NL1015253C2 - Inrichting voor de detectie van aanwezigheid van voorwerpen. - Google Patents

Description

* *

INRICHTING VOOR DE DETECTIE VAN AANWEZIGHEID VAN VOORWERPEN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het detecteren van de aanwezigheid van voorwerpen in een ruimte, omvattende: - middelen voor het bepalen van een locatie 5 voor elk van de voorwerpen in de ruimte; en - een bij elke locatie aangebrachte detector voor het detecteren van de aanwezigheid van een voorwerp op de betreffende locatie, waarbij de detector is ingericht om te reageren op de door de zwaartekracht veroor- 10 zaakte verplaatsing van een deel van de detector.

Een dergelijke inrichting is bekend uit EP-A-0 340 420.

Bij deze bekende inrichting worden microschake-laars toegepast.

15 Deze microschakelaars hebben het nadeel dat zij aan slijtage onderhevig zijn, en dat zij gevoelig zijn voor vocht.

De ervaring heeft geleerd dat dergelijke aanwe -zigheidsdetectorschakelingen veelal, doch niet uitslui-20 tend worden toegepast bij de horeca, waarbij zij deel uitmaken van een geïntegreerd afrekenings- en beheersysteem, en waarbij het uitnemen van een voorwerp, bijvoorbeeld een te serveren flesje drank door de aanwezigheids-detector wordt gedetecteerd en aan een registratieinrich-25 ting wordt doorgegeven.

Een dergelijke inrichting moet regelmatig worden gereinigd, waarbij veelal overvloedig water wordt gebruikt, en waardoor vocht de werking van de schakelaar kan beivloeden. Bovendien komt het soms voor dat een fles 30 breekt en dat de detector met vloeistof, in het bijzonder suikerhoudende vloeistof in contact komt, waardoor de detector defect raakt.

101 5253 2 t «

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting, waarbij detectoren worden toegepast, welke minder gevoelig zijn voor water, en welke een langere levensduur hebben.

5 Dit doel wordt bereikt, doordat de detector een magneet en een op een verandering van de door de magneet veroorzaakt magneetveld reagerend element omvat.

Dit is een type detector dat volledig ongevoelig is voor vuil en vocht.

10 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het op het magneetveld reagerende element een Hall-element.

Hall-elementen zijn klein en hebben een laag energieverbruik.

Volgens eèn andere voorkeursuitvoeringsvorm is 15 de magneet op een veer bevestigd, welke door een in de positie geplaatst voorwerp naar beneden wordt gedrukt.

Dit blijkt een aantrekkelijke schakelconfiguratie te zijn.

Bij voorkeur is het Hall-element vast bevestigd 20 op een printplaat, welke zich uitstrekt over alle, in een vlak gelegen detectoren. Dit is een aantrekkelijke manier om aansluitproblemen te voorkomen; de Hall-elementen worden elk op een printplaat geplaatst in een matrixcon-figuratie en door middel van de op de printplaat aanwezi-25 ge bedrading verbonden met een connector of iets derge-lijks.

Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm is boven de printplaat een dekplaat geplaatst, zijn ter plaatse van de posities, waarop de voorwerpen moeten 30 worden geplaatst, uitsparingen in de dekplaat gemaakt, en is in elke uitsparing een van flexibel materiaal vervaardigde kap aangebracht die met de dekplaat is verbonden en die zich over de magneet en de veer uitsteekt. Met deze configuratie wordt een extra bescherming van de schakel-35 elementen verkregen, terwijl dit bovendien tot een bijzonder eenvoudige, bedrijfszekere en goedkope oplossing leidt.

1 01 5253 3 4 * «

Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de magneet in de kap opgenomen. Dit vermijdt de aanwezigheid van verdere constructieve elementen.

Volgens een bijzonder interessante uitvoerings-5 vorm is de veer aan zijn bovenzijde klemmend met de kap verbonden. Ook hiermee worden verdere constructieve elementen vermeden.

Volgens een nieuwe voorkeursuitvoeringsvorm is tussen de printplaat en de kap een dampdichte laag is 10 aangebracht.

Met deze maatregel wordt een extra bescherming tegen vocht verkregen.

Wanneer de dampdichte laag een starre plaat omvat, ontstaat een’ stevige bodem voor de flessen; de 15 bovenste, dunne plaat kan immers gemakkelijk doorbuigen.

