NL1016598C2 - Werkwijze en systeem voor het afvoeren van met stof beladen lucht uit een aantal ruimtes. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en systeem voor het afvoeren van met stof beladen lucht uit een aantal ruimtes.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het 5 afvoeren van met stof beladen lucht uit een aantal ruimtes, waarbij op iedere ruimte een afvoerleiding is aangesloten en een van de desbetreffende ruimte afgekeerd uiteinde van deze afvoerleiding is gelegen tegenover een op enige afstand van dit uiteinde van de afvoerleiding gelegen uiteinde van een afzuigleiding, waarbij men de luchtstroming 10 tijdens bedrijf zodanig kan regelen, dat deze bij het uiteinde van de afzuigleiding lager is dan 1 m/sec.

Een dergelijke werkwijze is te ontnemen uit de Nederlandse octrooi 1014741 waarvan de beschrijving door deze verwijzing hier als ingelast wordt beschouwd.

15 Bij toepassing van deze werkwijze is het mogelijk om op meerdere afzuigpunten met een lage snelheid af te zuigen, zodat zo min mogelijk materiaal uit de desbetreffende ruimtes wordt afgevoerd en ook zo weinig mogelijk van dit materiaal in de buitenlucht wordt verspreid.

20 In de praktijk is gebleken, dat de in deze octrooiaanvrage beschreven werkwijze en systeem goed voldoet, maar dat er anderzijds behoefte bestaat aan de mogelijkheid naar keuze het afzuigen van lucht uit een of meerdere ruimtes stop te zetten, indien deze ruimtes niet in gebruik zijn.

25 Volgens de uitvinding kan dit op doelmatige wijze worden bereikt doordat lucht vanuit meerdere, ieder naar wens af te sluiten afzuigleidingen wordt aangezogen in een vat waarop een afzuigsysteem is aangesloten en in het vat buiten de op het vat aangesloten afzuigleidingen om op regelbare wijze lucht in het vat wordt aangezogen, een 30 en ander zodanig, dat onafhankelijk van het aantal op het vat aangesloten afzuigleidingen, dat afgesloten is, een althans nagenoeg constante hoeveelheid lucht met een althans nagenoeg constante snelheid door het afzuigsysteem uit het vat wordt aangezogen.

Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding zal 35 het afzuigsysteem altijd met constante capaciteit en constante luchtsnelheid in de leidingen werken waarbij alle met stof beladen lucht 1016598" 2 vanuit de afzuigleidingen naar het vat wordt getransporteerd en vanaf het vat bijvoorbeeld aan een met het afzuigsysteem in verbinding staande filterinstallatie wordt toegevoerd.

Naar mate meer afzuigleidingen open zijn kan de buiten de 5 afzuigleidingen om aan het vat toegevoerde hoeveelheid lucht worden verminderd om te bewerkstelligen, dat de lucht steeds met althans nagenoeg dezelfde snelheid door het afzuigsysteem uit het vat wordt aangezogen.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een 10 systeem voor het afvoeren van met stof beladen lucht uit een aantal ruimtes op ieder waarvan een afvoerleiding is aangesloten waarvan een van de desbetreffende ruimte afgekeerd uiteinde op korte afstand is gelegen van het uiteinde van een afzuigleiding waarop middelen zijn aangesloten met behulp waarvan de toevoer van buitenlucht in de 15 afzuigleiding te regelen is.

Volgens de uitvinding zijn de met afsluitorganen uitgeruste afzuigleidingen van een aantal ruimtes aangesloten op een vat, dat in verbinding staat met een afzuigsysteem, terwijl op het vat regelbare middelen zijn aangesloten met behulp waarvan de toevoer van buiten-20 lucht aan het vat te regelen is.

Op deze wijze is een eenvoudig opgebouwd systeem te verkrijgen met behulp waarvan op effectieve wijze een werkwijze zoals hierboven geschetst te realiseren is.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de 25 hand van bijgaande figuren.

Figuur 1 toont schematisch de opbouw van een systeem volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont op grotere schaal een deel van een op een ruimte aangesloten afvoerleiding en daarmede samenwerkende afzuiglei-30 ding alsmede een met de afzuigleiding in verbinding staande nevenleiding.

