NL1014815C2

NL1014815C2 - Aanhangwagenkoppeling met wrijvingsdemper.

Info

Publication number: NL1014815C2
Application number: NL1014815A
Authority: NL
Inventors: Teun Johan Hugo Leende Sanders
Original assignee: Leendert Teun Johan Hugo Sand
Priority date: 2000-03-31
Filing date: 2000-03-31
Publication date: 2001-10-02
Also published as: DE60105474D1; DE60105474T2; EP1138529A1; EP1138529B1

Description

' r

AANHANGWAGENKOPPELING MET WRIJVINGSDEMPER

De uitvinding heeft betrekking op een aanhangwagenkoppeling voor koppeling met een trekkogel welke omvat een koppelinghuis en in het huis aangebrachte eerste en tweede koppelorganen. Deze koppelorganen zijn 5 voorzien van naar elkaar toegekeerde holle wrijvings-koppelingsvlakken, waarbij tenminste één van de koppelorganen in het huis verschuifbaar is gemonteerd tussen een open stand op een afstand van het andere koppelorgaan en een gesloten stand daar dichterbij. In de 10 open stand kan tussen de holle wrijvings- koppelingsvlakken een trekkogel worden opgenomen, die vast omklemd wordt in de gesloten stand.

Aanhangwagenkoppelingen met een verschuifbaar koppelorgaan zijn op zichzelf bekend. Als voordeel van 15 dergelijke koppelingen kan genoemd worden dat deze compact en dus met een relatief laag gewicht gebouwd kunnen worden. Een bezwaar is dat een overbrenging van een bedieningshandgreep op het verschuifbare koppelorgaan over het algemeen lastig is te verwezenlijken. In het 20 bijzonder bij een uitvoering met wrijvingsdemper, waarbij de wrijvings-koppelingsvlakken met ee±i bepaalde voorbelasting op de trekkogel aangedrukt moeten worden, is een geschikte constructie lastig.

De uitvinding beoogt dan ook een 25 aanhangwagenkoppeling van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen die het voordeel heeft van een veilige, compacte, lichte bouw, welke bovendien gebruiksvriendelijk is.

Dit doel wordt bij de aanhangwagenkoppeling zoals 30 gekenmerkt in conclusie 1 bereikt.

Bij de koppeling volgens de uitvinding wordt de aandrijving van het beweegbare koppelorgaan, dat wil zeggen de beweging daarvan van de open naar de gesloten stand, hoofdzakelijk door de hefboom gerealiseerd. Bij 35 het op de trekkogel plaatsen van de koppeling in geopende . f 2 stand, komt de kogel in contact met het eerste deel van de hefboom en, bij het verder neerlaten van de koppeling op de trekkogel, zal dit eerste deel van de hefboom ten opzichte van het koppelinghuis omhoog bewegen en daarbij 5 zal het tweede deel van de hefboom het verschuifbare koppelingsdeel van de open in de gesloten stand bewegen. Vervolgens behoeft nog slechts het verschuifbare koppelorgaan geblokkeerd te worden. Voor een blokkering is slechts een geringe verplaatsing voldoende, zodat de 10 bediening van de koppeling volgens de uitvinding eenvoudig is. De hefboom zorgt er tevens voor dat de koppeling in gesloten toestand zelfsluitend blijft en tevens geblokkeerd wordt.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 15 toegepast. Het nokorgaan wordt voor het blokkeren in de blokkeringsstand gezwenkt, waarna het verschuifbare koppelorgaan niet meer verplaatsbaar is.

Op geschikte wijze wordt daarbij de maatregel van conclusie 3 toegepast. Een reactiekracht van het 20 verschuifbare koppelorgaan op het nokorgaan kan hierdoor niet leiden tot het deblokkeren van het nokorgaan.

Volgens een gunstige verdere ontwikkeling wordt de maatregel van conclusie 4 toegepast. Op deze wijze kan een grote overbrengingsverhouding van de 25 bedieningshefboom op het nokorgaan worden gerealiseerd doordat met weinig kracht het verschuifbare koppelorgaan in een gesloten stand kan worden geblokkeerd, waarbij een goede aandrukkracht van de holle wrijvingsvlakken op de trekkogel wordt gerealiseerd, om een goede demping van 30 eventuele slingerbewegingen van de aanhangwagen te bereiken.

Volgens een zeer geschikte uitvoering wordt de nokarm elastisch buigbaar uitgevoerd. De nokarm functioneert dan als verend element, dat de doorgedrukte 35 stand van het kniehefboommechanisme op geschikte wijze mogelijk maakt en daarbij voor het vasthouden van deze doorgedrukte stand van het kniehefboommechanisme zorgt.

