NL1018982C2 - Inrichting en werkwijze voor het in folie verpakken van producten. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het in folie verpakken van producten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verpakken van producten in folie.

Het is bekend producten te verpakken in folie. In het bijzonder producten die vers verpakt worden. Daarbij worden gebruikelijk producten 5 zoals vleeswaren, zuivel producten en dergelijke gesneden en aansluitend verpakt in folie dat wordt dicht geseald ter bescherming van het product. Daartoe wordt het product op een folielaag gelegd, welke vervolgens over het product wordt gevouwen en langs drie zijden wordt gesloten door de folielaag aan zichzelf vast te sealen langs de drie open zijden van de 10 verpakking. Hiermee kan een gesloten verpakking worden verkregen, waarbij echter een grote kans op lekkage bestaat, met name bij de overgang tussen de gevouwen rand en de daarop aansluitende sealnaden en bij de onderlinge aansluitingen van de drie sealnaden.

Voorts is bekend verpakkingen te vormen door een foliebaan rond 15 een product te vouwen, waarna een rugnaad wordt geseald, welke uitstaat ten opzichte van het product. Vervolgens wordt de gevormde sealnaad tegen het product gevouwen en wordt voor en achter het product een dwarsnaad geseald. Een dergelijke verpakking is relatief eenvoudig te vormen doch levert in voorkomende gevallen een minder aangenaam uiterlijk terwijl 20 bovendien de rugnaad behandelen, in het bijzonder stapelen en uitstallen van de producten bemoeilijkt.

Verder is bekend product in een diepgetrokken of vacuüm gevormd schaaltje te leggen en dit af te dichten met een folie dat daarop wordt geseald. Dit is evenwel relatief kostbaar en vergt veel materiaal en ruimte. 25 De uitvinding beoogt een inrichting voor het verpakken van producten in folie, waarbij ten minste een aantal van de nadelen van de bekende verpakkingen zich niet voordoen in de met de inrichting te vervaardigen verpakkingen, terwijl de inrichting relatief eenvoudig te 2 gebruiken is en voor seriematig verpakken van producten geschikt is. Daartoe wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Bij een inrichting volgens de uitvinding wordt gebruik van 5 langssealmiddelen voor het aan weerszijden van een tussen de beide folielagen gevoerd product aan elkaar vastzetten van de folielagen, onder vorming van een gasdichte afsluiting. De folielagen worden met het of elk tussen gesloten product gevoerd naar dwarssealmiddelen, waarmee eerst in transportrichting gezien voor genoemd product een dwarsseal wordt 10 gemaakt, ongeveer haaks op de transportrichting, en vervolgens achter genoemd product, voor een volgend product, voor de vorming van een vierzijdig gesealde, gasdichte verpakking. Bij een inrichting volgens de uitvinding zijn de dwarssealmiddelen ingericht als een box-motion-inrichting, dat wil zeggen omvattende ten minste een sealmes dat zich in 15 hoofdzaak haaks op de transportrichting uitstrekt en tijdens sealen enigszins met de folielagen kan meebewegen, in transportrichting, zodat een relatief lange contacttijd wordt verkregen tussen het of elk sealmes en de folie. Hiermee wordt op eenvoudige wijze verzekerd dat een volledig gasdichte verpakking wordt verkregen.

20 Het verdient daarbij de voorkeur dat de langsseals sealrillen hebben die zich in de lengterichting, dat wil zeggen evenwijdig aan de transportrichting uitstrekken, terwijl de dwarsseals sealrillen hebben die zich ongeveer haaks op de transportrichting, derhalve ongeveer haaks op de langsseals uitstrekken. Hierdoor wordt op nog eenvoudiger wijze een 25 volledig gasdichte seal verkregen. Door gebruik te maken van een bovengenoemde inrichting wordt een verpakking verkregen die vierzijdig is geseald en daarmee eenvoudig symmetrisch is ten opzichte van ten minste twee zich haaks op elkaar uitstrekkende vlakken. Anders dan bij de in de inleiding als eerste beschreven bekende inrichting wordt geen gevouwen 30 zijde verkregen, waardoor de verpakkingen eenvoudig willekeurig kunnen 3 worden gestapeld zonder dat een onaangenaam, onregelmatig uiterlijk van een stapel wordt verkregen. Bovendien wordt hiermee eenvoudig verhinderd dat gaslekkage zal optreden doordat geen overgang bestaat tussen sealnaad en een gevouwen rand.

