NL1014179C2 - Atmosferische roterende toevoerinrichting en afvoercarrouselklep en werkwijze. - Google Patents

Description

*

Nr. 1014179

ATMOSFERISCHE ROTERENDE TOEVOERINRICHTING EN AFVOERCARROU-SELKLEP EN WERKWIJZE

Technisch gebied

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op roterende steriliserende vaten en overbrengkleppen daar-5 voor en, meer in het bijzonder, op een atmosferische roterende toevoer- en afvoerklep voor leveren en ontvangen van houders in en uit een atmosferische roterende sterilisator.

10 Stand der techniek

Atmosferische roterende sterilisatoren worden gebruikt om houders van voedselproducten te steriliseren die een hoog zuurgehalte hebben, terwijl druksterilisato-15 ren gebruikt worden voor voedselproducten met een laag zuurgehalte, welke meer verhitting vereisen om grondige sterilisatie van het voedsel te bereiken. Atmosferische sterilisatie is gunstig ten opzichte van druksterilisatie vanuit een installatiestandpunt omdat atmosferische druk-20 niveaus in hoge mate het installatieontwerp- en bedrijf vereenvoudigen. Bij druksterilisatoren worden drukniveaus tot 3,1 bar (45 psi) en meer gebruikt om voedselhouders te steriliseren, wat vereist dat overbrengkleppen afgedicht worden om de hoge drukniveaus binnen de sterilisatorvaten 1014179 2 te handhaven. Af gedichte overbrengkleppen vereisen grotere vermogenstoevoer om te werken, wat daarmee verbonden aandrijfsystemen ingewikkelder maakt. Feitelijk kunnen onder druk gebrachte overbrengkleppen tot 80% van het 5 benodigde vermogen van een roterend sterilisatorsysteem verbruiken. De hoge vermogenstoevoer naar overbrengkleppen vereisen een complexe koppeling en precieze kleppositione-ring om de overbrengkleppen te roteren, wat ontwerp van de aandrijfsysteemmachines ingewikkelder maakt en zijn kosten 10 aanzienlijk verhoogt. Ingewikkelde koppeling beperkt ook de mogelijkheid van een sterilisator om houders van verschillende maat te hanteren ten gevolge van de specifieke tijdstipregelende vereisten van houders met verschillende maten.

15 Een nadeel van atmosferische roterende sterili satoren is de bovenste temperatuurbegrenzing van deze inrichtingen. Een atmosferische roterende sterilisator is typisch beperkt tot verwerkingstemperaturen van 97 tot 99°C (206-210°F), afhankelijk van de hoogte. Druksterili- 20 satoren kunnen natuurlijk aanmerkelijk hogere temperaturen bereiken en vereisen derhalve kortere verwerkingstijden.

Een roterende sterilisator, atmosferisch of onder druk, werkt in het algemeen als volgt. Gevulde houders komen op een verwerkende lijn door middel van een 25 toevoerinrichting, welke de blikken synchroniseert met de rest van de lijn. De houders worden overgebracht van de toevoerinrichting naar een roterende klep op het steriliserende vat, wat, in het geval van een druksterilisator, ontworpen is om ontsnappen van stoom van de omhulling van 3 0 het vat te voorkomen, binnen de omhulling van het vat worden de houders getransporteerd door een schroef- en spoelmechanisme. De spoel roteert en duwt de houders langs de spiraal. De houders worden dan door de spoel uitgeworpen naar een roterende afvoerklep en in het volgende 35 steriliserende vat of koelvat, al naar gelang wat het geval is.

In het sterilisatorvat worden houders verhit 10141?3 3 door stoom uit een gat in de bodem van het vat. Uniforme verdeling van stoom is verzekerd door een stoomtoevoerver-deelsysteem dat het gat langs de gehele lengte van het vat voedt. Ontluchtingen zijn met regelmatige intervallen 5 geplaatst langs de bovenzijde van het vat en in de ove-rbrengkleppen van druksterilisatoren. Zo een continue verwijdering van lucht verzekert uniforme regeling van temperatuur, zoals vereist door veiligheidsregels.

De rotor in elke overbrengklep is geconstrueerd 10 met op dezelfde onderlinge afstand gelegen tanden langs de rand van de klep. Elk vak is ontworpen om één blik vast te houden en is mechanisch getimed met het station op de spoel. Aan de afvoerzijde stoot een stervormig wiel aangebracht in de spoel voorzichtig de houders uit in de af-15 voerklep voor verwijdering uit het vat.

Atmosferische roterende sterilisatoren voeren typisch houders direct toe aan de spoel van de sterilisator in het vat. De houders worden gevoed door een vrij rollende toevoer of een toevoergoot door een inlaatopening 2 0 in de omhulling van het vat. Ten gevolge van lage stoomdrukken in het vat en ook ten gevolge van de maat van de opening in verhouding tot de maat van de blikken, ontsnapt een minimale hoeveelheid stoom en lucht door de inlaatopening.

