NL1015623C1 - Inrichting voor het vastzetten van een object. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET VASTZETTEN VAN EEN OBJECT

De uitvinding betreft een inrichting voor het bevestigen van een object aan een penetreerbare laag, die is aangebracht op een verminderd penetreerbare laag, in het bijzonder een mospaal, welke inrichting een gebogen, 5 vormvaste draad omvat, waarvan ten minste één uiteinde tot in een punt uitloopt.

Voor het ondersteunen van planten worden gewoonlijk bamboestokken of zogenaamde mospalen gebruikt. Voor het vastzetten van een plant op een mospaal worden 10 gewoonlijk krammen gebruikt, die in het mos van de paal gestoken worden, waardoor de steel van een plant aan de paal bevestigd wordt.

Sinds enige tijd worden zogenaamde mospalen niet meer voorzien van een laag mos, maar van een laag 15 kokosvezel. Deze kokosvezel is stugger dan het mos en er is aldus meer kracht vereist om een kram in de laag kokosvezel te steken. Om deze insteekkracht te verminderen zijn er reeds krammen ontwikkeld, die uit een gebogen draad bestaan, waarbij de uiteinden schuin zijn 20 afgesneden, zodat de uiteinden tot in een punt uitlopen.

Het nadeel van een dergelijke kram is dat de punt zich op het omtreksvlak van de draad bevindt. Hierdoor ontstaat de kans, dat bij het insteken van de kram in de kokoslaag de punt de daaronder gelegen laag raakt, bijvoorbeeld van 25 een PVC-buis waaromheen de kokoslaag is aangebracht, en de punt in deze laag vasthaakt, waardoor de benodigde insteekkracht aanzienlijk hoger wordt.

Door het afsnijden ontstaan verder weerhaakjes die in de kokosvezels vasthaken, waardoor eveneens de 30 insteekkracht wordt verhoogd.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding het bovengenoemde nadeel te voorkomen.

101 5Ro o 2

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de punt een ten opzichte van de objectopname naar de verminderd penetreerbare laag toegericht glijvlak vertoont.

5 Hierdoor wordt het mogelijk om de kram onder een zekere hoek met het onderliggende vlak van bijvoorbeeld PVC-pijp in de mospaal te steken. De kram glijdt over het pijpoppervlak met zijn glijvlak zonder dat de punt in dit oppervlak grijpt.

10 Bij voorkeur ligt de punt, in axiale richting gezien, binnen het omtreksvlak van de draad, waardoor de kram gemakkelijk te vervaardigen is omdat rondom een glijvlak aanwezig is.

Bij voorkeur ligt de punt in hoofdzaak op de 15 hartlijn van de draad. Zo wordt een symmetrisch uiteinde verkregen en kan het buigen van de draad onafhankelijk van de oriëntatie van de punt ten opzichte van het omtreksvlak van de draad worden uitgevoerd.

Het uiteinde kan kegelvormig of piramidevormig 20 zijn, afhankelijk van de toegepaste bewerkingsmethode.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de draad U-vormig en lopen beide uiteinden uit in een punt, waarbij elk punt, in axiale richting gezien, binnen het omtreksvlak van de draad ligt. Door deze U-vorm kan het 25 object eenvoudig in de U gevangen worden en zodoende bevestigd worden. Bij voorkeur omvat de draad een aan een plantsteel aangepaste kromming, zodat deze plantsteel niet fijngedrukt wordt.

De uitvinding betreft verder een werkwijze voor 30 het vervaardigen van een inrichting volgens de uitvinding, omvattende de in geschikte volgorde uit te voeren stappen: (a) het afsnijden van een stuk draadeind van een toevoerdraad; 35 (b) het in een geschikte vorm buigen van het draadeind,· en (c) het bewerken van ten minste een uiteinde van het draadeind, zodanig dat de punt een ten opzichte J0 1 Kfip q 3 van de objectopname naar de verminderd penetreerbare laag toegericht glijvlak vertoont.

Reeds bekende krammen worden vervaardigd door het schuin afknippen van een draadeind en het vervolgens 5 buigen van dit draadeind. Door het schuin afknippen ontstaat een punt die in het omtreksvlak van de draad ligt.

Volgens de uitvinding wordt de punt door middel van een bewerking aan het uiteinde van de draad 10 aangebracht. Deze bewerking kan persen, hameren of slijpen zijn. Het voordeel van deze extra bewerking is dat er geen bramen overblijven, die ontstaan door het afknippen van het draadeind. Hierdoor wordt het insteken van de kram in een kokosvezellaag vereenvoudigd, doordat 15 er geen bramen meer aanwezig zijn waarachter kokosvezels kunnen haken en aldus de insteekkracht kunnen verhogen.

