NL1016140C1 - Voederpan met lokplateau. - Google Patents

Voederpan met lokplateau. Download PDF

Info

Publication number
NL1016140C1
NL1016140C1 NL1016140A NL1016140A NL1016140C1 NL 1016140 C1 NL1016140 C1 NL 1016140C1 NL 1016140 A NL1016140 A NL 1016140A NL 1016140 A NL1016140 A NL 1016140A NL 1016140 C1 NL1016140 C1 NL 1016140C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
feed
feeding
pan
central
edge
Prior art date
Application number
NL1016140A
Other languages
English (en)
Inventor
Luc Rudi Ivette Lasoen
Original Assignee
Roxell Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Roxell Nv filed Critical Roxell Nv
Priority to NL1016140A priority Critical patent/NL1016140C1/nl
Priority to ITUD20010044 priority patent/ITUD20010044U1/it
Application granted granted Critical
Publication of NL1016140C1 publication Critical patent/NL1016140C1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K39/00Feeding or drinking appliances for poultry or other birds
    • A01K39/01Feeding devices, e.g. chainfeeders
    • A01K39/012Feeding devices, e.g. chainfeeders filling automatically, e.g. by gravity from a reserve
    • A01K39/0125Panfeeding systems; Feeding pans therefor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)

Description

A00-50169/OGR/WDE
Titel: Voederpan met lokplateau
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voederpan die in het bijzonder is bestemd voor het voederen van jonge kalkoenen.
Voederpannen zijn in de praktijk bekend en vinden hun toepassing in stallen, waarin bijvoorbeeld kalkoenen of kippen vrij 5 over een loopvlak lopen. Het loopvlak wordt doorgaans gevormd door de bovenzijde van een op een vlakke stalvloer aangebrachte laag van bijvoorbeeld zaagsel of stro. De stal is voorzien van een distributiesysteem voor het toevoeren van voer aan een aantal voederinrichtingen, waar de voederpannen deel van uitmaken. Het 10 distributiesysteem omvat doorgaans een netwerk van horizontaal georiënteerde distributiebuizen, waaraan op bepaalde plaatsen de voederinrichtingen zijn bevestigd. Elke voederinrichting omvat een bovenbouw, die een verticaal georiënteerde valbuis omvat, die wordt omgeven door axiale armen die aan hun uiteinden een onder de valbuis 15 opgestelde voederpan dragen. De valbuis omvat ten minste één uitstroomopening en is aangesloten op de distributiebuizen, zodat het voer via de distributiebuizen en de valbuis aan de voederpan kan worden toegevoerd. De verticale positie van de uitstroomopening van de valbuis ten opzichte van de armen is variabel, zodat het niveau 20 van het voer in de voederpan kan worden geregeld. Een constructie waarbij de uitstroomopening van de valbuis verplaatsbaar is, is beschreven in EP 0 421 553.
Het distributiesysteem kan in zijn geheel in verticale richting worden bewogen, waardoor bijvoorbeeld de schoonmaak van de aan het 25 distributiesysteem bevestigde voederpannen wordt vergemakkelijkt.
Tevens kan hierdoor de verticale positie van de voederpannen worden aangepast aan de grootte van de dieren die in de stal lopen.
Een voederpan die is bestemd voor het voederen van jonge kalkoenen is bijvoorbeeld bekend uit EP 0 511_ 942. Deze bekende 30 voederpan is voorzien van een opstaande omtreksrand, die laag genoeg is om de jonge kalkoenen niet te hinderen bij het eten. De diameter van de bekende voederpan is relatief klein gekozen, waarbij het de 1016140 2 bedoeling is dat de kalkoenen nauwelijks de neiging hebben om in de voederpan te stappen, maar juist op een gedeelte van het loopvlak buiten de omtreksrand blijven staan om te eten.
Teneinde de uit EP 0 511 942 bekende voederpan te kunnen 5 bevestigen aan een bovenbouw die is bestemd voor aansluiting op een voederpan met een grotere diameter, zijn aan de omtreksrand een aantal spaken aangebracht, die zich in radiale richting uitstrekken, waarbij de spaken een integraal geheel met de voederpan vormen. De uiteinden van die spaken worden verbonden met uiteinden van axiale 10 armen van een bovenbouw.
De uit EP 0 511 942 bekende voederpan heeft een aantal belangrijke nadelen.