25 De onderhavige uitvinding verschaft een lage druksterilisator en een overbrengklepmechanisme die de voordelen heeft van zowel atmosferische- als druksterilisatoren.

30 Beschrijving van de uitvinding

De uitvinding verschaft een roterend overbreng-klepsamenstel, welke overbrengklep geschikt is voor gebruik met een stoomsterilisatorvat met daarin een roteren-35 de spoel en tenminste één opening in het vat voor beweging van houders tussen de roterende spoel en de roterende overbrengklep, welke roterende overbrengklep gevormd is om 1 0 1 4 i 1 4 gepositioneerd te worden nabij de opening in het sterili-satorvat en een meervoud van radiaal naar buiten gerichte vakken omvat voor het ontvangen van houders en voor het overbrengen van de houders tussen de roterende spoel en de 5 roterende overbrengklep door de opening wanneer zowel de roterende overbrengklep als de roterende spoel geroteerd worden, waarbij de naar buiten gerichte vakken van de roterende overbrengklep blootgesteld zijn aan de atmosfeer gedurende een gedeelte van hun rotatie, en dat een boog-10 vormig overbrengklepzadel aanwezig is dat gevormd is om zich uit te strekken van tegenoverliggende zijden van de opening, om een gedeelte van de omtrek van de roterende overbrengklep en gepositioneerd is zodat de vakken in aangrijping zijn met het zadel gedurende de roterende 15 beweging over de opening op een manier die toestaat dat stoom in het stoomsterilisatorvat uit de opening ontsnapt doch een voldoende afdichting creëert om de druk binnen het stoomsterilisatorvat te verhogen met tenminste 70 mbar (1 psi) ten opzichte van de atmosferische druk, waarbij de 20 vakken geschikt zijn voor opname of afgifte van de houders in en uit de roterende overbrengklep over een gedeelte van de verplaatsing van de roterende overbrengklep, wanneer de vakken niet in aangrijping zijn met het zadel.

Opgemerkt wordt dat uit de Amerikaanse octrooi-25 schriften 5.458.261 en 3.528.827 een overbrengklep voor een verhittingsinrichting bekend is. De overbrengklep en de verhittingsinrichting zijn afgeschermd van de atmosfeer door een omhulling om bedrijf bij hogere drukken mogelijk te maken. De bekende overbrengkleppen zijn niet gevormd 30 met vakken die blootgesteld zijn aan de atmosfeer over een gedeelte van de baan van de roterende overbrengklep. Ook omvatten de bekende overbrengkleppen geen boogvormig zadel dat stoom toestaat te ontsnappen en toch de vakken voldoende afdicht om de druk in de verhittingsinrichting iets 35 te verhogen ten opzichte van de atmosferische druk.

Volgens een aspect van de uitvinding kan elk vak met voorspanning radiaal naar buiten worden voorgespannen 1014179.

5 tegen het zadel door een veerraechanisme. Het naar buiten voorspannen van de vakken staat slijtage van de contactoppervlakken tussen de vakken het zadel toe terwijl een afdichting tussen de vakken en het zadel gehandhaafd 5 blijft. Bij voorkeur omvat de roterende overbrengklep zijplaten, één aan elke laterale zijde van de vakken, voor het steunen van de vakken wanneer deze met voorspanning tegen het zadel worden gedrukt.

Volgens een ander aspect van de uitvinding zijn 10 spleten voorzien tussen de vakken en het zadel, en de maat van de spleten tussen de vakken staat toe dat voldoende lucht en stoom ontsnapt om een geschikt lage stoom-lucht-verhouding binnen het vak te handhaven. Bij voorkeur strekt het zadel zich slechts om een gedeelte van de 15 omtrek van de overbrengklep uit, zodat een gedeelte van de vakken blootgesteld zijn aan het uitwendige van het vat wanneer deze om de overbrengklep roteren. Bovendien is de binnenzijde van de overbrengklep open voor de spleten tussen de vakken, zodat lucht en stoom welke door de 20 inlaatopening ontsnappen in het binnenste van de overbrengklep komen en vervolgens aan de overbrengklep kunnen ontsnappen naar het uitwendige van het vat door de spleten tussen de vakken welke rondom het blootliggend gedeelte van de overbrengklep bewegen.

25 Volgens een ander aspect van de uitvinding is de maat van de spleten tussen de vakken smal genoeg om een verhoogde druk binnen het roterend vat te handhaven. De verhoogde druk binnen het roterend vat ligt tenminste 140 mbar (2 psi) boven atmosferische druk. Bij voorkeur is de 30 verhoogde druk binnen het roterend vat tenminste 210 mbar (3 psi) .

