NL1018409C2 - Sproeidop, sproei-inrichting en een sproeivoertuig voorzien van een dergelijke sproei-inrichting. - Google Patents

Description

SPROEIDOP, SPROEI-INRICHTING EN EEN SPROEIVOERTUIG VOORZIEN VAN EEN DERGELIJKE SPROEI-INRICHTING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een sproei-inrichting, op een in een dergelijke inrichting gebruikte sproeidop, en op een sproeivoertuig dat is voorzien van een dergelijke sproei-inrichting.

5 Een sproei-inrichting is een inrichting, waarmee een vloeistof wordt gesproeid, dat wil zeggen vloeistofdruppels worden afgegeven met een volume-mediane diameter van tenminste 250 μτα. Aldus wordt bereikt dat de vloeistofdruppels een oppervlak direkt bevochtigen en 10 nagenoeg geen vloeistofdruppels als gevolg van verneveling in een luchtstroom worden weggedragen. Dit is met name van belang voor sproeivoertuigen voor het versproeien van vriespuntverlagende vloeistof op een wegdek, bijvoorbeeld een startstreep en landingsbaan, 15 taxibaan en platformen van een vliegveld. De hierbij gebruikte vriespuntverlagende vloeistof kan bijvoorbeeld kaliumacetaat en/of kaliumformiaat zijn.

Voor een dergelijke sproei-inrichting, met name wanneer geplaatst op een sproeivloeistof, is het van 20 belang dat op gecontroleerde wijze een bepaalde sproeiopbrengst wordt verkregen, bijvoorbeeld een sproeiopbrengst van 10 tot 40 gram per m2. Deze sproeiopbrengst moet bij voorkeur tevens gerealiseerd worden onafhankelijk van de snelheid van het voertuig, 25 bijvoorbeeld 5 tot 40 km per uur, en bij het versnellen en vertragen van het sproeivoertuig.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel een sproei-inrichting te verschaffen waarmee vloeistof wordt gesproeid en nauwkeurig de sproeiopbrengst kan worden 30 geregeld.

101 8409 * 2

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt met een sproei-inrichting die omvat een sproeivloeistofreservoir met tenminste één overdruktoevoerleiding; 5 tenminste één sproeidop met een sproeidopkamer die is voorzien van een met de overdruktoevoerleiding verbonden inlaat, een cilinder met een daarin geleide zuiger, waarbij een door de cilinder en de zuiger begrensde ruimte is voorzien van een cilinderuitlaat die 10 is aangesloten op een onderdrukafvoerleiding; en een uitlaat voor te versproeien sproeivloei-stof, waarbij de zuiger is voorzien van een kleplichaam dat samenwerkt met een klepzitting van de sproeivloeistofuitlaat zodanig dat een drukverschil over 15 de zuiger de stand van het kleplichaam ten opzichte van de klepzitting bepaalt. Door het regelen van het drukverschil over de zuiger kan nauwkeurig de stand van het kleplichaam ten opzicht van de klepzitting bepaald worden en daarmee de sproeiopbrengst.

20 Het drukverschil over de zuiger wordt naast de eventuele veerdruk bepaald door het drukverschil in de overdruktoevoerleiding en onderdrukafvoerleiding. De term "onder druk" betreft een druk lager dan in de overdruktoevoerleiding. Deze lagere druk kan 25 atmosferisch, subatmosferisch, maar ook bovenatmosferisch zijn. Relevant is slechts het drukverschil tussen de druk in de toevoerleiding en in de afvoerleiding.

Indien het gewicht van de constructie van de sproei-inrichting moet worden verminderd kan dit worden 30 bereikt indien bij voorkeur een aantal sproeidoppen met de sproeidopkamers via een doorlaat in serie aangesloten zijn op een gemeenschappelijke overdruktoevoerleiding. Op alternatieve wijze wordt dit bij voorkeur bereikt indien een aantal sproeidoppen met de sproeidopkamers via een 35 doorlaat in serie aangesloten zijn op een gemeenschappelijke overdruktoevoerleiding. De grootste gewichtsbesparing van de constructie van de sproei-inrichting wordt verkregen indien een aantal spuitdoppen 101 84 Q 3 3 in serie zijn aangesloten op zowel een gemeenschappelijke overdruktoevoerleiding als op een gemeenschappelijke onderdrukafvoerleiding.