Figuur 3 toont een gewijzigde uitvoeringsvorm van een vat met daarop aangebrachte middelen voor het regelen van de toestroming van in het vat aangezogen buitenlucht.

35 Zoals ook uiteengezet in de bovengenoemde Nederlandse octrooiaanvrage 1014741 zullen bepaalde ruimtes 1, zoals bijvoorbeeld 1016593 3 voorraadbunkers van te extruderen materialen, zijn voorzien van ontluchtingsopeningen om te voorkomen, dat de druk in dergelijke ruimtes 1 op ongewenste wijze oploopt. Bij een een aantal van dergelijke ruimtes omvattend systeem wordt dan ook de veelal met stof 5 beladen lucht uit de ruimtes 1 aangezogen, waarbij het veelal gewenst is enerzijds het verlies van stof zo veel mogelijk te voorkomen en anderzijds het uittreden van stof in de omgeving te vermijden.

Zoals uiteengezet in de Nederlandse octrooiaanvrage 1014741 is hiertoe op iedere ruimte 1 een afvoerleiding 2 aangesloten, die via 10 een afzuigstructuur 3 in verbinding staat met een afzuigleiding 4. Bovenstrooms van de afzuigstructuur 3 is op de afzuigleiding 4 een nevenleiding 5 aangesloten. Verder is de afzuigleiding via een aftak-leiding 6, waarin een afsluiter 7 is opgenomen, aangesloten op een vat 8. Zoals uit figuur 1 blijkt is het vat 8 voorzien van een aantal 15 regelmatig over de omtrek van het vat verdeelde aansluitstompen 9 op ieder waarvan een aftakleiding 6 kan worden aangesloten. Het zal dan ook duidelijk zijn, dat ofschoon in figuur 1 slechts een ruimte 1 is afgebeeld een aantal van dergelijke ruimtes op de bovenbeschreven wijze op het vat 8 zal zijn aangesloten.

20 Zoals ook nader in de bovengenoemde Nederlandse octrooiaan vrage 1014741 is omschreven neemt de diameter van een eindgedeelte 10 van de afvoerleiding 2 in de richting van het vrije uiteinde 11 van deze afvoerleiding 2 geleidelijk in grootte toe. Daarbij is in dit eindgedeelte 10 een stootplaat 12 opgesteld.

25 Op enige afstand van het uiteinde 11 van de afvoerleiding 2 is het zich evenwijdig aan het uiteinde 11 uitstrekkende uiteinde 13 van de afzuigleiding 4 gelegen. Het uiteinde 13 vormt de onderrand van een cilindrisch mantelgedeelte 14 waarvan de doorsnede een weinig groter is dan de doorsnede van het uiteinde 11 van de afvoerleiding 2. 30 Op het cilindrisch mantelgedeelte 14 sluit een conisch uitgevoerd mantelgedeelte 15 aan, waarvan de doorsnede in een van het mantelgedeelte 14 afgekeerde richting geleidelijk afneemt.

Het op het mantelgedeelte 15 aansluitende leidinggedeelte van de afzuigleiding 4 is voorzien van een regelmechanisme 17 met 35 behulp waarvan op regelbare wijze al dan niet buitenlucht in de afzuigleiding 4 kan worden toegelaten.

1 Ö l O W J ^ 4

De op de afzuigleiding 4 aangesloten nevenleiding 5 is aan zijn open uiteinde voorzien van een regelbaar afsluitorgaan 18 met behulp waarvan de grootte van de open doortocht van het uiteinde van de nevenleiding 5 naar behoefte kan worden ingesteld.

5 In de nevenleiding 5 is verder nog een smoororgaan 19 opgesteld, dat bijvoorbeeld van het type is zoals beschreven en afgebeeld in het Nederlandse octrooi 1006635.

