NL1018820C2 - Beweegbare armlegger en daarmee uitgeruste stoel. - Google Patents

Description

BEWEEGBARE ARMLEGGER EN DAARMEE UITGERUSTE STOEL

De uitvinding heeft betrekking op een armlegger voor een stoel, in het bijzonder een bureaustoel, omvattende tenminste één met een frame van de stoel te verbinden drager en tenminste één beweegbaar daarmee 5 verbonden steundeel. Een dergelijke armlegger is algemeen bekend.

Armleggers vormen een belangrijk onderdeel in het ontwerp van een stoel. Zij vervullen een tweeledige rol. Enerzijds dienen de armleggers voor het steunen van 10 het gewicht van de arm en de schouder, teneinde zo te voorkomen dat dit gewicht gedragen moet worden door de i rug, hetgeen kan leiden tot een foute zithouding. Daarnaast dienen armleggers voor het stabiliseren van de armen, die een relatief grove motoriek vertonen, bij het 15 uitvoeren van bewegingen met behulp van de polsen, handen en vingers, die een aanzienlijk meer verfijnde motoriek hebben. Deze laatste functie is met name van groot belang bij het werken met een toetsenbord of muis, waar immers het grootste deel van de handelingen met de vingers of 20 pols uitgevoerd moet worden.

Gezien het feit dat armleggers dus een belangrijke rol spelen bij het vinden van een optimale werkhouding, is het van groot belang dat deze zo goed mogelijk instelbaar zijn, zodat elke gebruiker van een 25 stoel de armleggers eenvoudig kan aanpassen aan zijn of haar wensen. Daarnaast is het van belang dat de armleggers een goede steun bieden en comfortabel zijn.

De meeste bekende armleggers zijn in elk geval in hoogte instelbaar. Daarnaast zijn er armleggers 30 bekend, die in diepterichting, dus naar en van de rugleuning verstelbaar zijn, meestal doordat deze verschuifbaar zijn. Ook zijn er armleggers bekend die in dwarsrichting instelbaar zijn. Deze verstelbaarheid wordt dan vaak bereikt door het verschuiven van de drager ten 35 opzichte van het frame van de stoel. Tenslotte zijn er armleggers bekend waarvan de drager zwenkbaar is rond een 2 staande as, waardoor dus de armlegger in dwarsrichtmg verplaatsbaar is, onder gelijktijdige variatie van de richting van de armlegger.

Met het oog op de steun en het comfort zijn de 5 meeste armleggers in meerdere of mindere mate geprofileerd en afgerond. Bovendien zijn armleggers vaak vervaardigd van, of bekleed met, een materiaal dat relatief zacht aanvoelt of dat daadwerkelijk zacht is, zoals bijvoorbeeld een kunststofschuim. Dergelijke 10 materialen hebben het nadeel dat zij niet eenvoudig te verwerken en bovendien kwetsbaar zijn.

De uitvinding heeft nu tot doel een verbeterde armlegger van de hiervoor beschreven soort te verschaffen. Volgens een eerste aspect van de uitvinding 15 wordt dit bij een dergelijke armlegger bereikt, doordat het steundeel in tenminste twee richtingen verschuifbaar en om tenminste één as zwenkbaar is. Hierdoor wordt een groter aantal verstelmogelijkheden geboden dan bij bekende armleggers het geval is.

20 Bij voorkeur bepaalt het steundeel een steunvlak en is het in hoofdzaak evenwijdig aan het steunvlak verschuifbaar, en is de zwenkas in hoofdzaak loodrecht op het steunvlak gericht. Op deze wijze kan het steundeel in lengte- of diepterichting en in 25 breedterichting worden versteld, terwijl bovendien de oriëntatie van de armlegger ten opzichte van de stoel kan worden aangepast.

Daarbij zijn met voordeel de schuifbeweging en de zwenkbeweging onafhankelijk van elkaar uitvoerbaar. Zo 30 kan voor elke parameter een gewenste instelling gezocht worden, zonder dat daarbij de reeds ingestelde waarden van andere parameters verloren gaan.

Teneinde te voorkomen dat de onderdelen aan het eind van hun beweging losraken, omvat de armlegger bij 35 voorkeur middelen voor het begrenzen van althans een deel van de beweging(en) van het steundeel.