Een eerste nadeel houdt verband met het feit dat een jonge kalkoen die voor het eerst in de buurt van de voederpan komt, nog 15 moet leren waar hij zijn voer vandaan kan halen. Hij zal zich dus niet doelgericht tussen de spaken begeven, zich bij de omtreksrand opstellen en het voer uit de voederpan gaan pikken, maar hij zal moeten zoeken naar het voer. Tijd die verloren gaat met zoeken kan niet worden besteed aan eten, en dit heeft nadelige gevolgen voor 20 het groeiproces van de kalkoen en de daarmee samenhangende hoeveelheid vlees die de kalkoen uiteindelijk zal leveren.
Bovendien is het voer dat zich in de voederpan bevindt, enigszins afgeschermd door de omtreksrand. Deze rand is weliswaar van een zodanige hoogte, dat de jonge kalkoenen er niet door worden 25 gehinderd tijdens het eten, maar de omtreksrand vormt wel een obstakel tijdens het zoekproces naar voer.
Een tweede nadeel van de bekende voederpan houdt verband met het natuurlijke eetgedrag van de jonge kalkoenen, waardoor een deel van het voer op het loopvlak van de stal wordt gemorst en verloren 30 gaat. Dit vormt een economische schadepost die, uitgaande van de toepassing van een groot aantal voederpannen, aanzienlijk is.
Het is een belangrijk doel van de onderhavige uitvinding een voederpan te verschaffen, die zodanig is vormgegeven, dat jonge kalkoenen die nog moeten leren waar ze het voer kunnen vinden, zo 35 snel mogelijk bij het voer kunnen komen. Een ander doel is het deel van het voer dat op het loopvlak wordt gemorst en verloren gaat, te verkleinen.
Genoemde doelen worden bereikt door een voederpan die de volgende onderdelen omvat: een ringvormig, bij voorkeur in hoofdzaak 40 horizontaal lokplateau, dat in hoofdzaak radiaal is georiënteerd; .10161 40 3 een op de buitenomtrek van het lokplateau aansluitende en daarvan omhoog reikende, opstaande rand; een centraal bakgedeelte, dat in zijn algemeenheid lager is gelegen dan het lokplateau; en een opstaande scheidingswand, die bij zijn onderzijde aansluit op zowel 5 de binnenomtrek van het lokplateau als het centrale bakgedeelte; waarbij de hoogte van de opstaande rand ten opzichte van het lokplateau bij voorkeur minder is dan ongeveer 1 cm.
Een belangrijk aspect van de voederpan is het lokplateau. In het stadium waarin de kalkoenen nog kleine kuikens zijn, wordt voer 10 over de gehele pan verspreid door het in het centrale bakgedeelte te storten en een deel ervan over de scheidingswand op het lokplateau terecht te laten komen. Wanneer de kuikens voor de eerste keer bij de voederpan komen, worden ze aangetrokken door het voer op het lokplateau. Daarbij is het van voordeel als het lokplateau zich op een 15 relatief laag niveau ten opzichte van het loopvlak bevindt en de rand relatief zeer laag is. De rand wordt dan door de kuikens op het loopvlak nauwelijks als een obstakel tussen henzelf en het voer op het lokplateau ervaren. De kuikens zullen voer van het lokplateau pikken en een aantal kuikens zal vervolgens op het lokplateau 20 stappen, waarbij eveneens het relatief lage niveau van het lokplateau ten opzichte van het loopvlak en de relatief zeer lage rand van voordeel zijn. Staand op het lokplateau kunnen deze kuikens dan vervolgens het voer bereiken dat zich in het centrale bakgedeelte bevindt. Hierbij is het van voordeel als de scheidingswand ten 25 opzichte van het lokplateau relatief laag is, zodat de scheidingswand door de kuikens op het lokplateau nauwelijks als een obstakel tussen henzelf en het voer in het centrale bakgedeelte wordt ervaren. Een aantal kuikens zal vanaf het lokplateau op het voer in het centrale bakgedeelte stappen. Deze kuikens zullen door hun 30 bewegingen voer uit het centrale bakgedeelte morsen. Dit voer gaat niet verloren, maar komt op het lokplateau terecht en wordt functioneel benut om andere kuikens aan te trekken en door hen te worden gegeten.