Teneinde te verzekeren dat bij, in hoofdzaak 5 alle sproeidoppen, een zelfde drukverschil leidt tot een zelfde stand van het kleplichaam ten opzichte van de klepzitting, heeft het voorkeur dat de zuiger is voorzien van, bij voorkeur instelbare, terugstelmiddelen voor het terugstellen van het kleplichaam in de richting van de 10 klepzitting.

Indien verder bij voorkeur het kleplichaam en de klepzitting naar de onderdruk uitlaat toe convergerende, samenwerkende wanden bezitten, wordt verzekerd dat bij sproeien met een relatief hoge 15 sproeidruk in hoofdzaak alleen grovere vloeistofdeeltjes worden gesproeid en verneveling van kleinere vloeistofdruppels wordt vermeden.

Een optimale geleiding van de zuiger in de cilinder wordt gerealiseerd indien bij voorkeur de zuiger 20 met vloeistofspeling is geleid in de cilinder. Verlies van sproeivloeistof kan hierbij worden vermeden en is direkt voor gebruik geschikt indien verder bij voorkeur de onderdrukafvoerleiding is aangesloten op het sproeivloeistofreservoir.

25 Een ander aspect van de onderhavige uitvinding heeft betrekking op een sproeivloeistof dat is voorzien van een sproei-inrichting volgens de uitvinding.

Tenslotte heeft de uitvinding tevens betrekking op een sproeidop die is gebruikt in de sproei-inrichting 30 volgens de uitvinding.

Genoemde en andere kenmerken van de sproei-inrichting, het sproeivoertuig en de sproeidop overeenkomstig de uitvinding zullen hierna verder verduidelijkt worden aan de hand van een aantal 35 uitvoeringsvoorbeelden die slechts bij wijze van voorbeeld worden gegeven zonder dat daartoe de uitvinding wordt geacht beperkt te zijn. Hierbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekeningen waarin:

101 8409 J

4 figuur 1 een aanzicht van een sproeivoertuig tijdens het sproeien van vloeistof op een start- en landingsbaan; en figuur 2-4 elk schematisch in doorsnede een 5 deel van de sproei-inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een sproeivoertuig 1 volgens de uitvinding dat zich verplaatst over een start/landingsbaan 2. Het voertuig is voorzien van twee sproeibomen 3, 4 die elk zijn voorzien van de sproei-10 inrichting 5 volgens de uitvinding met over hun lengte een groot aantal sproeidoppen 6 volgens de uitvinding.

Het sproeivoertuig 1 is voorzien van een niet getoond sproeivloeistofreservoir en van een overdrukpomp en een onderdrukpomp die behoren tot de hierna te beschrijven 15 sproei-inrichting 5 volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een deel van de sproei-inrichting 5 volgens de uitvinding onder weglating van de sproeibomen 3 en 4.

Deze sproei-inrichting 5 omvat een aantal 20 sproeidoppen 6. Elke sproeidop 6 omvat een huis 7 met een sproeidopkamer 8. De sproeidopkamer 8 is voorzien van een inlaat 9 die is aangesloten op een overdruktoevoerleiding 10 voor sproeivloeistof 11. Op het huis 7 is geplaatst een cilinder 12, waarin met vloeistofspeling 13 is geleid 25 een zuiger 14. De zuiger 14 is voorzien van een naald 15 en een kleplichaam 16 dat samenwerkt met een klepzitting 17 van een sproeivloeistofuitlaat 18. Het kleplichaam 16 en de klepzitting 17 zijn voorzien van naar de sproeivloeistofuitlaat 18 convergerende, samenwerkende 3 0 wanden.

De zuiger 14 en de cilinder 12 begrenzen een ruimte 19 die via een cilinderuitlaat 20 is aangesloten op een onderdrukafvoerleiding 21.

In de ruimte 19 is aanwezig een als drukveer 22 35 uitgevoerde terugstelmiddelen die zijn ingeklemd tussen de zuiger 14 en een regelblok 23 waarvan de positie in de ruimte 19 instelbaar is met behulp van een stelschroef 24.

1018409 5

De cilinder 12 is verder voorzien van een doorlaat 25, waardoor de spuitdoppen 6 in serie zijn aangesloten op de dan gemeenschappelijke overdruktoevoerleiding 21.