Deze en andere kenmerken van de onderhavige uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen: 20 figuur 1 toont een perspectiefaanzicht van een inrichting volgens stand van techniek; figuur 2 toont een vergrootaanzicht van een uiteinde van de inrichting volgens figuur 1/ figuur 3 toont een perspectiefaanzicht van een 25 voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding; figuur 4 toont een vergrootaanzicht van een uiteinde van de inrichting volgens figuur 3; figuur 5 toont een vergrootaanzicht van een uiteinde van een tweede uitvoeringsvorm volgens de 30 uitvinding; figuur 6 toont een inrichting volgens de uitvinding aangebracht op een zogenaamde mospaal;

figuur 7 toont een met figuur 3 overeenkomend aanzicht van andere inrichting volgens de uitvinding; en 35 figuur 8 toont een aanzicht volgens pijl VIII

in figuur 6 van de inrichting uit figuur 7.

In figuur 1 wordt een kram 1 volgens de stand van techniek getoond. Deze kram omvat twee langwerpige 10156,;.,· 4 benen 2 en een verbindingsstuk 3. Dit verbindingsstuk 3 omvat twee plantopnames 18, en een scheiding 19. De langwerpige benen 2 lopen uit tot een punt 4. Deze punt 4 ligt bij een kram 1 volgens de stand van techniek op het 5 omtreksvlak van het langwerpige been 2, waardoor het eenvoudig bij het in bijvoorbeeld een mospaal insteken in een oppervlak kan vasthaken.

Figuur 3 toont een kram 10 volgens de uitvinding. Ook deze kram omvat twee langwerpige benen 11 10 en een verbindingsstuk 3. De uiteinden van de langwerpige benen 11 lopen eveneens uit tot een punt 13, die echter volgens de uitvinding in axiale richting gezien, binnen een omtreksvlak van de langwerpige benen 11 ligt.

Dit kan op eenvoudige wijze verkregen worden 15 door het uiteinde van het langwerpige been 11 kegelvormig uit te voeren (zie figuur 4).

Zoals in figuur 5 getoond kan het uiteinde van het langwerpige been 11 ook piramidevormig zijn.

In figuur 6 is een toepassing getoond van de 20 inrichting 10 volgens de uitvinding. In deze figuur wordt een zogenaamde mospaal 14 getoond die een PVC-pijp 15 omvat, die verminderd penetreerbaar is en een daarop aangebrachte laag kokosvezel 16 die beter penetreerbaar is voor een inrichting 10 volgens de uitvinding. Met deze 25 inrichting 10 kan de steel 17 van een plant aan de mospaal 14 worden bevestigd.

Figuur 7 toont een kram 20 die is voorzien van twee benen 21 en een verbindingsstuk 3 voorzien van door een scheiding 19 gescheiden plantopnames 18. De beide 30 punten 21 zijn voorzien van een glijvlak 22. De beide glijvlakken zijn ten opzichte van de plantopname 18 gericht naar de verminderd penetreerbare laag of PVC-buis 15. Zoals figuur 8 toont, zal bij het opsteken van de kram 20 in de laag kokosvezel 16 bij het treffen van de 35 PVC-pijp 15 een naar beneden toe afglijden over het pijpoppervlak plaatsvinden zonder een daarin haken of vastlopen.

1 Π 1 R£'

Claims (10)

1. Inrichting voor het bevestigen van een object aan een penetreerbare laag, die is aangebracht op een verminderd penetreerbare laag, in het bijzonder een 5 mospaal, welke inrichting een gebogen, van een objectopname voorziene, vormvaste draad omvat, waarvan ten minste één uiteinde tot in een punt uitloopt, met het kenmerk, dat de punt een ten opzichte van de objectopname 10 naar de verminderd penetreerbare laag toegericht glijvlak vertoont.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de punt, in axiale richting gezien, binnen het 15 omtreksvlak van de draad ligt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de punt in hoofdzaak op de hartlijn van de draad ligt.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het uiteinde kegelvormig is.

5. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 25 het uiteinde piramidevormig is.

6. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draad U-vormig is en beide uiteinden in een punt uitlopen, waarbij elke punt, in axiale richting 30 gezien, binnen het omtreksvlak van de draad ligt.

7. Inrichting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de draad ten minste één aan een plantsteel objectopname omvat. 1015623

8. Werkwij ze voor het vervaardigen van een • inrichting volgens conclusie 1-6, omvattende de in geschikte volgorde uit te voeren stappen: (a) het afsnijden van een stuk draadeind van 5 een toevoerdraad; (b) het in een geschikte vorm buigen van het draadeind onder vorming van een objectopname; gekenmerkt door (c) het bewerken van ten minste een uiteinde 10 van het draadeind, zodanig dat de punt een ten opzichte van de objectopname naar verminderd penetreerbare laag toegericht glijvlak vertoont.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, gekenmerkt door 15 het bewerken van ten minste een uiteinde van het draadeind, zodanig dat de punt, in axiale richting gezien, binnen het omtreksvlak van de draad ligt.

10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, gekenmerkt door 20 het uitvoeren van stap (b) door persen, hameren of slijpen. JOl 5623