De onderhavige uitvinding omvat eveneens een roterend overbrengklepsamenstel volgens conclusie 1, een stoomsterilisator voor het verhitten van houders op in 35 hoofdzaak atmosferische druk met een roterende spoel aangebracht voor rotatie binnen het sterilisatorvat en een opening in het sterilisatorvat voor beweging van de hou- i üurit 6 ders tussen de roterende spoel en de roterende overbrengklep, waarbij de roterende overbrengklep aangebracht is op het sterilisatorvat nabij de opening. Tijdens bedrijf ontsnapt de meeste lucht en stoom welke ontsnapt uit het 5 atmosferische roterende vat bij de inlaatopening tussen de vakken en het zadel.

Volgens een aspect van de uitvinding omvat het samenstel verder een timende inrichting voor levering van houders aan de overbrengklep op een manier waarbij één 10 houder in elk vak wordt geplaatst. Het samenstel kan ook zo uitgevoerd zijn dat de roterende overbrengklep is aangebracht bij een inlaatopening in het stoomsterili-satorvat voor overbrenging van houders in het stoomsteri-lisatorvat, en waarbij het stoomsterilisatorvat een uit-15 laatopening daarin heeft, en verder omvattende, een roterende afvoeroverbrengklep aangebracht nabij de uitlaatope-ning, waarbij de roterende afvoeroverbrengklep omvat een meervoud van radiaal naar buiten gerichte vakken welke blootgesteld zijn aan de atmosfeer en gepositioneerd voor 2 0 het ontvangen van de houders van de spoel binnen het stoomsterilisatorvat, en waarbij een boogvormig overbreng-zadel zich uitstrekt van tegenoverliggende zijden van de uitlaatopening om een gedeelte van de omtrek van de roterende afvoeroverbrengklep, en waarbij het overbrengzadel 25 van de roterende afvoeroverbrengklep zo gepositioneerd is dat de vakken in aangrijping zijn met het zadel gedurende beweging over de uitlaatopening op een manier welke stoom toestaat te ontsnappen aan de uitlaatopening maar een voldoende afdichting creëert om de druk in het stoomvat op 30 tenminste 7 0 mbar (1 psi) boven atmosferische druk te houden.

Deze en andere kenmerken, doelen, en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende beschrijving van de beste wijze waarop de 35 uitvinding uitgevoerd kan worden, in combinatie met de bij gevoegde figuren en de conclusies.

. · i ~=) r-v' : ; ·, · ' -u 7

Korte beschrijving van de figuren

Dezelfde verwijzingscijfers verwijzen in de verschillende figuren naar dezelfde onderdelen, waarbij: 5 figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een overbrengtoevoerklep volgens de onderhavige uitvinding in combinatie met een "timing" wiel en gedeelte van een sterilisatorspoel; figuur 2 is een opengewerkt aanzicht van de 10 overbrengklep uit figuur 1; figuur 3 is een vergrote einddoorsnede van de overbrengklep uit figuur 1; figuur 4 is een vergrote zijdwarsdoorsnede van een gedeelte van de overbrengklep uit figuur 1; 15 figuur 5 is een aanschouwelijk aanzicht van de zadel van de overbrengklep uit figuur 1; figuur 6 is een schematisch zijaanzicht volgens figuur 1 welke de overbrengklep, "timing" wiel en sterili-satorwiel in bedrijf toont; 2 0 figuur 7 is een schematisch aanzicht wat bewe gende vakken over of een inlaat- of een uitlaatopening van een overbrengklep toont; en figuur 8 is een schematisch zijaanzicht van het aandrijfsysteem voor het systeem uit figuur 1.

25

Beste wijze voor het uitvoeren van de uitvinding

Verwezen wordt nu in detail na de voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding, waarvan voorbeelden 30 getoond zijn in de bijgevoegde figuren. Hoewel de uitvinding beschreven zal worden in combinatie met de voorkeurs-uitvoeringsvormen moet begrepen worden dat de beschreven uitvoeringsvormen niet bedoeld zijn de uitvinding te beperken tot specifiek die uitvoeringsvormen. In tegen-35 deel, de uitvinding is bedoeld om zich uit te strekken over alternatieven, modificaties en equivalenten, die binnen de strekking en beschermingsomvang van de uitvin- 1014179 8 ding blijven zoals gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies .

In figuur 1 is de overbrengklep 10 van de uitvinding getoond als een carousselachtige toevoerklep voor 5 leveren van houders aan een continu roterend sterilisator-vat 12 door een opening 14 in de omhulling 16 van het vat. Sterilisator 12 omvat een roteerbare spoel 18 die een meervoud van hoekstaven 20 omvat die de houders ontvangen en transporteren langs een spiraalvormig pad door het vat 10 en naar een afvoeropening. Terwijl de houders zich in vat 12 bevinden worden de houders onderworpen aan verhitting voor een voldoend lange tijdsduur door middel van stoom om de inhoud van de houders te steriliseren. Het octrooi-schrift US 5.705.218 toont een roterende druksterilisator 15 die overeenkomstig in ontwerp is aan het vat 12.