5 Het zal duidelijk zijn dat door het heersende drukverschil over de zuiger 14, die wordt bepaald door de druk in de overdruktoevoerleiding enerzijds en de druk van de drukveer 22 en in de onderdrukafvoerleiding 21 anderzijds , de stand van het kleplichaam 16 ten opzichte 10 van de kleplichaam 17 nauwkeurig kan worden bepaald. Dat wil zeggen een nauwkeurige bepaling van de gesloten en open stand van elke spuitdop 6 en voor de geopende stand de mate van de doortocht en daarmee de vloeistofopbrengst ofwel vloeistofafgifte.

15 Figuur 3 toont een andere sproei-inrichting 26 volgens de uitvinding. In dit geval zijn alle sproeidoppen 6 afzonderlijk met de cilinderinlaat 20 aangesloten op de onderdrukafvoerleiding 21. Het huis 7 is voorzien van een doorlaat 27 die is aangesloten op de 20 inlaat 9 van de aangrenzende sproeidop 6, zodat de sproeidoppen 6 zijn aangesloten op een gemeenschappelijke overdruktoevoerleiding 10.

Figuur 4 toont een inrichting 28 volgens de uitvinding. In dit geval zijn de sproeidoppen 6 enerzijds 25 aangesloten op een gemeenschappelijke overdruktoevoerleiding 10 en anderzijds op een gemeenschappelijke onderdrukafvoerleiding 21. De distale spuitdop 16 is voorzien van afsluitdoppen 29 en 30 voor de doorlaat 27 respectievelijk de doorlaat 25. Aldus 30 kunnen dezelfde spuitdoppen 6 gebruikt worden binnen de sproei-inrichting 5.

Voor alle inrichtingen 5, 26 en 28 volgens de uitvinding geldt dat een heersend drukverschil over de zuiger 14 nauwkeurig bepaald de stand van het kleplichaam 35 16 ten opzichte van de klepzitting. Aldus is controleerbaar en regelbaar de sproeiopbrengst of afgifte van sproeivloeistof van elk van de sproeidoppen 6 en daarmee van de sproei-inrichting 5.

1 01 8409 i

Claims (10)

1. Sproei-inrichting, omvattende: een sproeivloeistofreservoir met tenminste één overdruktoevoerleiding; tenminste één sproeidop met een sproeidopkamer 5 die is voorzien van een met de overdruktoevoerleiding verbonden inlaat, een cilinder met een daarin geleide zuiger, waarbij een door de cilinder en de zuiger begrensde ruimte is voorzien van een cilinderuitlaat die is aangesloten op een onderdrukafvoerleiding; en 10 een uitlaat voor te versproeien sproeivloei- stof, waarbij de zuiger is voorzien van een kleplichaam dat samenwerkt met een klepzitting van de sproeivloeistofuitlaat zodanig dat een drukverschil over de zuiger de stand van het kleplichaam ten opzichte van 15 de klepzitting bepaalt.

2. Sproei-inrichting volgens conclusie 1, waarin een aantal sproeidoppen met de sproeidopkamers via een doorlaat in serie aangesloten zijn op een gemeenschappelijke overdruktoevoerleiding.

3. Sproei-inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin een aantal sproeidoppen met de begrensde ruimten via een doorlaat in serie aangesloten zijn op een gemeenschappelijke onderdrukafvoerleiding.

4. Sproei-inrichting volgens conclusie 1-3, 25 waarin de zuiger is voorzien van, bij voorkeur instelbare, terugstelmiddelen voor het terugstellen van het kleplichaam in de richting van de klepzitting.

5. Sproei-inrichting volgens conclusie 1-4, waarin het kleplichaam en de klepzitting naar de 30 onderdruk uitlaat toe convergerende, samenwerkende wanden bezitten. 1 01 8409 1 fc

6. Sproei-inrichting volgens conclusie 1-5, waarin de zuiger met vloeistofspeling is geleid in de cilinder.

7. Sproei-inrichting volgens conclusie 6, 5 waarin de onderdrukafvoerleiding is aangesloten op het sproeivloeistofreservoir.

8. Sproeivoertuig voorzien van een sproei-inrichting volgens conclusie 1-7.

9. Sproeidop volgens één van de conclusies 1-7.

10 1018409 '