NL1018674C2 - Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum. - Google Patents

Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum. Download PDF

Info

Publication number
NL1018674C2
NL1018674C2 NL1018674A NL1018674A NL1018674C2 NL 1018674 C2 NL1018674 C2 NL 1018674C2 NL 1018674 A NL1018674 A NL 1018674A NL 1018674 A NL1018674 A NL 1018674A NL 1018674 C2 NL1018674 C2 NL 1018674C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fluid
closed
block
fluid containers
coupling block
Prior art date
Application number
NL1018674A
Other languages
English (en)
Inventor
Hendrik Mark Snoeck
Original Assignee
Wilde Internat De
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wilde Internat De filed Critical Wilde Internat De
Priority to NL1018674A priority Critical patent/NL1018674C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1018674C2 publication Critical patent/NL1018674C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C13/00Details of vessels or of the filling or discharging of vessels
    • F17C13/08Mounting arrangements for vessels
    • F17C13/084Mounting arrangements for vessels for small-sized storage vessels, e.g. compressed gas cylinders or bottles, disposable gas vessels, vessels adapted for automotive use
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C7/00Methods or apparatus for discharging liquefied, solidified, or compressed gases from pressure vessels, not covered by another subclass
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C2201/00Vessel construction, in particular geometry, arrangement or size
    • F17C2201/01Shape
    • F17C2201/0104Shape cylindrical
    • F17C2201/0109Shape cylindrical with exteriorly curved end-piece
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C2201/00Vessel construction, in particular geometry, arrangement or size
    • F17C2201/05Size
    • F17C2201/058Size portable (<30 l)
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C2203/00Vessel construction, in particular walls or details thereof
    • F17C2203/06Materials for walls or layers thereof; Properties or structures of walls or their materials
    • F17C2203/0602Wall structures; Special features thereof
    • F17C2203/0612Wall structures
    • F17C2203/0614Single wall
    • F17C2203/0617Single wall with one layer
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C2205/00Vessel construction, in particular mounting arrangements, attachments or identifications means
    • F17C2205/01Mounting arrangements
    • F17C2205/0103Exterior arrangements
    • F17C2205/0111Boxes
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C2205/00Vessel construction, in particular mounting arrangements, attachments or identifications means
    • F17C2205/01Mounting arrangements
    • F17C2205/0123Mounting arrangements characterised by number of vessels
    • F17C2205/013Two or more vessels
    • F17C2205/0134Two or more vessels characterised by the presence of fluid connection between vessels
    • F17C2205/0142Two or more vessels characterised by the presence of fluid connection between vessels bundled in parallel
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C2205/00Vessel construction, in particular mounting arrangements, attachments or identifications means
    • F17C2205/03Fluid connections, filters, valves, closure means or other attachments
    • F17C2205/0302Fittings, valves, filters, or components in connection with the gas storage device
    • F17C2205/0323Valves
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C2221/00Handled fluid, in particular type of fluid
    • F17C2221/01Pure fluids
    • F17C2221/013Carbone dioxide
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F17STORING OR DISTRIBUTING GASES OR LIQUIDS
    • F17CVESSELS FOR CONTAINING OR STORING COMPRESSED, LIQUEFIED OR SOLIDIFIED GASES; FIXED-CAPACITY GAS-HOLDERS; FILLING VESSELS WITH, OR DISCHARGING FROM VESSELS, COMPRESSED, LIQUEFIED, OR SOLIDIFIED GASES
    • F17C2270/00Applications
    • F17C2270/07Applications for household use
    • F17C2270/0736Capsules, e.g. CO2

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Filling Or Discharging Of Gas Storage Vessels (AREA)

Description

Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum TERREIN VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opslaan en leveren van 5 een onder druk staand fluïdum. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op gasflessen en gasflesjes van relatief klein formaat waarin bijvoorbeeld CO2 of een ander vloeibaar gemaakt en onder druk staand gas wordt opgeslagen
STAND DER TECHNIEK
10 Dergelijke gasflessen en flesjes zijn in diverse varianten bekend. Voor huishou delijk gebruik zijn flesjes bekend met een inhoud minder dan 100 gram. De kleinste maten worden bijvoorbeeld gebruikt in slagroomspuiten en spuitwatersifons terwijl een maat groter wordt toegepast voor bijvoorbeeld biertapapparaten voor kleine vatvormige blikken bier met een inhoud van ongeveer 5 liter. Deze kleine uitvoeringen worden 15 derhalve veel toegepast in huishoudelijke apparatuur. Daarom verdient het de voorkeur dat deze flesjes normaal in de detailhandel verkrijgbaar zijn zodat de consument geen problemen ondervindt bij de aanschaf ervan. In de meeste landen worden aan transport en opslag van dergelijke kleine gasflesjes geen eisen gesteld en daarom heeft de detailhandel geen enkel probleem om deze flesjes in het assortiment op te nemen en als elk '* \ t 20 ander product in voorraad te hebben en te verkopen.
