NL1019929C1 - Afdichting en werkwijze voor het afdichten van een opening tussen een wand van een gat en een door het gat stekende buis. - Google Patents

Description

Afdichting en werkwijze voor het afdichten van een opening tussen een wand van een gat H

en een door het gat stekende buis. H

5 BESCHRIJVING: I

Gebied van de uitvinding. I

De uitvinding heeft betrekking op een afdichting voor het afdichten van een H

10 opening tussen een wand van een gat in een constructie-element, in het bijzonder een H

betonnen vloer, en een door het gat stekende buis. H

Stand van de techniek. I

15 Bij veel toepassingen, zoals met name bij brandstofstations, dient de vloer I

vloeistofdicht te zijn om te voorkomen dat gemorste vloeistoffen, bijvoorbeeld brandstof, H

in de bodem terecht komen. Bij brandstofstations bevinden zich brandstoftanks onder de I

vloer. Via leidingen die door gaten in de vloer naar boven komen wordt de brandstof in de I

brandstoftanks gebracht of uit de brandstoftanks gehaald. De afdichting tussen de vloer en

20 de leidingen dient vloeistofdicht te zijn en te blijven. I

Een bekende wijze van afdichten bestaat uit het aanbrengen van een kit I

tussen de wand van het gat in de vloer en de leiding. Voor een vloeistofdichte afdichting I

dient de kit goed te hechten aan de vloer en de leiding, zodat schone oppervlakken vereist I

zijn. Bij het vernieuwen van een oude afdichting dient eerst de oude kit verwijderd te I

25 worden en de oppervlakken van het gat in de vloer en de leiding goed schoongemaakt te I

worden alvorens nieuwe kit aangebracht kan worden. Het aanbrengen van een I

gegarandeerde vloeistofdichte afdichting en het eventueel vervangen van een oude afdichting I

is moeilijk bij de bekende afdichting. I

30 Samenvatting van de uitvinding. I

Een doel van de uitvinding is het vei schaffen van een afdichting van de in de I

^ ---=-- ^ Z‘ .:. d I

I 2 I aanhef omschreven soort die vloeistofdicht is en eenvoudig aan te brengen en te vervangen I is. Hiertoe is de afdichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de afdichting een I flexibel, oppompbaar, manchetvormig afdichtelement omvat, dat is voorzien van een I afsluitbare vulopening voor het inbrengen van een viskeus of gasvormig vulmiddel. Met een I 5 oppompbaar, manchetvormig, afdichtelement wordt bedoeld een ringvormig hol element I vergelijkbaar met een binnenband van een fiets maar dan cilindervormig.

I Voor het afdichten wordt het afdichtelement om de door de vloer stekende I buis en in het gat gebracht waarbij de vulopening aan de bovenzijde van de vloer I toegankelijk blijft. Hiertoe is de vulopening bij voorkeur aanwezig aan een axiaal uiteinde I 10 van het afdichtelement. Hierna wordt een viskeus of gasvormig vulmiddel via de vulopening I onder druk in het afdichtelement gebracht, waarbij het afdichtelement uitzet en zich tegen I de wand van het gat en de buis zet.

I De afdichting volgens de uitvinding is eenvoudig aan te brengen in de ruimte I tussen de vloer en de door de vloer stekende buis en hoeft niet te hechten aan de vloer en I 15 de buis. Hierdoor hoeft de wand van het gat in de vloer en de buis niet schoon te zijn. Bij I vervanging is de afdichting volgens de uitvind ook weer eenvoudig uit de ruimte tussen de I vloer en de buis te nemen door eerst de druk van het vulmiddel af te laten, waarna men de I afdichting zo uit het gat kan trekken.

I Het afdichtelement kan een gesloten ringvorm of een onderbroken ringvorm I 20 hebben. In het laatste geval zijn de uiteinden van de ringvorm losneembaar met elkaar I verbonden, bijvoorbeeld via klittenband. De onderbroken uitvoeringsvorm heeft als voordeel I dat deze eenvoudig om bestaande leidingen aangebracht kan worden, zonder eerst de I aansluitingen op de leiding los te hoeven maken.