Uit het bovenstaande blijkt, dat het lokplateau twee 35 belangrijke functies vervult. Allereerst speelt het lokplateau een rol bij het lokken van kuikens naar het voer in het centrale bakgedeelte, in het bijzonder de kuikens die nog niet hebben geleerd waar ze het voer kunnen vinden. Een tweede functie van het lokplateau is het opvangen van voer dat uit het centrale bakgedeelte 1$ί&ί40 4 wordt gemorst, waarna het alsnog door de kalkoenen kan worden gegeten.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een voederinrichting, 5 alsmede op een werkwijze voor het voederen van jonge kalkoenen.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van twee voorkeursuitvoeringsvormen van een voederpan volgens de uitvinding onder verwijzing naar de 10 tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een voederpan volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een dwarsdoorsnede is van de in figuur 1 getoonde 15 voederpan; en figuur 3 een perspectivisch aanzicht is van een voederpan volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuren 1 en 2 tonen een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van 20 een voederpan volgens de uitvinding, die in zijn algemeenheid is aangeduid met het verwijzingscijfer 1.
De voederpan 1 heeft in dit voorbeeld een cirkelronde buitenomtrek, en omvat aan zijn buitenomtrek een kleine opstaande rand 3. Van buiten naar binnen gezien omvat de voederpan 1 voorts een 25 ringvormig lokplateau 4, een opstaande scheidingswand 5 en een lager gelegen centraal bakgedeelte 6. De verschillende onderdelen van de voederpan 1 vormen bij voorkeur één integraal geheel, maar kunnen ook afzonderlijk zijn vormgegeven en vervolgens aan elkaar zijn bevestigd.
30 Het ringvormige lokplateau is bij voorkeur, en zoals geïllustreerd in de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm, in de normale bedrijfsstand van de voerderpan in hoofdzaak horizontaal gericht. Met de uitdrukking "in hoofdzaak horizontaal" wordt in dit verband bedoeld, dat een kleine helling van het lokplateau ten 35 opzichte van de horizontaal toelaatbaar is. Een dergelijke helling zal toelaatbaar zijn wanneer de hoek met de horizontaal minder bedraagt dan +5° of -5°.
Het ringvormige lokplateau 4 sluit met zijn buitenomtrek aan op de rand 3, en met zijn binnenomtrek op de scheidingswand 5. De 40 hoogte van de rand 3, gemeten ten opzichte van de buitenomtrek van 1016140 5 het lokplateau 4, is vrij klein, bij voorkeur minder dan ongeveer 1 cm, zodat de opstaande rand 3 nauwelijks een belemmering vormt voor de dieren, enerzijds voor wat betreft het over de rand 3 heenstappen, en anderzijds voor wat betreft het zicht van de dieren 5 op op het lokplateau 4 liggend voer. De scheidingswand 5 vormt de scheiding tussen het lokplateau 4 en het centrale bakgedeelte 6, en sluit derhalve bij zijn onderzijde aan op zowel de binnenomtrek van het lokplateau 4 als de bovenzijde van het centrale bakgedeelte 6. Daarbij kunnen de binnenomtrek van het lokplateau 4 en de bovenzijde 10 van het centrale bakgedeelte 6 op elkaar aansluiten, maar ze kunnen zich ook op radiale afstand van elkaar bevinden, zoals getoond in figuur 2. Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat bij het stapelen van de voederpannen 1 de scheidingswand 5 van een voederpan 1 voor een deel in een ruimte 9 tussen de binnenomtrek van het 15 lokplateau 4 en het bakgedeelte 6 van de daarboven gelegen voederpan 1 kan worden gestoken, waardoor de voederpannen 1 dichter op elkaar kunnen worden gestapeld dan wanneer er geen ruimte tussen de binnenomtrek van het lokplateau 4 en het centrale bakgedeelte 6 is verschaft.
20 Het centrale bakgedeelte 6 omvat in dit voorbeeld een in hoofdzaak kegelvormig bodemgedeelte 6a en een opstaande wand 6b met een in hoofdzaak cirkelronde omtrek. De opstaande wand 6b sluit bij zijn onderzijde aan op de buitenomtrek van het bodemgedeelte 6a, terwijl de opstaande wand 6b bij zijn bovenzijde overgaat in de 25 scheidingswand 5.
In dit voorbeeld kan de voederpan 1 worden bevestigd aan een (niet-weergegeven) bovenbouw met axiale armen die aan hun uiteinden bevestigingslippen omvatten. De voederpan 1 is hiertoe voorzien van uitsparingen 7, die zijn aangebracht in de buitenomtrek van het lok-30 plateau 4. Het aantal respectievelijk de positionering van de uitsparingen 7 hangen samen met het aantal respectievelijk de positionering van de bevestigingslippen. De vormgeving van de uitsparingen 7 is afgestemd op de vormgeving van de bevestigingslippen, zodat ze de bevestigingslippen op een geschikte wijze kunnen 35 opnemen.