Grotere uitvoeringsvormen met een inhoud variërend tussen 100 en 500 gram worden toegepast in de horeca bijvoorbeeld in carboniseerapparatuur waarmee van gewoon “plat” water koolzuurhoudend water kan worden gemaakt. Deze grotere uitvoeringsvormen zijn niet bij elke detailhandel verkrijgbaar. In veel landen worden 25 eisen gesteld aan transport en opslag met als gevolg dat deze groter uitvoeringsvormen alleen bij de daarvoor geautoriseerde handel verkrijgbaar zijn.
Deze relatief slechte verkrijgbaarheid wordt als een nadeel gezien.
DOEL VAN DE UITVINDING
30 De uitvinding streeft er nu naar bovengenoemd nadeel althans in belangrijke mate op te heffen door het mogelijk te maken dat in toepassingen waarin de apparatuur in feite alleen geschikt is voor de grotere flessen ook de kleine flesjes kunnen worden gebruikt.
DE UITVINDING
1018674· 2
Aan boven omschreven doelstelling wordt nu volgens de uitvinding voldaan door een inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum omvattende - een aantal fluïdumhouders van het type uitgevoerd met een cilindrische behuizing, 5 een gesloten onderzijde en een van een uitmonding voorziene bovenzijde, waarbij de uitmonding aanvankelijk is afgesloten, - een koppelblok voorzien van een met het aantal fluïdumhouders corresponderend aantal ingangspoorten en een uitgangspoort alsmede kanalen tussen de ingangspoorten en de uitgangspoort, 10 - verbindingsmiddelen om de fluïdumhouders met het koppelblok te verbinden zodanig dat elke houder met zijn uitmonding gasdicht gekoppeld is met een der ingangspoorten.
Nadat de fluïdumhouders met het koppelblok zijn verbonden kan elke houder fluïdum leveren via de respectieve ingangspoort. Een dergelijke inrichting met een 15 aantal relatief kleine fluïdumhouders kan de functie ovememen van een enkele fluïdumhouder met relatief grotere inhoud.
Houders voor vloeistoffen en gassen (in het algemeen aangeduid met "fluidums") komen in allerlei verschijningsvormen voor. Alhoewel, .de uitvinding niet tot een bepaald type is beperkt wordt voor toepassing van de uitvinding in het bijzonder 20 gedacht aan cilindrische houders met een bolle onderzijde en een flessehalsvormige bovenzijde. Deze worden in grote aantallen toegepast voor diverse consumentenproducten zowel met als zonder schroefdraad rond de hals.
Flesjes met schroefdraad rond de hals kunnen direct in het koppelblok geschroefd worden. Veel uitvoeringsvormen van de fluïdumhouders hebben echter geen schroef-25 draad. In dat geval verdient het de voorkeur dat de inrichting verder voorzien is van een bodemblok dat voorzien is van uitsparingen waarin de fluïdumhouders althans gedeeltelijk passen alsmede middelen waarmee het bodemblok aan het koppelblok kan worden bevestigd. Via dit bodemblok ontstaat een stevig geheel dat als eenheid kan worden gehanteerd.
30 Bekend zijn fluïdumhouders waarbij de afdichting van de uitgangspoort is geraliseerd met behulp van een membraan. Teneinde bij toepassing van meerdere houders alle fluïdumhouders tegelijk te koppelen (en daardoor gasverlies zoveel mogelijk te voorkomen) verdient het de voorkeur dat de genoemde koppelmiddelen 1018674· 3 zodanig zijn uitgevoerd dat een relatieve naderende beweging tussen bodemblok en koppelblok kan worden gerealiseerd. De fluïdumhouders zijn aanvankelijk voorzien van een afsluitend membraan. Elk van de ingangspoorten is voorzien van een puntig uitsteeksel waarin de ingangspoort uitmondt. Wordt nu de houder naar de ingangspoort 5 bewogen (of vice versa) dan zal dit puntige uitsteeksel door het membraan steken terwijl tegelijkertijd de houder aan het blok wordt vastgezet. Met het puntige uitsteeksel wordt dus het membraan opengestoken waardoor een open fluïdumverbmding ontstaat tussen de fluïdumhouder en de externe aansluiting. Zijn alle fluïdumhouders op deze manier met het koppelblok verbonden dan is de inrichting als een geheel klaar om 10 fluïdum te leveren.