I 25 Een uitvoeringsvorm van de afdichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, I doordat op de buitenwand van het afdichtelement zich een aantal op afstand van elkaar I aanwezige ribbels bevinden, die zich over de hele omtrek uitstrekken. Hierdoor wordt de I afdichting verder verbeterd.

I Een verdere uitvoeringsvorm van de afdichting volgens de uitvinding is I 30 gekenmerkt, doordat in, in axiale richting verlopende wanden van het afdichtelement zich I in axiale richting verlopende wapeningsdraden uitstrekken. Hierdoor kan het flexibele I afdichtelement niet in axiale richting uitzetten en werkt de druk in het vulmiddel nagenoeg

geheel in radiale richting hetgeen gunstig is voor het verkrijgen van een goede afdichting. I

Bij voorkeur heeft het afdichtelement een hoogte die groter is dan de I

diameter. Hierdoor is de afdichting over een grote lengte in contact met de wand van het gat I

en de buis waardoor een groot afdichtingsoppervlak ontstaat en goede afdichting wordt H

5 verkregen. Bij voorkeur is de hoogte meer dan anderhalf of meer dan twee keer de diameter. I

Door de druk van het vulmiddel in de afdichting te meten kan tijdens het I

vullen van het afdichtelement vastgesteld worden wanneer de afdichting goed is. Ook kan H

door het meten van de druk van het vulmiddel een reeds bestaande afdichting gecontroleerd I

worden. Om het meten van de druk tijdens het vullen te vereenvoudigen is het H

10 afdichtelement bij voorkeur voorzien van een verdere afsluitbare aansluitopening die I

aanwezig is aan hetzelfde uiteinde als waar ook de vulopening aanwezig is. I

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het afdichten I

van een opening tussen een wand van een gat in een constructie-element, in het bijzonder I

een betonnen vloer, en een door het gat stekende buis. Voor wat betreft de werkwijze is de H

15 uitvinding gekenmerkt, doordat om een uit het gat stekend deel van de buis flexibel, H

oppompbaar, manchetvormig afdichtelement voorzien van een afsluitbare vulopening wordt I

aangebracht, waarna het afdichtelement, terwijl het aanwezig blijft om de buis, in het gat I

wordt gebracht waarbij de vulopening toegankelijk blijft, en waarna een viskeus of I

gasvormig vulmiddel via de vulopening onder druk in het afdichtelement wordt gebracht, I

20 waarbij het afdichtelement uitzet en zich tegen de wand van het gat en de buis zet. I

Om vast te kunnen stellen wanneer een goede afdichting is verkregen wordt I

bij voorkeur tijdens het inbrengen van het vulmiddel de druk in het afdichtelement gemeten I

wordt.

25 Beknopte omschrijving van de tekeningen. H

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in H

de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de afdichting volgens de uitvinding. H

Hierbij toont: H

30 Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van de afdichting volgens de uitvinding I

aanwezig om een buis in een gat in een vloer in doorsnede; H

Figuur 2 een bovenaanzicht van de in figuur 1 weergegeven situatie; H

I 4 I Figuur 3 een eerste stap tijdens het aanbrengen van de afdichting; I Figuur 4 de laatste stap tijdens het aanbrengen van de afdichting.

I Figuur 5 een tweede uitvoeringsvorm van de afdichting volgens de uitvinding I in bovenaanzicht; I 5 Figuur 6 een doorsnede van de afdichting langs lijn VI-VI in figuur 5; I Figuur 7 een situatie waarbij de afdichting de opening bij een scheef in het I gat aanwezige buis afdicht; I Figuur 8 een situatie waarbij de afdichting een in een gat aanwezige deelbare I leidingdoorvoer afdicht; en I 10 Figuur 9 een bovenaanzicht van de in figuur 8 weergegeven situatie.

I Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.

I In de figuur 1 en 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de afdichting 1 volgens I 15 de uitvinding weergegeven in doorsnede en bovenaanzicht. De afdichting 1 is aanwezig in I een opening tussen een wand 3 van een gat in een betonnen vloer 5 en een door het gat I stekende buis 7. De afdichting is gevormd door een flexibel, oppompbaar, manchetvormig I afdichtelement 9, bijvoorbeeld van een oliebestendig rubber. Het afdichtelement 9 steekt bij I voorkeur iets boven het gat uit om te voorkomen dat eventuele gemorste vloeistof, I 20 bijvoorbeeld brandstof, niet op het afdichtelement 9 blijft staan.