5 Het verdient voorts de voorkeur dat tijdens verpakken gas wordt ingebracht tussen de folielagen, nadat de dwarsseal is aangebracht, in transportrichting voor een te verpakken product, zodat in hoofdzaak alle zuurstof tussen de folielagen wordt verdrongen, voordat een tweede dwarsseal wordt aangebracht, achter genoemd product. Als gevolg van de 10 gegarandeerd gasdichte seals wordt een verpakking verkregen waarin producten langdurig kunnen worden bewaard.

In een nadere voordelige uitvoeringsvorm wordt een inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.

Gebruik van dergelijke registratiemiddelen biedt het voordeel dat 15 op bijzonder eenvoudige wijze kan worden verhinderd dat dwarsseals worden aangebracht daar waar deze niet gewenst zijn, bijvoorbeeld wanneer te korte ofte lange producten zijn aangebracht. Met name bij relatief te lange producten, dat wil zeggen ongewenst lange producten, wordt hiermee eenvoudig verhinderd dat een dwarsseal over genoemd product wordt 20 aangebracht, waardoor beschadiging van product en/of sealmiddelen zou kunnen optreden en bovendien vervuiling van de omgeving. Bij voorkeur is daarbij bovendien voorzien in bedieningsmiddelen voor het instellen van één van een serie standaardlengten verpakkingen, afhankelijk van ten minste de te verwachten lengte van de te verpakken producten. Hierdoor kunnen 25 met een inrichting volgens de uitvinding nog eenvoudiger producten worden ingepakt in gestandaardiseerde verpakkingen, waardoor een nog eenvormiger eindproduct wordt verkregen.

In nadere uitwerking wordt een inrichting volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 8.

4

Met behulp van drukmiddelen nabij de dwarssealmiddelen kan, direct voorafgaand en eventueel tijdens aanbrengen van een tweede dwarsseal, dat wil zeggen in transportrichting gezien, de dwarsseal achter een product een te veel aan gas in de betreffende te sluiten verpakking 5 worden weggedrukt. Hierdoor kan ongewenste boiling en een te veel aan gas worden verhinderd. Het verdient daarbij de voorkeur dat bij neerlaten van het sealmes voor de dwarsseal de drukmiddelen als gevolg van vormgeving en/of positionering voor een geleidelijke drukopbouw zorgdragen, waardoor gas eenvoudig en gericht kan worden verdrongen.

10 De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het verpakken van producten, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 9.

Met een dergelijke werkwijze kunnen op bijzonder eenvoudige wijze productverpakkingen worden verkregen die bijzonder gasdicht zijn en 15 bovendien aan vier zijden zijn geseald, waardoor een in hoge mate symmetrische verpakking wordt verkregen die bijvoorbeeld eenvoudig stapelbaar is en een aangenaam uiterlijk heeft. Als gevolg van de relatief lange contacttijd tussen het sealmes en de folie voor de vorming van de dwarsseals wordt steeds een optimale gasafdichting verkregen.

20 Het verdient bij een werkwijze volgens de uitvinding de voorkeur dat ten minste de box-motion-type sealinrichting wordt aangestuurd op basis van ten minste een signaal, afkomstig van registratiemiddelen opgesteld nabij een invoerzijde voor de producten, een en ander zodanig dat slechts dan een dwarsseal wordt aangebracht achter een product indien het 25 betreffende product voldoet aan vooraf ingestelde lengtecriteria. Hiermee kan worden verhinderd dat bijvoorbeeld een seal wordt aangebracht achter een product dat te klein wordt geacht of daar waar een product zich uitstrekt wanneer het product een te grote lengte heeft. Als lengtecriteria kunnen bijvoorbeeld een te verwachten gemiddelde lengte worden ingesteld 30 alsmede een toelaatbare afwijking daarvan. Deze waarden kunnen 5 bijvoorbeeld worden ingesteld als een minimale en maximale toegestane ruimte tussen een rand van het product en een voor- of achtergelegen sealrand van een standaard ingestelde verpakkingslengte.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van een inrichting en 5 werkwijze volgens de uitvinding zijn nader beschreven in de volgconclusies. Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: 20 Figuur 1 in zijaanzicht schematisch een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 in bovenaanzicht een verpakking volgens de uitvinding, figuur 3 in doorgesneden zijaanzicht volgens de lijn III-III in figuur 2 een verpakking volgens de uitvinding, tezamen met een gedeelte van een 15 daarnaast te vormen verpakking; figuur 4A-C in drie stappen een beweging van een box-motion- sealinrichting volgens de uitvinding; en figuur 5 in bovenaanzicht schematisch een inrichting volgens de uitvinding.

