NL1016067C2 - Rechtgeleider. - Google Patents

Description

, 4

RECHTGELEIDER

5 De uitvinding heeft betrekking op een langwerpige geleider voor het in de lengterichting van de geleider geleiden van een werktuig bij het uitvoeren van een zich langs een rechte lijn uitstrekkende werking op een werkstuk, waarbij de rechte lijn zich parallel aan de lengterichting 10 van de geleider uitstrekt.

Een dergelijke geleider wordt bijvoorbeeld gevormd door een metalen liniaal of door een rechte houten lat die wordt gebruikt bij het geleiden van bijvoorbeeld een zaagmachine, bij het zagen van een plaat van houtachtig materiaal.

15 Niet elke gebruiker, en zeker niet elke gebruiker in het "doe-het-zelf"-segment, beschikt over een dèrgelijke lange liniaal of een lange rechte lat. Er bestaat dan ook de behoefte aan een dergelijke geleider die bij voorkeur tegelijkertijd met een zaagmachine of iets dergelijks kan 20 worden verkocht.

Zaagmachines worden veelal gebruikt voor het zagen van plaatmateriaal, waarbij de langste door te zagen maat · ongeveer twee en een halve meter bedraagt.

Het met een zaagmachine meeleveren van een liniaal of 25 geleider met een dergelijke afmeting stuit op logistieke problemen.

Uit US-A-4 244 118 is dan ook een langwerpige geleider voor het in de lengterichting van de geleider geleiden van een werktuig bij het uitvoeren van een zich langs een rechte 30 lijn uitstrekkende bewerking op een werkstuk, waarbij de rechte lijn zich parallel aan de lengterichting van de geleider uitstrekt, waarbij de geleider deelbaar is tot een aantal onderling door een koppeling koppelbare elementen waarbij de koppeling een in het vlak van het werkstuk 35 krachtsluitende koppeling is.

Een dergelijke geleider kan dan ook gemakkelijk bij bijvoorbeeld een zaagmachine kan worden geleverd.

1016067 1 ( 2

Deze, tot de stand van de techniek behorende geleider heeft het nadeel dat de koppelingen, als gevolg van hun vorm gevoelig zijn voor vuil, zoals zaagsel en dat zij, bij slijtage gemakkelijk hun scheef in elkaar kunnen worden 5 gestoken.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke koppeling waarbij deze problemen worden vermeden.

Dit doel wordt bereikt doordat de koppeling is ingericht om door het parallel aan het vlak van het werkstuk 10 tegen elkaar aanschuiven van de elementen te worden gesloten.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een zodanige vorm dat vuil gemakkelijk kan worden verwijderd en dat slijtage niet tot onnauwkeurigheid leidt.

15 Volgens een eerste uitvoeringsvorm omvat de koppeling een aan een eerste einde van het element bevestigd mannelijk deel en een aan het tweede einde van het element bevestigd vrouwelijk deel, waarbij een zich hoofdzakelijk in de lengterichting van de geleider uitstrekkende binnenwand van 20 het vrouwelijk deel is ingericht om op ten minste twee punten in aanraking te zijn met een buitenwand van het mannelijk deel van de koppeling en dat de koppeling voorzien is van een drukelement dat is ingericht voor het tegen elkaar aan drukken van de binnenwand en de buitenwand.

25 Deze uitvoeringsvorm biedt immers de mogelijkheid alle onderdelen van het betreffende, element uit een stuk te vervaardigen.

Eenzelfde voordeel geldt voor de maatregel dat de koppeling een aan een eerste einde van het element bevestigd 30 mannelijk deel en een aan het tweede einde van het element bevestigd vrouwelijk deel omvat, waarbij het vrouwelijke deel van de koppeling ten minste twee raakpunten omvat die zijn ingericht om bij gesloten koppeling in aanraking te zijn met een in de stootrichting tegenoverliggende wand van 35 het mannelijke deel en waarbij de beide raakpunten verbindende lijn een component heeft in de dwarsrichting en dat de koppeling voorzien is van een drukelement dat is 1018067 3 ingericht voor het tegen de buitenwand van het mannelijke deel aan drukken van tenminste een punt van de binnenwand van het vrouwelijke deel.

Hierdoor wordt een grotere raakbasis tussen de 5 afzonderlijke elementen verkregen, zodat de kans op onderlinge beweging geringer is.