I Aan het bovenste axiale uiteinde is het afsluitelement 9 voorzien van een I afsluitbare vulopening 11 en een aansluitopening 13. Via de vulopening 11 is een viskeus I vulmiddel 15, bij voorbeeld een oliebestendige kit, in het afsluitelement 9 gebracht en op de I aansluitopening 13 kan onder andere een drukmeter aangesloten worden (zie figuur 4).

I 25 Het afdichtelement 9 heeft een hoogte H die groter is dan de diameter D.

I Indien de dikte van de vloer 5 dit mogelijk maakt, kan de hoogte H groter zijn dan I bijvoorbeeld anderhalf of twee keer de diameter D.

I In de figuren 3 en 4 is de werkwijze voor het afdichten van de opening 17 I tussen de wand 3 van het gat en de buis 7 in twee stappen geïllustreerd. In de eerste stap I 30 (figuur 3) is het afdichtelement 9 om een uit het gat stekend deel van de buis 7 aangebracht I en naar beneden gelaten tot in de opening 17. Het afdichtelement 9 is vacuüm om te I voorkomen dat bij het vullen luchtinsluitsel optreden welke met het vulmiddel kunnen I o u

reageren. Daarna wordt een drukmeter 18 op de aansluitopening 13 aangesloten en een I

vulslang 19op de vulopening 11 aangesloten. I

In de laatste stap (figuur 4) wordt via de vulopening 11 een viskeus I

vulmiddel, bijvoorbeeld een oliebestendige kit, 15 onder druk in het afsluitelement 9 I

5 gepompt. Hierdoor zet het flexibele afdichtelement 9 uit en zet het zich tegen de wand 3 van I

het gat en de buis 7. Tijdens het inbrengen van het vulmiddel 15 wordt de druk in het I

afdichtelement 9 gemeten. Indien de druk een vooraf berekende waarde bereikt is de I

afdichting goed en kunnen de vulslang 19 en de drukmeter 18 verwijderd worden en de I

vulopening 11 en de aansluitopening 13 afgesloten worden, bijvoorbeeld met behulp van H

10 afsluitpluggen (zie figuur 1).

De kit is zodanig dat bij blootstelling aan lucht de kit uithard. Hierdoor leidt I

een lekraken van het afdichtelement niet tot problemen. De uittredende kit zal namelijk I

uitharden en de lek dichten. Hierdoor is de afdichting volgens de uitvinding zelfherstellend. I

In de figuren 5 en 6 is een tweede uitvoeringsvorm van de afdichting volgens H

15 de uitvinding weergegeven in bovenaanzicht respectievelijk doorsnede. De afdichting 21 H

heeft een afdichtelement 23 dat geen gesloten ringvorm heeft zoals bij de eerste H

uitvoeringsvorm, maar dat onderbroken is langs een ongeveer tangentiaal verlopende lijn. H

De uiteinden 25 en 27 van het afdichtelement 23 zijn losneembaar met elkaar verbonden via H

klittenband 29. Door de druk van het vulmiddel worden de beide uiteinden 25 en 27 stevig H

20 tegen elkaar gedrukt zodat een vloeistofdichte afdichting tussen de uiteinden ontstaat. Deze H

uitvoeringsvorm heeft de voorkeur bij het afdichten van bestaande leidingen waarbij de H

leidingen reeds gekoppeld zijn met bijvoorbeeld brandstofpompen. Hierbij hoeven de H

leidingen niet losgekoppeld te worden maar kan het afdichtelement 23 om de leidingen H

geslagen worden. H

25 Op de buitenwand 31 van het afdichtelement 23 bevinden zich een aantal op H

afstand van elkaar aanwezige ribbels 3 3. De ribbels 3 3 strekken zich over de hele omtrek uit.