20 In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers.

Figuur 1 toont in zijaanzicht schematisch een verpakkingsinrichting 1 volgens de uitvinding, via een transportband 2 verbonden met een snij-inrichting 3, althans een aanvoerinrichting voor 25 producten 4 te verpakken met de verpakkingsinrichting 1. In deze beschrijving zal steeds uitgegaan worden van een snij-inrichting voor het snijden van bijvoorbeeld vlees of kaas in schijfjes, die worden gestapeld in porties, welke worden aangeduid als product 4. Het zal evenwel duidelijk zijn dat ook andere inrichtingen kunnen worden voorzien voor aanvoer van 6 andere producten die, bij voorkeur onder aangepaste gasatmosfeer worden verpakt in folie voor bijvoorbeeld het vergroten van de levensduur.

De transportband 2 is in de getoonde uitvoeringsvorm uitgevoerd als een serie naast elkaar opgestelde, rondlopende elastieke bandjes 5, 5 waarop producten 4 kunnen worden gelegd en in de richting van een aanvoerzijde 6 van de verpakkingsinrichting 1 worden gevoerd. Uiteraard kan elke daartoe geschikte transportinrichting worden voorzien in plaats van de thans getoonde transportband 2.

De verpakkingsinrichting 1 omvat een tafel 7 waaroverheen een 10 onderfolielaag 8 vanaf een rol 9 kan worden gevoerd in de richting van een afvoerzijde 10. De onderfolie 8 ligt daarbij in hoofdzaak vlak op de tafel 7 en wordt daarop gevoerd via een eerste geleiderol 11, zodanig dat de producten 4 eenvoudig op de onderfolie 8 kunnen worden geschoven door de transportband 2. Vanaf een tweede rol 12 wordt een bovenfolie 13 via een 15 tweede geleiderol 14 over de onderfolie 8 en daarop geplaatste producten 4 (in figuur 1 niet getoond) gelegd. De onderfolie 8 en de bovenfolie 13 zijn van op zichzelf bekende laminaire structuur, geschikt om op elkaar te worden geseald en hebben bij voorkeur in hoofdzaak dezelfde breedte, gezien haaks op de transportrichting T van de verpakkingsinrichting 1. De producten 4 20 worden, in breedterichting gezien, ongeveer midden op de onderfolie 8 gelegd en in transportrichting T verder gevoerd. Voor het eenvoudig invoeren van de producten 4 ligt de eerste geleiderol 11 enigszins dichter bij de snij-inrichting 3 dan de tweede geleiderol 14. In transportrichting T gezien direct achter de tweede geleiderol 14 is een tweetal geprofileerde 25 sealrollen 15 opgesteld, welke de langsranden 16 van de twee folielagen 8, 13 op elkaar sealen met zich in de lengterichting, dat wil zeggen de transportrichting T uitstrekkende sealrillen 18, welke langsseals 17 vormen. Hierdoor worden goede gasdichte seals 17 verkregen, welke duidelijk zijn getoond in figuren 2 en 5. In figuur 5 is de tweede rol 12 30 weggelaten en de bovenste folielaag 13 ter verduidelijking onderbroken 7 weergegeven. Duidelijk is dat in de getoonde uitvoering de eerste geleiderol 11 ligt nabij de omlooprol 19 van de transportband 2. Vanaf nabij de aanvoerzijde 6 strekt zich een gasinvoerbuis 20 uit in de richting van een nog nader te beschrijven dwarssealinrichting 21 van het box-motion-type.