3

Bij voorkeur wordt daarbij de maatregel van conclusie 6 toegepast. Een bladveer kan eenvoudig de voor de specifieke toepassing gewenste elastische eigenschappen worden gegeven.

5 Volgens een verdere gunstige uitvoering wordt de constructie van conclusie 7 daarbij toegepast. De montage van de bladveer kan eenvoudig geschieden door het omgezette einddeel van de bladveer in de uitsparing van het nokorgaan te steken en vervolgens het nokorgaan op 10 zijn plaats te monteren door het aanbrengen van de scharnieras. Daarbij is tegelijkertijd de bladveer vast met het nokorgaan verbonden.

Om een lange levensduur van de aanhangwagenkoppeling volgens de uitvinding te bereiken 15 en daarbij een gunstig laag gewicht te realiseren, wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 8 toegepast.

Door toepassing van de maatregel van conclusie 9 kan de gebruiker visueel controleren of de trekkogel op de juiste wijze in de koppeling is opgenomen.

20 Voor diefstalbeveiliging wordt op gunstige wijze de maatregel van conclusie 8 toegepast. De grendelmiddelen voorkomen dat de blokkeringsmiddelen op ongewenste wijze worden geactiveerd voor het losnemen van de koppeling.

25 Een zeer geschikte uitvoeringsvorm van de grendelmiddelen is gekenmerkt in conclusie 10. Goed gekeurde gestandaardiseerde profieleilinders zijn tegen relatief geringe kosten verkrijgbaar. Door een dergelijke profielcilinder in de koppeling volgens de uitvinding op 30 te nemen kan dus voor geringe kosten een vergrendelbare koppeling worden gerealiseerd die wat braakveiligheid betreft aan door verzekeringsmaatschappijen te stellen eisen zou kunnen voldoen.

Doordat bovendien de grendelwerking wordt 35 gerealiseerd zonder extra bewegende middelen, wordt een zeer efficiënte uitvoering van deze grendelmiddelen verkregen.

v ly ΐ '-V ¢,: ’ * Vit* « « 4

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een 5 uitvoeringsvorm van de aanhangwagenkoppeling volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont de koppeling van figuur 1 in gedeeltelijk doorgesneden perspectivisch aanzicht in de open stand, en 10 Figuur 3 toont in een met figuur 2 overeenkomend aanzicht de koppeling van figuur 1 in de gesloten stand.

Figuur 4 toont een langsdoorsnede van een koppeling volgens de uitvinding in een andere uitvoeringsvorm.

15 De in figuur 1 getoonde aanhangwagenkoppeling 1 is op gebruikelijke wijze aangebracht op de dissel 4 van een aanhangwagen. Door middel van de aanhangwagenkoppeling 1 wordt de aanhangwagen gekoppeld met een trekkogel 3, waarvan het kogelvormige uiteinde in de koppeling is 2 0 opgenomen.

De koppeling 1 omvat een huis 2 waarin een eerste koppelorgaan 5 en een tweede koppelorgaan 6 zijn opgenomen. Het eerste koppelorgaan 5 is met behulp van een schroef 13 instelbaar, doch niet draaibaar aan het 25 huis 2 gemonteerd.

Het tweede koppelorgaan 6 is verschuifbaar in het huis 2 opgenomen. Het kan verschuiven tussen de in figuur 2 getoonde open stand en de in figuur 3 getoonde gesloten stand.

30 De koppelorganen 5, 6 zijn aan hun naar elkaar toegekeerde vlakken voorzien van holle koppelingsvlakken, met een kromtestraal die overeenkomt met die van het kogelvormige uiteinde van de trekkogel 3. In de in figuur 3 getoonde gesloten stand kunnen de koppelorganen 5, 6 35 dan ook tussen zich in dit kogelvormige uiteinde van de trekkogel 3 tussen zich in opnemen.

Bij de hier getoonde uitvoeringsvorm zijn de koppelingsvlakken voorzien van een wrijvingsbekleding en I r 5 wordt het eerste koppelorgaan 5 door middel van de instelschroef 13 zodanig ingesteld, dat in de gesloten stand van figuur 3 de koppelorganen met kracht tegen de kogel aangedrukt worden, zodat bij een relatieve beweging 5 van de koppeling 1 en de trekkogel 3 een wrijvingskracht overwonnen moet worden. Deze wrijvingskracht heeft een dempende werking, waardoor slingerneigingen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkende voertuig effectief worden gedempt.