De maatregel, dat de koppeling een met een van de delen flexibel verbonden wig omvat welke in gekoppelde toestand het mannelijk deel raakt en welke onder drang van een 10 flexibele verbinding de koppelingsdelen tegen elkaar aan dringt, leidt tot een constructief aantrekkelijke Uitvoeringsvorm.

Omdat veelal gezaagd moet worden langs een zich ' loodrecht op een rand van een werkstuk uitstrekkende lijn, 15 is het aantrekkelijk als de rand als referentie wordt gebruikt. Hiertoe levert de maatregel, dat tenminste een van de elementen voorzien is van een koppelingsdeel dat is ingericht om te worden verbonden met een zich loodrecht op de geleider uitstrekkend element het voordeel dat de 20 geleider als winkelhaak kan worden gebruikt.

Bij voorkeur is de geleider dan ook ihgericht voor het geleiden van een zaagmachine, bijvoorbeeld voor een cirkelzaagmachine.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een combinatie 25 van een geleider volgens een van de voorafgaande conclusies en een zaagmachine, waarbij de zaagmachine van tenminste een eerste en een tweede in de zaagrichting onderling verplaatst aangrijpelement is voorzien die aangrijpen óp een deel van de geleider uitmakende eerste sponning.

30 Hiermee wordt de juiste geleiding van de zaagmachine verkregen.

Wanneer echter de geleider van een tweede sponning is voorzien welke tegengesteld gericht is aan de eerste 'sponning en dat de zaagmachine van een derde aangrijpelement 35 is voorzien voor het aangrijpen van de sponning tussen het eerste en het tweede aangrijpelement, kan de geleidèr in beide richtingen werkende krachten opvangen. Constructief 1016067 4 wordt een dergelijke configuratie het makkelijkst uitgevoerd, doordat op de geleider een richel is aangebracht en doordat de sponningen worden gevormd door beide zijden van de richel. Hiermee wordt het probleem van een groef, 5 namelijk het verzamelen van vuil en zaagsel, vermeden.

Een andere voorkeursuitvoeringsvorm leert dat de zaagmachine is ingericht om zich met zijn zool over het werkstuk te bewegen. Hiermee kan met een eenvoudige geleiding worden volstaan.

10 Weer een laatste uitvoeringsvorm leert dat de geleider zich dwars op de zaagrichting tot dicht bij het zaagblad uitstrekt.

Hiermee wordt splinteren van de zaagsnede zoveel mogelijk voorkomen.

15 Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden .

toegelicht aan de hand van bijgaande figuren, waarin voorstellen: figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een combinatie van een cirkelzaagmachine en een geleider volgens 20 de onderhavige uitvinding; figuur 2: een schematisch perspectivisch weggebroken aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een geleider volgens de onderhavige uitvinding; figuur 3 en 4: doorsnede-aanzichten van geometrische 25 varianten van de koppeling volgens de uitvinding; en figuren 5A-5D: een horizontaal doorsnedeaanzicht van de in figuur 4 afgebeelde koppeling.

In figuur 1 is een cirkelzaagmachine 1 afgébeeld dat wordt gebruikt voor het maken van een zaagsnede 2 in een 30 plaat houtachtig materiaal 3. Om de zaagsnede recht te -laten verlopen wordt gebruik gemaakt van een geleider dat in zijn geheel met 4 is aangeduid. De geleider wordt gevormd door een profiel dat bijvoorbeeld van kunststof is vervaardigd, doch dat evenzeer van een ander geschikt materiaa.1, 35 bijvoorbeeld van aluminium kan zijn vervaardigd.

Het profiel is voorzien van een richel 5 die aan weerszijden van een sponning 6, respectievelijk 7. is 1016067 5 voorzien. Voor het geleiden van de zaagmachine 1 is de zaagmachine voorzien van drie armen 8, 9 respectievelijk 10. De armen 8 en 10 zijn voorzien van een raakvlak dat aangrijpt op de naar de machinezijde van de richel 5 5 gerichte sponning 6, terwijl de tussen de armen 8 en 10 inliggende arm 9 voorzien is van een raakvlak dat is ingericht om de sponning 7 te raken.

Als gevolg van deze maatregelen wordt een adequate geleiding van de zaagmachine verkregen, zodat met gemak, ook 10 door minder geoefende gebruikers, een rechte zaagsnede zal ontstaan.

