NL1015227C2 - Bovensteunsamenstel en steunorgaan. - Google Patents

Description

Bovensteunsamenstel en steunoreaan.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bovensteunsamenstel voor een houder in een roosterconstructie, omvattende tenminste een stang die zich uitstrekt 5 tussen tegenoverliggende zijden van die roosterconstructie en verbindingsmiddelen voor het verbinden van die stang met die houder, waarbij die houder een afsluiting in het bovenoppervlak daarvan heeft, omvattende een van schroefdraad voorziene hals voor het opnemen van een sluitdop.

Een dergelijk bovensteunsamenstel is algemeen bekend in de stand der techniek. 10 Ondersteuning van het bovendeel van een houder is soms noodzakelijk om vallen van het bovendeel van een dergelijke houder te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens het vullen van een houder met warme inhoud waardoor het materiaal van de houder verzwakt. Dergelijke houders worden gedragen in een roosterconstructie of in een mantelconstructie en een samenstel omvattende een houder en eemdraagconstructie 15 is eveneens bekend als IBC (Intermediate Bulk Container).

Soms is het eveneens gewenst het standaardvolume van een dergelijke IBC te vergroten door het bovenoppervlak van de houder naar boven te brengen. De inhoud van een houder kan bijvoorbeeld van de nominale 1000 liter tot maximaal 1060 liter vergroot worden.

20 Hiertoe is in de stand der techniek voorgesteld de houder of fles van ogen te voorzien. Dergelijke ogen worden tijdens het (blaas) vormen van de houder of fles gevormd. Stangen worden door de ogen ingebracht en bij tegenoverliggende zijden met de draagconstructie van de IBC verbonden.

Een dergelijke constructie komt slechts gedeeltelijk aan de eis tegemoet inzakken 25 van het middendeel van de houder te voorkomen. De ogen kunnen niet in het hart aangebracht worden omdat de afsluiting daar aanwezig is. Het hart nabij de afsluiting is het meest gevoelig voor inzakken. Een verder nadeel is dat nogal wat kunststof materiaal noodzakelijk is om voldoende sterkte van de ogen te waarborgen of er bestaat een aanzienlijk risico dat schade of breuk tijdens ruw hanteren plaats zal vinden.

30 Ongunstige omstandigheden worden eveneens aangetroffen tijdens transportbeweging met volledig geladen houders of flessen.

Verdere voorziening van kunststof materiaal geeft een probleem met een verhoudingsgewijs geringe wanddikte van de bovenzijde van de houder nabij de positie 1015227e 2 van de ogen. Wijzigingen in dikte hebben verzwakking van het bovenoppervlak van de houder tot gevolg.

Een verder nadeel is dat het inbrengen van de stangen verhoudingsgewijs tijdrovend is en nauwkeurig gedaan moet worden. Slechts na het inbrengen door de 5 ogen, kunnen de stangen verbonden worden met de overige delen van de steunconstructie. Het deel van de ogen bovenop de stang is gevoelig voor schade. In principe is dit deel vervaardigd uit een kunststof materiaal dat in hoofdzaak gekozen is om optimale vloeistof dichtheid en andere eigenschappen typisch voor houders te verkrijgen maar niet gericht op sterkte omdat daartoe de steunconstructie aanwezig is.

10 Het is het doel van de uitvinding bovenstaande nadelen van de stand der techniek te overwinnen en in een bovensteun samenstel te voorzien, dat gebruikt kan worden op enige IBC en geen bijzondere maatregelen tijdens produktie van de houder of fles vereist.

Volgens de uitvinding wordt het bovensteun samenstel zoals hierboven 15 beschreven gekenmerkt doordat die verbindingsmiddelen een steunorgaan omvatten dat voorzien is van een opening, waarvan de omtrek ten minste gedeeltelijk overeen komt met de uitwendige omtrek van die houderhals en met middelen voor het aangrijpen van die stang.

Volgens de uitvinding wordt het deel dat het meest gevoelig is voor inzakken, 20 zijnde de hals van de vulopening van de houder, aangegrepen en ondersteund. De van schroefdraad voorziene hals wordt toch al versterkt om een perfecte afsluiting in combinatie met een afsluitdop te verschaffen. Aangrijping kan verwezenlijkt worden met een afzonderlijk steunorgaan, hetgeen betekent dat allerlei soorten flessen ondersteund kunnen worden hetzij tijdens produktie hetzij in een later stadium. De 25 steunstang kan hetzij aangebracht worden na het aanbrengen van het steunorgaan hetzij voor het aanbrengen van het steunorgaan op de van schroefdraad voorziene hals.