10 In het huis 2 van de koppeling is een hefboom 8 gemonteerd die zwenkbaar is om een as 12, en een eerste deel 9 omvat dat in de open stand uitsteekt tussen de koppelorganen en van een tweede deel 10 in aangrijping is in een uitsparing 11 van het verschuifbare koppelorgaan 15 6. Uit een vergelijking van figuur 2 en figuur 3 zal duidelijk zijn, dat wanneer de koppeling 1 op de trekkogel 3 wordt geplaatst, het eerste deel 8 van de hefboom 9 eerst in contact komt met de bovenkant van de trekkogel 3. Bij een verder gaande neerwaartse beweging 20 van de koppeling zal de hefboom 8 om de as 12 zwenken, waarbij het tweede deel 10 van de hefboom 8 in de figuren gezien naar links beweegt. Door deze naar links gerichte beweging van het tweede deel 8 wordt het verschuifbare koppelorgaan 6 in de richting naar het eerste 25 koppelorgaan 5 toe verplaatst, zodanig dat de koppelorganen 5, 6 aan weerszijden tegen de trekkogel 3 aan komen te liggen.

Op het eerste deel 9 van de hefboom 8 is een positie-indicatie-orgaan 22 aangebracht, dat in de 30 gesloten stand van de koppeling, zoals weergegeven in figuur 3, zichtbaar is door een opening 23 in het huis 2. Aldus wordt voor de gebruiker een duidelijke indicatie verschaft dat de koppelingskogel 3 op de juiste hoogte opgenomen is in de koppeling 1.

35 Door de werking van de hefboom 8 wordt dus bij het plaatsen van de koppeling op de kogel 3 het verschuifbare koppelorgaan 6 reeds in de juiste stand bewogen. Deze stand behoeft slechts nog gefixeerd te worden en 6 eventueel dient het verschuifbare orgaan nog enigszins tegen de kogel aangedrukt te worden om de gewenste dempingswrijvingskracht op te kunnen wekken. Deze fixering en het eventueel aandrukken geschiedt met behulp 5 van blokkeringsmiddelen 15 die bij deze uitvoeringsvorm een nokorgaan 16 omvatten dat zwenkbaar is om een zwenkas 17. In het verschuifbare koppelorgaan 6 is een uitsparing 18 gevormd waarin het nokorgaan 16 is opgenomen. Zoals in de figuren te zien is, is de vorm van de uitsparing 18 10 zodanig dat, wanneer het nokorgaan 16 naar rechts gezwenkt is, het verschuifbare koppelorgaan 6 vrij naar rechts kan bewegen. In de naar links bewogen stand van het koppelorgaan 6 kan nu het nokorgaan 16 neer gezwenkt worden waarbij een contactvlak 21 van het nokorgaan aan 15 komt te liggen tegen een samenwerkend contactvlak 19 van het verschuifbare koppelorgaan 6. Het eventueel aandrukken van het verschuifbare koppelorgaan 6 kan door een geschikte vormgeving van de contactvlakken worden verwezenlijkt.

20 Bij de hier getekende uitvoeringsvorm is het verschuifbare koppelorgaan 6 vervaardigd van een lichtmetaal gietstuk en is in het contactvlak 19 een slijtvast inzetstuk 20 opgenomen, zodat de onderlinge wrijving die bij het in de gesloten stand van figuur 3 25 zwenken van het nokorgaan optreedt, niet tot beschadiging van het contactvlak 19 van het koppelorgaan 6 kan leiden.

Bij de hier getekende uitvoeringsvorm is het contactvlak 19 evenwijdig aan de zwenkas 17 uitgevoerd, zodat een achterwaarts gerichte kracht op het 30 koppelorgaan 6 niet kan leiden tot een reactiekracht op het nokorgaan dat dit omhoog zou doen zwenken.

Het nokorgaan 16 is verbonden met een dwars op de zwenkas 17 uitstekende nokarm 30. Met behulp van deze nokarm 30 kan het nokorgaan gezwenkt worden tussen de in 35 figuur 2 getoonde stand en de in figuur 3 getoonde blokkeringsstand. Voor het doen zwenken van de nokarm 30, is een kniehefboommechanisme 25 aangebracht, waarvan een bedieningshandgreep 26 een belangrijk deel uitmaakt. De » 7 nokarm 30 is aan het einde van de bedieningshandgreep 26 door middel van een scharnier 29 daarmee verbonden. De bedieningshandgreep 26 is verder door middel van een verbindingsarm 27 scharnierend met een scharnieras 28 met 5 het huis 2 verbonden.

