werking wordt gesteld, worden in de hier getoonde uitvoeringsvorm de dwarselementen, die zijn vormgegeven als H-pro-fielen, tegen en door de dragende muren 8 heen gedrukt. Daarmee komt het constructieve verband in het te slopen gebouw 1 te vervallen en zal het instorten.

10 De bouwlaag, waarin het systeem 3 volgens de onderha vige uitvinding is aangebracht, is gekozen op een zodanige wijze, dat de bovenliggende bouwlagen 2 een dusdanige massa hebben, dat het instorten daarvan volstaat om ook de ondergelegen bouwlagen 2 te doen instorten.

15 In fig. 2 is een detail getoond van fig. 1. Hierin is duidelijk getoond, dat de staander 4 uitsteekt in de gekozen bouwlaag 2. De cilinder 6 zet af tegen de staander 4, die daarvoor voldoende weerstand heeft als gevolg van de inkapseling in de ondergelegen bouwlaag 2 met een betonblok 5. Het 20 H-vormige profiel 9 ligt aan tegen dragende muur 8 om deze te ontzetten bij het in werking treden van de cilinder 6.

Aan het H-vormige profiel 9 zijn vingers 10 aangebracht, die door de vloer 11 van de gekozen bouwlaag 1 uitsteken. Op deze wijze wordt ook de dragende muur 12 in de 25 onder de gekozen bouwlaag gelegen bouwlaag aangegrepen en ontzet, wanneer de cilinder 6 in werking wordt gesteld. Hiertoe dient tijdens de preparatie voor de werkwijze en het systeem volgens de uitvinding een aantal gaten te worden gemaakt in de vloeren 11. Tevens is in de dragende muur 8 een 30 aantal gaten 13 aangebracht, waardoorheen trek- of duwelemen-ten 7 zich uitstrekken. In de hier getoonde uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van een aantal trek- of duwelementen 7, die middels een losmaakbare koppeling 14 onderling zijn ver- 10: . »3 7 bonden. Het dichter bij de staander 14 gelegen trek- of duwe-lement 7 is hiertoe voorzien van een aantal nokken 15, waar het verder weg gelegen trek- of duwelement 7 in past door het gat 13 heen.

5 Wanneer een verder van de cilinder 6 af gelegen dra gende muur 8 instort of wordt ontzet, stort de bijbehorende kolom van het te slopen gebouw in. Het verder van de cilinder 6 af gelegen trek- of duwelement 7 komt daarbij los uit de nokken 15. De betreffende kolom van het te slopen gebouw 1 10 stort in en neemt de bijbehorende buis 7 en het als H-profiel vormgegeven dwarselement 9 mee.

Zoals in fig. 3 is getoond, zijn de als H-vormige profielen 9 vormgegevens dwarselementen op verschillende afstanden gelegen van de bijbehorende dragende muren. Voor 15 het in werking treden van de cilinder 6, ligt het het verst van de cilinder 6 afgelegen H-profiel 9 dicht aan tegen de bijbehorende dragende muur 8, hetgeen is aangeduid met pijl C. Het dichterbij de cilinder 6 gelegen H-profiel 9 ligt op een grotere afstand van de bijbehorende dragende muur 8, 20 hetgeen is aangeduid met pijl B.

Tot slot ligt het nog dichterbij de cilinder 6 gelegen H-vormige profiel 9 nog verder af van de bijbehorende dragende muur 8, hetgeen is aangeduid met dubbele pijl A. Wanneer de cilinder 6 nu in werking wordt gesteld, wordt 25 eerst de in fig. 3 het meest aan de rechterzijde weergegeven dragende muur 8 ontzet, waardoor de kolom van het gebouw, dat behoort bij deze dragende muur 8 komt in te storten. Daarbij komt buis 7 als duwelement vrij uit de koppeling. Daarna is de in fig. 3 in het midden weergegeven dragende muur 8 aan de 30 beurt, wanneer het H-profiel 9 daartegenaan komt te liggen en de cilinder 6 nog altijd bekrachtigd is. Daarbij komt de bij de dragende muren 8, 12 behorende kolom boven en onder de vloer 11 in te storten. In de tussentijd is de cilinder 6 zo • * 8 ver uitgelopen, dat het in fig. 3 het meest aan de linkerzijde weergegeven H-vormige profiel 9 ook aan is komen te liggen tegen een bijbehorende dragende muur 8. Daarbij liggen ook de vingers 10 aan tegen de ondergelegen dragende muur 12. Bij 5 een voortdurende bekrachtiging van de cilinder 6 worden ook de in fig. 3 het meest aan de linkerzijde weergegeven dragende muren 8, 12 ontzet, en stort ook dat gedeelte van het gebouw 1 in.

Opgemerkt wordt, dat aan de hand van fig. 2 is ge-10 toond, dat de door nokken 15 gevormde koppeling aan de tegenover het als H-vormige profiel 9 gelegen zijde van een dragende muur 8 werkzaam is. Dit heeft als gunstig effect, dat een instortende kolom van het te slopen gebouw 1 in de in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm de bijbehorende buis 7 als 15 trek- of duwelement meeneemt, zonder invloed op dichter bij de staander 4 of de cilinder 6 gelegen componenten van het systeem, die ongehinderd, in een later stadium, op de bijbehorende dragende muren 8 kunnen inwerken.

