NL1017734C2 - Kabelklem. - Google Patents

Description

Kabelklem

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vastklemmen van een kabel, voorzien van een klem-deel met ten minste één doorgang voor het opnemen van een kabel en ten minste één verende vinger die bewogen kan wor-5 den om de afmeting van de doorgang te verkleinen, een huisdeel met een doorgang met een kamer aan een uiteinde voor het opnemen van het klemdeel, en een bevestigingsdeel om het klemdeel en huisdeel aan elkaar vast te maken om aldus de verende vinger(s) naar binnen te dwingen, teneinde de 10 afmeting van de doorgang van het klemdeel te verkleinen.

Uit EP-A-0 913 900 is een inrichting voor het vastklemmen van een kabel van dit type bekend, waarbij het huisdeel bestaat uit twee huishelften die samen een in hoofdzaak cilindrische doorgang bepalen voor het opnemen van 15 het klemdeel. De verende vingers van het klemdeel zijn voorzien van radiale uitsteeksels die de verende vingers naar binnen drukken om de afmeting van de doorgang van het klemdeel te verkleinen, zodat de vingers de buitenzijde van de kabelmantel vastgrijpen. De twee huishelften zijn aan elkaar 20 bevestigd door middel van klembouten.

Uit EP-A-0 736 933 is een kabelconnector bekend waarbij een huis van de connector is voorzien van een conische kleminrichting om de afscherming van de kabel met het huis van de connector te verbinden. De kabel wordt door mid-25 del van een vastklemstrook aan het huis van de connector vastgeklemd.

De uitvinding heeft tot doel een verbeterde inrichting van het bovengenoemde type te verschaffen.

Daartoe heeft de inrichting voor het vastklemmen 30 van een kabel volgens de uitvinding het kenmerk dat het klemdeel een conische sectie omvat met een conische buitenzijde, waarbij de conische sectie de verende vinger(s) omvat, en dat de kamer van het huisdeel is voorzien van een 2 conische binnenwand die geschikt is om contact te maken met de conische buitenzijde van tenminste de verende vinger(s), waarbij het bevestigingsdeel het klemdeel in axiale richting de kamer in dwingt onder het vastmaken teneinde op deze wij -5 ze de verende vinger(s) naar binnen te dwingen.

Op deze manier wordt een inrichting voor het vast-klemmen van een kabel verkregen waarbij de conische sectie van het klemdeel en de conische binnenwand van de kamer van het huisdeel samenwerken om de verende vingers naar binnen 10 te dwingen, teneinde daarmee de buitenzijde van de kabel vast te grijpen. Het klemdeel beweegt in axiale richting de kamer in, waarbij de axiale beweging van het klemdeel wordt omgezet in een radiale beweging van de verende vingers. De klemwerking van de inrichting is grotendeels onafhankelijk 15 van variaties in de kabeldiameter, zodat toleranties in de kabeldiameter niet kritiek zijn. In toepassingen van de inrichting van de uitvinding in een kabelconnector, waarbij het klemdeel aan de binnenzijde van de kabelconnector is geplaatst, zal de klemwerking van de inrichting toenemen als 20 een trekkracht op de kabel wordt uitgeoefend.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin enkele uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven.

25 Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een uit voeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding tijdens het in elkaar zetten.

Fig. 2 is een aanzicht in perspectief van de inrichting van Fig. 1 tijdens het in elkaar zetten.

30 Fig. 3 is een aanzicht in perspectief van de in richting van Fig. 1, in volledig in elkaar gezette toestand.

Fig. 4 toont een aanzicht in perspectief van de inrichting van Fig. 1, gedeeltelijk uit elkaar genomen.

Fig. 5 is een aanzicht in perspectief van een ver-35 dere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, in volledig in elkaar gezette toestand.

3

Fig. 6 is een aanzicht in perspectief van een verdere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding tijdens het in elkaar zetten.

Fig. 7 toont een aanzicht in perspectief van de 5 inrichting van Fig. 6.

Fig. 1-4 tonen een uitvoeringsvorm van een kabel-klem of inrichting voor het vastklemmen van een kabel, waarbij de inrichting in volledig in elkaar gezette toestand is afgebeeld in Fig. 3. De inrichting omvat een klemdeel 1 10 met een doorgang 2 om een kabel 3 in op te nemen en drie verende vingers 4, waarbij de vingers 4 binnenwaarts beweegbaar zijn om de afmeting van de doorgang 2 te verkleinen. Het zal duidelijk zijn dat een ander aantal verende vingers gebruikt kan worden.