Met de vergelijking van de figuren 2 en 3 zal het duidelijk zijn dat bij het neerzwenken van de bedieningshefboom 25 het scharnierpunt 29 van de handgreep 26 naar voren zal bewegen, waardoor het 10 nokorgaan 16 met behulp van de nokarm 30 in de blokkeringsstand wordt gezwenkt. De plaatsing van de scharnierassen van de verbindingsarm 27 is zodanig dat de handgreep verder doorgedrukt kan worden dan de positie waarin deze scharnierassen en de scharnieras 29 op een 15 lijn liggen, zodat het kniehefboommechanisme 25 in de stand van figuur 3 wordt geblokkeerd.

Volgens een fraai aspect van de onderhavige constructie is de nokarm 30 elastisch buigbaar zodat deze een veerwerking verschaft, waardoor de kniehefboom 25 in 20 de in figuur 3 getoonde stand wordt gehouden en tegelijkertijd het nokorgaan 16 betrouwbaar in de in figuur 3 getoonde blokkeringsstand wordt vastgehouden.

De in figuur 4 getoonde aanhangwagenkoppeling 40 komt voor een belangrijk deel overeen met de 25 aanhangwagenkoppeling 1 zoals getoond in de figuren 1-3. Overeenkomstige onderdelen zijn dan ook met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid en een afzonderlijke beschrijving hiervan is achterwege gelaten.

Bij de aanhangwagenkoppeling 40 wordt de verende 30 arm die de verbinding vormt tussen het kniehefboommechanisme 25 en het nokorgaan 41 gevormd door een bladveer 42. Deze bladveer heeft een omgezet einddeel 43 dat in een passende uitsparing in het nokorgaan 41 is opgenomen. Zoals de figuur toont wordt de bladveer 42 in 35 het nokorgaan 41 opgesloten door middel van de scharnieras 17, die bij het monteren van het nokorgaan 41 door het huis en het nokorgaan wordt geschoven en vastgezet.

8

Het boveneinde van de verende arm 42 heeft een cirkelvormig omgezet einddeel 44 waar door heen de scharnierpen 29 is gestoken.

Ter verdere vergroting van de veiligheid van de 5 aanhangwagenkoppeling volgens de uitvinding is een borgpen 37 toegepast. Deze is met behulp van een houder 39 in het huis 2 geschroefd. De pen 37 is in de figuur gezien in de richting omhoog verend belast en steekt met zijn boveneinde uit in een boring 38, die op een lijn 10 ligt met de pen 37, wanneer het verschuifbare koppelorgaan 6 in de in figuur 4 getoonde gesloten stand verkeerd. De koppeling kan worden los genomen door, nadat het slot 35 in de geopende stand is geplaatst, de pen 37 naar beneden te trekken, waarna door bediening van de 15 kniehefboom 25 het schuifstuk 6 naar achteren kan worden geschoven.

Bij het in de gesloten stand schuiven van het schuifstuk 6, ten gevolge van de eerder beschreven werking van de hefboom 8, en het daarop volgend 20 aandrukken van het nokorgaan 41 met behulp van het kniehefboommechanisme 25, valt de grendelpen 37 automatisch in de boring 38.

Hoewel hier de grendelpen 37 getekend is aan de onderkant van de koppeling, zal het duidelijk zijn dat 25 deze even goed aan de zijkant kan worden aangebracht.

Zoals de figuren verder tonen is in de koppeling 1 een grendelsysteem aangebracht, waarmee de koppeling als het ware op slot gezet kan worden. Dit grendelsysteem omvat een op zichzelf bekende profielcilinder 35 die op 30 gebruikelijke wijze voorzien is van een nok 36 waarmee, in een gebruikelijke toepassing, een schoot van een slot wordt bediend. Bij de hier toegepaste profielcilinder is een vaste positie van het verdraaibare deel waarmee de nok 36 is verbonden, dat wil zeggen een positie waarin 35 een bijbehorende sleutel uit genomen kan worden, er een waarbij de nok 36 in de richting naar het verschuifbare koppelorgaan 6 uitsteekt. De profielcilinder 35 is zodanig in het huis 2 opgenomen dat in deze toestand met i -· s *4 Ci i 0 ^ 9 uitstekende nok 36 deze nok nagenoeg aanligt tegen de achterzijde van het verschuifbare koppelorgaan 6, zodat het een terugbeweging daarvan verhindert, zodat het koppelorgaan 6 niet voldoende naar rechts bewogen kan 5 worden om het bolvormige deel van de trekkogel 3 vrij te laten.