Alhoewel fluïdumhouders met membraan afdichting allom verkrijgbaar zijn is het niet onwaarschijnlijk dat binnen afzienbare tijd ook fluïdumhouders met kogeklep of een andere afdichting een bredere verspreiding zullen vinden. Ook deze houders kunnen binnen het kader van de uitvinding worden toegepast In dat geval zullen de IS ingfangspoorten wellicht aangepast moeten worden maar dat doet aan het pricipe van de uitvinding niet af.
Was tèvoren de externe aansluiting gekoppeld met de fluïduminvoer van het systeem waaraan fluïdum moet worden geleverd dan is dit systeem daarmee bedrijfsgereed. In de meeste gevallen echter wordt eerst de inrichting volgens de 20 uitvinding bedrijfsgereed gemaakt door het koppelen van alle fluïdumhouders en pas daarna wordt de gerede inrichting aangesloten op de verbruiker. Om te voorkomen dat er voortijdig fluïdum uit de gerede inrichting ontsnapt verdient het de voorkeur dat de uitlaatpoort van het koppelblok voorzien is van klep waarmee de poort kan worden geopend en gesloten. Tijdens het bedrijfsgereed maken blijft deze poort gesloten en pas 25 bij ingebruikname wordt de klep geopend.
Het verdient de voorkeur dat de klep zodanig is uitgevoerd dat deze door het koppelen van de inrichting met de verbruiker automatisch wordt geopend. Bekend zijn kogelkleppen waarvan de kogel door een daartoe bestemd deel van de gebruiker blijvend van zijn zitting wordt gedrukt zodat een blijvende open doorgang wordt 30 verschaft tijdens bedrijf.
Om tijdens het aankoppelen van de diverse fluïdumhouders geen last te hebben van voortijdig fluïdumverlies verdient het de voorkeur dat de inlaatpoorten van het koppelblok elk voorzien zijn van een klep waarmee de inlaatpoort kan worden geopend 1018674· 4 en gesloten. Er zijn eenvoudige uitvoeringsvormen bekend die parallel uitgevoerd kunnen worden zodanig dat alle kleppen tegelijk met een enkel bedieningselement kunnen worden geopend. Ook hier verdienen kogelkleppen de voorkeur. In dat geval kunnen alle fluïdumhouders elk afzonderlijk op hun plaats gemonteerd worden zonder 5 gasverlies. Tijdens het monteren wordt elke klep automatisch geopend terwijl alle ander ingangspoorten door kleppen afgesloten zijn dan wel op een fluidumhouder zijn aangesloten maar in elk geval geen gas doorlaten.
Het verdient verder de voorkeur dat alle genoemde componenten van de inrichting in de bedrijfsgerede toestand kunnen worden ondergebracht in een omhulling die bij 10 voorkeur gevormd is als een op zich bekende fluidumhouder van grotere afmetingen dan de eerder genoemde fluïdumhouders, welke grotere houder op de een of andere wijze kan worden geopend om de overige componenten van de inrichting te kunnen positioneren
Over het algemeen wordt er bij fluïdumhouders, en in het bijzonder bij houders 15 voor CO2, O2 en dergelijke ten aanzien van opslag, transport en dergelijke onderscheid gemaakt tussen kleine houders met een inhoud minder dan 90 gram en grotere flessen met een inhoud van meer dan 90 gram. De kleinere flesjes, die gebruikt worden in slagroomspuiten, carboniseerflessen, biertapinstallaties voor kleine vaatjes en dergelijke mogen overal worden bewaard en verkocht. Grotere houders daarentegen 20 moeten onder voorgeschreven omstandigheden worden bewaard en mogen niet overal worden verkocht. Daarmee wordt de toepassing van deze grotere flessen bemoeilijkt. Door nu de omhulling zodanig uit te voeren dat deze in de plaats kan treden van een grotere fles, en deze te vullen met kleinere flesjes, kunnen de bestaande bezwaren althans goeddeels worden geëlimineerd.
25
FIGUREN
De uitvinding zal in het volgende nader worden verklaard aan de hand van bijgaande figuren waarin een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn geïllustreerd.
30 Figuur 1 toont een schematisch doorsneden aanzicht van een eerste uitvoerings vorm van een inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont een deeldoorsnede door Fig 1 met een klep in twee standen 1018674« 5
Figuur 3 toont een perspectief aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm in doorsnede met anders uitgevoerde kleppen.
5 Figuur 5 toont in perspectief een uitvoeringsvorm met 4 fluidunhouders.
Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm met een omhulling in de vorm van een fluidumhouder met grotere afmetingen.
Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm met een gasflesvormige omhulling van nog grotere afmetingen.
10
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
In de volgende figuren zijn uitvoeringsvormen getoond waarin gebruik wordt gemaakt van fluidumhouders die met een membraan zijn afgesloten. Zoals al opgemerkt is de uitvinding daartoe niet beperkt. Ook houders met een kogelklep of 15 anderssoortige afsluiting kunnen binnen het kader van de uitvinding worden toegepast.
In figuur 1 is een inrichting volgens de uitvinding, in zijn algemeenheid aangeduid met 10, getoond in doorsnede. De inrichting is voorzien van de fluidumhouders 12 en 14 en het koppelblok 16. Het koppelblok heeft in twee ingangspoorten 18 en 20 en een enkele uitgangspoort 22. De fluidumhouders zijn in dit 20 voorbeeld voorzien van uitwendige draad rond de hals waarmee de houders ingeschroefd kunnen worden in corresponderende inwendige schroefdraad in de ingangspoorten 18 en 20 van het koppelblok. De ingangspoorten zijn verbonden met de inwendige kanalen 24 en 26 die uitmonden in een uitgangskanaal 28. Dit uitgangskanaal is gekoppeld met een veer belaste kogelklep 30. In de inwendige 25 kanalen zijn gekoppelde kleppen opgenomen die hier worden vertegenwoordigd door een as 32 waarin dwarsgaten zijn aangebracht waarmee de kanalen kunnen worden geopend dan wel geblokkeerd zoals aan de hand van fig. 2 kort zal worden beschreven.
In figuur 2 is een detailaanzicht getoond van figuur 1 op de plaats waar de as 32 het kanaal 24 doorsnijdt. . In aanzicht A is de as 32 zodanig gedraaid dat het gat 36 30 daarin in het verlengde ligt van het kanaal 24 en daarmee een doorgang vormt voor het fluïdum dat door het kanaal wil stromen. In aanzicht B is de as 32 over ongeveer 90 graden gedraaid zodat het gat 16 uit de stromingsbaan is verdwenen en het kanaal 24 in feite is geblokkeerd.
*018674« 6
Opgemerkt dat er ook kleppen van dit type bekend zijn waarin de as geen draaiende beweging maar een schuivende beweging in lengterichting maakt. De as is voorzien van een aantal insnoeringen of plaatsen met kleinere diameter. Liggen deze insnoeringen in de fluïdumkanalen dan zijn de kanalen open. Worden deze 5 insnoeringen elk uit het bijbehorende kanaal geschoven dan worden da kanalen gesloten. Nadere uitleg wordt voor de deskundige lezer overbodig geacht.
Overigens verdient het de voorkeur de kleppen of afsluiters zodanig uit te voeren dat er geen afzonderlijke actie van de gebruiker meer nodig is om de afsluiters te bedienen. Gedacht kan worden aan kogelkleppen die door de fluidumhouders zelf worden 10 bedient. In het volgende wordt daar nog nader op in gegaan
Zoals bekend zijn de fluidumhouders 12 en 14 aan de bovenzijde afgesloten met een membraan. Elke ingangspoort is voorzien van een gepunt kanaaluiteinde zoals 38 aan het uiteinde van het kanaal 24. Wordt een fluïdumhouder in de ingangspoort geschroefd dan zal het gepunte kanaaluiteinde door dit membraan steken en daarmee de 15 houder openen. Tevoren is ervoor gezorgd dat de kleppenas 34 in de “gesloten” stand staat zodat er geen fluïdum kan ontsnappen.
Als beide fluidumhouders door inschroeven in de respectieve ingangspoort van het koppelblok 16 met dit blok zijn gekoppeld dan kan de kleppenas 32 naar de “geopende" stand worden gebracht waardoor fluïdum door de kanalen 24 en 26 en het 20 uitgangskanaal 28 zou kunnen stromen ware het niet dat de uitgangspoort nog steeds is afgesloten door een kogelklep 30. De inrichting is nu gereed voor bedrijf. Daartoe wordt de klep 30 bijvoorbeeld gekoppeld met een fluïdumgebruiker waarbij de klep 30 wordt geopend. Kogelkleppen van het type dat bij aansluiting van een verbruiker automatisch worden geopend zijn ook aan de deskundige lezer bekend 25 Figuur 3 toont een schematisch perspectief aanzicht op een soortgelijke uitvoe ringsvorm, nu echter bestemd voor vijf fluidumhouders. De vijf houders zijn aangeduid met 40,42, 44, 46 en 48. Op de in figuur 1 getoonde wijze zijn de houders ingeschroefd in het in dit geval langwerpige koppelblok 50. Ook in dit geval is een kleppenas aanwezig waarvan de bedieningsknop is aangeduid door 52. Zoals duidelijk zal zijn 30 opent en sluit deze as vijf ingangskanalen tegelijkertijd. Dank zij de aanwezigheid van de kogelklep aan de uitgang kan er echter nog geen fluïdum ontsnappen ook als de kleppenas van de “gesloten” stand “D” naar de geopende stand “O” wordt gedraaid.