Overbrengklep 10 steunt op een boogvormig zadel-stuk 22 dat is bevestigd aan de omhulling 16 langs de opening 14 daarin. Zadelstuk 22 omvat een opening 24 die in lijn ligt met opening 14 van de omhulling 16 om een 20 gemeenschappelijke inlaatdoorgang te vormen in vat 12. Een blad onder een hoek 26 is voorzien bij de in lijn liggende openingen 14, 24 voor het leiden van de houders van ove rbrengklep 10 naar een hoekstaaf 20. Aan de tegenoverliggende zijde van de overbrengklep 10 van vat 12 bevindt 25 zich een "timing" wiel 30 welke een meervoud van radiale bladen 32 omvat die, ten gevolge van hun onderlinge afstand, uniforme toevoer van houders verzekeren van een toevoertransporteur 34 naar zadel 22.

In figuur 2 is overbrengklep 10 voor rotatie 30 aangebracht op een aandrijfas 42 en omvat hiervoor een centrale naaf 44 vastgeklemd op as 42. Een serie naar buiten geopende vakken 46 zijn voorzien rondom centrale naaf 44 en zijn ieder daarvan op afstand gebracht door een gebogen bladveer 48. De zijden 50 van vakken 46 liggen in 35 hoofdzaak in hetzelfde vlak zodat een paar cirkelvormige houdplaten 52 in lijn met de vakken liggen en daardoor de vakken in de overbrengklep houden. Houdplaten 52 zijn 1014170 9 bevestigd aan centrale naaf 44 door een serie schroeven 54. Elke houdplaat 52 omvat een serie naar binnen uitstekende lippen 58, één voor elk vak 46, en de zijwanden 50 van elk vak 46 omvatten een sleuf 60 om een lip op te 5 nemen, zoals later meer in detail besproken.

In figuur 3 is de overbrengklep 10 in doorsnede getoond. Houdplaten 52 zijn stevig bevestigd aan centrale naaf 44, door middel van schroeven 54, en definiëren daartussen een ringvormige ruimte voor vakken 46. De 10 koppeling van lippen 58 en sleuven 60, in radiale richting beweegbaar, houdt de vakken 46 tussen houdplaten 52 en in positie boven bladveren 48. Bladveren 48, op hun beurt, zijn opgesloten tegen centrale naaf 44 door middel van vakken 46. Bladveren 48 zijn gevormd en bemeten om de 15 vakken 46 met voorspanning radiaal naar buiten te duwen zodat de lippen 58 in aangrijping zijn met het binnenste einde van sleuven 60 en de radiale buitenzijde 62 van vakken 46 zich iets verder uitstrekt dan de buitenzijde 64 van houdplaten 52. Bladveren 48 staan geringe radiale naar 20 binnen gerichte beweging toe van vakken 46 wanneer de vakken in aangrijping zijn met het zadel, welke werking later wordt besproken bij figuur 6.

In figuur 4 omvat elk vak 46 een radiaal in lijn liggende verhoogde rand 68 welke zich uitstrekt langs elke 25 aangrenzende zijwand 70 van vakken 46. Elke rand 68 is in aangrijping met de direct aangrenzende rand om de aangrenzende zijwanden 70 op afstand te brengen om een spleet 72 tussen de vakken te vormen. Zoals later besproken verschaffen de spleten 72 een doorgang voor het ontsnappen 30 van stoom uit de overbrengklep. Andere configuraties kunnen worden gebruikt in plaats van randen 68 om aangrenzende vakken op afstand van elkaar te brengen.

Zoals getoond in figuur 5 omvat zadel 22 een boogvormig zadelgedeelte 80 welke een buigstraal heeft 35 gelijk aan de straal van de overbrengklep. Zadelgedeelte 80 is integraal gevormd met een basisplaat 82 welke een gebogen onderkant 84 heeft welke overeenkomt met de vorm Λ .', ' . . - ·-

l <' 'C

10 van het sterilisatorvat. Basisplaat 82 is bevestigd aan de omhulling van het sterilisatorvat om de houderopening daarin. Opening 24 in zadel 22 ligt in lijn met de omhul-linghouderopening om een gemeenschappelijke inlaatdoorgang 5 voor houders in het vat te vormen. De breedte van het zadelgedeelte 80 is tenminste zo breed als de overbreng-klep en bij voorkeur iets breder om voldoende aangrijping te verschaffen tussen het zadel en de buitenzijden van elk vak. Opening 24 is iets breder dan de te steriliseren 10 houders en heeft bij voorkeur dezelfde breedte als de lengte van elk vak.