In de in figuur 2 getoonde situatie is het nokorgaan 36 met behulp van een sleutel weggedraaid, waardoor het koppelorgaan 6 vrij naar achteren verplaatst 10 kan worden.

De hier getoonde uitvoeringsvorm van de koppeling volgens de uitvinding heeft een huis 2 dat uitgevoerd is als gietstuk. Het is echter goed mogelijk om de koppeling uit te voeren met een huis dat als persstuk van, bij 15 voorkeur niet roestend, plaatstaal wordt vervaardigd.

Mede door toepassing van lichtmetalen delen kan de koppeling volgens de uitvinding derhalve met een laag gewicht worden uitgevoerd. Doordat de koppeling bovendien uit slechts weinig delen bestaat, kan deze voor een 20 gunstige kostprijs worden vervaardigd.

Claims

1. Aanhangwagenkoppeling voor koppeling met een trekkogel omvattende een koppelinghuis, in het huis aangebrachte eerste en tweede koppelorganen, die naar elkaar toegekeerde, holle wrijvings-koppelingsvlakken 5 omvatten, waarbij ten minste één van de koppelorganen in het huis verschuifbaar is gemonteerd tussen een open stand op een afstand van het andere koppelorgaan en een gesloten stand daar dichterbij, een zwenkbaar aan het huis gemonteerde hefboom waarvan een eerste deel 10 beweegbaar is tussen een eerste stand waarin dit tussen de koppelorganen uitsteekt en een tweede stand meer naar buiten en waarvan een tweede deel zodanig met het verschuifbare koppelingdeel is verbonden dat bij de beweging van het eerste deel van de eerste naar de tweede 15 stand, het tweede deel het verschuifbare koppelingdeel verplaatst van de open naar de gesloten stand en verder omvattende blokkeringsmiddelen voor het in de gesloten stand blokkeren van het verschuifbare koppelorgaan.

2. Aanhangwagenkoppeling volgens conclusie 1, 20 waarbij de blokkeringsmiddelen een om een zwenkas zwenkbaar nokorgaan omvatten dat in een blokkeringsstand met een contactvlak aanligt tegen een samenwerkend vlak van het verschuifbare koppelorgaan.

3. Aanhangwagenkoppeling volgens conclusie 2, 25 waarbij het contactvlak zich in hoofdzaak evenwijdig aan de zwenkas uitstrekt.

4. Aanhangwagenkoppeling volgens één van de conclusies 2-3, waarbij met het nokorgaan een dwars op de zwenkas uitstekende nokarm verbonden is, waarvan een 30 uitstekend einde scharnierend gekoppeld is met een bedieningshefboom die door een verbindingsarm scharnierend met het huis is verbonden en waarbij de bedieningshefboom en de verbindingsarm een in de blokkeringsstand van het nokorgaan geblokkeerd 35 kniehefboommechanisme vormen.

5. Aanhangwagenkoppeling volgens conclusie 4, waarbij de nokarm elastisch buigbaar is.

6. Aanhangwagenkoppeling volgens conclusie 5, waarbij de nokarm een bladveer omvat.

7. Aanhangwagenkoppeling volgens conclusie 6, waarbij het met het nokorgaan verbonden einde van de bladveer een omgezet einddeel omvat, dat opgenomen is in een uitsparing van het nokorgaan en dat daarin is opgesloten door een zich door het nokorgaan uitstrekkende 10 scharnieras.

8. Aanhangwagenkoppeling volgens één van de conclusies 2-7, waarbij het verschuifbare koppelorgaan vervaardigd is van een lichtmetaallegering en het met het contactvlak van het nokorgaan samenwerkende vlak een 15 slijtvast inzetstuk omvat.

9. Aanhangwagenkoppeling volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de hefboom een standindicatieorgaan omvat, dat in de tweede stand zichtbaar is door een opening in het huis.

10. Aanhangwagenkoppeling volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de blokkeringsmiddelen grendelmiddelen omvatten voor het onbeweegbaar vergrendelen van het verschuifbare koppelorgaan in de gesloten stand.

11. Aanhangwagenkoppeling volgens conclusie 10, waarbij de grendelmiddelen een gestandaardiseerde profielcilinder omvatten, welke een schootbedieningsnok heeft die in een werkzame stand zijdelings van de profielcilinder uitsteekt, waarbij de profielcilinder aan 30 het huis is gemonteerd aan de van het eerste koppelorgaan afgekeerde zijde van het verschuifbare tweede koppelorgaan, zodanig dat de schootbedieningsnok in zijn werkzame stand en in de gesloten stand van het verschuifbare koppelorgaan ten minste nagenoeg tegen het 35 koppelorgaan aanligt.