NL1015853C1 - Inrichting voor het plaatsen van een lichtmast. - Google Patents

Description

Inrichting voor het plaatsen van een lichtmast

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het plaatsen van een lichtmast of dergelijke, onder gebruikmaking van een kraan die is gemonteerd op een 5 vrachtwagen en daarbij zwenkbaar is om een vaste spil, welke kraan is voorzien van een hefbare laadboom met een telescopisch in- of uit-schuifbaar eindgedeelte, waaraan een kleminrichting kantelbaar is bevestigd.

Een dergelijke inrichting wordt bekend gesteld. De heden ten dage toegepaste lichtmasten zijn doorgaans uit aluminium of staal vervaardigd, en de geplaatste masten 10 bezitten gewoonlijk de voor wegverlichting gebruikelijke lichtpunthoogte van 3 tot 24 meter voor het armatuur.

Bij de bekend gestelde inrichting is de kleminrichting voor het beetpakken van een mast uitgevoerd in de vorm van een grijper, bestaande uit twee naar elkaar toezwenkende puntige stalen bekken. Het gevaar voor beschadiging van de lichtmast of van het oppervlak 15 van de lichtmast is door het manipuleren met deze grijper allerminst denkbeeldig gebleken.

De uitvinding beoogt, een inrichting voor het plaatsen van een lichtmast te verschaffen, die het aangeduide bezwaar van de bekend gestelde inrichting niet meer bezit.

Daartoe is overeenkomstig de uitvinding de kleminrichting opgebouwd uit twee delen, waarvan het ene deel aan het eindgedeelte van de laadboom is bevestigd, en het 20 andere deel ten opzichte van dat eerste deel kan worden verdraaid, en verder is voorzien van twee gelijktijdig verschuifbaar tegenover elkaar geplaatste, holle klembekken voor het klemmend omvatten van een lichtmast.

Bij voorkeur is de verdraaibare verbinding tussen de beide delen van de kleminrichting uitgerust met een verdraaiingsblokkering.

25 De verdraaibare verbinding tussen beide delen van de kleminrichting kan bij voorbeeld zelfremmend zijn uitgevoerd, waarbij de mate van zelfremming kan worden afgesteld.

De verschuifbare, holle klembekken van de kleminrichting zijn gemonteerd op twee paar sleden die kunnen glijden over twee evenwijdige geleidebalken die van het 30 genoemde tweede deel van de kleminrichting deel uitmaken.

Het is van voordeel gebleken als de holle klembekken een cirkelhoek van niet meer dan 90° omspannen. Bij voorkeur zijn de klembekken aan de binnenzijde met rubber bekleed.

-2-

De inrichting volgens de uitvinding is in het gebruik gemakkelijk hanteerbaar gebleken, waarbij vooral het ontzien van het oppervlak van de lichtmasten op de plaats van inklemming opvallend goed bleek.

5 De uitvinding zal in het navolgende nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening van een doelmatig gebleken uitvoeringsvorm ervan.

Fig. 1 toont schematisch een rechtop geplaatste, doch nog niet van een armatuur voorziene, aluminium lichtmast, waarvoor de inrichting buitengewoon geschikt is gebleken.

10 Fig. 2 toont in perspectief een inrichting volgens de uitvinding, schuin van achteren gezien.

Fig. 3 toont de beide delen van de kleminrichting, alsmede de verschuifbare klembekken.

Fig. 4 is een zijaanzicht van de kleminrichting, waarbij tevens de kantelbare 15 bevestiging ervan aan het in- en uit-schuifbare eindgedeelte van de laadboom is weergegeven.

Fig. 5 tenslotte toont een in de bekken vastgeklemde lichtmast (gedeeltelijk getekend), in de stand waarbij de kleminrichting gekanteld is ten einde de mast nagenoeg rechtop te brengen.

20 In. fig. 1 is met het verwijzingscijfer 10 een lichtmast aangeduid. 11 stelt de denkbeeldige maaiveldhoogte voor, aangeduid met een onderbroken streepjeslijn. Het onderste deel 12 van de lichtmast, dat onder de grond komt, is in- en uitwendig op gebruikelijke wijze tegen corrosieve inwerking van de bodem behandeld. Dit gedeelte 12 is voorzien van een uitneembaar serviceluik 13 om de lichtmast aan te sluiten op een 25 elektrische grondkabel (niet getekend). In het daarboven gelegen deel is een ander afneembaar deksel 14 aangebracht, dat toegang geeft tot een tegenover de opening aangebracht zekeringenblok. Bovenaan de mast bevindt zich bij 15 een bevestigingsplaats voor een armatuur.