In figuur 6 is werking van overbrengklep 10 getoond werkend als een toevoerklep. Houders 90 worden door transporteur 34 in de richting van pijl 92 toegevoerd 15 aan zadel 22. "Timing" wiel 30 roteert in de richting van pijl 94 wat bladen 32 doet bewegen tussen aankomende houders 90 om de binnenkomst van elke houder in een vak 46 te scheiden en coördineren. Overbrengklep 10 roteert in de richting van pijl 96 en wanneer het roteert, houdt elk vak 20 46 een houder 90 tegen zadel 22 en beweegt het de houder langs het zadel naar opening 24. Wanneer de houders langs zadel 22 bewegen glijden de buitenkanten van vlakken 46 tegen het zadel om een belangrijke, doch niet noodzakelijk volledig luchtdichte afdichting te vormen rondom elk vak.

25 Wanneer de vakken over opening 24 bewegen, rollen houders 90 op blad 26 en dan door openingen 24, 14 en op een hoekstaaf 20 van spoel 18. Spoel 18 roteert in de richting van pijl 98 en beweegt de houders rondom het sterilisatorvat in een spiraalvormig pad dat uiteindelijk 3 0 naar een afvoeropening leidt aan het andere einde van het vat waar een afvoerklep de houders ontvangt en deze overbrengt naar een afvoertransporteur of in een ander sterilisatorvat .

Figuur 7 toont inlaatopeningen 24 zoals gezien 35 vanuit het sterilisatorvat 16. De vakken 46 van overbrengklep 10 zijn iets breder dan openingen 24 zodat wanneer de vakken over de opening bewegen de buitenkanten 50' van hun 1014179 11 zijwanden 50 lateraal buiten opening 24 gepositioneerd zijn en hun binnenkanten 50" lateraal inwaarts van opening 24 gepositioneerd zijn. Op deze manier is het radiale buitenoppervlak 62 van zijwanden 50 gespreid over de 5 zijkant van opening 24 en creëert daardoor een afdichting om te voorkomen dat stoom tussen het zadel 22 en de vakken 46 ontsnapt. De bladveren (niet getoond) achter elk vak 46 kunnen ontworpen zijn om de vakken 46 met voorspanning extra tegen zadel 22 te drukken.

10 Wanneer vakken 46 over opening 24 bewegen staan spleten 72 tussen de vakken toe dat stoom ontsnapt naar het inwendige van de overbrengklep en van daar naar de atmosfeer. Verhoogde randen 68 tussen elk vak 46 verzekert het vormen van spleten 72, welke smal genoeg zijn om 15 weerstand te bieden aan ontsnappend stoom om een iets verhoogde druk in het sterilisatorvat te handhaven.

De boogvorm van zadel 22 staat het zadel toe zich van tegenoverliggende zijden van inlaat 24 uit te strekken rondom een gedeelte van de omtrek van de roteren-20 de overbrengklep. Op deze manier wordt het zadel gepositioneerd zodat de vakken in hoofdzaak afdichten tegen het zadel voor en tijdens beweging over de inlaatopening. Als resultaat ontsnapt het meeste lucht en stoom dat aan het atmosferisch roterend vat ontsnapt aan de inlaatopening, 25 door de spleten tussen de vakken en niet tussen de afdichtingen van de vakken en het zadel.

In het sterilisatorvat condenseert stoom op de houders en druppelt uiteindelijk neer in een opvangbasin. Wanneer stoom condenseert wordt warmte overgedragen aan de 30 houder. Door het vat circulerend stoom verzekert dat de lucht/stoomverhouding in het vat binnen een acceptabel gebied blijft vastgesteld door voedselveiligheidsregels. Typisch bedraagt de lucht/stoomverhouding minder dan 1% wat verzekert dat het luchtgehalte weinig of geen effect 35 heeft op het warmteoverdrachtproces.

De met veer-voorspanning voorziene vakken van de onderhavige uitvinding werken goed bij atmosferische 1014179 12 vaten. Bij druksterilisatoren die werken bij sterk verhoogde drukniveaus zou een relatief groot veermechanisme benodigd zijn om tegen te werken en de vakken tegen het zadel te drukken door voorspanning. Dienovereenkomstig 5 worden overbrengkleppen, om een drukafdichting aan de inlaat en uitlaat van drukvaten te handhaven, afgedicht om drukverlies aan de inlaat- en uitlaatopeningen te minimaliseren. Zulke overbrengkleppen omvatten gegoten behuizingen en roterende carrousels, nauwkeurig vormgegeven en met 10 een pakking afgedicht, met extra afdichtstrippen tussen afzonderlijke vakken, om een drukafdichting rondom de klep te handhaven. De onderhavige uitvinding bereikt een verhoogd drukniveau in het vat, maar voorkomt het kostbare vereiste van afgedichte overbrengkleppen.

