NL1013893C2 - Inrichting voor het verstuiven van een vloeibaar product, een daarvan voorziene sproeidroog- en conditionerings-inrichting alsmede een werkwijze voor het conditioneren van een vloeibaar product. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het verstuiven van een vloeibaar product, een daarvan voorziene sproeidroog- en conditionerings-inrichting alsmede een werkwijze voor het conditioneren van een vloeibaar product.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verstuiven van een vloeibaar product ten minste omvattende een huis waarin een eerste medium in de vorm van een vloeibaar te verstuiven product kan worden toegevoerd met een uitstroomuiteinde en een 5 inzetstuk met een geleidingsuiteinde dat samenwerkt met het uitstroomuiteinde van het huis onder vorming van een ringvormige uitstroomspleet.

Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend en in het artikel "Zerstauben von Flüssigkeiten" van Peter Walzel in Chem. Ing. Tech. 62 10 (1990), nr. 12, S, 983-994 wordt op bladzijde 986 een dergelijke inrichting beschreven die een ringspleetmondstuk wordt genoemd.

Met een dergelijke inrichting wordt algemeen een holle kegelvormige stroom van vloeistofdruppels verkregen die bij afgifte in de droogkamer van bijvoorbeeld een sproeidroger aan een droogbewerking 15 kunnen worden onderworpen onder vorming van een hanteerbaar product dat binnen of buiten de sproeidroger desgewenst nog aan een verdere behandeling kan worden onderworpen.

Voor het opbreken van de vloeistof in discrete druppels is bij een dergelijke inrichting veelal een hoge druk nodig en aanvraagster heeft 20 zich beijverd om uitgaande van de bekende inrichting deze verder te verbeteren op zodanige wijze dat een betere opdeling in discrete druppels plaatsvindt waardoor de interactiemogelijkheden tussen dergelijke druppels en de drooglucht worden verbeterd terwijl toepassing van hoge drukken vermeden kan worden.

25 Volgens de uitvinding is bedoeld doel bereikt doordat het huis van de inrichting is opgenomen in de bodem van een holle vatting; dat in de bodem van de holle vatting tenminste één opening aanwezig is waaraan tenminste één ander medium kan worden toegevoerd dat kan uittreden uit de opening en tot wisselwerking komt met de door de 30 uitstroomspleet afgegeven holle kegel van vloeistof.

In bovengenoemde bewoording is de term "bodem" niet noodzakelijkerwijs een naar beneden gericht oppervlak doch beoogt een vlak aan 1013893 - 2 - te geven uit welks oppervlak het huis van de inrichting naar buiten steekt.

Door de inrichting uit te voeren zoals hier volgens de uitvinding is aangegeven wordt een verstuivingsmogelijkheid gecreëerd die 5 enerzijds grote flexibiliteit heeft voor wat betreft de capaciteit terwijl anderzijds door het laten botsen van een ander medium (bijvoorbeeld lucht) op de gevormde holle kegel van vloeistof een zeer goede opsplitsing van het vloeibare materiaal in discrete druppels wordt verkregen met de daarmee samenhangende zeer goede 10 drogingsmogelijkheden van dergelijke druppels.

Aangegeven wordt dat tenminste één ander medium kan worden toegevoerd dat door de opening of openingen uittreedt om tot wisselwerking te komen met het door de uitstroomspleet afgegeven holle kegel van vloeistof. Indien meer dan één ander medium wordt toegepast 15 wordt er van uitgegaan dat deze media afzonderlijk worden toegevoerd aan een daarvoor bedoelde opening of stelstel van openingen tenzij anders is aangegeven.

Goede resultaten worden verkregen wanneer een of meer verzamelingen van meerdere openingen in de holle vatting rondom de 20 inrichting volgens de uitvinding aanwezig zijn en symmetrisch rondom het huis daarvan zijn aangebracht.

In een doelmatige uitvoeringsvorm is het huis cirkelsymmetrisch uitgevoerd terwijl elk van de een of meer verzamelingen van meerdere openingen gelijkmatig verdeeld op een cirkel rondom het huis zijn 25 aangebracht.