Het steunorgaan kan twee steunplaten omvatten die, indien tegen elkaar geplaatst, (een deel van) een cirkelvormige opening begrenzen waartussen de van schroefdraad voorziene hals aangegrepen wordt. Dergelijke steunplaten kunnen met schroeven of op 30 andere wijze met de stangen verbonden worden.

Volgens een verdere voorkeursuitvoering omvat het steunorgaan een enkel element zoals een steunplaat. Bij voorkeur strekt het openingsdeel van een dergelijk steunorgaan zich uit over meer dan de helft van de omtrek van de van schroefdraad „v -¾ - ..

t> U i ...

3 voorzienqhals en omsluit de van schroefdraad voorziene hals bij voorkeur volledig. Aangrijping tussen de van schroefdraad voorziene hals en het deel van het steunorgaan dat de opening aangrijpt kan met elk in de stand der techniek bekend klemmiddel verwezenlijkt worden.

5 De opening wordt echter voorzien van een schroefdraad die overeen komt met het schroefdraad van de van schroefdraad voorziene hals. Gebleken is dat de lengte van de schroefdraad van de hals van een houder of fles voldoende is om een steunorgaan op een dergelijke hals te kunnen plaatsen waarna voldoende lengte overblijft voor het opnieuw verwezenlijken van een dichte afsluiting met de sluitdop. In het algemeen 10 bevindt de afdichting tussen de van schroefdraad voorziene hals en de sluitdop zich bij het vrije einde zich van de van schroefdraad voorziene nek in de sluitdop.

Vanzelfsprekend is het mogelijk de van schroefdraad voorziene hals van een afzonderlijke flens te voorzien om met het steunorgaan samen te werken.

Hoewel aangrijping van een enkele stang mogelijk is, zijn bij voorkeur twee op 15 afstand liggende stangen aanwezig waar tussen de van schroefdraad voorziene hals van de houder aangebracht is.

In veel van de thans gebruikte IBC’s is het hartdeel van de benedensteunconstructie vrij, dat wil zeggen de palletachtige constructie strekt zich niet uit tot aan het hart, waardoor het stapelen van IBC’s mogelijk is met verhoudingsgewijs 20 uitstekende afsluitingen zonder het gevaar dat een dergelijke afsluiting beschadigd wordt.

Een voorbeeld van de uitvinding zal verder verduidelijkt worden verwijzend naar de bijgaande tekeningen, waarin, fig. 1 in perspectief een IBC toont voorzien van een steunplaat volgens de 25 uitvinding; fig. 2 een dwarsdoorsnede volgens II-II in fig. 1 toont; en fïg. 3 een meer gedetailleerd perspectivisch aanzicht van de steunplaat volgens' de uitvinding toont

Een intermediate bulkcontainer is in het geheel in fig. 1 met 1 aangegeven. 30 In het algemeen omvat een dergelijke IBC constructie een constructie 2 met metallisch rooster dat vervaardigd is uit horizontale en verticale buizen. Verbinding van de verticale buizen kan met enige in de stand der techniek bekende wijze verwezenlijkt worden zoals lassen.

• ' -Λ * ... _ 4

De in fig.l getoonde IBC omvat geen bijzondere benedenpallet. Een horizontale benedenhuis 5 is aanwezig die met de verticale buizen verbonden is en verbonden is . met voet 6. ^...

Een klepverbinding 9 is aanwezig in het benedendeel om de fles 17 van zijn 5 inhoud te ontdoen door het koppelen van een klep. In het algemeen zal fles 17 vervaardigd worden door blaasvormen uit een vormling, waarbij het deel nabij klep 9 en nabij vulopening 10 een grotere wanddikte heeft.

Stangen 8 strekken zich uit over het bovenoppervlak van fles 17 en zijn verbonden met de steunconstructie. Deze constructie kan verwezenlijkt worden door 10 lassen maar zal in het algemeen verwijderbaar zijn om scheiding van de fles 17 en roosterconstructie 2 mogelijk te maken.

Uit flg. 1 blijkt dat een steunplaat 13 aanwezig is, die enerzijds aangrijpt op de van schroefdraad voorziene hals 11 en anderzijds op de stangen 8. Verdere details van deze constructie zijn in fig. 2 getoond, welke een dwarsdoorsnede is volgens de lijn II-15 II in fig. 1.

Steunplaat 2 kan vervaardigd worden uit enig materiaal maar wordt bij voorkeur vervaardigd door vormen en meer in het bijzonder uit een kunststofmateriaal. Nabij de uiteinden daarvan is de steunplaat 13 voorzien van uitsparingen om op stangen 8 te rusten. De wanddikte bij de uitsparingen 14 (fig. 3) is voldoende om de belasting 20 waaraan de steunplaat 13 onderworpen wordt over te brengen. In het hart is steunplaat 13 voorzien van schroefdraad 19 zoals uit fig. 3 duidelijk is. Een opening 18 is begrensd binnen schroefdraad 19. Schroefdraad 19 komt overeen met het schroefdraad van de van schroefdraad voorziene hals 11. Dit betekent dat steunplaat 13 op de van schroefdraad voorziene hals 11 geschroefd kan worden.