De hierboven beschreven toepassing van uitsparingen 7 dient slechts als voorbeeld van een mogelijkheid om de voederpan 1 geschikt te maken voor bevestiging aan een bovenbouw die bevestigingslippen omvat. Er zijn echter velerlei andere 40 mogelijkheden denkbaar. Zo kan er gebruik worden gemaakt van een .1016140 6 axiaal georiënteerd tussenstuk dat enerzijds kan worden aangesloten op bijvoorbeeld de rand 3 of het lokplateau 4 van de voederpan 1 en anderzijds uitsparingen heeft om de bevestigingslippen van de bovenbouw op te nemen. Wanneer de voederpan 1 is bestemd om aan een ander 5 type bovenbouw te worden bevestigd, kan ook van andere mogelijkheden gebruik worden gemaakt om de bevestiging tot stand te brengen. Er kan bijvoorbeeld worden gekozen voor het tot stand brengen van een klikverbinding tussen de uiteinden van de armen van de bovenbouw met de rand 3.
10 Wanneer de lengte van de armen van de bovenbouw niet toereikend is om de voederpan 1 zonder meer op de armen aan te sluiten, kan gebruik worden gemaakt van de reeds genoemde axiale tussenstukken. Een andere mogelijkheid is gedeeltes van de rand 3 en van het lokplateau 4 bij zijn buitenomtrek verhoogd uit te voeren. Een voeder-15 pan met dergelijke verhoogde gedeeltes is getoond in figuur 3, waarbij de verhoogde gedeeltes zijn aangeduid met het verwijzings-cijfer 8. Met het oog op het stapelen van de voederpannen 1 verdient het de voorkeur de verhoogde gedeeltes 8 bijvoorbeeld een schuin of getrapt verloop te geven. De voederpannen 1 kunnen dan met minder 20 tussenruimte op elkaar worden gestapeld dan wanneer de verticaal georiënteerde verhoogde gedeeltes 8 vlak zouden zijn.
De voederpan 1 is bij voorkeur vervaardigd uit een duurzame kunststof, maar de voederpan 1 kan ook geheel of gedeeltelijk uit een ander materiaal zijn vervaardigd.
25
In het onderstaande zal de toepassing van de voederpan 1 worden beschreven, waarbij er van uit wordt gegaan, dat de voederpan 1 deel uitmaakt van een voederinrichting die is bevestigd aan een distributiesysteem met horizontaal georiënteerde distributiebuizen 30 voor het toevoeren van het voer. De voederinrichting omvat tevens een (niet-weergegeven) bovenbouw waaraan de voederpan 1 is bevestigd. De bovenbouw omvat een (niet-weergegeven) valbuis met een uitstroomopening voor het toevoeren van het voer aan de voederpan 1, alsmede (niet-weergegeven) axiale armen die de valbuis omringen. De 35 voederpan 1 is in het bijzonder bestemd om te worden toegepast bij de opfok van kalkoenen. Dat neemt niet weg dat de voederpan 1 zou kunnen worden toegepast voor het voederen van andere dieren.
Bij de toepassing van de voederpan 1 voor de opfok van kalkoenen zijn drie verschillende fasen te onderscheiden.
1016140 7
In een eerste fase zijn de kalkoenen kleine kuikens, die nog moeten leren waar ze het voer kunnen vinden. Om een zo hoog mogelijke vleesopbrengst te krijgen, is het in deze fase van groot belang dat er zo min mogelijk tijd verloren gaat met het zoeken naar 5 voer.
In de eerste fase is de voederpan 1 geplaatst op een loopvlak 2 dat de bovenzijde van een op de vloer aangebrachte laag van bijvoorbeeld zaagsel of stro vormt. Daarbij is de voederpan 1 door zijn eigen gewicht enigszins in de laag verzonken, zoals is getoond 10 in figuur 2.
Het centrale bakgedeelte 6 wordt volledig gevuld met voer, zodanig, dat een berg voer ontstaat die boven de scheidingswand 5 uitsteekt. Dit wordt gerealiseerd door de uitstroomopening van de valbuis een relatief hoge positie te geven. Daarbij wordt een kleine 15 hoeveelheid voer op het lokplateau 4 aangebracht, eventueel handmatig door bijvoorbeeld tegen de voederpan 1 te tikken opdat voer vanuit het centrale bakgedeelte 6 over de scheidingswand 5 op het lokplateau 4 stroomt, of door bijvoorbeeld voer vanuit het centrale bakgedeelte 6 over de scheidingswand 5 te schuiven. Een 20 andere mogelijkheid is handmatig een kleine hoeveelheid voer op het lokplateau 4 te strooien. Aldus wordt het voer verspreid over de voederpan 1, waardoor de kuikens die voor het eerst bij de voerpan 1 komen, het voer snel kunnen vinden.