5 De gasinvoerbuis 20 strekt zich ongeveer evenwijdig aan en dicht langs een van de langsseals 17 uit, tussen de langsseal en zich tussen de folielagen 8, 13 bevindende producten 4. Het open einde 22 van de gasinvoerbuis 20 ligt nabij een met de dwarssealinrichting 21 te vormen dwarsseal 23, welke zich tussen twee producten 4 uitstrekt (in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is 10 elk product gevormd door een reeks schijfvormige plakken, dakpansgewijs gestapeld). Gas, bij voorkeur een inert gas met een FDA approval wordt via de gasinvoerbuis 20 tussen de folielagen 8, 13 en in de richting van de aanvoerzijde 6 gedwongen, waardoor lucht, in het bijzonder zuurstof tussen de folielagen 8, 13 wordt verdrongen en in hoofdzaak wordt vervangen door 15 genoemd gas, althans gasmengsel. Gas wordt bijvoorbeeld met behulp van een pomp 26 voortgestuwd.

Nabij de aanvoerzijde 6 is een productsensor 24 opgesteld, bij voorkeur daarboven, op zodanige hoogte dat de producten 4 eenvoudig daar onderdoor kunnen passeren. De productsensor kan bijvoorbeeld een 20 lichtgevoelige cel en lichtbron omvatten. Toepasbare sensoren voor waarneming van de aan- of aftvezigheid van product zullen voor de vakman direct duidelijk zijn. Met behulp van de productsensor 4 kan worden vastgesteld of op een bepaalde positie zich een product 4 bevindt en of dit aan een op nog nader beschrijven wijze vooraf ingevoerde lengte L van het 25 betreffende product voldoet. Op basis van met de productsensor 4 verkregen informatie omtrent een betreffend product 4, althans reeks producten 4 wordt via een centrale regeleenheid 25 de verpakkingsinrichting 1, in het bijzonder ook de box-motion-system-dwarssealinrichting 21 aangestuurd voor het vormen van een dwarsseal 23 in transportrichting T achter een 30 betreffend product 4, waarbij de inrichting zodanig kan zijn afgesteld dat 8 geen dwarsseal 23 wordt aangebracht op genoemde positie wanneer het betreffende product 4 waarachter deze zou moeten worden aangebracht niet aan de ingestelde lengte L of een andere vooraf te kiezen parameter voldoet. In het bijzonder niet wanneer het betreffende product 4 een zodanige lengte 5 heeft dat dit ertoe zou kunnen leiden dat de dwarsseal 23 zich over het betreffende product 4 zou uitstrekken. Hiermee wordt verkeerde verpakking, beschadiging van producten en/of sealmiddelen en vervuiling tegengegaan. In de centrale regeleenheid kan bijvoorbeeld een absolute minimale en/of maximale lengte L van een product 4 worden ingesteld maar 10 ook kan bijvoorbeeld een standaard ingestelde lengte Li voor een verpakking worden ingesteld, zoals getoond in figuur 2, waarbij een gewenste marge Mv, Ma kan worden ingesteld tussen respectievelijke een dwarsseal 23 voor het product 4 en het voorliggende einde van genoemd product 4 en de dwarsseal 23 achter genoemd product 4 en het 15 achtergelegen einde van genoemd product 4. Voor elke marge Mv, Ma kan wederom een minimaal en maximaal toelaatbare maat worden ingesteld. Hiermee kunnen eenvoudig standdaard afmetingen verpakkingen worden vervaardigd met een bijzonder aangenaam uiterlijk. Invoeren van de verschillende vooraf te kiezen parameters zoals lengte, marges en dergelijke 20 kan bijvoorbeeld geschieden met een toetsenbord of touchscreen 27.