De hiervoorgenoemde openingen kunnen uiteraard van velerlei vorm en uitvoering zijn; doelmatig zijn echter de openingen boringen.

In een basisuitvoeringsvorm zijn de openingen boringen terwijl de as voor elk van de boringen verticaal staat op de bodem van de holle 30 vatting.

In een aantrekkelijke uitvoeringsvorm zijn de openingen boringen terwijl de as van elk van de boringen een hoek maakt met de verticaal op de bodem van de holle vatting waarin het huis van de inrichting is opgenomen.

35 Met veel voordeel liggen echter steeds de verticaal op de bodem van de holle vatting en de as van een van de openingen in een vlak waarin ook een raaklijn aan eerdergenoemde cirkel ter plaatse van de as van de opening ligt.

1013893 - 3 -

Anderszins kan in de inrichting volgens de uitvinding steeds de verticaal op de bodem van de holle vatting en de as van een van de openingen liggen in een vlak dat een hoek maakt met een vlak waarin genoemde verticaal en een raaklijn aan de cirkel ter plaatse van de as 5 van een opening liggen.

Door variatie van de richting van de openingen kan een sterkere of minder sterke beïnvloeding van de holle kegel van vloeistof, die wordt gevormd door de inrichting volgens de uitvinding, plaatsvinden.

In de inrichting volgens de uitvinding kan met betrekkelijk lage 10 druk van het vloeibare eerste medium worden volstaan. Doordat het inzetstuk een geleidingsuiteinde bezit dat een conusvorm heeft wordt tussen het uitstroomuiteinde en het geleidingsuiteinde een vloeistoffilm gevormd die in holle kegelvorm uittreedt. Deze vloeistoffilm kan in feite een gesloten of in hoofdzaak gesloten 15 karakter bezitten.

Het opbreken van de film tot druppels vindt plaats door inwerking van het andere medium of eventueel de andere media. Door deze uitvoering kan van toepassen van hoge druk voor het eerste medium worden afgezien.

20 In laatstgenoemde uitvoeringsvorm liggen bij voorkeur de assen van de openingen, die boringen kunnen zijn, op een (denkbeeldig) kegeloppervlak. Doelmatig heeft het kegeloppervlak een tophoek tussen 30 en 150 graden, bij voorkeur tussen 60 en 150 graden.

Meer in het bijzonder ligt de top van de kegel in de inrichting 25 aan de zijde van de toevoer van het eerste medium; de stroming van het toegevoerde andere medium is dan buitenwaarts gericht en blijkt bij het opbreken van de film zeer effectief.

In een verdere uitvoeringsvorm zijn in een verzameling van openingen (of in elke verzameling) de openingen samengevoegd tot een 30 gelijkmatige ringvormige spleet (of gelijkmatige concentrische ringvormige spleten bij meerdere verzamelingen).

Ten aanzien van de openingen wordt opgemerkt dat de dikte H van de bodem van de holle vatting met de (hydraulische) diameter en de hoek α die de as van een opening maakt met de horizontaal van de bodem

D

35 samenhangt als volgt: H > -.

cosa f01389 3 - 4 -

Doelmatig zijn de richting en afmeting van een opening zodanig dat in een richting loodrecht op de bodem geen directe doorlating wordt waargenomen (men kan niet door de bodem met openingen heen kijken).

De hiervoor geschetste inrichting volgens de uitvinding heeft met 5 veel voordeel een uitstroomspleet die instelbaar is in afmeting.

In een basisuitvoeringsvorm heeft het inzetstuk dat deel uitmaakt van de inrichting volgens de aanhef een vaste positie ten opzichte van het huis, waarin bedoeld inzetstuk is opgenomen, onder vorming van een ringvormige uitstroomspleet.

10 Met voordeel is echter het inzetstuk instelbaar opgesteld voor het vormen van een instelbare ringvormige uitstroomspleet.