25 Openingen 16 zijn aanwezig voor de afvoer van (regen) water terwijl versterkingsribben 20 aanwezig zijn om de weerstand tegen verbuiging van steunplaat 13 te vergroten.

Na het plaatsen van de steunplaat 13 in de positie zoals afgebeeld in fig. 2 is het nog steeds mogelijk om dop 12 te plaatsen en in voldoende afdichting via afdichtring 30 15 te voorzien zonder dat het benedeneinde van dop 12 in aanraking komt met het bovendeel van steunplaat 13.

Hoewel hierboven een voorkeursuitvoering beschreven is, zullen alternatieve uitvoeringen dadelijk duidelijk zijn voor degene bekwaam in de stand der techniek na 101 5227* 5 het lezen #an het bovenstaande. Het is bijvoorbeeld mogelijk uitsparingen 14 te vervangen door een halfbuisvormige gedaante voor het ontvangen van stangen 8. -

Stangen 8 kunnen elke van de cirkelvormige gedaante afwijkende vorm hebben. Van*, schroefdraad voorziene hals 11 kan voorzien worden van een flens waaronder 5 steunorgaan 13 aangrijpt Opening 18 is in dit voorbeeld alzijdig begrensd door steunplaat 13 maar dit is niet noodzakelijk. Het is mogelijk steunplaat 18 in te brengen door onder het schroefdraad of een flens van schroefdraad voorziene hals 11 te schuiven.

Deze en verdere alternatieven liggen binnen het bereik van de bijgaande 10 conclusies.

y '«- ί v , .......

Claims (13)

1. Bovensteunsamenstel voor een houder (17) in een roosterconstructie (2) omvattende tenminste een stang (8) die zich uitstrekt tussen 5 tegenoverliggende zijden van die roosterconstructie en verbindingsmiddelen voor het verbinden van die stang aan die houder, welke houder een afsluiting in het bovenoppervlak heeft, omvattende een van schroefdraad voorziene hals (11) voor het ontvangen van een afdichtdop (12), met het kenmerk, dat die verbindingsmiddelen een steunorgaan (13) omvatten voorzien van een 10 opening (18) waarvan de omtrek ten minste gedeeltelijk overeenkomt met de buitenomtrek van die houderhals en met middelen voor het aangrijpen van die stang.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij die opening een half cirkelvormige uitsparing omvat en die middelen voor het aangrijpen van die stang 15 bevestigingsmiddelen omvatten voor het bevestigen van die steunplaat aan die stang.

3. Samenstel volgens conclusie 2, omvattende een paar steunplaten die een cirkelvormige opening begrenzen indien deze tegen elkaar geplaatst worden.

4. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die opening 20 meer dan de helft van een cirkel omvat.

5. Samenstel volgens conclusie 4, waarbij die opening alzijdig door dat steunorgaan begrensd wordt.

6. Samenstel volgens conclusie 4 of 5, waarbij die opening voorzien is van een schroefdraad (19) overeenkomend met het schroefdraad van die hals (11).

7. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die middelen voor het aangrijpen van die stang een stangvormige opname (14) omvat.

8. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende twee op afstand liggende stangen (8) waartussen de hals (11) van de houder ligt.

9. Steunorgaan te gebruiken in een houdersamenstel, omvattende een kunststof 30 houder met een van schroefdraad voorziene hals, een steunconstructie voor die houder en ten minste een stang die zich uitstrekt tussen twee tegenover liggende bovenzijden van die steunconstructie langs het oppervlak van die Jiouder, waarbij dat steunorgaan aangebracht is voor het aangrijpen van die van schroefdraad voorziene hals en die tenminste ene stang.

10. Steunorgaan volgens conclusie 9, met twee stangen die zich uitstrekken over het bovenoppervlak van die houder, waarbij de steunplaat ingericht is om 5 beide stangen aan te grijpen.

11. Steunorgaan volgens conclusie 9 of 10, voorzien van versterkingsribben (20) en afvoergaten (16).

12. Steunorgaan volgens een van de conclusies 9-11, voorzien van een (gedeeltelijk) cirkelvormige openingen voor het aangrijpen van die van 10 schroefdraad voorziene hals.

13. Steunorgaan volgens een van de conclusies 9-13, omvattende een steunplaat. 1 Π Λ 7 o ‘7- (-