Zoals hierboven reeds vermeld is, is de onderhavige inrichting bijzonder van toepassing in de horeca. Het heeft dan ook de voorkeur dat de ruimte wordt gevormd door een afsluitbare, door een sleutel te openen ruimte, 20 dat de voorwerpen door flessen worden gevormd en dat de detectoren met de registratieinrichting zijn verbonden.

Andere aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvormen blijken uit de overige conclusies.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden 25 toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een geopende kast, waarin de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is toegepast; en 30 figuur 2: een opengebroken detailaanzicht van de in figuur 1 afgebeelde inrichting.

In figuur 1 is een kast 1 afgebeeld, waarin twee laden 6 zijn aangebracht. In elk van de laden 6 is een inzetstuk 3 geplaatst. De kast 1 is aan zijn voorzij-35 de afsluitbaar door een niet in de tekening weergegeven deur. Verder wordt de kast bij voorkeur door een koelkast gevormd voor het gekoeld bewaren van de inhoud van de kast.

1 01 5253 4 ‘ *

Elk van de inzetstukken 2,3 wordt gevormd door een metalen plaat 4, welke aan zijn zijden is omgezet, en welke aldus een bak vormt. Bovenop deze bak 4 is een bijvoorbeeld van kunststof of van hout vervaardigde plaat 5 5 aangebracht.

Boven de plaat 5 is een dekplaat 7 aangebracht. De dekplaat 7 is bij voorkeur van metaal vervaardigd, en strekt zich over het gehele oppervlak van de plaat 4 heen uit, waarbij de plaat 7 eveneens aan zijn randen is 10 omgezet, zodat tezamen met de plaat 4 een doos wordt gevormd.

De plaat 7 is voorzien van volgens een matrix gerangschikte openingen 8. In elk van de openingen 8 is een van flexibele kunststof vervaardigd, hoedvormig 15 element 9 aangebracht. Het hoedvormige element 9 is klemmend bevestigd om de randen van de betreffende opening 8 en kan verder door vulcaniseren of lijmen met de plaat 7 zijn verbonden. Dit is echter niet noodzakelijk.

Binnen het hoedvormige element 9 is een spi-20 raalveer 10 aangebracht. Deze spiraalveer 10 rust met zijn onderzijde op de plaat 5, welke van een kleinere opening 6 voorzien is dan de openingen 9 in de plaat 7. Aan zijn bovenzijde is de spiraal 14 door een klemverbin-ding verbonden met het hoedvormige element 9. Verder is 25 in de top van het hoedelement 9 een een holte aaange- bracht welke wordt gevuld door een permanente magneet 11. De spiraalveer van de schroef 14 is zodanig gedimensioneerd, dat, wanneer een voorwerp, bijvoorbeeld een fles 12, op het hoedvormige element 9 wordt geplaatst, de top 30 van het hoedvormige element 9 naar beneden wordt gedrukt. Hierbij beweegt de permanente magneet 11 naar beneden.

Omdat de flessen 12 niet alleen aan hun onderzijde moeten worden ondersteund, doch ook aan hun zijden, is boven de plaat 7 een frame 13 Aangebracht, waarin ter 35 plaatse van elk van de hoedvormige elementen een opening 14 is aangebracht. De openingen 14 vormen aldus de plaatsbepalende middelen voor de flessen.

1 01 5253 5

Voor het detecteren van de aanwezigheid van een fles 12 is een zich over het gehele oppervlak van de lade uitstrekkende printplaat 15 aangebracht. Deze is ter plaatse van elk van de magneten 9 voorzien van een Hall-5 element 16. Op de printplaat 15 zijn printsporen 17 aangebracht voor het verbinden van elk van de Hall-elementen 16 met bijvoorbeeld een niet in de tekening weergegeven connector.

De connector is dan verbonden met een steker, 10 welke op zijn beurt verbonden is met een kabel, welke door de achterzijde van de kast 1 heen met een niet in de tekening weergegeven rekentuig is verbonden.