15 De inrichting omvat verder een huisdeel 5 met een doorgang 6 met een kamer 7 aan een uiteinde om het klemdeel 1 in op te nemen. Zoals getoond in de tekeningen, omvat het huisdeel twee huishelften 8. In een voorkeursvariant van de uitvinding is het huisdeel 5, d.w.z. de huishelften 8, 20 deel van een niet verder getoond kabelconnectorhuis. De uitvinding is echter niet beperkt tot gebruik van de beschreven inrichting in kabelconnectors.

Een bevestigingsdeel 9, dat in de getoonde uitvoeringsvorm als een moer is gemaakt, is voorzien om het 25 klemdeel 1 en het huisdeel 5 aan elkaar vast te maken om de volledig in elkaar gezette toestand van Fig. 3 te verkrijgen.

Zoals in de tekeningen duidelijk is aangegeven, omvat het klemdeel 1 een conische sectie 10 met een conische 30 buitenzijde en behelst deze conische sectie de verende vingers 4. De kamer 7 van het huisdeel 5 is voorzien van een conische binnenwand die geschikt is om contact te maken met de conische buitenzijde van de vingers 4. Aan zijn axiale uiteinde tegenover de conische sectie 10 is het klemdeel 1 35 voorzien van een bevestigingssectie 11 met een schroefdraad. Deze bevestigingssectie steekt uit de doorgang 6 van het huisdeel 5 wanneer de conische sectie 10 in de conische ka- 4 mer 7 is opgenomen, zoals uit Fig. 1 en 2 blijkt. Wanneer de moer 9 op de bevestigingssectie 11 wordt vastgemaakt, zal het klemdeel 1 in axiale richting in de conische kamer 7 getrokken worden, zodat de verende vingers 4 naar binnen 5 gedwongen worden om de afmeting van de doorgang 2 te verkleinen en de kabel 3 zal in de doorgang 2 worden vastgeklemd.

Rotatie van het klemdeel 1 wordt voorkomen, aangezien het klemdeel is voorzien van een sectie 12 met een 10 aantal vlakke buitenoppervlakken 13. De doorgang 6 van het huisdeel 5 is voorzien van een gedeelte 14 met een aantal vlakke binnewanden 15 die contact maken met de vlakke buitenoppervlakken 13 van het klemdeel 1.

Om het openen van de huishelften 8 door de geza-15 menlijke werking van het conische klemdeel 1 en de conische kamer 7 te voorkomen, zijn de huishelften 8 elk voorzien van een uitstekende kraag 16 die een gedeelte van de doorgang 6 van het huis omsluit. De kraag 16 wordt opgenomen in een ringvormige ruimte van de moer. Het zal duidelijk zijn dat, 20 indien het huisdeel 5 één enkel onderdeel is, het niet nodig is om het huisdeel van een kraag te voorzien.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvorm van de beschreven inrichting, waarbij het huisdeel 5 is voorzien van een verend borgelement 17 met een uitsteeksel 18 aan zijn vrije 25 uiteinde dat in een groef van de gekartelde buitenzijde 19 van de moer grijpt. Op deze manier zal de moer 9 automatisch geborgd worden, zodat zij niet onbedoeld losgeschroefd kan worden.

Fig. 6 en 7 tonen een verdere uitvoeringsvorm van 30 de uitvinding, waarbij een klemdeel 20 wordt gebruikt met twee doorgangen 21 voor kabels 3. Voor elke doorgang 21 zijn drie verende vingers 22 aanwezig, waarbij de vingers 22 samen de conische sectie 10 van het klemdeel 20 bepalen. In Fig. 6 is één huishelft 8 getoond en is de moer 9 nog niet 35 op de bevestigingssectie 11 van het klemdeel 20 geschroefd. Duidelijk is te zien dat de bevestigingssectie 11 in dit geval de sectie 12 met vlakke oppervlakken 13 omvat. Verder is ,··· f" 5 te zien dat de huishelft 8 de helft van de doorgang 6 van het huisdeel bepaalt met een kamer 7 met conische binnenwand.

In Fig. 7 is de moer 9 vastgemaakt op het bevesti-5 gingsdeel 11 van het klemdeel 20, zodat de verende vingers 22 naar binnen worden gedwongen door de samenwerking tussen de conische gedeelten van het klemdeel 20 en het huisdeel 5.