In een zeer aantrekkelijke uitvoeringsvorm is, in de inrichting volgens de uitvinding, het inzetstuk ten opzichte van het huis beweegbaar opgesteld terwijl veermiddelen aanwezig zijn om bij drukval 15 van het eerste medium tot onder een voorafbepaalde waarde het geleidingsuiteinde van het inzetstuk tegen het uitstroomuiteinde van het huis aan te trekken, onder in hoofdzaak afsluiten van het uitstroomuiteinde.

Door aanwezigheid van de veermiddelen wordt bereikt dat, bij 20 overschrijden van een bepaalde met de veerkracht samenhangende druk, het inzetstuk ten opzichte van het huis naar buiten wordt bewogen, zodat uittreden van vloeibaar product in de vorm van een holle kegel door de uitstroomspleet mogelijk is.

In deze uitvoeringsvorm zijn instelmiddelen opgenomen om de 25 maximale afmeting van de uitstroomspleet te kunnen instellen.

Opgemerkt wordt overigens dat het onderdeel van de inrichting dat een huis omvat en een daarin opgenomen instelbaar inzetstuk, eventueel in de uitvoering met veermiddelen ook zelfstandige uitvindingswaarde heeft, los van de situatie waarin dit is opgenomen in een holle 30 vatting.

Indien de druk binnen het huis daalt onder een voorafbepaalde waarde die overeenkomt met de kracht, welke door de druk wordt uitgeoefend en die gelijk is aan de door de veermiddelen op het inzetstuk uitgeoefende kracht, zal het inzetstuk met zijn gelei-35 dingsuiteinde tegen het uitstroomuiteinde van het huis worden aangetrokken onder hoofdzakelijke afsluiting daarvan.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een sproeidrooginrich-ting ten minste omvattende een kamer, een daarin opgesteld sproeimond- 1013893 - 5 - stuk, toevoermiddelen voor het toevoeren van een vloeibaar te verstuiven product aan het sproeimondstuk en middelen voor het afvoeren van gesproeidroogd product alsmede binnen of buiten de droogkamer opgestelde behandelings- en/of nabehandelingsmiddelen waarin een 5 inrichting volgens de hiervoor beschreven uitvinding is opgesteld.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het conditioneren van een vloeibaar product welke een verstuivingsmondstuk voor het vloeibare product, een behandelingskamer en een uitgang van de behandelingskamer omvat en wordt gekenmerkt doordat het 10 verstuivingsmondstuk een inrichting is zoals hiervoor volgens de uitvinding beschreven.

De in de conditioneringsinrichting aanwezige verstuivingsinrichting kan openingen voor één ander medium omvatten; doelmatig zijn echter twee of meer (verzamelingen van) openingen 15 aanwezig voor het toevoeren van twee of meer verschillende media naar een door de uitstroomspleet afgegeven holle kegel van vloeistof.

De uitvinding heeft tenslotte betrekking op een werkwijze voor het conditioneren van een vloeibaar product waarin een dergelijke vloeistof in fijne druppels wordt verdeeld en in aanraking wordt 2 0 gebracht met één of meer andere media voor het toevoeren van warmte en/of gewenste stoffen die wordt gekenmerkt doordat deze wordt uitgevoerd onder toepassen van de hiervoor beschreven inrichting volgens de uitvinding.

In een aantrekkelijke uitvoeringsvorm kan de werkwijze bijv.

25 worden toegepast voor het koken van zetmeel door een brij daarvan te behandelen met stoom en/of lucht.

Onder conditioneren zoals hiervoor genoemd wordt elke behandeling verstaan die dient om een vloeibaar product of bestanddelen daarvan in een gewenste toestand te brengen. De behandeling kan inhouden het 30 toevoeren/onttrekken van warmte, het toevoeren/onttrekken van bestanddelen enz., enz.

De onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een schematisch doorsnedenaanzicht is van de inrichting 35 volgens de uitvinding; fig. 2 in vergroot detail het van de inrichting volgens de uitvinding deel uitmakende huis laat zien; 1013893 - 6 - fig. 3A de bodem van een holle vatting toont waarin de inrichting volgens de uitvinding is opgenomen; fig. 3B schetsmatig een boring toont in de bodem van de holle vatting; 5 fig. 4 schetsmatig een inrichting toont die voorzien is van veermiddelen voor het in afhankelijkheid van de druk van het eerste medium openen van de uitstroomspleet; fig. 5 een aanzicht van de bodem van de holle vatting waarin het huis van de inrichting is opgenomen; 10 fig. 6 schetsmatig een inrichting toont voor het met warmte behandelen van een in een vloeistof verdeeld product; fig. 7 een huis op zich toont met een instelbaar opgesteld inzetstuk.

Fig. 1 toont een holle vatting 1 met daarin opgenomen een 15 verstuivingsinrichting volgens de uitvinding die bestaat uit een huis met onderdelen 11, 12 waarin is opgenomen een inzetstuk 6 met een geleidingsuiteinde 2. Het huis is met niet nader getoonde bevestigingsmiddelen in de holle vatting 1 opgenomen.

Het inzetstuk 2 heeft een naar de mediumtoevoer gerichte kegelvorm 20 met een tophoek tussen 30 en 150 graden, doelmatig is deze hoek tussen 90 en 150 graden. Ook de van de mediumtoevoer afgerichte zijde van het inzetstuk is kegelvormig; deze vorm is nuttig om aankoeken van verstoven en eventueel gedroogd product tegen te gaan.

Een vloeibaar te verstuiven product (het eerste medium) wordt 25 ingevoerd bij 13 en via ruimten 4 en 5 geleid naar het uiteinde 10 van het huis 11, 12; het product komt dan terecht in de spleet, die hier vast is ingesteld, die vrij is gelaten tussen het geleidingsuiteinde 2 en het uitstroomuiteinde 10 van het huis en treedt dan uit in de vorm van een holle kegel van vloeistof.

30 De kegelvorm van het naar de mediumtoevoer gerichte deel van het inzetstuk bepaalt de tophoek van de gevormde holle vloeistofkegel. Ook bij lage druk van het eerste medium wordt een holle kegel van vloeistof verkregen waarbij de vloeistof een slechts geringe mate van opbreking tot afzonderlijke druppels kan vertonen. Bij verhogen van de 35 druk van het eerste medium zal opbreken tot afzonderlijke druppels toenemen. Voor de werking van de inrichting is opbreken niet beslist nodig aangezien de beïnvloeding door één of meer andere media door de T013893 - 7 - specifiek gekozen richtingen en debieten voor gecontroleerde atomisering kan zorgdragen zoals hierna wordt beschreven.

Binnen de holle vatting 1 komt bij 14 en via de ruimte 3 een tweede medium in de vorm van gas binnen dat door de openingen 7 naar 5 buiten treedt en de aldus gevormde gasstroom komt tot interactie met de vloeistof van de holle kegel die wordt afgegeven door de uitstroomspleet 9 tussen het uitstroomuiteinde 10 van het huis 11, 12 en het geleidingsuiteinde 2 van het inzetstuk 6.

De openingen 7 zijn rondom de hier cirkelsymmetrisch getekende 10 inrichting in een cirkel opgesteld; de openingen 7 zijn boringen en de as van de boringen ligt tezamen met de verticaal op de bodem 8 van de holle vatting 1 in een vlak waarin ook de raaklijn aan de cirkel ligt, waarlangs de openingen 7 regelmatig zijn verdeeld.

Zoals in de beschrijving is aangegeven kan de as van de gaten 15 uiteraard ook liggen in een vlak waarin de verticaal op de bodem 8 is opgenomen tezamen met die as terwijl bedoeld vlak met het vlak waarin de raaklijn aan de cirkel en genoemde verticaal liggen een hoek maakt.

De vakman zal in afhankelijkheid van het gewenste opsplitsings- en drogingseffeet met de positie, het aantal, de vorm en de afmeting van 20 de gaten weten te variëren om een optimaal resultaat te verkrijgen.