1018674· 7
Het zal duidelijk zijn dat het aantal fluïdumhouders willekeurig kan worden gekozen mits het koppelblok maar aan het gekozen aantal aangepast is.
Fluïdumhouders worden ook geleverd zonder schroefdraad rond de hals. In dat geval moeten andere middelen worden toegepast om de fluïdumhouders met het kop-5 pelblok the verbinden. Een voorbeeld is in doorsneden aanzicht getoond in figuur 4.
In figuur 4 is de inrichting volgens de uitvinding in zijn algemeenheid aangeduid met 60. De inrichting 60 omvat twee fluïdumhouders 62 en 64 en een koppelblok 66. De fluïdumhouders zijn met hun bolle onderzijde geplaatst zijn in openingen in een bodemblok 68. Het koppelblok 66 is in dit uitvoeringsvoorbeeld niet voorzien van een 10 kleppenas maar is voor de linker inlaatpoort in de figuur voorzien van een kogelklep en voor de rechter inlaatpoort in de figuur voorzien van een naaldafsluiter, de afsluiter 72 in de inlaatpoort 70 en de afsluiter 74 in de inlaatpoort 76. De poorten 70 en 76 hebben in dit voorbeeld geen schroefdraad en dienen alleen voor geleiding van de hals van de respectieve fluïdumhouder. Passen de fluïdumhouders zonder al te veel speling in het 15 bodemblok dan is het mogelijk dat een geleiding van de hals van de houder overbodig is en in dat geval kan de poort uitgevoerd worden zoals getekend bij poort 76.
Zoals aangegeven en getoond is poort 70 voorzien van een kogelklep van het type waarbij de kogel 71 door de houder 62 via een pen 75 tijdens het aansluiten van de houder 62 van zijn zitting wordt geduwd. Zit de houder 62 goed op zijn plaats dan is 20 dus het membraan doorstoken en is de klep 72 geopend.
Zoals gezegd bezit poort 76 een naaldafsluiter. Dergelijke afsluiters zijn bekend en behoeven geen nadere toelichting.
Het koppelblok is aan zijn onderzijde voorzien van een trekstang 78 die verloopt door een gat in het bodemblok 68 en daar onder uitsteekt. Een moer 80 is op het 25 uitstekende einde geschroefd.
Om de inrichting voor bedrijf gereed te maken wordt de moer 80 van de stang 78 losgedraaid. In het vrijkomende bodemblok 68 worden twee gasflesjes 62 en 64 geplaatst en vervolgens wordt de trekstang 78 door het centrale gat in het bodemblok 68 gestoken zodat het koppelblok met de insteekaansluitingen in de ingangspoorten op de 30 bovenzijde van de flesjes komt te rusten. Op dat moment zijn de flesjes nog afgesloten door membranen en de insteekaansluitingen van het koppelblok 66 rusten tegen deze membranen. Vervolgens wordt de moer 80 op de onderzijde van de trekstang 78 gedraaid totdat de flesjes klem komen te zitten. Wordt vanaf dat moment doorgedraaid, 1018674· 8 dan zullen de insteekaansluitingen de membranen doorsteken en kan er gas geleverd worden vanuit de flesjes 62 en 64 via de afsluiters 72 en 74 (indien deze open staan) en de kanalen 82 en 84 en de kogelklep 86 naar een op de klep 86 aangesloten verbruiker.