Een inrichting voor het plaatsen van een dergelijke lichtmast is in fig. 2 afgebeeld, 30 en omvat een vrachtwagen 20, met een tussen de bestuurderscabine 21 en de laadbak 22 geplaatste hydraulische kraan 23. Deze kraan kan zwenken om een opstaande spil 24, en draagt een laadboom 25 welke is voorzien van een in- en uit-schuifbaar eindgedeelte 26.

-3-

Het in- en uit-schuiven wordt bewerkstelligd door een stel hydraulische cilinders 27,28, op een wijze die in de techniek bekend mag worden geacht.

Aan de achterzijde van de cabine 21 is een draagrek 29 gemonteerd, wat het 5 mogelijk maakt, meerdere lichtmasten schuin of horizontaal op de laadbak 22 te herbergen en te vervoeren.

Uiteraard is de vrachtwagen 20 nabij de spil 24 uitgerust met een hydraulische pomp, (niet getekend) voor het langs hydraulische weg doen bewegen van de verschillende onderdelen, waaruit de inrichting volgens de uitvinding bestaat. Daarbij zijn in de tekening l o steeds de voor het doen werken van de verschillende cilinders benodigde slangen en dergelijke weggelaten, ten einde de figuren niet te overladen.

Aan de eindflens 30 van de laadboom 25 is de ldeminrichting 31 gemonteerd.

Deze is in meer bijzonderheden in de figuren 3,4 en 5 weergegeven. De kleminrichting 31 omvat twee delen, te weten een draagjuk 50 voor bevestiging aan de laadboom 25, en een 15 in hoofdzaak rechthoekig draagframe 51, dat onder meer de klembekken 33 draagt. Het * frame 51 is door een as 32 (fig. 3) aan het juk opgehangen, en kan ten opzichte van dat juk 50 worden verdraaid. Het contactvlak 42 tussen de beide delen 50 en 51 is voorzien van een verdraaiingsblokkade. Deze kan bij voorbeeld bestaan uit een op de beide op elkaar liggende vlakken aangebrachte wrijvingslaag, waardoor de verdraaiing van het frame 20 51 ten opzichte van het juk 50 een zelfremmend karakter kan hebben. Ten einde de mate van zelfremming af te kunnen stellen aan de behoefte in het dagelijkse gebruik van de inrichting, kunnen een aantal bouten 43,43 worden aan- of los-gedraaid.

De kleminrichting 31 kan met behulp van een in de figuren 4 en 5 weergegeven hydraulische cilinder 40 om een vrijwel horizontale as 41 worden gekanteld van de vrijwel 25 horizontale stand weergegeven in fig. 4 naar de vrijwel verticale stand volgens fig. 5.

Het frame 51 draagt de beide klembekken 33,33 door tussenkomst van een stel uithouders 34,35 die bevestigd zijn aan twee paar sleden 36,37. Deze sleden 36,37 kunnen schuiven over twee evenwijdige balken 38,39 van het frame 51. De paren sleden zijn onderling elk door een verbindingsbalkje (niet-zichtbaar) verbonden, en tussen beide 30 verbindingsbalkjes grijpt een (niet-zichtbare) hydraulische cilinder/zuiger aan, ten einde de beide paren sleden en daarmee de beide klembekken 33 naar elkaar toe of van elkaar af te bewegen.

-4-

De holle klembekken 33,33 omspannen elk een hoek van niet meer dan 90°, zodat ze bij het opnemen van een op de grond liggende mast niet over de bodem hoeven te schrapen. De klembekken zijn bovendien aan de binnenzijde met gevulcaniseerde rubber 5 bekleed.

De inrichting volgens de uitvinding werkt als volgt: Elders is de vrachtwagen met meerdere lichtmasten geladen. Deze liggen met hun ondereinde in de laadbak 22 en rusten bovenaan op het rek 29. De masten worden door de wagen naar hun bestemde plaats getransporteerd en tegelijk daar geplaatst. Daartoe wordt de kleminrichting 31 met 10 geopende klembekken 33 boven de bovenste op de laadbak liggende mast gebracht, en wel ter hoogte van het in fig. 1 aangegeven kruis, dat zich iets boven het zwaartepunt van de mast bevindt.