De kuikens worden in eerste instantie aangetrokken door het 25 voer op het lokplateau 4. Ze zullen van dit voer gaan eten, en een aantal kuikens zal op het lokplateau 4 stappen en zo ook bij de berg voer in het centrale bakgedeelte 6 kunnen komen. Een aantal kuikens zal staande op het lokplateau 4 van het voer in het centrale bakgedeelte 6 gaan eten, en een aantal kuikens zal op de berg voer in 30 het centrale bakgedeelte 6 stappen. Deze kuikens zullen door hun bewegingen voer uit het centrale bakgedeelte 6 morsen. Dit gemorste voer komt op het lokplateau 4 terecht, en zal kuikens die zich op het loopvlak 2 bevinden, aantrekken. Zo ontstaat in de eerste fase een situatie waarin kuikens voer uit het centrale bakgedeelte 6 eten 35 en zich daarbij in het centrale bakgedeelte 6 of op het lokplateau 4 bevinden, en waarin kuikens voer van het lokplateau 4 eten en zich daarbij op het lokplateau 4 of op het loopvlak 2 bevinden.
De kegelvorm van het bodemgedeelte 6a van het centrale bakgedeelte 6 is van voordeel, omdat het voer door deze vorm vanuit het 1016140 8 midden van het centrale bakgedeelte 6 naar de opstaande wand 6b wordt gedrongen.
Het lokplateau 4 is bij voorkeur in hoofdzaak horizontaal georiënteerd. Dat neemt niet weg dat het mogelijk is het lokplateau 5 onder een kleine hoek met de horizontaal te plaatsen, maar deze hoek is dan bij voorkeur niet groter dan ongeveer 5°. Het is daarbij van belang dat voer over het lokplateau 4 verspreid kan blijven liggen, en dat de kuikens het staan op het lokplateau 4 niet als onaangenaam ervaren.
10 Het is van voordeel als de rand 3 relatief laag is, omdat de kuikens die op het loopvlak 2 staan en voer van het lokplateau 4 eten, dan nauwelijks door de rand 3 worden gehinderd. Bovendien wordt met een relatief lage rand 3 bewerkstelligd, dat de kuikens het voer op het lokplateau 4 snel opmerken. De hoogte van de rand 3 15 ten opzichte van het lokplateau 4 is bij voorkeur niet groter dan 1 cm.
Het is eveneens van voordeel wanneer het lokplateau 4 zich op een relatief laag niveau ten opzichte van het loopvlak 2 bevindt. De kuikens kunnen dan gemakkelijk op het lokplateau 4 stappen.
20 Bij voorkeur is de scheidingswand 5 ten opzichte van het lok plateau 4 relatief laag, zodat de kuikens dan gemakkelijk vanaf het lokplateau 4 over de scheidingswand 5 in het centrale bakgedeelte 6 kunnen stappen. De kuikens die op het lokplateau 4 blijven staan, kunnen dan gemakkelijk van het voer in het centrale bakgedeelte 6 25 eten.
In een voordelige uitvoeringsvorm is de scheidingswand 5 voorzien van een aantal verlaagde gedeeltes. Een gedeelte van het voer dat uit de valbuis in het centrale bakgedeelte 6 valt, kan dan gemakkelijk op het lokplateau 4 terechtkomen.
30 Wanneer een kuiken zich van het loopvlak 2 naar het voer in het centrale bakgedeelte 6 beweegt, maakt het een eerste opstap van het loopvlak 2 over de rand 3 naar het lokplateau 4 en vervolgens een tweede opstap van het lokplateau 4 over de scheidingswand 5 naar het voer in het centrale bakgedeelte 6. Bij voorkeur is, tijdens 35 gebruik, de hoogte van de rand 3 of het lokplateau 4 ten opzichte van het loopvlak 2 in hoofdzaak even groot als de hoogte van de scheidingswand 5 ten opzichte van het lokplateau 4, zodat bij een gegeven hoogte van de scheidingswand 5 ten opzichte van het loopvlak 2 zowel de eerste opstap als de tweede opstap zo laag mogelijk zijn. 40 Dat betekent, dat dan de hoogte van de rand 3 of het lokplateau 4 9 ten opzichte van een uiterste onderrand 6 van het centrale bakgedeelte 6 enigszins groter is dan de hoogte van de scheidingswand 5 ten opzichte van het lokplateau 4, omdat de voederpan 1 tijdens gebruik enigszins verzonken is in de laag 5 waarvan het loopvlak 2 de bovenzijde vormt. In een andere uitvoeringsvorm kan de hoogte van de rand 3 of het lokplateau 4 ten opzichte van die uiterste onderrand 6c in hoofdzaak gelijk worden gekozen aan de hoogte van de scheidingswand 5 ten opzichte van het lokplateau 4.