Het aantal fluïdumhouders kan willekeurig worden gekozen en hangt 5 voornamelijk af van de beschikbare ruimte en de bijvoorkeur gewenste hoeveelheid fluïdum
In figuur 5 is een perspectief aanzicht getoond op een inrichting 90 met vier gasflesjes die bij benadering in een vierkante configuratie zijn opgenomen. De gasflesjes 91, 92, 93 en 94 staan in openingen in een bodemblok 96. Op de flesjes is het 10 koppelblok 98 geplaatst en door middel van de niet zichtbare trekstang 100 en de moer 102 is dit blok aangetrokken tegen het bodemblok 96 zodanig dat de insteekaansluitingen aan de onderzijde van het blok 98 door de membranen van de flesjes zijn gestoken en de inrichting dus bedrijfsgereed is. Bij elk van de flesjes behoort een afsluiter 104, 105, 106 respectievelijk 107 waarmee de flesjes tot aan het 15 eigenlijke gebruik van de inrichting afgesloten blijven. De inrichting wordt in de bedrijfsgerede toestand gebracht door de naaldafsluiters 104, 105, 106 en 107 te openen. In de bedrijfssituatie wordt het gas geleverd via de kogelklep 108. Als voordeel van het gebruik van naaldafsluiters kan worden gewezen op de mogelijkheid om aanvankelijk slechts drie kleppen 104, 105 en 106 te openen eri klep 107 als reserve te 20 beschouwen en aanvankelijk gesloten te laten. Deze klep wordt pas geopend als het werkelijk nodig is.
Het verdient in elk geval de voorkeur om de afsluiters zodanig uit te voeren dat de fluïdumhouders een voor een op het koppelblok vastgezet kunnen worden (door vastschroeven of anderszins). Daarmee blijft de kracht die de gebruiker moet 25 uitoefenen tamelijk beperkt en bovendien houdt de gebruiker "grip"op het koppelen. M.a.w. de gebruiker kan goed voelen wat er gebeurt en voelt in hetbijzonder duidelijk of het flesje wel of niet goed vast zit. Worden alle flesjes tegelijk gekoppeld bijvoorbeeld door het aandraaien van de moer 102 onder op de trekstang 101 waardoor het bodemblok als geheel in de richting van het koppelkblok wordt getrokken dan is er 30 op zeker moment, wanneer alle membranen moeten worden doorstoken, een aanzienlijk kracht nodig, welke kracht niet door alle gebruikers opgebracht zal kunnen worden.
1018674* 9
In plaats van naaldafsluiters kunnen hier ook vier kogelkleppen toegepast worden zoals in figuur 4 links is aangegeven, hetgeen in elk geval de eenvoud van bediening bevordert.
Opgemerkt dat ook hier de kogelklep 108 eventueel kan worden weggelaten 5 indien het mogelijk is om de gasleverantie te starten door het open draaien van de naald afsluiters 104... 107.
Zoals reeds opgemerkt heeft het gebruik van afzonderlijke afsluiters het bijkomende voordeel dat bij het in bedrijf stellen van de inrichting bijvoorbeeld een van de afsluiters gesloten gehouden kan worden. Het betreffende gasflesje kan dan dienst 10 doen als “reserve” waardoor wordt vermeden dat op een cruciaal moment de gebruiker volledig zonder gas komt te zitten.
In figuur 6 is een doorsneden aanzicht getoond van een inrichting die voorzien is van een omhulling, waarbij de omhulling op zich de vorm heeft van een grote fluidumhouder 124. Deze inrichting omvat drie flesjes 110, 111 en 112. In de 15 omhulling 124 bevinden zich ook de andere componenten van de inrichting te weten het koppelblok 114 en het bodemblok 116. De beide blokken 114 en 116 zijn weer via een niet getoonde trekstang aan elkaar gemonteerd zodanig dat de membranen van de afzonderlijke fluïdumhouders houders zijn doorstoken. Verder zijn de niet getoonde afsluiters in het koppelblok open zodat de houders gereed zijn om gas te leveren via de 20 kogelklep 118. Deze kogelklep bevindt zich op een langgerekt gedeelte van het koppelblok 114.
De omhulling bestaat bij voorkeur uit twee of meer delen die op geschikte wijze in elkaar kunnen worden gestoken dan wel via schroefdraad of anderszins gekoppeld kunnen worden. Ook kan de omhulling bestaan uit een geheel zij het met beweegbare 25 (bijvoorbeeld schamierbare ) delen waardoor openingen kunnen worden gemaakt voor het inbrengen van de andere componenten van de inrichting.
In de omhulling is verder nog een vulstuk 120 aangebracht waarmee eventueel rammelen van de diverse componenten kan worden tegengegaan. Eventueel kunnen nog verdere vulstukken worden toegepast om de lege ruimten binnen de omhulling op 30 te vullen.
De omhulling is aan de bovenzijde van de “hals” voorzien van schroefdraad waarmee deze omhulling in plaats van een echte gasfles op zijn op zijn plaats in of aan 1018674* 10 de gebruiker kan worden vastgeschroefd. Daarbij wordt de kogelklep geopend en kan de levering van gas beginnen.