Als de klembekken 33,33 voldoende zijn gedaald om de mast te omvatten, worden ze gesloten, met een aandrukkracht van bij voorbeeld 100 kilo, en vervolgens 15 wordt de laadboom 23 gehevenen en uitgeschoven ten einde de betreffende lichtmast van de laadbak 22 op te tillen. Daarna wordt de laadboom buiten de laadbak gezwenkt en verder geheven, totdat de kleminrichting zich iets hoger dan het in fig. 1 aangegeven kruis boven het maaiveld bevindt.

Door bediening van de ih de figuren 4 en 5 weergegeven kantel-cilinder 40 kantelt 20 de kleminrichting om een vrijwel horizontale as 41 van de vrijwel horizontale stand (fig. 4) naar de vrijwel verticale stand (fig. 5). Door deze kanteling doet de ingeklemde mast onder invloed van de zwaartekracht het frame 51 langzaam verdraaien, en komt de mast vanuit een vrijwel horizontale stand naar een vrijwel verticale stand.

Tevoren is op de betreffende plaats waar de mast moet komen te staan, een gat 25 gegraven van voldoende wijdte en diepte om het onderste deel 12 van de lichtmast 10 (zie fig. 1) te kunnen opnemen. De mast wordt boven dit gat gebracht en vervolgens rechtstandig met de kraan tot op de bodem van het gat neergelaten.

De mast wordt dan eerst elektrisch op de grondkabel aangesloten via het dan nog geopende deksel 13 in het onderste deel 12 ervan, en daarna voor de helft in dat onderste 30 gedeelte met zand gevuld. Dan wordt het gat rondom de mast met zand gevuld, en wordt de mast op het oog verticaal geplaatst.

Λ f). ^ P I» «jf -5-

Aangezien de mast nu voldoende stabiel staat, kunnen nu de beide klembekken 33,33 van de kleminrichting 31 worden geopend en wordt de kleminrichting door middel van de kraan teruggekanteld, wordt de laadboom ingeschoven en weer boven de laadbak 5 teruggezwenkt. Daarna kan de wagen verder rijden naar de plaats voor de volgende lichtmast.

Ten slotte wordt de aangevulde grond rondom het gat aangestampt, en wordt het onderste deel 12 van de mast verder, ongeveer tot aan het maaiveld (11, fig. 1) met zand gevuld, en wordt het deksel 14 gesloten.

10 De zelfremmende draaibare verbinding tussen de beide delen van de kleminrichting waarborgt dat bij de geschetste manoeuvres de mast niet onwillekeurig kan verdraaien, maar zo goed mogelijk in de gewenste verticale stand komt.

Correctie ervan is met de hand mogelijk.

Claims (5)

1. Inrichting voor het plaatsen van een lichtmast of dergelijke, onder 5 gebruikmaking van een kraan die is gemonteerd op een vrachtwagen en daarbij zwenkbaar is om een vaste spil, welke kraan is voorzien van een hefbare laadboom met een telescopisch in- of uit-schuifbaar eindgedeelte, waaraan een kleminrichting kantelbaar is bevestigd, met het kenmerk, dat de kleminrichting uit twee delen bestaat, waarvan het ene deel aan het eindgedeelte van de laadboom is bevestigd en het andere deel ten opzichte 10 van dat eerste deel kan worden verdraaid, en verder is voorzien van twee gelijktijdig verschuifbaar tegenover elkaar geplaatste, holle klembekken voor het klemmend omvatten van een lichtmast.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verdraaibare verbinding tussen de beide delen van de kleminrichting is uitgerust met een 15 verdraaiingsblokkade.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verdraaibare verbinding tussen de beide delen van de kleminrichting zelfremmend is uitgevoerd, waarbij de mate van zelfremming kan worden afgesteld.

4. Inrichting volgens een of meer voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 20 verschuifbare, holle klembekken zijn gemonteerd op twee paar sleden die kunnen glijden over twee evenwijdige geleidebalken die van het genoemde tweede deel van de kleminrichting deel uitmaken.

5. Inrichting volgens een of meer voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de holle klembekken een cirkelhoek van niet meer dan 90° omspannen en bovendien aan de 25 binnenzijde met gevulcaniseerde rubber zijn bekleed. 1 c 15 e s i