10 Ongeveer één week na de start van de eerste fase begint een tweede fase, waarin de jonge kalkoenen groter zijn en hebben geleerd waar ze het voer kunnen vinden. Het is in de tweede fase belangrijk dat er zo min mogelijk vervuiling van het voer optreedt, teneinde ziektes en andere mogelijke problemen te voorkomen.
15 Voor de tweede fase wordt de uitstroomopening van de valbuis op een lager niveau gebracht en wordt het voer in een zodanige hoeveelheid in het centrale bakgedeelte 6 gestort, dat het voer niet over de scheidingswand 5 kan stromen en het lokplateau 4 derhalve vrij van voer blijft. In tegenstelling tot de eerste fase, waarin 20 verspreiding van het voer plaatsvindt, is nu sprake van concentratie van het voer.
De jonge kalkoenen, die in de eerste fase hebben geleerd dat het meeste voer in het centrale bakgedeelte 6 is te vinden, stappen op het lokplateau 4 om het voer uit het centrale bakgedeelte 6 te 25 eten. Ze zijn nu zo groot dat zij nauwelijks meer op het voer in het centrale bakgedeelte 6 zullen stappen.
In de tweede fase komen uitwerpselen van de jonge kalkoenen buiten het centrale bakgedeelte 6 terecht. Aldus kan het voer niet vervuild raken. De radiale afmeting van het lokplateau 4 is bij 30 voorkeur zodanig, dat de uitwerpselen van kalkoenen die op het lokplateau 4 staan, buiten de rand 3 vallen, zodat er bovendien nauwelijks vervuiling van de voederpan 1 zal optreden. Wanneer er bijvoorbeeld toch vuil op de rand 3 terechtkomt, wordt dit verwijderd doordat de kalkoenen er voortdurend langs bewegen.
35 In de tweede fase ontstaat een situatie waarbij de kalkoenen op het lokplateau 4 staan en van het voer in het centrale bakgedeelte 6 eten. Het lokplateau 4 vangt eventueel gemorst voer op, zodat dit niet verloren gaat, maar alsnog door de kalkoenen kan worden gegeten.
; J h.. i4Ö 1 10
Na de tweede fase volgt een derde fase. In de derde fase zijn de jonge kalkoenen relatief groot.
Voor de derde fase wordt het distributiesysteem in zijn geheel in verticale richting bewogen, zodat de voederpannen zich op een 5 zekere verticale positie ten opzichte van het loopvlak 2 bevinden, die verband houdt met de grootte van de kalkoenen. In de derde fase wordt het voer in het centrale bakgedeelte 6 gestort, op een vergelijkbare manier als in de tweede fase. In de derde fase vindt dus ook concentratie van het voer plaats. De kalkoenen zijn in de 10 derde fase zo groot, dat ze niet comfortabel in de voederpan 1 kunnen staan, maar op het loopvlak 2 staan en het voer uit het centrale bakgedeelte 6 pikken. Het lokplateau 4 vangt ook in deze fase voer op dat eventueel door de kalkoenen uit. het centrale bakgedeelte 6 wordt gemorst, zodat dit niet verloren gaat, maar alsnog 15 door de kalkoenen kan worden gegeten.
De derde fase is dé laatste fase waarin de voederpan 1 wordt toegepast. Voor een vierde fase, waarin de kalkoenen worden afgemest, wordt gebruik gemaakt van een andere, op zich bekende voederpan zonder lokplateau en met een hogere rand. Deze bekende 20 voederpan heeft een diameter die in hoofdzaak gelijk is aan of enigszins groter is dan de diameter van de voederpan 1, zodat de bovenbouw niet hoeft te worden verwisseld wanneer de voederpan 1 wordt vervangen door de bekende voederpan.
Bij de voederpan volgens de uitvinding kan de diameter van de 25 voederpan eenvoudig worden afgestemd op de afmetingen van de bovenbouw waaraan de voederpan dient te worden bevestigd. Daarbij biedt het gegeven dat de armen van de bovenbouw enigszins flexibel zijn, ruimte voor enige variatie. De diameter van de voederpan kan enigszins kleiner worden gekozen dan de diameter van de denkbeeldige 30 cirkel die door de uiteinden van de armen van de bovenbouw wordt omschreven, waarbij voor de bevestiging van de voederpan aan de bovenbouw de armen enigszins naar binnen kunnen worden gebogen. In tegenstelling tot de uit EP 0 511 942 bekende voederpan voor het voederen van jonge kalkoenen zijn geen extra maatregelen zoals 35 spaken of uitsteeksels nodig om de voederpan op de bovenbouw te kunnen aansluiten.
Het zal voor de deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande 40 besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties 1016140 11 daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
.1016140