In figuur 4 is schematisch in dwarsdoorsnede getoond een dwarssealinrichting geschikt voor gebruik binnen de uitvinding. Deze dwarssealinrichting 21 omvat een behuizing 28, waarvan een eerste deel 28a zich boven de tafel 7 uitstrekt en een tweede deel 28b zich onder de tafel 25 7 uitstrekt. Met behulp van een geschikte aandrijving 29, in de tekeningen symbolisch getoond als een rechthoek, kan de behuizing 28 met daarin opgenomen sealmiddelen 30 met de transportrichting T mee en daartegenin worden bewogen over een afstand A welke in hoofdzaak wordt bepaald door een opening 36 in de tafel 7. Binnen de behuizing 28 zijn twee 30 complementaire sealmessen 31A, 31B opgenomen, naar en van elkaar 9 beweegbaar door middel van geschikte bedieningsmiddelen 32, bijvoorbeeld hydraulische, pneumatische of elektrische middelen, zoals zuiger-cilindersamenstellen, magneetspoelen, excentermechanisme, vierstangenmechanisme of andere geschikte bedieningsmiddelen. Bij 5 voorkeur zijn de middelen voor beweging van de sealmessen 31 en de behuizing 28 functioneel gekoppeld, voor nog nader te beschrijven beweging. De sealmessen kunnen worden verwarmd, in het bijzonder elektrisch, tot een voor sealen geschikte temperatuur. In transportrichting gezien stroomafwaarts ten opzichte van de sealrollen 15 is aan het bovenste 10 sealmes 31A een drukmiddel 32 bevestigd, in de getoonde uitvoeringsvorm uitgevoerd als een steunplaat 33 die zich ongeveer horizontaal en over de breedte van het sealmes 31 uitstrekt, aan de onderzijde waarvan veerkrachtige drukmiddelen 34 zijn aangebracht, in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld in de vorm van (schuim) rubber. Dit is uitgevoerd als 15 piramiden schuim, waarvan de eventueel afgeronde toppen zijn gericht naar onder en welke in ten opzichte van elkaar versprongen rijen zijn opgesteld. Bij beweging van de sealmessen 31 worden de drukmiddelen 32 meebewogen. Een dwarssealinrichting 21 volgens figuur 4 kan als volgt worden gebruikt.

20 In de in figuur 4a getoonde geopende stand kunnen twee folielagen 8, 13 met daartussen een product 4, welke folielagen zijn voorzien van langsseals 17, tussen de sealkanten 35 van de sealmessen 31 worden doorbewogen, in transportrichting T. Daarbij wordt de dwarssealinrichting 21 maximaal in de richting van de sealrollen 15 bewogen, tot nabij een 25 achterrand van de opening 36. Aldaar worden de sealmessen 31 naar elkaar toebewogen onder insluiting van twee daartussen gelegen folielagen 8, 13, zoals schematisch getoond in figuur 4B. Dit betekent dat de messen ongeveer zijn bewogen volgens de pijlen X in figuur 4A. Vanuit de in figuur 4B getoonde stand beweegt de sealinrichting 21 in de richting T mee met de 30 folielagen 8, 13 en producten 4, zover tot de sealmessen 31 nagenoeg de 10 voorste rand van de opening 36 raken, waarna de sealmessen wederom uit elkaar worden bewogen, waarbij de sealinrichting 21 gelijkertijd of daaropvolgend weer in de richting van de voorrandopening 36 worden terugbewogen, zoals schematisch weergegeven in figuur 4C. Tussen de 5 sealmessen 3 IA, B wordt een relatief brede dwarsseal 23 gevormd, welke door de sealmessen doormidden wordt gesneden, zodanig dat een achterliggende dwarsseal 23B van een voorliggende verpakking 40 alsmede een voorliggende dwarsseal 23A van een achterliggende verpakking 40 wordt gevormd. Hiermee wordt het voordeel bereikt dat de door de beide 10 folielagen 8, 13 en de langsseals 17 gevormde slurf aan het voorliggende einde is afgesloten door genoemde dwarsseal 23A waardoor gas uit de gasinvoerbuis 20 terug wordt gedrongen in de aan de transportrichting T tegengestelde richting, onder verdringing van zuurstof, althans lucht. De afstand tussen de dwarssealmiddelen 21 en de sealrollen 15 is bij voorkeur 15 groter dan de lengte LI van de verpakking 40, bij voorkeur een aantal malen genoemde lengte LI, waardoor voldoende spoellengte en -tijd wordt verkregen.

Bij het naar elkaar bewegen van de sealmessen 31A, B worden de drukmiddelen 32, in het bijzonder de piramiden 34 op de bovenzijde van een 20 verpakking 40 gedrukt, waardoor deze enigszins veerkrachtig wordt samengedrukt terwijl de piramiden 34 enigszins vervormen. Als gevolg hiervan en eventueel als gevolg van bijvoorbeeld hoogteverschillen in de piramiden, ribbels of dergelijke daarin wordt geleidelijk de druk opgevoerd, waardoor geleidelijk een surplus aan gas uit de verpakking 40 wordt 25 gedrongen, tussen de messen 31A, B door, direct voorafgaand aan vorming van de dwarsseals 23A, B. Hierdoor wordt verhinderd dat er teveel gas in de verpakking achterblijft, terwijl bovendien een vlakke verpakking wordt verkregen.