In fig. 2 is op vergrote schaal schetsmatig het huis 11, 12 uit fig. 1 aangegeven, waarbij dezelfde onderdelen met dezelfde cijfers zijn aangeduid.

Het inzetstuk 6 met het geleidingsuiteinde 2 zijn hier duidelijk 25 te zien; ook is te zien dat de uitstroomspleet 9 een enigszins naar buiten taps uitlopende vorm bezit, zodat de hoogste druk van het eerste medium aan de buitenzijde van bedoelde spleet 9 komt te liggen.

De tophoek van de holle kegel van vloeibaar eerste medium wordt in hoofdzaak bepaald door de helling van het gedeelte 2A van het 30 geleidingsuiteinde 2; de tophoek van de holle kegel zal in het algemeen een waarde tussen 180 en 60° bezitten. Tophoeken van kleiner dan 60° zijn mogelijk doch contact van de druppels in de holle kegel met de uit de openingen 7 van de holle vatting 1 tredende lucht wordt dan minder effectief.

35 In fig. 3A is de bodem 8 van de holle vatting 1 zichtbaar met een tweetal op een cirkel rondom het huis van de inrichting geplaatste openingen 7. In fig. 3A is te zien dat de openingen onder een hoek met T013893 - 8 - de normaal op de bodem 8 zijn geboord, waarbij in dit geval de normaal op de bodem 8 en de as van de opening 7 in een vlak liggen waarin ook de raaklijn aan de getoonde cirkel ligt.

In fig. 3B is in detail een geboorde opening 7 in de bodem 8 5 getoond, genomen langs de lijn A-A in fig. 3A.

Ten aanzien van conditie dat de openingen bij voorkeur zodanig zijn aangebracht dat bij kijken naar de bodem van de vatting in een richting loodrecht op de bodem geen directe doorlating wordt waargenomen wordt het volgende opgemerkt.

10 Bij een plaatdikte H in fig. 3B, een openingsdiameter D en een hoek α met de horizontaal geldt dat aan die voorwaarde wordt voldaan D

als: H > - .

cosa

In fig. 4 is de situatie weergegeven dat voorzieningen aanwezig zijn waarbij de uitstroomspleet tussen het geleidingsuiteinde van het 15 inzetstuk en het uitstroomuiteinde instelbaar is door aanwezigheid van veermiddelen.

De inrichting voor het verstuiven van een vloeibaar eerste medium is opgenomen in een holle vatting 40. Een veer 42 is opgenomen tussen een vaste aanslag 43 en een instelbare aanslag 44 rondom de stam 50 20 van het inzetstuk met geleidingsuiteinde 49. Een moer 46 op de van draad voorziene stam 50 zorgt voor instellen van een geschikte waarde van uitstroomspleetafmeting terwijl de moer 45 de indrukking van de veer 42 bepaalt en zodoende de druk waarboven de spleet is geopend resp. waaronder de spleet is afgesloten. Met 47 is een aantal op zich 25 bekende afdichtingsringen aangegeven die voor mediumdichtheid van de verstuivingsinrichting zorg dragen.

In fig. 5 is in bovenaanzicht een zeer aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvorm van een bodem 55 van een holle vatting waarin een inrichting volgens de uitvinding is opgenomen.

30 De openingen 56 zijn zodanig geboord dat de openingen 56A op een cirkel liggen rondom het geleidingsuiteinde 57 terwijl de uiteinden 56B ervan op een ander, in dit geval grotere, cirkel liggen.

In fig. 6 is een toepassing van de inrichting volgens de uitvinding getoond die afwijkt van de eerdergenoemde 35 sproeidroogmogelijkheid. Deze toepassing betreft het met warmte T013893 - 9 - behandelen van een in een vloeistof verdeeld product, bijv. het koken van zetmeel in een brij daarvan in water.