De beschreven inrichting voor het vastklemmen van 10 een kabel levert het voordeel op dat de klemwerking onafhankelijk is van variaties in de diameter van de kabels 3, zodat toleranties van kabeldiameters niet kritiek zijn. Een efficiënt samenknijpen van de kabel(s) wordt verkregen, zodat na het in elkaar zetten van de inrichting geen 15 verplaatsing van de kabel plaats kan vinden en geen spanning op aangesloten draden van de kabel kan worden uitgeoefend. Bovendien zal, als een trekkracht op de kabel wordt uitgeoefend, het klemdeel 1,20 onder spanning worden gezet, op zodanige wijze dat het klemdeel 1,20 nog vaster zal worden 20 ingesloten. Geen bijzonder gereedschap is vereist om de kleminrichting in elkaar te zetten. Als de inrichting bijvoorbeeld in een kabelconnector wordt gebruikt, kunnen de draden van de kabel verbonden worden en kan de kleminrichting in elkaar worden gezet aan het einde van de 25 verbindingsprocedure. Bovendien kan de kleminrichting volledig uit elkaar gehaald worden en is hij volledig reparabel. In het geval van een huisdeel 5 uit één stuk, kunnen het klemdeel 1,20 en het bevestigingsdeel 9 vooraf in elkaar gezet worden.

30 De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven be schreven uitvoeringsvormen, waarop gevarieerd kan worden binnen het kader van de bijgevoegde conclusies.

Claims (7)

1. Inrichting voor het vastklemmen van een kabel, voorzien van een klemdeel (1,20) met ten minste één doorgang (2,21) voor het opnemen van een kabel (3) en ten minste één verende vinger (4,22) die bewogen kan worden om de afme- 5 ting van de doorgang te verkleinen, een huisdeel (5) met een doorgang (6) met een kamer (7) aan een uiteinde voor het opnemen van het klemdeel (1,20), en een bevestigingsdeel (9) om het klemdeel en huisdeel aan elkaar vast te maken om aldus de verende vinger(s) (4,22) naar binnen te dwingen 10 teneinde de afmeting van de doorgang van het klemdeel te verkleinen, met het kenmerk dat het klemdeel (1,20) een conische sectie (10) omvat met een conische buitenzijde, waarbij de conische sectie (10) de verende vinger(s) (4,22) omvat, en dat de kamer (7) van het huisdeel (5) is voorzien 15 van een conische binnenwand die geschikt is om contact te maken met de conische buitenzijde van tenminste de verende vinger(s) (4,22), waarbij het bevestigingsdeel (9) het klemdeel (1,20) in axiale richting de kamer (7) in dwingt onder het vastmaken teneinde op deze wijze de verende vin-20 ger(s) (4,22) naar binnen te dwingen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het klemdeel (1,20) is voorzien van een sectie (12) met één of meer vlakke buitenoppervlakken (13), waarbij de doorgang (6) van het huisdeel (5) is voorzien van een sectie (14) met één 25 of meer vlakke binnenwanden (15) die geschikt zijn om contact te maken met de vlakke buitenoppervlakken van het klemdeel.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het klemdeel (1,20) is voorzien van een bevestigingssectie (11) 3. tegenover de conische sectie (10) , welke bevestigingssectie (11) uit de doorgang (6) van het huisdeel (5) steekt wanneer de conische sectie (10) wordt opgenomen in de conische kamer (7), waarbij de bevestigingssectie (11) geschikt is om in samenwerking met het bevestigingsdeel (9) het klem- deel (1,20) in de kamer (7) van het huisdeel (5) vast te maken.

4. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarbij het huisdeel (5) twee huishelften (8) omvat, 5 waarbij de huishelften ieder zijn voorzien van een uitstekende kraag (16) die een gedeelte van de doorgang (6) van het huisdeel (5) tegenover de kamer (7) omsluit, waarbij het bevestigingsdeel (9) is voorzien van een ringvormige ruimte om de kraag (16) in op te nemen.

5. Inrichting volgens één der voorafgaande conclu sies, waarbij het bevestigingsdeel (9) is uitgevoerd als een moer, waarbij het huisdeel (5) is voorzien van een borgele-ment (17) om de moer te borgen.

6. Inrichting volgens één der voorafgaande conclu-15 sies, waarbij het klemdeel (20) is voorzien van twee doorgangen (21), waarbij op de omtrek van iedere doorgang ten minste één verende vinger (22) is gelegen en waarbij de verende vingers van alle doorgangen deel uitmaken van de conische sectie (10) van het klemdeel (20) en naar binnen 20 worden gedwongen om de afmeting van de bijbehorende doorgang te verkleinen bij het vastmaken van de klem- en huisdelen.

7. Klemdeel (1,20) voor een inrichting volgens één der voorafgaande conclusies. ··» ·