Ter plaatse van de ribbels 33 worden zo extra goede afdichtingen gecreëerd. H

In de in axiale richting verlopende wanden 35 van het afdichtelement 23

strekken zich in axiale richting wapeningsdraden uit (niet zichtbaar in de figuren). Hierdoor H

30 kan het flexibele afdichtelement 23 niet in axiale richting uitzetten en werkt de druk in het H

vulmiddel nagenoeg geheel in radiale richting hetgeen gunstig is voor het verkrijgen van een H

goede afdichting. H

I 6 I Voor het op deze wijze afdichten van de opening tussen de vloer en de buis I is het niet nodig dat het in de vloer geboorde gat recht is. De buis mag scheef in het gat I aanwezig zijn. In figuur 7 is een situatie weergegeven waarbij de afdichting 1 de opening bij I een scheef in het gat aanwezige buis 7 afdicht. Doordat het afdichtelement 9 flexibel is vult I 5 het elke ruimte op ongeacht te vorm ervan. Ook hoeft de diameter van het gat of de buis niet I nauwkeurig een voorgeschreven waarde te bezitten. Elke diameter van de buis en het gat I binnen een relatief grote range is mogelijk doordat het afsluitelement flexibel is.

I Ook het eventueel verschuiven van de leiding nadat de afdichting is I aangebracht vormt geen probleem omdat de afdichting een verplaatsing van de leiding op I 10 kan vangen doordat het vulmiddel viskeus is.

I De afdichting volgens de uitvinding kan ook met voordeel toegepast worden I voor het doorvoeren van elektriciteitsdraden door een vloer, zie figuren 8 en 9 waarin dit I is weergegeven in doorsnede en bovenaanzicht. Tot nu toe werden elektriciteitsdraden door I een gat in de vloer doorgeleid en werd daarna het gat dichtgemaakt met kit. De uitvinding I 15 biedt hiervoor een betere methode. Om de elektriciteitsdraden 41 wordt eerst een uit twee I helften 43,45 bestaande buis aangebracht. Tussen de beide buishelften is een afdichting I aanwezig. Om de buishelften 43 en 45 wordt het afdichtelement 3 aangebracht, waarna het I afdichtelement 3 gevuld wordt met een vloeibare kit. De zo gevormde afdichting 1 is gelijk I aan de in de figuren 1 en 2 getoonde afdichting.

I 20 Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de I tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen I getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de I in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door I de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (10)

1. Afdichting voor het afdichten van een opening tussen een wand van een gat I in een constructie-element, in het bijzonder een betonnen vloer, en een door het gat stekende H buis, met het kenmerk, dat de afdichting een flexibel, oppompbaar, manchetvormig 5 afdichtelement omvat, dat is voorzien van een afsluitbare vulopening voor het inbrengen van H een viskeus of gas vormig vulmiddel. I

2. Afdichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtelement een gesloten ringvorm heeft. I

3. Afdichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtelement een I 10 onderbroken ringvorm heeft, waarbij de uiteinden van de ringvorm losneembaar met elkaar I verbonden zijn. H

4. Afdichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat op de buitenwand van het afdichtelement zich een aantal op afstand van elkaar aanwezige ribbels I bevinden, die zich over de hele omtrek uitstrekken. H

5. Afdichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in, I in axiale richting verlopende wanden van het afdichtelement zich in axiale richting I verlopende wapeningsdraden uitstrekken. I

6. Afdichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het I afdichtelement een hoogte en een diameter heeft, waarbij de hoogte groter is dan de I 20 diameter. I

7. Afdichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I vulopening aanwezig is aan een axiaal uiteinde van het afdichtelement. I

8. Afdichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het afdichtelement is I voorzien van een afsluitbare aansluitopening die aanwezig is aan hetzelfde uiteinde als waar I 25 ook de vulopening aanwezig is. I

9. Werkwijze voor het afdichten van een opening tussen een wand van een gat H in een constructie-element, in het bij zonder een betonnen vloer, en een door het gat stekende H buis, met het kenmerk, dat om een uit het gat stekend deel van de buis flexibel, oppompbaar, H manchetvormig afdichtelement voorzien van een afsluitbare vulopening wordt aangebracht, H 30 waarna het afdichtelement, terwijl het aanwezig blijft om de buis, in het gat wordt gebracht H waarbij de vulopening toegankelijk blijft, en waarna een viskeus of gasvormig vulmiddel via de vulopening onder druk in het afdichtelement wordt gebracht, waarbij het afdichtelement I uitzet en zich tegen de wand van het gat en de buis zet.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat tijdens het inbrengen I van het vulmiddel de druk in het afdichtelement gemeten wordt.