NL1017043C1 - Werkwijze en stelsel voor het aankoppelen van een hulpstuk. - Google Patents

Description

Werkwijze en stelsel voor het aankoppelen van een hulpstuk

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aankoppelen van een hulpstuk aan een graafwerktuig, waarbij 5 door het graafwerktuig een eerste paar nokken van een koppelorgaan van het graafwerktuig in twee haakvormige organen van het hulpstuk worden gebracht, waarna een tweede paar nokken van het koppelorgaan in twee uitsparingen van het hulpstuk worden gebracht, waarna ter vergrendeling een 10 hydraulisch bediende spie van het koppelorgaan in twee spiegaten van het hulpstuk wordt getrokken.

Deze werkwijze is bekend en wordt bij nagenoeg alle graafwerktuigen toegepast als graafwerkzaamheden een ander 15 hulpstuk vereisen. Een belangrijk voordeel is dat het verwisselen van hulpstukken plaatsvindt zonder dat er een mensenhand aan te pas komt, waardoor bedrijfsongevallen bij het hanteren van de doorgaans zeer zware hulpstukken nagenoeg zijn uitgesloten. Bovendien spaart de bekende 20 werkwijze tijd uit omdat de operator het graafwerktuig niet hoeft te verlaten.

Voor hulpstukken van dit. type die zijn voorzien van hydraulisch bediende delen schiet de bekende werkwijze 25 tekort, omdat de operator alsnog het graafwerktuig moet verlaten om voor deze delen een aantal hydraulische koppelingen met het graafwerktuig tot stand te brengen, zodanig dat hij deze hydraulisch bediende delen vanuit zijn cabine kan bedienen. De werkwijze volgens de uitvinding 30 komt aan dit bezwaar tegemoet en heeft als kenmerk, dat bij het aantrekken van de spie tevens een aantal hydraulische koppelingen wordt gerealiseerd tussen het koppelorgaan en het hulpstuk.

1017043 2

Bij een gunstige realisatie van de inventieve werkwijze wordt bij het aantrekken van de spie een aantal vrouwelijke helften van snelkoppelingen in een corresponderend aantal mannelijke helften van snelkoppelingen gedrukt. Bij een 5 verdere gunstige realisatie worden de relatief goedkope en robuuste mannelijke helften vast aangebracht op het hulpstuk, terwijl de duurdere en ook meer kwetsbare vrouwelijke helften zijn aangebracht op het koppelorgaan.

10 De uitvinding heeft tevens betrekking op een stelsel, omvattende een koppelorgaan dat in een gebruikstoestand deel uitmaakt van een graafwerktuig en een hulpstuk dat onder toepassing van het koppelorgaan aan het graafwerktuig kan worden gekoppeld, waarbij het hulpstuk is voorzien van 15 haakvormige organen die kunnen samenwerken met een eerste stel nokken aan het koppelorgaan, en van uitsparingen die kunnen samenwerken met een tweede stel nokken, en van spiegaten die kunnen samenwerken met een door een hydraulisch cilinder aantrekbare spie van het koppelorgaan, 20 voor het vergrendelen van het tweede stel nokken in de uitsparingen. Een stelsel van dit type is bekend. Het stelsel wordt in het vakgebied veelvuldig toegepast voor het semi-automatisch koppelen van hulpstukken aan graafmachines. Het bezwaar van het bekende stelsel is dat 25 voor hulpstukken voorzien van hydraulisch bediende delen de hydraulische verbindingen nog steeds met de hand moeten worden gekoppeld. Het inventieve stelsel komt aan dit bezwaar tegemoet en heeft als kenmerk, dat aan het koppelorgaan en het hulpstuk elk tenminste één helft van 30 een hydraulische koppeling is bevestigd en dat de tenminste één aan het koppelorgaan bevestigde helft is gekoppeld met de spie, zodanig dat bij het aantrekken van de spie de tenminste twee helften tenminste één hydraulische koppelingen vormen.

35 '1 017 0 4 3 3

Een belangrijk voordeel van het inventieve stelsel is dat de koppeling tot stand komt zonder dat daarvoor een nieuw bedieningsorgaan hoeft te worden toegevoegd, door gebruik te maken van de beweging van de reeds aanwezige spie.