15 Bovendien vereisen overbrengkleppen onder druk ten gevolge van de grotere kracht benodigd om deze te roteren, ingewikkeldere tandwieldrijfwerken. Typisch wordt een pignon drijfwerk aangedreven door het hoofddrijfwerk welke de spoel van de sterilisator van vermogen voorziet. 20 Het pignondrijfwerk en bijbehorende aandrijfas drijven op hun beurt het overbrengklep-tandwieldrijfwerk aan, welke een zadeldrijfwerk omvat welke nauwkeurig gepositioneerd dient te worden met betrekking tot de spoel om te zorgen dat de overbrengkleppen in de tijd goed geregeld zijn met 25 de sterilisatorspoel. Aandrijven van al deze drijfwerken vereist natuurlijk nauwkeurige steek tussen de drijfwerken wat extra bewerking noodzakelijk maakt om nauwkeurige toleranties te bereiken en nauwkeurige machineafmetingen.

De onderhavige uitvinding vereenvoudigt de 30 drijfwerken van de overbrengkleppen, zoals getoond in figuur 8. Een pignon 102 wordt aangedreven door het hoofdaandrijfsysteem en drijft op zijn beurt een spoeldrijfwerk 104 aan voor roteren van het sterilisatorvat. Een paar "timing" riemen 106, 108 worden gebruikt om respectieve- 35 lijk tandwielen 110, 112 aan te drijven, welke op hun beurt de afvoer- en toevoeroverbrengkleppen aandrijven. Bovendien wordt een tandwieldrijfwerk 114 aangedreven door 1 0.1 4 HP" 13 het overbrengklepdrijfwerk 112.

Een aandrijfsysteem met "timing" riemen heeft verschillende voordelen boven een tandwieldrijfwerksys-teem. Sterilisatorspoelen hebben verschillende spoeltrap-5 pen om houders met van verschillende afmetingen onder te brengen. Een spoeltrap is het aantal houders per rotatie in het vat. De snelheid van de overbrengkleppen dient bijgesteld te worden voor de verschillende spoeltrappen. Met een "timing" riem wordt de snelheid van de overbreng-10 klepcarrousel gemakkelijk bijgesteld met weinig of geen modificaties van de carrousel, om verschillende houderma-ten onder te brengen. Een eenvoudige opneempoelie kan elke speling van de "timing" riemen wegnemen. Bij een tandwiel-drijfwerk is specifieke drijfwerkineengrijping en afstand 15 vereist voor elke spoelafstand, wat complexe bewerking en samenstelling van het drijfwerk voor elke spoelmaat noodzakelijk maakt. Door het vervangen van de overbrengklep tandwieldrijfwerken verbonden met drukvaten door de "timing" riemen volgens de onderhavige uitvinding, zijn 20 nauwkeurig vervaardigde drijfwerktoleranties en nauwkeurige drijfwerkpositionering net vereist en wordt het drijf-werksysteem in complexiteit verminderd terwijl flexibiliteit verhoogd wordt.

Een bijkomend voordeel van het elimineren van 25 tandwieldrijfwerken is een aanzienlijke reductie in vermo-gensverbruik. Het is niet ongebruikelijk dat tot 80% van het vermogen opgenomen wordt door de overbrengkleppen. Met "timing" riemen kan het percentage van het vermogen opgenomen door de overbrengkleppen gereduceerd worden in een 30 aanzienlijke mate, en zal slechts een fractie zijn van de totale vermogensbehoefte.

Tijdens bedrijf is het wenselijk voor elk vak om een kleine radiale overbrenging te ondergaan wanneer het in aangrijping is met het zadel om over de tijd een goede 35 afdichting te verzekeren omdat het zadel en de vakken slijten en om bewerkingstoleranties toe te staan. Een achtste inch compressie voor elk vak zou een acceptabel 1014179 14 bereik van beweging moeten verschaffen voor aanpassing aan verwachte slijtage en bewerkingstoleranties tussen de twee glijdende componenten.

Het doel van het zadel is de opening van het vak 5 af te dichten door de vakken van elkaar te isoleren en de vakopening af te dichten. Een nauwe spleet tussen aangrenzende vakken staat een kleine hoeveelheid stoom toe om weg te stromen door de openingen voor de overbrengkleppen. Extra ontluchtkleppen kunnen verschaft worden in de omhul-10 ling van het vat wanneer dat noodzakelijk is.

De voorgaande beschrijvingen van specifieke uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is gedaan ter illustratie en toelichting. Ze zijn niet bedoeld om uitputtend te zijn of de uitvinding te beperken tot de 15 getoonde uitvoeringsvormen, en natuurlijk zijn vele modificaties en wijzigingen mogelijk in het licht van de beschrijving. De uitvoeringsvormen zijn gekozen en beschreven om de principes van de uitvinding en zijn praktische toepassing het best uit te leggen om daardoor andere 20 vaklieden in staat te stellen de uitvinding en verschillende uitvoeringsvormen met verschillende wijzigingen die passen bij het specifieke beoogde gebruik, het best te gebruiken. De beschermingsomvang van de uitvinding wordt bepaald door de conclusies.