In een inrichting 1 volgens de uitvinding kunnen de verschillende 30 bewegende delen ieder zijn voorzien van individuele aandrijfmiddelen. Het 11 verdient evenwel de voorkeur dat een aandrijfmotor 29 (schematisch weergegeven als een rechthoek) is voorzien van aandrijving van de verschillende bewegende middelen, waarbij met behulp van de centrale besturingseenheid 25 aanstuurbare rem- en/of reductiemiddelen kunnen 5 zijn voorzien (niet getoond) voor het op de gewenste momenten met de gewenste snelheid en gewenste uitslag doen bewegen van de verschillende bewegende delen zoals aanvoermiddelen, rollen, sealrollen, dwarssealinrichting en dergelijke. Hierbij kunnen bijvoorbeeld tandriem-, band- of snaaraandrijvingen worden gebruikt. Gebruik van één of een 10 beperkt aantal aandrijvingen voor alle bewegende delen is relatief goedkoop en eenvoudig, energiezuinig en eenvoudig te synchroniseren.

Met een inrichting en werkwijze volgens de uitvinding worden verpakkingen 40 verkregen met in bovenaanzicht een rechthoekige vorm, vierzijdig gesealed door langs- en dwarsseals met sealribben, welke 15 verpakking geschikt is voor aangepaste gasatmosfeerverpakking en bovendien uitgestald kan worden met dagversverpakkingen van vergelijkbare soort. Hiermee worden logistieke en commerciële voordelen bereikt. In het bijzonder zijn een inrichting 1 en werkwijze volgens de uitvinding geschikt voor het centraal verwerken, in het bijzonder verpakken 20 van bijvoorbeeld gesneden vlees en kaas welke over verschillende winkels kunnen worden verspreid voor verkoop. Ook zijn deze bijzonder geschikt voor relatief grote instellingen.

De uitvinding is geenszins beperkt tot in de beschrijving en tekeningen getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn 25 mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding. Zo kunnen andere aanvoermiddelen worden toegepast terwijl bovendien anderssoortige dwarsealmiddelen kunnen worden gebruikt, zolang deze tijdens vervaardigen van de dwarssealinrichting in transportrichting enigszins kunnen meebewegen, waardoor een contacttijd wordt verkregen 30 die langer is dan zou worden bereikt met rotatiesealmiddelen. Dergelijke 12 sealmiddelen worden aangeduid als box-motion-sealinrichtingen. De drukmiddelen zijn bij voorkeur gekoppeld met de sealmessen doch kunnen ook op andere wijze worden aangebracht en bewogen, bijvoorbeeld los van de sealmessen, waarbij bij voorkeur wel een elektronische of mechanische 5 koppeling is voorzien voor synchronisatie van de bewegingen.

Gasinvoermiddelen kunnen uiteraard op andere wijze zijn uitgevoerd en zich bijvoorbeeld aan weerszijden van de producten 4 uitstrekken. De of elke productsensor 24 kan in een andere positie zijn aangebracht, bijvoorbeeld tussen de sealrollen en de sealinrichting 21, terwijl bovendien meer dan een 10 productsensor kan zijn voorzien.

Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

Claims (13)