5

Een gunstige en relatief goedkoop te realiseren uitvoeringsvorm van het inventieve stelsel heeft als kenmerk, dat het hulpstuk is voorzien van mannelijke helften van hydraulische koppelingen en het koppelorgaan 10 van vrouwelijke helften. Door van bestaande snelkoppelingen gebruik te maken kunnen de ontwerpkosten laag blijven. Door de relatief goedkope en robuuste mannelijke helften op het veelvoud van hulpstukken te plaatsen wordt dit voordeel verder benut.

15

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm van het inventieve stelsel heeft als kenmerk, dat een frameplaat van het koppelorgaan tenminste één opening omvat, gesitueerd naast de hydraulische cilinder, in welke tenminste één opening 20 tenminste één aansluitblok voorzien van vrouwelijke koppelorganen kan bewegen. Bij voorkeur is dan het tenminste één aansluitblok met behulp van buizen verbonden met een centraal aansluitblok, dat is voorzien van aansluitpunten voor hydraulische slangen. Hierbij vormen 25 dan de buizen bij voorkeur een mechanische verbinding tussen het tenminste één aansluitblok en het centrale aansluitblok en maken de buizen bovendien deel uit van het hydraulische circuit. Een belangrijk voordeel van de uitvoeringsvorm is dat bestaande koppelorganen eenvoudig 30 kunnen worden gemodificeerd door een of meer gaten aan te brengen in de frameplaat voor de een of meer aansluit-blokken en door koppelpennen aan te brengen tussen de aansluitblokken en de spie. Voor de lagering van de een of meer koppelpennen moeten dan gaten worden geboord in een 1017043 4 haaks verlopend deel van de frameplaat waarin ook lagers voor de spiebaan zijn aangebracht.

Een verdere gunstige uitvoeringsvorm van het inventieve 5 stelsel heeft als kenmerk, dat in het koppelorgaan aan weerszijden sleuven zijn aangebracht, via welke hydraulische slangen kunnen worden aangesloten op het centraal aansluitblok. Op die wijze wordt voorkomen dat aangesloten slangen afgeklemd worden tijdens het bewegen 10 van het koppelorgaan.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een koppelorgaan of een hulpstuk zoals beschreven als deel van het inventieve stelsel.

15

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, waarbij:

Fig. IA schematisch in zijaanzicht een graafwerktuig 20 weergeeft, voorzien van een koppelorgaan en een hulpstuk;

Fig. 1B schematisch in meer detail het koppelorgaan en het hulpstuk weergeeft;

Fig. 2 schematisch de bovenzijde weergeeft van een 25 koppelorgaan volgens de uitvinding;

Fig. 3 schematisch in een eerste langsdoorsnede het inventieve koppelorgaan weergeeft;

Fig. 4 schematisch in een tweede langsdoorsnede het inventieve koppelorgaan weergeeft; 30 Fig. 5A schematisch in bovenaanzicht een universeel hulpstuk volgens de uitvinding weergeeft;

Fig. 5B schematisch in een langsdoorsnede het universele hulpstuk weergeeft.

, r, i '> λ -I A

5 ! j

Fig. IA geeft schematisch in zijaanzicht een graafwerktuig 1 weer, voorzien van een bekend koppelorgaan 2 en een bekend hulpstuk 3.

Fig. 1B geeft schematisch in meer detail koppelorgaan 2 en 5 het hulpstuk 3 weer. Om hulpstuk 3 te koppelen worden twee nokken 4a, 4b in twee haakvormige organen 5a,5b gebracht, waarna koppelorgaan 2 wordt gekanteld tot twee nokken 6a,6b in twee uitsparingen 7a,7b vallen, waarna met behulp van een hier niet zichtbare hydraulische cilinder een spie 8 in 10 twee spiegaten 9a,9b wordt getrokken.