Een constructief eenvoudig uit te voeren uitvoering van de armlegger wordt verkregen, wanneer het 3 steundeel of de drager tenminste één uitsteeksel omvat, dat beweegbaar opgenomen is in een uitsparing in de drager of het steundeel, waarbij de afmetingen van de uitsparing in de twee schuifrichtingen groter zijn dan 5 die van het daarin opgenomen uitsteeksel, en waarbij de begrenzingsmiddelen gevormd worden door een omtreksrand van de uitsparing. Daarbij vertoont met voordeel de omtreksrand een met de gewenste beweging(en) overeenkomende contour.

10 Wanneer het uitsteeksel en de omtreksrand van de uitsparing getrapt uitgevoerd zijn, waarbij elke trap van de omtreksrand een met een deel van de gewenste beweging(en) overeenkomende contour vertoont, kunnen verschillende bewegingspatronen van de onderstellen 15 worden bepaald.

Om te voorkomen dat een eenmaal ingestelde stand weer verloren gaat, kan de armlegger voorzien zijn van middelen voor het in een bepaalde stand blokkeren van het steundeel. Een robuuste en eenvoudige uitvoering 20 wordt daarbij bereikt, wanneer de blokkeringsmiddelen gevormd worden door naar elkaar gerichte, samenwerkende oppervlaktedelen van het steundeel en de drager. Bijvoorbeeld kan de drager ten minste één uitstekende nok vertonen en het steundeel een aantal daarmee 25 samenwerkende holten hebben. Hierdoor worden de blokkeringsmiddelen bij belasting van de armlegger van de stoel in elkaar gedrukt. Daarbij kunnen de holten volgens een bepaald patroon over het steundeel verdeeld zijn, om het blokkeren in een groot aantal standen mogelijk te 30 maken. Verder kunnen er veerkrachtige middelen zijn voor het naar hun blokkeringsstand voorspannen van de blokkeringsmiddelen.

Volgens een tweede aspect verschaft de uitvinding een armlegger, waarvan het steundeel relatief 35 zacht is. Hierdoor wordt een optimale combinatie van steun en comfort geboden. Wanneer daarbij het steundeel hol is uitgevoerd, kan dit veerkrachtig beweegbaar zijn, waarbij lucht in de holle ruimte als verend en dempend 4 medium fungeert. Bovendien kan dan, door het althans ten dele vullen van de holle ruimte met een ander, bij voorkeur veerkrachtig vervormbaar medium, de veerkracht of zachtheid naar keuze worden ingesteld.

5 Met voordeel is het steundeel gevormd uit tenminste twee segmenten, waarvan het bij gebruik naar buiten gerichte segment zachter is dan het andere segment, zodat de armlegger ook zacht aanvoelt.

Een productietechnische eenvoudige uitvoering 10 wordt bereikt, wanneer de segmenten door spuitgieten zijn gevormd. Voor een robuuste verbinding kunnen de segmenten door een spuitgietrand aan elkaar zijn bevestigd.

Teneinde het gebruikscomfort te vergroten, is bij voorkeur een naar de rugleuning van de stoel gericht 15 einde van het steundeel zo gevormd, dat uitsluitend een onderarm van de gebruiker wordt gesteund, en niet zijn elleboog. Daartoe kan dit einde bijvoorbeeld afgerond zi jn.

Tenslotte heeft de uitvinding nog betrekking op 20 een stoel, die is voorzien van een frame dat tenminste één zitting draagt, alsmede tenminste één armlegger van het hier beschreven type.

De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de 25 bijgevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van een bureaustoel die is voorzien van een paar armleggers volgens de uitvinding,

Fig. 2 een perspectivisch aanzicht is van één 30 van de armleggers van de stoel van fig. 1 in een neutrale stand,

Fig. 3A-D verschillende bewegingen van de armlegger tonen,

Fig. 4 een perspectivisch aanzicht met 35 uiteengenomen delen is van de armlegger,

Fig. 5 een doorgesneden perspectivisch aanzicht is, waarin schematisch de drager met het uitsteeksel en het steundeel met de uitsparing zijn weergegeven, t 5

Fig. 6 een doorgesneden perspectivisch aanzicht is van de armlegger, en

Fig. 7 een onderaanzicht is van het steundeel, met daarin de holten die onderdeel vormen van de 5 blokkeringsmiddelen.

Een stoel (fig. 1) omvat een frame 2, waarop een zitting 3 en een rugleuning 4 bevestigd zijn. Het frame 2 wordt gedragen door een verrijdbaar onderstel 5. De stoel 1 is voorzien van de gebruikelijke mechanismen 10 voor het in hoogte en in diepte verstellen van de zitting 3 en de rugleuning 4.