Zoals verder uit figuur 1 blijkt omvat het vat 8 een eerste de vorm van een afgeknotte kegel bezittend manteldeel 20, dat van 10 onder naar boven in doorsnede toeneemt. Op het boveneinde van dit manteldeel 20 is een tweede de vorm van een afgeknotte kegel bezittend manteldeel 21 aangesloten waarvan de doorsnede in een van het manteldeel 20 afgekeerde richting geleidelijk afneemt. De buisstompen 9 zijn ongeveer ter halverhoogte van het manteldeel 20 op het manteldeel 20 15 aangesloten. Op het manteldeel 21 is een zich radiaal uitstrekkende leiding 22 aangesloten via welke tijdens bedrijf omgevingslucht in het vat 8 kan worden aangezogen. Op het uiteinde van de leiding 22 is een afsluitorgaan 23 aangebracht waarvan de doorlaatdoortocht regelbaar is voor het regelen van de doorvoer van omgevingslucht naar het inwendige 20 van het vat 8.

De instelling van het afsluitorgaan 23 zal tijdens bedrijf worden geregeld met behulp van een microprocessor 24 waaraan via een leiding 25 signalen worden toegevoerd vanaf een de druk in het vat 8 metende, niet nader weergegeven sensor. Zoals verder uit figuur 1 25 blijkt kan een systeem meerdere van dergelijke vaten 8 omvatten op ieder waarvan een aantal ruimtes 1 op de bovenbeschreven wijze kan zijn aangesloten. De ondereinden van de vaten 8 zijn daarbij via leidingen 26 aangesloten op een leiding 27 van een afzuigsysteem, dat een filtermechanisme 28 en een lucht uit het filtermechanisme afzui-30 gende ventilator 29 of dergelijke omvat.

Om de stroming in de diverse leidingen 26 te kunnen regelen zullen in deze leidingen ook smoororganen 30 zijn aangebracht, bijvoorbeeld van het type zoals beschreven en afgebeeld in het Nederlands octrooi 1006635.

35 Tijdens bedrijf zal met behulp van de ventilator 29 lucht worden aangezogen uit de verschillende vaten 8. Indien uit geen van de 1016598 - 5 op een vat 8 aangesloten ruimtes 1 lucht moet worden afgezogen kan eventueel de verbinding tussen een dergelijk vat 8 en de ventilator 29 worden verbroken door een in de figuur niet nader weergegeven afsluiter, die is opgenomen in een op het desbetreffende vat 8 aansluitende 5 leiding 26.

De met behulp van de ventilator 29 opgewekte onderdruk zal zich voortplanten tot nabij het uiteinde 13 van de afzuigleiding 4. Zoals in de octrooiaanvrage 1014741 uiteengezet zal daarbij de onderdruk ter hoogte van het uiteinde 13 van de afzuigleiding 14 in het 10 algemeen lager dan 1 Pa, bijvoorbeeld op 0,1 Pa, worden ingesteld. Dit kan bij iedere op een vat 8 aangezogen afzuigleiding 4 mede worden beïnvloed door het eventueel toelaten van omgevingslucht of "valse lucht" via het regelmechanisme 17 en/of via de nevenleiding 5. Bij een gunstige instelling zal daarbij tijdens bedrijf de luchtsnelheid ter 15 hoogte van het uiteinde 13 van de afzuigleiding 4 ± 0,5 m/sec bedragen.

Indien een of meerdere van de met een vat 8 in verbinding staande ruimtes 1 buiten bedrijf zijn kan het afzuigen uit een dergelijke ruimte(s) worden stopgezet door de met de desbetreffende ruimte 20 1 in verbinding staande leiding 6 af te sluiten met behulp van de in deze leiding opgenomen afsluiter 7. Om echter daarbij de afzuiging bij de nog met het vat 8 in verbinding staande ruimtes 1 niet te verstoren is het nodig om de hoeveelheid per tijdseenheid uit het vat 8 aangezogen lucht en de snelheid waarmede de lucht uit het vat wordt aangezo-25 gen zo goed mogelijk constant te houden. Dit nu wordt bewerkstelligd door regeling van de grootte van de doortocht van het op het desbetreffende vat aangesloten afsluitorgaan 23 via welke omgevingslucht of "valse lucht" in het vat wordt toegelaten. Deze regeling vindt plaats met behulp van de microprocessor 24, die signalen ontvangt van de 30 druksensor 25, een en ander zodanig, dat een althans nagenoeg constante onderdruk in het vat wordt gehandhaafd.