Claims (14)

1. Voederpan, in het bijzonder bestemd voor het voederen van jonge kalkoenen, omvattende: - een ringvormig, bij voorkeur in hoofdzaak horizontaal lokplateau (4) , dat in hoofdzaak radiaal is georiënteerd; 5. een op de buitenomtrek van het lokplateau (4) aansluitende en daarvan omhoog reikende, opstaande rand (3); - een centraal bakgedeelte (6), dat in zijn algemeenheid lager is gelegen dan het lokplateau (4); en - een opstaande scheidingswand (5), die bij zijn onderzijde aansluit 10 op zowel de binnenomtrek van het lokplateau (4) als het centrale bakgedeelte (6); waarbij de hoogte van de opstaande rand (3) ten opzichte van het lokplateau (4) bij voorkeur minder is dan ongeveer 1 cm.
2. Voederpan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoogte van de rand (3) of het lokplateau (4) ten opzichte van een uiterste onderrand (6c) van het centrale bakgedeelte (6) enigszins groter is dan of in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van de scheidingswand (5) ten opzichte van het lokplateau (4). 20
3. Voederpan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de scheidingswand (5) is voorzien van ten minste één verlaagd gedeelte.
4. Voederpan volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat het centrale bakgedeelte (6) een in hoofdzaak kegelvormig bodemgedeelte (6a) en een opstaande wand (6b) omvat, waarbij de opstaande wand (6b) bij zijn onderzijde aansluit op de buitenomtrek van het bodemgedeelte (6a).
5. Voederpan volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buitenomtrek van het lokplateau (4) en een gedeelte van het centrale bakgedeelte (6) dat aansluit op de onderzijde van de scheidingswand (5) zich op radiale afstand van elkaar bevinden.
6. Voederpan volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, omvattende bevestigingsmiddelen bij de rand (3), ter bevestiging van fciw ^ y i \j 35 de voederpan aan een bovenbouw die axiale armen en een valbuis voor het toevoeren van voer omvat.
7. Voederpan volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 5 bevestigingsmiddelen uitsparingen (7) bij de buitenomtrek van het lokplateau (4) omvatten.
8. Voederpan volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen zijn ingericht om een klikverbinding tussen de 10 uiteinden van de armen van de bovenbouw met de rand (3) tot stand te brengen.
9. Voederpan volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voederpan is gevormd als een integraal 15 geheel.
10. Voederpan volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat gedeeltes (8) van de rand (3) en het lokplateau (4) bij zijn buitenomtrek verhoogd zijn uitgevoerd. 20
11. Voederpan volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verhoogde gedeeltes (8) getrapt zijn uitgevoerd.
12. Voederinrichting, omvattende een voederpan volgens een 25 willekeurige der voorgaande conclusies en een bovenbouw die axiale armen en een valbuis voor het toevoeren van voer omvat, waarbij de voederpan bij zijn rand (3) is bevestigd aan uiteinden van de axiale armen van de bovenbouw. 1 2 3 4 5 6 40 1016140
13. Werkwijze voor het voederen van jonge kalkoenen, omvattende de 2 volgende stappen: 3 - het toepassen van een voederpan volgens een willekeurige der 4 conclusies 1-11/ 5 - het in een eerste stadium verspreiden van voer over de gehele 6 voederpan, waarbij het voer in het centrale bakgedeelte (6) en op het lokplateau (4) wordt geplaatst; en - het in een later stadium concentreren van het voer in het centrale bakgedeelte (6), waarbij het voer uitsluitend in het centrale bakgedeelte (6) wordt geplaatst.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat in het eerste stadium voer handmatig op het lokplateau (4) wordt aangebracht, waarbij de voederpan op een zekere hoogte wordt gebracht, teneinde het handmatig aanbrengen van het voer te 5 vergemakkelijken. 1016140
NL1016140A 2000-09-08 2000-09-08 Voederpan met lokplateau. NL1016140C1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016140A NL1016140C1 (nl) 2000-09-08 2000-09-08 Voederpan met lokplateau.
ITUD20010044 ITUD20010044U1 (it) 2000-09-08 2001-09-07 Mangiatoia con piattaforma di richiamo, dispositivo e metodo di foraggiamento utilizzanti tale mangiatoia