Tenslotte wordt in figuur 7 een uitvoering getoond waarin twee inrichtingen van het type als getoond in figuur 6 boven elkaar in een enkele omhulling zijn geplaatst. De 5 omhulling zelf is in figuur 7 aangeduid met 130. , De bovenste deelinrichting 132A omvat de flessen 134, 136 en 138, het koppelblok 140 en het bodemblok 142. De onderste deelinrichting 132B omvat de flessen 144, 146 en 148, het koppelblok 150 en het bodemblok 152. De onderzijde van de omhulling wordt opgevuld met een vulstuk 154 en aan de bovenzijde zorgt een verlenging 156 van het koppelblok 140 met de 10 kogelklep 158 voor de afgifte van het gas afkomstig uit de zes flessen die in deze uitvoeringsvorm onderling zijn gekoppeld. De deelinrichtingen 132A en 132B zijn via een op zich bekende koppeling 160, bijvoorbeeld voorzien van een kogelklep, met elkaar gekoppeld.
Het zal duidelijk zijn dat een zodanige uitvoering van de inrichting in figuur 7 dat 15 de deelinrichtingen 132A en 123B identiek aan elkaar zijn de weg opent naar uittvoeringsvormen waarbij meerdere van deze deelinrichtingen op elkaar in een langgerekte huls worden geplaatst Met dergelijke uitvoeringsvormen kunnen relatief grote en over het algemeen relatief dure fluidumhouders worden vervangen. Voor het idenytiek kunnen uitvoeren van de diverse deelinrichtingen zal het nodig zijn de 20 kleppenm aan boven en onderzijde van de deelinrichtingen zodanig uit te voeren dat déze eenvoudig kunnen samenwerken alleen door het tegen elkaar plaatsen van de deelinrichtingen. In dat geval zal de lange hals aan de bovenzijde van de bovenste deelinrichting (indien deze althans nodig is) als een afzonderlijke component uitgevoerd moeten worden.
25 Opgemerkt wordt nog dat de omhulling niet alleen kan worden vervaardigd uit dum materiaal zoals blik of kunststof maar ook kan worden uitgevoerd als een vormstuk waarbij de eigenlijke omhulling 130 is geïntegreerd met het vulstuk 154 en eventueel verdere vulstukken. Een dergelijk vormstuk kan eenvoudig in een vorm worden geperst of gespoten waarbij de binnenste delen bijvoorbeeld uit licht 30 schuimmateriaal bestaan en de buitenwanden uit hard massief kunststof zijn vervaardigd.
In een praktische uitvoeringsvorm van het voorbeeld in figuur 7 is het mogelijk gebleken om 6 fluidumhouders met een inhoud van elk 90 gram onder te brengen in ?10186 7 4· 11 een omhulling die dezelfde afmetingen heeft als een in de handel verkrijgbare houder met een inhoud van 420 gram. Dank zij de uitvinding kan in feite de inhoud van de inrichting, die het fluïdum moet leveren, dus worden vergroot van 420 gram naar 6 x 90 = 540 gram terwijl anderzijds de kosten van de fluiumbron aanzienlijk omlaag 5 zijn gegeaan. Een grote gasfles is aanzienlijk duurder dan 6 kleine gasflesjes. De kosten van de inrichting volgens de uitvinding zijn al snel terug verdiend. Bovendien zijn er geen opslag- en voorraad problemen met de kleine flesjes.
•018674·

Claims (11)

1. Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum omvattende 5. een aantal fluïdumhouders van het type uitgevoerd met een cilindrische behuizing, een gesloten onderzijde en een van een uitmonding voorziene bovenzijde, waarbij de uitmonding aanvankelijk met een membraan is afgesloten, een koppelblok voorzien van een met het aantal fluïdumhouders corresponderend aantal ingangspoorten en een uitgangspoort alsmede kanalen tussen de ingangs-10 poorten en de uitgangspoort, - verbindingsmiddelen om de fluïdumhouders met het koppelblok te verbinden zodanig dat elke houder met zijn uitmonding gasdicht gekoppeld is met een der ingangspoorten.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bovenzijde van elke houder flessehalsvormig is uitgevoerd en dat.de ingangspoorten van het koppelblok aan deze vormgeving zijn aangepast.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de inrichting verder omvat 20 een bodemblok dat voorzien is van uitsparingen waarin de fluïdumhouders althans gedeeltelijk passen alsmede koppelmiddelen waarmee het bodemblok aan het kop-peiblok kan worden bevestigd.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de genoemde 25 koppelmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat een relatieve naderende beweging tussen bodemblok en koppelblok kan worden gerealiseerd
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de uitlaat-poort van het koppelblok voorzien is van klep waarmee de poort kan worden geopend 30 en gesloten. 1018674·
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de inlaat-poorten van het koppelblok elk voorzien zijn van een klep waarmee de inlaatpoort kan worden geopend en gesloten.
5. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de klep is uitgevoerd als een kogelklep die door een beweging van de respectieve fluidumhouder ten opzichte van het koppelblok kan worden geopend
8. Inrichting volgens een der conclusies 6 of 7, met het kenmerk, dat de afsluitmid-10 delen althans een deel van de kanalen door het stelsel naar wens kunnen afsluiten.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat alle genoemde componenten worden omgeven door een omhulling
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de omhulling gevormd is als een op zich bekende fluidumhouder van grotere afmetingen dan de eerder genoemde fluïdumhouders, welke grotere houder geopend kan worden voor het positioneren van de overige componenten van de inrichting.
11. Koppelblok voorzien van een met het aantal fluïdumhouders corresponderend aantal ingangspoorten en een uitgangspoort alsmede kanalen tussen de ingangspoorten en de uitgangspoort, bestemd voor toepassing in een inrichting volgens een der voorgaande conclusies. 25 ***** 1018674·
NL1018674A 2001-07-31 2001-07-31 Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum. NL1018674C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1018674A NL1018674C2 (nl) 2001-07-31 2001-07-31 Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1018674A NL1018674C2 (nl) 2001-07-31 2001-07-31 Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum.
NL1018674 2001-07-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1018674C2 true NL1018674C2 (nl) 2003-02-03

Family

ID=19773818

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1018674A NL1018674C2 (nl) 2001-07-31 2001-07-31 Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1018674C2 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2864534A (en) * 1955-04-12 1958-12-16 Virginia Smelting Company Apparatus for simultaneously puncturing gas charged containers
GB883677A (en) * 1959-07-31 1961-12-06 British Oxygen Co Ltd Gas discharge means
FR2642142A1 (fr) * 1989-01-20 1990-07-27 Butagaz Conditionnement compact pour gaz de petrole liquefies
EP0805302A1 (en) * 1996-05-03 1997-11-05 WALTER TOSTO SERBATOI S.p.A. Manifold/distributor assembly for combustible gas supplied from a plurality of liquefied-gas cartridges

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2864534A (en) * 1955-04-12 1958-12-16 Virginia Smelting Company Apparatus for simultaneously puncturing gas charged containers
GB883677A (en) * 1959-07-31 1961-12-06 British Oxygen Co Ltd Gas discharge means
FR2642142A1 (fr) * 1989-01-20 1990-07-27 Butagaz Conditionnement compact pour gaz de petrole liquefies
EP0805302A1 (en) * 1996-05-03 1997-11-05 WALTER TOSTO SERBATOI S.p.A. Manifold/distributor assembly for combustible gas supplied from a plurality of liquefied-gas cartridges

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4715516A (en) Apparatus for dispensing carbonated beverage from containers
US20120138161A1 (en) Tapping apparatus and compressible bottle therefore, and a preform for forming such container
US4756347A (en) Filling and dispensing valve, adapter and package
US5096095A (en) Door beverage dispenser
EP2129596B1 (en) Beverage dispensing assembly
US5947339A (en) Beverage dispenser
US20080217361A1 (en) Beverage dispensing assembly
RU2634876C2 (ru) Соединитель кега
CA2012647A1 (en) Container for liquids
CN1440367A (zh) 带可拆卸把手的饮料分配装置
KR20190022872A (ko) 음료 디스펜싱 어셈블리 및 음료 컨테이너
US20150259105A1 (en) Closure Assembly Dosing-dispenser for Liquid Packaging Containers
US9950917B2 (en) Beverage preservation and dispensing device
US5330080A (en) Beverage dispenser and stand therefore for use with beverage containing bottles
US7040514B2 (en) Membrane activated carbonated beverage dispenser
RU2675226C2 (ru) Неразъемный соединительный элемент бочонка
US20110284593A1 (en) Beverage container made of a thermoplastic resin, in particular pet
CA2123446A1 (en) Container cover and dispensing device
NL1018674C2 (nl) Inrichting voor het opslaan en leveren van een onder druk staand fluïdum.
AU2008323322A1 (en) Dispensing device
US5620117A (en) Exchangeable closing and pouring cap
WO2009131489A1 (ru) Механизм крепления горловины пластиковой бутылки к сливному каналу устройства для ручного разлива пенящихся и/или газированных напитков
EP0420561A1 (en) Container for dispensing carbonated liquids
US20160130070A1 (en) Beverage storage and dispensing apparatus
US20080169310A1 (en) Liquid dispensing device

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20060201