Tevens is het mogelijk de raakvlakken van de armen te verenigen tot een tunnelvormig profiel dat zich over.de richel uitstrekt over een lengte met de grootteorde van de 15 diameter van het zaagblad. ·

Zoals in de aanhef reeds is vermeld, is de geleider deelbaar uitgevoerd in verband met .logistieke problemen.

In figuur 2 is een voorbeeld getoond van een verdere uitvoeringsvorm van de geleider. Deze geleider is voorzien 20 van een koppeling, waarvan een bedieningsknop 11 zichtbaar is. Het profiel van de geleider omvat verder een voet 12 dat zich tot onder een belangrijk deel van de zaagmachine .

uitstrekt. Het voordeel, van deze maatregel is dat de voet het uitsplinteren van de zaagsnede in hoge mate voorkomt.

25 Verder zal hierbij de zaagmachine moeten zijn ingericht om over een betreffend deel van de voet te glijden, hetgeen bijvoorbeeld kan worden bereikt door het aanbrengen van een glijvlak 13 op het profiel.

Evenals bij de vorige uitvoeringsvorm is het· 30 onderhavige profiel van een richel 14 voorzien, evenals van een verhoging 15. Deze verhoging 15 dient voor het vergroten van de stijfheid van het profiel maar tevens om ruimte te bieden aan de koppelingen die worden gebruikt voor het onderling verbinden van de geleiderelemènten.

35 Een voorbeeld van een dergelijke koppeling is afgebeeld in de figuren 3 en 4.

De in figuur 3 afgeheelde koppeling omvat een aan één ^ 0 1606 7 6 zijde van een element aangebracht vroüwelijk deel 16 en een aan de andere zijde aangebracht mannelijk deel 17. Het vrouwelijke deel 16 is voorzien van een- binnenwand 18 en het mannelijk deel van een buitenwand 19. Beide wanddelen 18 en 5 19 zijn ingericht om tegen elkaar aan te liggen bij gesloten koppeling om een zo groot mogelijke raakbasis te verkrijgen.

Verder omvat het vrouwelijke deel 16 van de koppeling een dwarsvlak 20 en omvat het mannelijk deel van de koppeling een dwarsvlak 21. Ook deze dwarsvlakken zijn 10 bedoeld om tegen elkaar aan te rusten en zij vergroten aldus de raakbasis tussen de geleiderdelen.

De tot nu toe beschreven elementen worden gebruikt voor het door middel van wrijving opsluiten en voorpositioneren van de koppeling.

15 Voor het verkrijgen van een krachtsluiting -wordt gebruik'gemaakt van een wig 24 welke door een flexibele lip 25 met het geleiderdeel is verbonden. De wig 24 is ingericht om aan te grijpen achter een neus 26 die verbonden is met de andere zijde van het profieldeel. Wanneer de wig 24 achter 20 de neus 26 heeft aangegrepen, zal de grendel 22 de wig 24 in deze positie aanduwen, zodat een stevige krachtsluitende verbinding is verkregen. Door het schuine vlak van de wig werkt de krachtsluiting niet alleen iri de dwarsrichting, maar ook in de lengterichting.

25 Het zal duidelijk zijn dat diverse variaties in het koppelmechanisme kunnen worden aangebracht; zo is in figuur 4 de lip 25 van de wig 24 verbonden met het vroiiwelijke deel. In dit geval is de neus 26 aan het mannelijke deel bevestigd. Overigens is het tevens bijvoorbeeld mogelijk om 30 het druklichaam door een schoef of iets dergelijks te vormen. Bovendien zijn andere geometrieën denkbaar.

In figuur 5 is een voorbeeld getoond van een andere koppeling die een krachtsluitende verbinding kan vormen. Hierbij is een sluitelement 22 toegevoegd. " 35 Het sluitelement 22 heeft de functie de koppeling te vergrendelen, zodat deze niet ongewild los getrokken kan worden. Bovendien vergroot het sluitelement de stijfheid.

*016067 7

Voor het bedienen van het sluitelement wordt gebruik gemaakt van de knop 11 die in figuur 2 is afgebeeld. Ten slotte wordt opgemerkt dat de geleiderelementen tevens voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt; zo kunnen zij tezamen 5 deeluitmaken van een koffer voor het opbergén en transporteren van de zaagmachine.