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1016140A NL1016140C1 (nl) 2000-09-08 2000-09-08 Voederpan met lokplateau.
NL1016140 2000-09-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1016140C1 true NL1016140C1 (nl) 2002-03-11

Family

ID=19772045

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1016140A NL1016140C1 (nl) 2000-09-08 2000-09-08 Voederpan met lokplateau.

Country Status (2)

Country Link
IT (1) ITUD20010044U1 (nl)
NL (1) NL1016140C1 (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
ITUD20010044U1 (it) 2003-03-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6866004B1 (en) Collapsible feeder
US6427629B1 (en) Collapsible feeder
US6073582A (en) Collapsible feeder
US7032538B1 (en) Collapsible feeder
US5462017A (en) Poultry feeder
CA1335951C (en) Poultry feeder assembly
NL8902461A (nl) Instelbare voederinrichting voor pluimvee.
AU673036B2 (en) Poultry feeder
US5765503A (en) Poultry feeding device
US5207180A (en) Squirrel proof shaped bird feeder with dung shield
US7185605B1 (en) Multi-tier collapsible feeder
US3911868A (en) Poultry feeder
TW200533285A (en) Poultry feeder
US6470826B2 (en) Poultry feeder
NL1030743C2 (nl) Dispenserschaal voor voerdispenser.
EA037082B1 (ru) Кормушка для сельскохозяйственных птиц
US4007711A (en) Anti-pest pet dish
US5775257A (en) Bird feeder
NL1033733C2 (nl) Voerpan voor pluimvee.
US6311641B1 (en) Bird perch, feeder, and bath
NL1016140C1 (nl) Voederpan met lokplateau.
US4215650A (en) Animal feeding apparatus
CN210226554U (zh) 零食栈式喂鸟器
US5199382A (en) Feed trough for young farm birds, in particular turkeys
NL1017156C2 (nl) Voerdispenser met zitring.

Legal Events

Date Code Title Description
VD2 Lapsed due to expiration of the term of protection

Effective date: 20060908