8ij voorkeur zal de in het vat 8 aangezogen "valse lucht" door toepassing van een geschikt geleidingsorgaan in wervelende beweging worden gebracht zodat deze lucht in een wervelende beweging 35 door het vat 8 stroomt hetgeen neerslaan van in de lucht aanwezige stofdeeltjes in het vat 8 zal tegengaan.

1016598 I

6

Ook bij aansluiting van meerdere vaten 8 op het afzuigsysteem kan een zodanige regeling van de aanzuiging van lucht uit de desbetreffende vaten worden bewerkstelligd, dat een afzuiging van lucht uit de op de vaten 8 aangesloten ruimtes wordt bewerkstelligd op 5 de wijze zoals omschreven in Nederlands octrooi 1014741.

Zoals verder nog in figuur 3 is weergegeven kan het afsluitorgaan 23 in plaats van op de zich zijwaarts uitstrekkende leiding 22 bovenop het vat 8 worden aangebracht, dit al naar gelang de inbouwomstandigheden. Daarbij zal het duidelijk zijn, dat de opening 10 in het vat waarop het afsluitorgaan niet is aangesloten zal zijn afgedicht.

1 ü i ύ V. ü- o ^

Claims (8)

1. Werkwijze voor het afvoeren van met stof beladen lucht uit een aantal ruimtes waarbij op iedere ruimte een afvoerleiding is 5 aangesloten en een van de desbetreffende ruimte afgekeerd uiteinde van deze afvoerleiding is gelegen tegenover een op enige afstand van dit uiteinde van de afvoerleiding gelegen uiteinde van een afzuigleiding, waarbij men de luchtstroming tijdens bedrijf zodanig kan regelen, dat deze bij het uiteinde van de afzuigleiding lager dan 1 m/sec is, met 10 het kenmerk, dat lucht vanuit meerdere, ieder naar wens af te sluiten afzuigleidingen wordt aangezogen in een vat waarop een afzuigsysteem is aangesloten en in het vat buiten de op het vat aangesloten afzuigleidingen om op regelbare wijze lucht in het vat wordt aangezogen, een en ander zodanig, dat onafhankelijk van het aantal op het vat aange-15 sloten afzuigleidingen dat afgesloten is een althans nagenoeg constante hoeveelheid lucht met een althans nagenoeg constante snelheid door het afzuigsysteem uit het vat wordt aangezogen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aanzuigen van lucht in het vat buiten de afzuigleidingen om zodanig 20 wordt geregeld, dat de druk in het vat althans nagenoeg constant wordt gehouden.

3. Systeem voor het afvoeren van met stof beladen lucht uit een aantal ruimtes op ieder waarvan een afvoerleiding is aangesloten, waarvan een van de desbetreffende ruimte afgekeerd uiteinde op korte 25 afstand is gelegen van het uiteinde van een afzuigleiding waarop middelen zijn aangesloten met behulp waarvan de toevoer van buitenlucht in de afzuigleiding te regelen is, met het kenmerk, dat de met afsluitorganen uitgeruste afzuigleidingen van een aantal ruimtes zijn aangesloten op een vat, dat in verbinding staat met een afzuigsysteem, 30 terwijl op het vat regelbare middelen zijn aangesloten met behulp waarvan de toevoer van buitenlucht aan het vat te regelen is.

4. Systeem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het vat voorzien is van middelen voor het meten van de druk in het vat voor het aansturen van de regelbare middelen met behulp waarvan de toevoer 35 van buitenlucht aan het vat te regelen is. J -> - J O u ... . δ

5. Systeem volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat meerdere vaten zijn aangesloten op het afzuigsysteem via leidingen, waarin smoororganen zijn aangebracht.

6. Systeem volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, 5 dat het vat is opgebouwd uit een tweetal kegelvormige manteldelen, die bij hun de grootste doorsnede bezittende uiteinden op elkaar aansluiten.

7. Systeem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de middelen voor het regelen van de toevoer van lucht zijn aangesloten op 10 het ene manteldeel en de afzuigleidingen zijn aangesloten op het andere manteldeel.

8. Systeem volgens een der conclusies 3-6, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht om de via de regelbare middelen in het vat toegelaten lucht in werveling te brengen. 1016598 ί