10 1 8067

Claims (14)

1. Langwerpige geleider voor het in de lengterichting. 5 van de geleider geleiden van een werktuig bij het uitvoeren | van een zich langs een rechte lijn uitstrekkende bewerking op een werkstuk, waarbij de rechte lijn zich parallel aan de lengterichting van de geleider uitstrekt, waarbij de geleider deelbaar is tot een aantal onderling door een 10 koppeling koppelbare elementen waarbij de koppeling een in het vlak van het werkstuk krachtsluitende koppeling is, met het kenmerk, dat de koppeling is ingericht om door het parallel aan het vlak van het werkstuk tegen elkaar aanschuiven van de elementen te worden gesloten.

2. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppeling een aan een eerste einde.-van het element bevestigd mannelijk deel en een aan het tweede einde van het element bevestigd vrouwelijk deel omvat, waarbij een zich hoofdzakelijk in de lengterichting van de geleider 20 uitstrekkende binnenwand van het vrouwelijk deel is ingericht om op ten minste twee punten in aanraking te zijn met een buitenwand van het mannelijk deel van de koppeling en dat de koppeling voorzien is van een drukelement dat is ingericht voor het tegen elkaar aan drukken van de 25 binnenwand en de buitenwand.

3. Geleider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppeling een aan een eerste einde van het element bevestigd mannelijk deel en een aan het tweede einde van het element bevestigd vrouwelijk deel omvat, waarbij het 30 vrouwelijke deel van de koppeling ten minste twee raakpunten omvat die zijn ingericht om bij gesloten koppeling in aanraking te zijn met een in stootrichting tegenoverliggende wand van het mannelijke deel en waarbij de beide raakpunten verbindende lijn een component heeft in de dwarsriehting en 35 dat de koppeling voorzien is van een drukelement dat is · ingericht voor het tegen de buitenwand van het mannelijke deel aan drukken van tenminste een punt van de binnenwand 1016067 van het vrouwelijke deel.

4. Geleider volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het drukelement een met een van de delen flexibel verbonden wig omvat die in gekoppelde toestand van de 5 koppeling het mannelijk deel raakt en die onder drang van de flexibele verbinding de koppelingsdelen tegen elkaar aan dringt.

5. Geleider volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het drukelement een met een van de delen flexibel 10 verbonden wig omvat die in gekoppelde toestand van de koppeling het mannelijke deel raakt en die, na passage van een aan het andere deel bevestigde rteus, onder invloed van t de neus een kracht op het mannelijke deel uitoefent.

6. Geleider volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, 15 dat het drukelement een sluitelement omvat dat hoofdzakelijk in de langsrichting van de geleider beweegbaar is ten opzichte van het betreffende element en dat is ingericht voor het opsluiten van de wig achter een aan het betreffende element aangebrachte'neus.

7. Geleider volgens een van de Voorafgaande conclusies, •met het kenmerk, dat tenminste een van de elementen voorzien is.van een koppelingsdeel dat is ingericht om te worden verbonden met een zich' loodrecht op de geleider üitstrekkend element.

8. Geleider volgens een van de voorafgaande conclusies, f met het kenmerk, dat de geleider is ingericht voor het geleiden van een zaagmachine, bijvoorbeeld voor een -cirkel zaagmachine.

9. Geleider volgens een van de voorafgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de geleider aan zijn onderzijde van een de wrijving met de ondergrond verhogende laag is voorzien.

10. Combinatie van een geleider volgens conclusie 8 of 9 en een zaagmachine, met het,kenmerk, dat de zaagmachine van tenminste een eerste en een tweede in de zaagrichting 35 onderling verplaatst aangrijpelement is voorzien dat aangrijpt op een deel van de geleider uitmakende eerste sponning. 1016067 , k

11. Combinatie volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de geleider van een tweede sponning is voorzien welke tegengesteld gericht is aan de eerste sponning en dat de zaagmachine van een derde aangrijp-element is voorzien voor 5 het aangrijpen van de sponning tussen het eerste en het tweede aangrijpelement.

12. Combinatie volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat op de geleider een richel is aangebracht en dat de sponningen worden gevormd door beide zijden van de 10 richel.

13. Combinatie volgens conclusie 10, 11 of 12, met het kenmerk, dat de zaagmachine is ingericht om met tenminste een deel van zijn zool over het werkstuk te bewegen.

14. Combinatie volgens een van de conclusies 10-13, met 15 het kenmerk, dat de geleider zich dwars op de zaagrichting uitstrekt tot op korte afstand van het zaagblad. i ψ m > < t *016067