Een te koken brij van zetmeel wordt toegevoerd via 61 en stroomt uit in de vorm van een holle vloeistofkegel via de spleet 63. Met 65 5 en 66 is aangegeven dat er twee andere media kunnen worden toegevoerd. Voor het koken van zetmeel kan met bijv. stoom worden volstaan; voor andere producten worden bijvoorbeeld stoom en lucht toegevoerd.

Op de via 63 uittredende zetmeelbrij in de vorm van een holle kegel wordt ingewerkt door de stroom/stromen van ander medium uit 65 en/of 10 66 en er vindt opbreking van de holle kegel in kleine druppels plaats alsmede verwarming en menging. Het verwarmen vindt plaats binnen een aangebouwde kamer 60; het behandelde product treedt uit bij 67. Op deze wijze is in zeer korte tijd (verblijftijden in de orde van enige tientallen milliseconden) een uitstekend gekookt zetmeelproduct 15 bereidbaar.

Fig. 7 toont tenslotte een huis dat zoals hiervoor beschreven deel kan uitmaken van een inrichting volgens de uitvinding maar dat ook zelfstandige uitvindingshoogte bezit. De werking is als aangegeven in figuur 4. Het huis is aangegeven met 71; het beweegbare instelbare 20 inzetstuk met 72 en de stam daarvan met 73. De stam 73 bevindt zich binnen de ruimte 74 en is omgeven door een veer 75.

Met moeren 76 en 77 wordt, als beschreven in fig. 4, de uitstroomspleetinstelling resp. de openings/sluitingsdruk m.b.t. tot het te verstuiven medium ingesteld terwijl 80 en 78 de beweegbare 25 resp. vaste aanslagen zgn. voor de veermiddelen 75 voorstellen

Het te verstuiven medium komt binnen bij 81 en treedt uit door de uittreespleet 79. Bij voldoende druk opent de spleet 79 zich tot een door de moer 76 bepaalde waarde; bij dalen onder die druk sluit de spleet zich weer als gevolg van de door de moer 77 ingestelde 30 veerkracht

Ten aanzien van de hier beschreven inrichting volgens de uitvinding die is ingericht voor het verstuiven van een vloeibaar medium wordt opgemerkt dat dit de volgende eigenschappen bezit: (a) de verstuiving is uiterst fijn en homogeen; 35 (b) de sproeikegel in de vorm van een holle kegel wordt door wisselwerking met de via de openingen toegevoerde een of meer andere media zeer goed in afzonderlijke druppels opgebroken; T01S893 - 10 - (c) de capaciteit van het mondstuk is zeer gemakkelijk instelbaar en regelbaar tussen bijvoorbeeld 100 en 1000 kg/uur; (d) het mondstuk kan bij lage vloeistofdrukken werken, bijvoorbeeld vanaf 1,25 bar absoluut.

5 De tophoek van de holle vloeistofkegel ligt in het algemeen tussen 90 en 150° en is bij voorkeur niet kleiner dan 60°.

De openingen kunnen onder velerlei hoeken liggen; een typische opening ligt onder een hoek van 45° ten opzichte van de normaal op de bodem 8, waarbij de as van een gat en de normaal op de bodem 8 in een 10 vlak liggen, waarin ook de raaklijn aan de cirkel ligt. Doelmatig bezitten de kanalen een lengte van twee maal de openingsdiameter alhoewel van deze waarde ook kan worden afgeweken.

f013893

Claims (20)

1. Inrichting voor het verstuiven van een vloeibaar product ten minste omvattende een huis (11, 12) waarin een eerste medium in de vorm van een vloeibaar te verstuiven product kan worden toegevoerd met een uitstroomuiteinde (10) en een inzetstuk (6) met een 5 geleidingsuiteinde (2) dat samenwerkt met het uitstroomuiteinde (10) van het huis (11, 12) onder vorming van een ringvormige uitstroom-spleet (9), met het kenmerk, dat het huis (11, 12) van de inrichting is opgenomen in de bodem (8) van een holle vatting (1); dat in de bodem (8) van de holle vatting (1) tenminste één opening (7) aanwezig 10 is waaraan tenminste één ander medium kan worden toegevoerd dat kan uittreden uit de opening (7) en tot wisselwerking komt met de door de uitstroomspleet (9) afgegeven holle kegel van vloeistof.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat één of meer verzamelingen van meerdere openingen (7) aanwezig zijn en een 15 verzameling symmetrisch rond het huis (11, 12) is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het huis (11, 12) cirkelsymmetrisch is uitgevoerd en elk van de één of meer verzamelingen van openingen (7) gelijkmatig verdeeld op een cirkel zijn aangebracht.

4. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de openingen boringen zijn en de as van elk van de boringen een hoek maakt met de verticaal op de bodem (8).

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat steeds de verticaal op de bodem (8) en de as van elk van de openingen 25 (7) ligt in een vlak waarin ook een raaklijn aan de cirkel ligt.

6. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat steeds de verticaal op de bodem (8) en de as van een van de openingen (7) liggen in een vlak dat een hoek maakt met een vlak waarin genoemde verticaal en een raaklijn aan de cirkel liggen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de assen van de openingen (7) op een kegeloppervlak liggen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het kegeloppervlak een tophoek tussen 30 en 150 graden bezit. T013893 - 12 -

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk , dat de top van de kegel aan de zijde van de toevoer van het eerste medium ligt.

10. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 2-9, met 5 het kenmerk, dat in elk van de één of meer verzamelingen van openingen (7) de openingen (7) zijn samengevoegd tot een gelijkmatige spleet.

11. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 2-9, met het kenmerk, dat de dikte H van de bodem (8) van de holle vatting (1) met de (hydraulische) diameter D en de hoek α die de as van een 10 opening (7) maakt met de horizontaal van de bodem samenhangt als volgt: D H > - . cos ar

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat in een richting loodrecht op de bodem (8) van de holle vatting (1) geen 15 directe doorlating door de openingen (7) wordt waargenomen.

13. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de uitstroomspleet (9) instelbaar is.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het inzetstuk (6) instelbaar is opgesteld voor het vormen van een 20 instelbare ringvormige uitstroomspleet (9).

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het inzetstuk (6) ten opzichte van het huis (11, 12) beweegbaar is opgesteld en veermiddelen aanwezig zijn om bij drukval van het eerste medium tot onder een voorafbepaalde waarde het geleidingsuiteinde (2) 25 van het inzetstuk (6) tegen het uitstroomuiteinde (10) van het huis (11, 12) aan te trekken onder in hoofdzaak afsluiten van het uitstroomuiteinde (10) .

16. Sproeidrooginrichting ten minste omvattende een droogkamer, een verstuivingsmondstuk voor het verstuiven van een vloeibaar 30 product, toevoermiddelen voor het toevoeren van drooggas, afvoermidde-len voor het afvoeren van gesproeidroogd product alsmede eventuele in-of uitwendig opgestelde behandelings- of nabehandelingsmiddelen, met het kenmerk, dat het verstuivingsmondstuk een inrichting is volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 tot en met 15.

17. Inrichting voor het conditioneren van een vloeibaar product welke een verstuivingsmondstuk; een behandelingskamer en een uitgang 1013898 - 13 - verstuivingsmondstuk een inrichting is volgens één of meer van de conclusies 1-15.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat deze is ingericht voor het afzonderlijk toevoeren van tenminste twee andere 5 media.

19. Werkwijze voor het conditioneren van een vloeibaar product waarin een dergelijke vloeistof in fijne druppels wordt verdeeld en in aanraking wordt gebracht met één of meer andere media voor het toevoeren van warmte en/of gewenste stoffen, met het kenmerk, dat de 10 werkwijze wordt uitgevoerd onder toepassen van een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 1-18.

20. Werkwijze volgens conclusie 19 voor het koken van zetmeel, met het kenmerk, dat een brij van zetmeel in water binnen een met de inrichting verbonden kamer wordt behandeld met stoom en/of lucht. 1013899