Zoals in de aanhef reeds gesteld is, vindt een dergelijke inrichting veelal toepassing in de horeca, en 15 wel voor het registreren van het gebruik van consumpties. Om te registreren welke serveerster of kelner de consumptie uit de kast heeft genomen, wordt gebruik gemaakt van een registratieopnemer 18, welke aan de zijde van de kast 1 is aangebracht. De serveerster of kelner brengt zijn 20 identificatie-element 19, bijvoorbeeld een magneetkaart, in de registratieopnemer 18, waardoor bijvoorbeeld de niet in de tekening weergegeven deur van de kast 1 ontsluit. De serveerster of kelner kan vervolgens de gewenste consumptie uitnemen, waarbij hij/zij bovendien op een 25 toetsenbord bijvoorbeeld het tafelnummer kan ingeven van het gezelschap, dat de consumptie heeft besteld. Daarna sluit hij/zij de deur en is het serveren van de consumptie geregistreerd.

Hierbij zal duidelijk zijn dat, wanneer een 30 flessenpositie bezet is door een fles, het gewicht van de fles 12 de permanente magneet 11 naar beneden zal drukken tegen de kracht van de veer 10 in, waardoor de permanente magneet 11 in de nabijheid van het Hall-element 16· wordt gedrongen. Het Hall-element detecteert deze verplaatsing 35 van de permanente magneet; het Hall-element detecteert immers een veel sterker magneetveld, omdat de afstand tot de permanente magneet korter is geworden, hetgeen op op 101 5253 6 . ♦ , * zich bekende wijze wordt geregistreerd door het bij de inrichting behorende rekentuig.

Bij het wegnemen van de fles zal onder de werking van de veer 10 de permanente magneet 11 naar 5 boven bewegen, waardoor het Hall-element 16 een magneetveld met een kleinere grootte zal ondervinden. Ook dit wordt doorgegeven, hetgeen het verwijderen van een consumptie zal registreren.

Het zal duidelijk zijn dat op talloze manieren 10 kan worden afgeweken van de hier getoonde constructie. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de detectoren slechts uit te lezen, wanneer de deur van de kast 1 gesloten is; de laden 2,3 zijn dan volledig ingeschoven en zijn dan bijvoorbeeld door eèn stekkerverbinding galvanisch ver-15 bonden met een in de achterwand opgenomen contrastekker.

Verder is het mogelijk een groter of kleiner aantal laden toe te passen en kan de deur voor het afsluiten van de laden achterwege worden gelaten wanneer de ladenfronten het inwedige van de kast afsluiten en wan-20 neer het slot op de laden werkt.

101 5253

Claims (12)

1. Inrichting voor het detecteren van de aanwezigheid van voorwerpen in een ruimte, omvattende: - middelen voor het bepalen van een locatie voor elk van de voorwerpen in de ruimte; en 5 - een bij elke locatie aangebrachte detector voor het detecteren van de aanwezigheid van een voorwerp op de betreffende locatie, waarbij de detector is ingericht om te reageren op de door de zwaartekracht veroorzaakte verplaatsing van een deel van de detector, 10 met het kenmerk, dat de detector een magneet en een op een verandering van de door de magneet veroorzaakt magneetveld reagerend element omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het op het magneetveld reagerende element 15 een Hall-element is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de magneet op een veer is bevestigd, welke door een in de positie geplaatst voorwerp naar beneden wordt gedrukt.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het Hall-element vast bevestigd is op een printplaat, welke zich uitstrekt over alle in een vlak gelegen detectoren.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het 25 kenmerk, dat boven de printplaat een dekplaat is geplaatst, dat ter plaatse van de posities uitsparingen in de dekplaat zijn gemaakt, en dat in elke uitsparing een van flexibel materiaal vervaardigd kap is aangebracht die met de dekplaat is verbonden en die zich over de magneet 30 en de veer uitstrekt.

6. Inrichting volgens cönclusie 5, met het kenmerk, dat de magneet in de kap is opgenomen.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de veer aan zijn bovenzijde klemmend met de 35 kap is verbonden. 101 52 53 4 ï

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat tussen de printplaat en de kap een dampdichte laag is aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het ken-5 merk, dat de dampdichte laag een starre plaat omvat.

10. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ruimte een afsluitbare, door een sleutel te openen ruimte is, dat de voorwerpen door flessen worden gevormd, en dat de detectoren met 10 een registratieinrichting zijn verbonden.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat in de ruimte tenminste een naar buiten beweegbare lade is aangebracht, en dat de posities op de lade zijn geplaatst·.

12. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de detectoren in de lade zijn opgenomen, en dat de detectoren door middel van een kabel zijn verbonden met de registratieinrichting. 20 » 101 5253