In het bovenstaande is een expliciete beschrijving 20 opgenomen, aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, van een mogelijke uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waartoe echter de uitvinding niet is beperkt. In de expliciet getoonde en beschreven uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van een duwkracht om dragende muren te ontzetten. Het is 25 echter evenwel mogelijk om gebruik te maken van een trekkracht. Daarbij dienen derhalve de dwarselementen, zoals die in de fig. 1, 2 en 3 zijn getoond, aan de andere zijde van de bijbehorende dragende muren te worden geplaatst. Hetzelfde geldt voor de losmaakbare koppelingen. Het voordeel van de in 30 fig. 2 expliciet getoonde vingers is, dat dragende muren op twee verschillende bouwlagen worden aangetast, wanneer de cilinder 6, of in het algemeen duw- of trekmiddelen, in werking worden gesteld. Dit is echter nier een vereiste van de * ' 4 9 onderhavige uitvinding. Zoals hierboven reeds is vermeld, kan ook gebruik worden gemaakt van structureel meer sterke componenten van het gebouw om de trek- of duwelementen tegen af te zetten, zonder gebruik te maken van een staander. Zo blijkt, 5 dat een vakman na kennisneming van al het voorgaande, zich zonder meer diverse aanpassingen en wijzigingen ten opzichte van de hierboven expliciet beschreven en getoonde uitvoeringsvormen kan indenken, die alle zijn gelegen binnen het kader van de in de bijgevoegde conclusies gedefinieerde be-10 schermingsomvang.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het slopen van een gebouw met ten minste twee bouwlagen, omvattende: - het prepareren van een van de bouwlagen van het gebouw, en - het doen instorten daarvan, waarbij het prepareren omvat: het plaatsen van ten minste een 10 trek- of duwelement bij ten minste een dragende muur in een gekozen bouwlaag op een gekozen hoogte met zoveel bouwlagen daarboven, dat het gewicht van de bovenliggende bouwlagen volstaat om bij het wegvallen van de dragende muur in de gekozen bouwlaag het gebouw althans bij benadering geheel te 15 laten instorten; het plaatsen van ten minste een selectief te bekrachtigen trek- of duwmiddelen voor aandrijving van het trek- of duwelement; en waarbij het doen instorten omvat: het bekrachtigen van de trek- of duwmiddelen.

2. Werkwijze volgens conclusie l, waarbij het plaat-20 sen van een trek- of duwmiddelen omvat: het verankeren daarvan in en aan het gebouw.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende het in de gekozen bouwlaag aanbrengen van een staander, en het tegen de een afzet vormende staander positioneren van de 25 trek- of duwmiddelen.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij het aanbrengen van de staander omvat: het door een onder de gekozen bouwlaag gelegen bouwlaag heen aanbrengen van de staander.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, verder omvattende 30 het verstevigen van de staander in de onder de gekozen bouwlaag gelegen bouwlaag door de staander aldaar in te kapselen. , ( * ' * #

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, verder omvattende: het storten van een betonnen verstevigingslichaam om de staander in de onder de gekozen bouwlaag gelegen bouwlaag.

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclu-5 sies, waarbij de gekozen bouwlaag een serie dragende muren omvat, en waarbij het plaatsen van het duw- of trekelement omvat: het door de dragende muur in de gekozen bouwlaag nabij de trek- of duwmiddelen heen aanbrengen van het trek- of duwelement naar verder van de trek- of duwmiddelen gelegen 10 dragende muren.

8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende: het bij de dragende muur in de gekozen bouwlaag aanbrengen van een zich langs de dragende muur uitstrekkend dwarselement.

9. Werkwijze volgens conclusies 7 en 8, verder omvat tende het aanbrengen van een dwarselement bij elke van de dichtbij en verder van de trek- of duwmiddelen gelegen dragende muren.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, verder omvattende 20 het dichter bij een verder van de trek- of duwmiddelen gelegen dragende muur aanbrengen van een dv/arselement, dan een dwarselement bij een dichter bij de trek- of duwmiddelen gelegen dragende muur.

11. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclu-25 sies 7, 9 of 10, verder omvattende het plaatsen van een aantal trek- of duwelementen, welk aantal overeenkomt met althans het aantal dwarselementen bij dragende muren.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, omvattende het gedurende het prepareren van de er.e van de bouwlagen losmaak- 30 baar koppelen van het aantal trek- of duwelementen.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, verder omvattende het koppelen van het aantal trek- of duwelementen aan de « ί tegenover het bijbehorende dwarselement van de betreffende dragende muur gelegen zijde.

14. Systeem voor het slopen van een gebouw met ten minste bouwlagen en per bouwlaag ten minste twee dragende 5 muren conform de werkwijze volgens een of meer dan een van de voorgaande conclusies, omvattende: ten minste een trek- of duwelement voor plaatsing bij ten minste een van de dragende muren in een gekozen bouwlaag op een gekozen hoogte met zoveel bouwlagen daarboven, dat het gewicht van de bovenliggen-10 de bouwlagen volstaat om bij het wegvallen van de dragende muur in de gekozen bouwlaag het gebouw althans bij benadering geheel te laten instorten; ten minste een selectief te bekrachtigen trek- of duwmiddelen voor aandrijving van het trek- of duwelement. . r, <r\ i ‘ J ) /. v · v//