De stoel 1 vertoont ook twee armleggers 6, aan weerszijden van de zitting 3. Elke armlegger 6 wordt gevormd door een drager 7, die bevestigd is aan het frame 15 2 van de stoel 1, en een steundeel 8, dat beweegbaar verbonden is met de drager 7. Elke drager 7 bestaat uit een L-vormig onderste deel 9 en een omgekeerde L-vormig bovenste deel 10, dat in hoogte verstelbaar is ten opzichte van het onderste deel 9. Het onderste deel 9 is 20 op zijn beurt op conventionele wijze in breedterichting verstelbaar met het frame 2 verbonden.

Het steundeel 8 bepaalt een in hoofdzaak horizontaal gericht steunvlak S (fig. 2), en is in het getoonde voorbeeld in hoofdzaak evenwijdig aan dit 25 steunvlak S verschuifbaar in twee richtingen D en W, voor het instellen van de gewenste diepte, respectievelijk de gewenste breedte van het steundeel 8 van de armlegger 6. Daarnaast is het steundeel 8 zwenkbaar om een as die dwars op het steunvlak S gericht is, volgens de pijl R.

30 Door het steundeel 8 zo in meerdere richtingen beweegbaar ten opzichte van de drager 7 uit te voeren, wordt een optimale instelbaarheid van de armlegger 6 bereikt.

De verschillende bewegingen van het steundeel ten opzichte van de drager 7 kunnen onafhankelijk van 35 elkaar uitgevoerd worden. Hiertoe is in het getoonde voorbeeld de drager 7 voorzien van een uitsteeksel 11, dat op verschillende wijzen beweegbaar opgenomen is in een uitsparing 12 in het steundeel 8. De afmetingen van 6 de uitsparing 12 in de richtingen D en W zijn groter dan die van het uitsteeksel 11, zodat het uitsteeksel 11 in de uitsparing verschoven kan worden in deze richtingen, en bovendien kan worden verdraaid. De verschillende 5 bewegingen worden begrensd door een omtreksrand 13 van de uitsparing 12, waar het uitsteeksel 11 mee in contact komt. De contour van de omtreksrand 13 bepaalt dus de mogelijke bewegingspatronen van het steundeel 8 ten opzichte van de drager 7.

-j^Q Teneinde verschillende goed gedefinieerde bewegingen mogelijk te maken zijn in het getoonde voorbeeld het uitsteeksel 11 en de rand 13 van de uitsparing 12 elk getrapt uitgevoerd (fig. 5). Het uitsteeksel 11 heeft daarbij de gedaante van een 15 paddestoel, met een steel 14 en een overeenkomende hoed 15. De uitsparing 12 heeft een relatief kleiner oppervlak 12 S in de nabijheid van de drager 7, en een groter oppervlak 12 W op grotere afstand van de drager, en vertoont dus in feite een vernauwde opening. Daarbij is 20 de grootste maat binnen de omtreksrand 13 S van deze vernauwing kleiner dan de grootste maat van de hoed 15 van het uitsteeksel 11, zodat het uitsteeksel 11 in de uitsparing 12 opgesloten is. De mogelijke bewegingen van het steundeel 8 worden dan bepaald door enerzijds de 25 buitenomtrek van de hoed 15 in combinatie met de contour van de omtreksrand 13 L van het grote gedeelte van de uitsparing 12, en anderzijds de buitenomtrek van de steel 14 en de omtreksrand 13 S van het vernauwde deel van de uitsparing. Daarbij is in het getoonde voorbeeld de 30 binnenste trap 13 S van de omtreksrand nagenoeg rechthoekig, terwijl de buitenste trap 13 L, de hoed 15 en de steel 14, die bepaald wordt door twee schroefkokers 16, ovaal of elliptisch zijn uitgevoerd.

Het is wenselijk dat de armlegger 6 een eenmaal 35 ingestelde stand houdt, tot deze instellingen bewust worden gewijzigd. Daartoe zijn er middelen aanwezig voor het in een bepaalde stand ten opzichte van de drager 7 blokkeren van het steundeel 8. Deze blokkeringsmiddelen 7 worden hier gevormd door nokken 17 op het naar het steundeel 8 gerichte oppervlak 19 van de drager 7, en daarmee samenwerkende holten 18 in het naar de drager 7 gerichte oppervlak 32 van het steundeel 8.