Fig. 2 geeft schematisch de bovenzijde weer van een koppelorgaan volgens de uitvinding, met nokken 4a,4b,6a,6b en spie 8. Spie 8 is op een op zich bekende wijze verbonden 15 met een hydraulische cilinder 10 en is gelagerd in twee lagerbussen 11a,11b. Volgens de uitvinding zijn twee koppelpennen 12a,12b toegevoegd, waaraan twee aansluit-blokken 13a,13b zijn bevestigd. Aan elk aansluitblok zijn twee in deze figuur niet zichtbare helften van hydraulische 20 snelkoppelingen bevestigd, een grote en een kleine. De hydraulische snelkoppelingen zijn via aansluitblokken 13a,13b en via vier buizen 14a,14b,14c,14d star verbonden met een centraal aansluitblok 15, dat is voorzien van vier slangaansluitingen 16a,16b,16c,16d. Bij het aantrekken van 25 spie 8 bewegen de vier vrouwelijke helften samen met de aansluitblokken naar vier mannelijke helften die vast op een onder het koppelorgaan gesitueerd hulpstuk zijn gemonteerd en realiseren zo vier hydraulische verbindingen.

Het spreekt voor zich dat op geheel analoge wijze ook een 30 ander aantal hydraulische verbindingen kan worden gerealiseerd, afhankelijk van de toepassing.

Omdat de hydraulische snelkoppelingen onder een frameplaat 17 van het koppelorgaan liggen en centraal aansluitblok 15 35 boven frameplaat 17 ligt, zijn er twee gaten 18a,18b in 1 017043 6 frameplaat 17 gemaakt waar de buizen 14a,14b,14c,14d doorheen lopen en waar ook de aansluitblokken 13a,13b gedeeltelijk binnen vallen.

5 Fig. 3 geeft schematisch in een eerste langsdoorsnede het inventieve koppelorgaan weer. De langsdoorsnede loopt door buis 14a en toont koppelpen 12a, aansluitblok 13a en centraal aansluitblok 15, ter verduidelijking weergegeven met twee slangaansluitingen 16a,16b. Om het aansluiten van 10 slangen mogelijk te maken zijn twee langwerpige gaten 19a,19b in de zijwanden van het koppelstuk gemaakt, zodanig dat de slangen in elke stand van centraal aansluitblok 15 ongehinderd kunnen passeren. In de figuur is ook een aansluitblok 20 aangegeven, voorzien van mannelijke helften 15 van hydraulische snelkoppelingen, welk aansluitblok 20 vast gemonteerd is op een verder niet getoond hulpstuk dat mechanisch is gekoppeld met het koppelorgaan. Omdat de koppeling een feit is en spie 8 dus ingetrokken is, zijn ook de snelkoppelingen gekoppeld en is er een directe 20 verbinding tussen de slangaansluitingen op aansluitblok 15 en aansluitblok 20. Als spie 8 naar buiten beweegt moeten, om een ontkoppeling van de snelkoppelingen te realiseren, de aansluitblokken 13a,13b tegen de veerdruk in van twee veren 21a,21b naar buiten worden getrokken. Daartoe zijn 25 koppelpennen 12a,12b op een verder voor de hand liggende wijze met behulp van ogen 22a,22b bevestigd aan spie 8.

Fig. 4 geeft schematisch in een tweede langsdoorsnede het inventieve koppelorgaan weer. De langsdoorsnede loopt door 30 de vier hydraulische koppelingen 23a,23b,23c,23d en door hydraulische cilinder 24. Aansluitblokken 13a,13b zijn met spie 8 verbonden via koppelpennen 12a,12b, via op zich bekende telescoopconstructies en veren 21a,21b, zodanig dat de slag van spie 8 groter kan zijn dan de maximale beweging 7 van de vier hydraulische koppelingen, terwijl de bevestiging via ogen 22a,22b de ontkoppeling verzorgt.

Fig. 5A geeft schematisch in bovenaanzicht een universeel 5 hulpstuk volgens de uitvinding weer, waarbij een koppelstuk 25 op een frame 26 van het hulpstuk is geschroefd. Op koppelstuk 25 zijn twee aansluitblokken 20a,20b geschroefd, waarop vier mannelijke helften 27a,27b,27c,27d van hydraulische snelkoppelingen geschroefd. Het is de 10 bedoeling om dit universele hulpstuk op een feitelijk hulpstuk te schroeven waarvoor extra hydraulische funkties nodig zijn, zoals bijvoorbeeld een sorteergrijper of een breekhamer. Tijdens het koppelen van het hulpstuk aan het graafwerktuig komen de hydraulische verbindingen dan 15 automatisch tot stand. De van het feitelijke hulpstuk afkomstige slangen worden daarbij op een verder voor de hand liggende wijze op aansluitblokken 20a,20b afgewerkt.