1014179

Claims (27)

1. Roterend overbrengklepsamenstel, welke over-brengklep geschikt is voor gebruik met een stoomsterili-satorvat met daarin een roterende spoel en tenminste één opening in het vat voor beweging van houders tussen de 5 roterende spoel en de roterende overbrengklep, welke roterende overbrengklep gevormd is om gepositioneerd te worden nabij de opening in het sterilisatorvat en een meervoud van radiaal naar buiten gerichte vakken omvat voor het ontvangen van houders en voor het overbrengen van 10 de houders tussen de roterende spoel en de roterende overbrengklep door de opening wanneer zowel de roterende overbrengklep als de roterende spoel geroteerd worden, waarbij de naar buiten gerichte vakken van de roterende overbrengklep blootgesteld zijn aan de atmosfeer gedurende 15 een gedeelte van hun rotatie, en dat een boogvormig over-brengklepzadel aanwezig· is dat gevormd is om zich uit te strekken van tegenoverliggende zijden van de opening, om een gedeelte van de omtrek van de roterende overbrengklep en gepositioneerd is zodat de vakken in aangrijping zijn 20 met het zadel gedurende de roterende beweging over de opening op een manier die toestaat dat stoom in het stoom-sterilisatorvat uit de opening ontsnapt doch een voldoende afdichting creëert om de druk binnen het stoomsterilisa-torvat te verhogen met tenminste 70 mbar (1 psi) ten op-25 zichte van de atmosferische druk, waarbij de vakken geschikt zijn voor opname of afgifte van de houders in en uit de roterende overbrengklep over een gedeelte van de verplaatsing van de roterende overbrengklep, wanneer de vakken niet in aangrijping zijn met het zadel.

2. Roterende overbrengklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de roterende overbrengklep gevormd is r; {.) 1 4 1 4 om gepositioneerd te worden nabij een inlaatopening in het sterilisatorvat en gevormd is om houders in het sterilisa-torvat toe te voeren door de inlaatopening naar de roterende spoel.

3. Roterende overbrengklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, de roterende overbrengklep gevormd is om gepositioneerd te worden nabij een uitlaatopening in het sterilisatorvat en gevormd is om houders te ontvangen, afgegeven door de roterende spoel door de opening naar een 10 buitenzijde van het sterilisatorvat.

4. Roterend overbrengklepsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, elk vak radiaal naar buiten tegen het zadel is voorgespannen door een veermechanisme.

5. Roterend overbrengklepsamenstel volgens 15 conclusie 4, met het kenmerk, dat het voorspannen van de vakken slijtage van de contactoppervlakken tussen de vakken het zadel toestaat onder het handhaven van een afdichting tussen de vakken en het zadel.

6. Roterend overbrengklepsamenstel volgens 20 conclusie 5, met het kenmerk, dat de roterende overbrengklep zijplaten omvat, één aan elke laterale zijde van de vakken, voor het ondersteunen van de vakken wanneer deze met voorspanning tegen het zadel worden gedrukt.

7. Roterend overbrengklepsamenstel volgens 25 conclusie 1, met het kenmerk, dat spleten tussen de vakken en het zadel zijn voorzien, en de afmeting van de spleten toestaat dat voldoende lucht en stoom ontsnapt om een geschikte stoom-luchtverhouding binnen het vat te handhaven .

8. Roterend overbrengklepsamenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het zadel zich slechts rondom een gedeelte van de omtrek van de roterende overbrengklep uitstrekt zodat een gedeelte van de vakken blootgesteld is aan het uitwendige van het vat wanneer 35 deze om de roterende overbrengklep roteren.

9. Roterend overbrengklepsamenstel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de spleten voorzien zijn 1014179' tussen de vakken en dat de binnenzijde van de roterende overbrengklep open is naar de spleten tussen de vakken zodat lucht en stoom welke door de inlaatopening ontsnappen in het binnenste van de roterende overbrengklep komen 5 en vervolgens uit de roterende overbrengklep kunnen ontsnappen naar het uitwendige van het vat door de spleten tussen de vakken welke om het blootliggende gedeelte van de roterende overbrengklep bewegen.

10. Roterend overbrengklepsamenstel volgens 10 conclusie 1, met het kenmerk, dat de spleten tussen de vakken smal genoeg zijn om een verhoogde druk in het stoomsterilisatorvat te handhaven.

11. Roterend overbrengklepsamenstel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verhoogde druk in 15 het stoomsterilisatorvat tenminste 140 mbar (2 psi) be draagt .

12. Roterend overbrengklepsamenstel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verhoogde druk binnen het stoomsterilisatorvat tenminste 210 mbar (3 psi) 20 bedraagt.

13. Roterend overbrengklepsamenstel volgens conclusie 1 gecombineerd met een stoomsterilisator voor het verhitten van houders op in hoofdzaak atmosferische druk die voorzien is van een roterende spoel die aange- 25 bracht is voor rotatie binnen het sterilisatorvat en een opening in het sterilisatorvat voor beweging van de houders tussen de roterende spoel en de roterende overbrengklep, waarbij de roterende overbrengklep aangebracht is op het sterilisatorvat nabij de opening.