5 Door de nokken 17 en holten 18 op/in deze oppervlakken 19, 32 te vormen, wordt gewaarborgd dat de blokkeringsmiddelen 17 werkzaam zijn onder belasting, wanneer het steundeel 8 met kracht op de drager 7 gedrukt wordt. Om te waarborgen dat de blokkeringsmiddelen 17 10 werkzaam blijven wanneer de armlegger 6 niet belast is, zijn er veerkrachtige voorspanmiddelen 20 voorzien. Deze voorspanmiddelen 20 worden hier gevormd door een drukveer, die tussen de onderzijde van de hoed 15 van het uitsteeksel 11 en een oppervlak 21 tussen de beide 15 omtreksranden 13 S, 13 L is aangebracht.

De holten 18 van de blokkeringsmiddelen kunnen in een bepaald patroon in het oppervlak 32 zijn gevormd, bijvoorbeeld in rijen (in de breedterichting W) en kolommen (in de lengte- of diepterichting D) (fig. 6), en 20 kunnen door opstaande randen 33 van elkaar gescheiden zijn. In de holten 19 die zich in de breedterichting W uitstrekken zijn met regelmatige tussenafstand obstakels of noppen 34 gevormd, waarvan de hoogte kleiner is dan de diepte van de holten 18. Door het steundeel 8 iets van de 25 drager 7 te verwijderen, tegen de werking van de voorspanmiddelen 20 in, kunnen de nokken 17 uit de holten 18 gelicht worden en kan het steundeel 8 worden bewogen. Daarbij moet, om het steundeel in breedterichting W of in diepterichting D te verplaatsen, het steundeel 8 over de 30 volledige diepte van de holten 19 worden opgelicht,

teneinde de nokken 17 over één of meer opstaande randen 33 te verplaatsen. Hierdoor is deze beweging relatief zwaar, en wordt dus een eenmaal ingestelde stand niet eenvoudig veranderd. Doordat echter de noppen 34 zich 35 niet over de gehele diepte van de holten 18 uitstrekken, behoeft voor een rotatiebeweging het steundeel 8 minder ver opgelicht te worden. Daarbij zal de nok 17 die in één van de zich in diepterichting uitstrekkende holten 18 D

8 bevindt op zijn plaats blijven, terwijl de andere nok 17 binnen één en dezelfde holte 19 W over één of meer noppen 34 verplaatst wordt. Op deze wijze wordt de richting van het steundeel 8 ten opzichte van de drager 7, zonder dat 5 daarbij de ingestelde standen in breedte- en diepterichting W, D verloren gaan. Deze laatste instellingen zijn als het ware hoofdinstellingen, terwijl de richting van het steundeel ten opzichte van de drager een secundaire instelling is.

-^0 Omdat het uitsteeksel 11 bij de getoonde uitvoering van de armlegger 6 is opgesloten in de uitsparing 12, is het steundeel 8 gedeeld uitgevoerd, terwijl het uitsteeksel 11 als afzonderlijk aan de drager 7 bevestigd onderdeel is uitgevoerd. Het steundeel 8 15 omvat een naar de drager 7 gekeerde onderkap 22, welke de omtreksranden 13 S, 13 L draagt, alsmede een losneembaar (daarmee verbonden bovenkap 23, die het eigenlijke steunvlak S bepaalt. De bovenkap 23 is hier aan de onderkap 22 bevestigd door middel van een achter elkaar 20 grijpende haakdelen 24, 25 en schroeven die vanaf de onderzijde door openingen 26, 27 in de onderkap 22 en in de bovenkap 23 worden gedraaid.

Voor het comfort van de armlegger 6 is het van groot belang dat deze relatief zacht aanvoelt, en 25 bovendien veerkrachtig vervormbaar is. Daartoe is althans dat gedeelte van het steundeel 8 dat het eigenlijke steunvlak S bepaalt, van een comfortabel aanvoelende kunststof vervaardigd. Met het oog op de vervormbaarheid is de bovenkap 23 eveneens gedeeld uitgevoerd, waarbij 30 een holle ruimte 28 vrijgelaten is tussen het onderste en bovenste deel 29, 30 van de bovenkap 23. In deze holle ruimte zal in de meest eenvoudige uitvoering lucht opgesloten zijn, maar het is ook mogelijk hier een ander medium in op te nemen. De beide delen 29, 30 zijn daarbij 35 door spuitgieten gevormd, en met elkaar verbonden door een hermetisch afgedichte, rondlopende verbindingsrand 31, die eveneens door spuitgieten gevormd kan zijn. Zo wordt een armlegger 6 verkregen, die relatief zacht is en 9 zich dus aanpast aan een gebruiker, die comfortabel aanvoelt en die toch minder kwetsbaar is dan bekende armleggers van kunststofschuim.