Fig. 5B geeft schematisch een langsdoorsnede door het 20 universele hulpstuk weer, door koppelstuk 25, aansluitblok 20a en hydraulische koppeling 27a. Tevens is de positie van nokken 4a,6a weergegeven als het universele hulpstuk is gekoppeld aan een koppelstuk 2. Opgemerkt wordt nog dat haak 28a anders verloopt dan haak 5a in Fig. 1. De 25 koppeling als zodanig verloopt vrijwel identiek, maar de hier weergegeven vorm kan voor bepaalde hulpstukken van voordeel zijn.

10Π043

Claims (9)

1. Werkwijze voor het aankoppelen van een hulpstuk aan een graafwerktuig, waarbij door het graafwerktuig een 5 eerste paar nokken van een koppelorgaan van het graafwerktuig in twee haakvormige organen van het hulpstuk worden gebracht, waarna een tweede paar nokken van het koppelorgaan in twee uitsparingen van het hulpstuk worden gebracht, waarna ter vergrendeling een hydraulisch bediende 10 spie van het koppelorgaan in twee spiegaten van het hulpstuk wordt getrokken, met het kenmerk, dat bij het aantrekken van de spie tevens een aantal hydraulische koppelingen wordt gerealiseerd tussen het koppelorgaan en het hulpstuk. 15

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij het aantrekken van de spie een aantal vrouwelijke helften van snelkoppelingen in een corresponderend aantal mannelijke helften van snelkoppelingen wordt gedrukt. 20

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de mannelijke helften vast zijn aangebracht op het hulpstuk en de vrouwelijke helften verschuifbaar op het koppelorgaan.

4. Stelsel, omvattende een koppelorgaan dat in een gebruikstoestand deel uitmaakt van een graafwerktuig en een hulpstuk dat onder toepassing van het koppelorgaan aan het graafwerktuig kan worden gekoppeld, waarbij het hulpstuk is voorzien van haakvormige organen die kunnen samenwerken met 30 een eerste stel nokken aan het koppelorgaan, en van uitsparingen die kunnen samenwerken met een tweede stel nokken, en van spiegaten die kunnen samenwerken met een door een hydraulisch cilinder aantrekbare spie van het koppelorgaan, voor het vergrendelen van het tweede stel 35 nokken in de uitsparingen, met het kenmerk, dat aan het koppelorgaan en het hulpstuk elk tenminste één helft van een hydraulische koppeling is bevestigd en dat de tenminste één aan het koppelorgaan bevestigde helft is gekoppeld met de spie, zodanig dat bij het aantrekken van de spie de 5 tenminste twee helften tenminste één hydraulische koppelingen vormen.

5. Stelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het hulpstuk is voorzien van mannelijke helften van 10 hydraulische koppelingen en het koppelorgaan van vrouwelijke helften.

6. Stelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een frameplaat van het koppelorgaan tenminste één opening 15 omvat, gesitueerd naast de hydraulische cilinder, in welke tenminste één opening tenminste één aansluitblok voorzien van vrouwelijke koppelorganen kan bewegen.

7. Stelsel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het 20 tenminste één aansluitblok met behulp van buizen is verbonden met een centraal aansluitblok, voorzien van aansluitpunten voor hydraulische slangen.

8. Stelsel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat in 25 het koppelorgaan aan weerszijden sleuven zijn aangebracht, via welke hydraulische slangen kunnen worden aangesloten op het centraal aansluitblok. S. Koppelorgaan dat kan worden toegepast in een stelsel 30 volgens een der conclusies 4 t/m 8.

10. Hulpstuk dat kan worden toegepast in een stelsel volgens een der conclusies 4 t/m 8. 1017043