14. Roterende overbrengklep en sterilisatorvat combinatie volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de opening een inlaatopening is voor beweging van houders van de roterende overbrengklep in het sterilisatorvat, door de inlaatopening, naar de roterende spoel.

15. Roterende overbrengklep en sterilisatorvat combinatie volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de opening een uitlaatopening is voor beweging van houders 1014 Ί 7 9 van de roterende spoel in het sterilisatorvat door de uitlaatopening naar de roterende overbrengklep.

16. Roterende overbrengklep en sterilisatorvat combinatie volgens conclusie 13 en verder omvattende een 5 time inrichting voor het leveren van houders aan de roterende overbrengklep op een manier waarbij één houder in elk vak wordt geplaatst.

17. Samenstel volgens conclusie 13, waarbij de roterende overbrengklep is aangebracht bij een inlaatope- 10 ning in het stoomsterilisatorvat voor overbrenging van houders naar het stoomsterilisatorvat, en waarbij het stoomsterilisatorvat een uitlaatopening daarin heeft, verder omvattend een roterende afvoeroverbrengklep aangebracht nabij de uitlaatopening, waarbij de roterende 15 afvoeroverbrengklep een meervoud van radiaal naar buiten gerichte vakken omvat die blootgesteld zijn aan de atmosfeer en gepositioneerd zijn voor het ontvangen van de houders van de spoel binnen het stoomsterilisatorvat, en waarbij een boogvormig overbrengzadel zich uitstrekt van 20 tegenoverliggende zijden van de uitlaatopening om een gedeelte van de omtrek van de roterende afvoeroverbrengklep, en waarbij het overbrengzadel van de roterende afvoeroverbrengklep zo gepositioneerd is dat de vakken in aangrijping zijn met het zadel gedurende beweging over de 25 uitlaatopening op een manier welke stoom toestaat te ontsnappen aan de uitlaatopening maar een voldoende afdichting creëert om de druk in het stoomvat op tenminste 70 mbar (1 psi) boven atmosferische druk te houden.

18. Samenstel volgens conclusie 17, met het 3. kenmerk, dat elk vak in de roterende afvoeroverbrengklep radiaal naar buiten voorgespannen is door een veermecha-nisme.

19. Samenstel volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het voorspannen van de vakken in de roterende 35 afvoeroverbrengklep slijtage van de contactoppervlakken tussen de vakken en het zadel toestaat onder het handhaven van een afdichting tussen de vakken en het zadel. ^ fy 4, - Τ’ ê y ii s· o ii <3 t

20. Samenstel volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de roterende afvoeroverbrengklep cirkelvormige zijplaten omvat, één aan elke laterale zijde van de vakken voor het creëren van een afdichting bij hun perife- 5 re randen met het zadel.

21. Samenstel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat spleten voorzien zijn tussen de vakken en het zadel in de roterende afvoeroverbrengklep en de afmeting van de spleten toestaat dat voldoende lucht en stoom 10 ontsnapt om een passende stoom/luchtverhouding binnen het vat te handhaven.

22. Samenstel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het zadel zich slechts om een gedeelte van de omtrek van de roterende afvoeroverbrengklep uitstrekt, 15 zodat een gedeelte van de vakken blootgesteld is aan atmosferische druk wanneer deze roteren rondom de roterende afvoeroverbrengklep.

23. Samenstel volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het binnenste van de roterende afvoerover- 20 brengklep open is voor de spleten tussen de vakken, zodat lucht en stoom welke door de spleten ontsnappen tussen de vakken welke over de inlaatopening bewegen in het binnenste van de roterende afvoeroverbrengklep komen en vervolgens aan de roterende afvoeroverbrengklep kunnen ontsnap- 25 pen naar het uitwendige van het vat door de spleten tussen de vakken welke om het blootliggende gedeelte van de roterende afvoeroverbrengklep bewegen.

24. Samenstel volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de spleten tussen de vakken in de roterende 30 afvoeroverbrengklep klein genoeg zijn om een verhoogde druk in het stoomsterilisatorvat te handhaven.

25. Samenstel volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de verhoogde druk binnen het stoomsterilisatorvat tenminste 70 mbar (1 psi) is.

26. Samenstel volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de verhoogde druk binnen de stoomsterilisator tenminste 210 mbar (3 psi) is.

27. Samenstel volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de roterende overbrengklep en de roterende afvoeroverbrengklep gevormd zijn waardoor het meeste van de lucht en stoom wat ontsnapt aan het stoomsterilisator-5 vat bij de inlaatopening en de uitlaatopening ontsnapt door de spleten tussen de vakken en niet tussen de afdichtingen van de vakken en het zadel. -o-o-o-o-o-o-o-o- RB/KP 1014179