Het comfort van de armlegger 6 wordt verder 5 verhoogd door de vormgeving daarvan. In het getoonde voorbeeld is het naar de rugleuning 4 gerichte einde zodanig afgerond, dat de onderarm van een gebruiker wel, maar zijn elleboog niet op de armlegger 6 rust. Dit leidt tot een aangenamere ondersteuning van de arm.

10 De uitvinding biedt zo dus een armlegger die eenvoudig op velerlei wijze verstelbaar is, zowel in onbelaste als belaste toestand een eenmaal ingestelde stand vasthoudt, en die relatief snel, met eenvoudige middelen en tegen geringe kosten te vervaardigen is.

15 Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een voorbeeld, is deze daartoe niet beperkt. Zo zou het steundeel andere bewegingen ten opzichte van de drager kunnen uitvoeren dan de beschreven schuif- en zwenkbewegingen. Ook zouden de posities van het 20 uitsteeksel en de uitsparing omgekeerd kunnen worden, terwijl deze onderdelen ook enkelvoudig in plaats van getrapt uitgevoerd zouden kunnen zijn. Daarnaast zijn andere varianten van de blokkeringsmiddelen denkbaar, terwijl ook de constructie van bijvoorbeeld het steundeel 25 of de bovenkap daarvan aangepast kan worden. De uitvinding wordt dan ook alleen bepaald door de bijgaande conclusies.

Claims (19)

1. Armlegger voor een stoel, in het bijzonder een bureaustoel, omvattende tenminste één met een frame van de stoel te verbinden drager en tenminste één beweegbaar daarmee verbonden steundeel, met het kenmerk, 5 dat het steundeel in tenminste twee richtingen verschuifbaar en om tenminste één as zwenkbaar is.

2. Armlegger volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steundeel een steunvlak bepaalt en in hoofdzaak evenwijdig aan het steunvlak verschuifbaar is, 10 en de zwenkas in hoofdzaak loodrecht op het steunvlak gericht is.

3. Armlegger volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de schuifbeweging en de zwenkbeweging onafhankelijk van elkaar uitvoerbaar zijn.

4. Armlegger volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het begrenzen van althans een deel van de beweging(en) van het steundeel.

5. Armlegger volgens conclusie 4, met het 20 kenmerk, dat het steundeel of de drager tenminste één uitsteeksel omvat, dat beweegbaar opgenomen is in een uitsparing in de drager of het steundeel, waarbij de afmetingen van de uitsparing in de twee schuifrichtingen groter zijn dan die van het daarin opgenomen uitsteeksel, 25 en waarbij de begrenzingsmiddelen gevormd worden door een omtreksrand van de uitsparing.

6. Armlegger volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de omtreksrand een met de gewenste beweging(en) overeenkomende contour vertoont.

7. Armlegger volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het uitsteeksel en de omtreksrand van de uitsparing getrapt uitgevoerd zijn, waarbij elke trap van de omtreksrand een met een deel van de gewenste beweging(en) overeenkomende contour vertoont.

8. Armlegger volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het in een bepaalde stand blokkeren van het steundeel.

9. Armlegger volgens conclusie 8, met het 5 kenmerk, dat de blokkeringsmiddelen gevormd worden door naar elkaar gerichte, samenwerkende oppervlaktedelen van het steundeel en de drager.

10. Armlegger volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de drager ten minste één uitstekende nok 10 vertoont en het steundeel een aantal daarmee samenwerkende holten heeft.

11. Armlegger volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de holten volgens een bepaald patroon over het steundeel verdeeld zijn.

12. Armlegger volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, met het kenmerk, dat het steundeel relatief zacht is.

13. Armlegger volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het steundeel hol is uitgevoerd.

14. Armlegger volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het steundeel gevormd is uit tenminste twee segmenten, waarvan het bij gebruik naar buiten gerichte segment zachter is dan het andere segment.

15. Armlegger volgens conclusie 14, met het 25 kenmerk, dat de segmenten door spuitgieten zijn gevormd.

16. Armlegger volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat de segmenten door een spuitgietrand aan elkaar zijn bevestigd.

17. Armlegger volgens één der conclusies 13-16, 30 met het kenmerk, dat het holle steundeel althans ten dele gevuld is met een veerkrachtig vervormbaar medium.

18. Armlegger volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, met het kenmerk, dat een naar een rugleuning van de stoel gericht 35 einde van het steundeel zodanig gevormd is, dat uitsluitend een onderarm van een gebruiker gesteund wordt.

19. Stoel, voorzien van een frame dat tenminste één zitting draagt, alsmede tenminste één armlegger volgens één der voorgaande conclusies.