1. Inrichting voor het verpakken van producten in folie, omvattende een invoerinrichting voor producten, een eerste aanvoerinrichting voor een onderlaag folie en een tweede aanvoerinrichting voor een bovenlaag folie, zodanig ingericht dat met de aanvoermiddelen in een transportrichting een 5 product op de onderlaag folie kan worden gebracht en kan worden afgedekt met de bovenlaag folie, waarbij langssealmiddelen zijn voorzien voor het aan twee tegenover elkaar gelegen zijden op elkaar gasdicht sealen van de bovenlaag en onderlaag folie, naast genoemd product, waarbij dwarssealmiddelen zijn voorzien voor het op elkaar sealen van de bovenlaag 10 en onderlaag folie, in transportrichting gezien voor genoemd product, waarbij de dwarssealmiddelen zijn ingericht als een box-motion inrichting, omvattende ten minste een sealmes dat zich in hoofdzaak haaks op de transportrichting uitstrekt en tijdens sealen enigszins met de folielagen kan meebewegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij registratiemiddelen zijn voorzien, in transportrichting voorliggend op de dwarssealmiddelen, welke registratiemiddelen zijn ingericht voor het registreren van product op of nabij de onderlaag folie, waarbij de registratiemiddelen voorts ten minste zijn ingericht voor het vaststellen van de relatieve lengte van het product, 20 gezien in de transportrichting en op basis daarvan aansturen van ten minste de dwarssealmiddelen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij bedieningsmiddelen zijn voorzien voor het instellen van gericht instellen van één van een serie standaard lengten verpakkingen, afhankelijk van ten minste de verwachte 25 lengte van de te verpakken producten.

4. Inrichting volgens 2 en 3, waarbij een regeleenheid is voorzien, verbonden met de registratiemiddelen en de bedieningsmiddelen, waarbij de regeleenheid zodanig is ingesteld dat de dwarssealmiddelen niet worden aangestuurd voor aanbrengen van een dwarsseal, in transportrichting achter een product, indien de geregistreerde relatieve lengte van het product meer dan een vooraf ingestelde waarde afwijkt van de verwachte 5 lengte, in het bijzonder indien de relatieve lengte van het product niet binnen de ingestelde lengte van de verpakking past.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de invoerinrichting, de eerste en tweede aanvoerinrichting, de langssealmiddelen en de dwarssealmiddelen zijn aangesloten op één 10 aandrijfeenheid.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij zich tijdens gebruik tussen de boven- en onderlaag folie ten minste één gasinlaatbuis uitstrekt, bij voorkeur tot nabij de dwarssealmiddelen, voor het tussen de folielagen, tussen de langsseals inbrengen van een gas of 15 gasmengsel voor het verdringen van zuurstof.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afstand tussen de aanvoermiddelen en de dwarssealmiddelen relatief groot is ten opzichte van de lengte van de te verpakken producten, in transportrichting gezien.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij nabij de dwarssealmiddelen, bij voorkeur in transportrichting gezien direct achter de dwarssealmiddelen drukmiddelen zijn voorzien voor het tussen de folielagen wegdrukken van ten minste een gedeelte van het zich daartussen bevindende gas.

9. Werkwijze voor het verpakken van producten tussen twee folielagen, waarbij één of meer producten in een transportrichting op een eerste, onderlaag folie worden geplaatst en worden overdekt met een tweede, bovenlaag folie en de eerste en tweede folielaag aan twee tegenover elkaar gelegen zijden naast de producten aan elkaar worden geseald voor de 30 vorming van gasdichte afdichtingen, waarna of waarbij de folielagen in transportrichting gezien voorlopend op de producten wordt voorzien van een dwarsseal die gasdicht is en de langsseals ten minste gedeeltelijk overlapt, waarbij de dwarsseal met behulp van een box-motion type inrichting wordt aangebracht tijdens beweging, in transportrichting, van de folielagen, 5 zodanig dat een sealmes van de box-motion type inrichting relatief lang in contact is met ten minste één van de folielagen.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij ten minste de box-motion type seal inrichting wordt aangestuurd op basis van ten minste een signaal, afkomstig van registratiemiddelen opgesteld nabij een invoerzijde voor de 10 producten, een en ander zodanig dat slechts dan een dwarsseal wordt aangebracht achter een product indien het betreffende product voldoet aan vooraf ingestelde lengtecriteria.

11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, waarbij een verpakkingslengte wordt ingesteld, bij voorkeur op basis van ten minste een te verwachten 15 lengte van de te verpakken producten en de gewenste ruimte van de producten binnen de verpakking.

12. Werkwijze volgens een der conclusies 9 - 11, waarbij verdringingsgas tussen de folielagen wordt gebracht.

13. Werkwijze volgens een der conclusies 9 — 12, waarbij de 20 bovenfolielaag en de onderfolielaag direct achter de dwarsstansmiddelen naar elkaar worden gedrukt voor het daartussen wegdrukken van ten minste een gedeelte van zich daartussen bevindend gas, waarbij de druk geleidelijk wordt opgebouwd.