NL1013687C1 - Jetgraafinrichting. - Google Patents
Jetgraafinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1013687C1 NL1013687C1 NL1013687A NL1013687A NL1013687C1 NL 1013687 C1 NL1013687 C1 NL 1013687C1 NL 1013687 A NL1013687 A NL 1013687A NL 1013687 A NL1013687 A NL 1013687A NL 1013687 C1 NL1013687 C1 NL 1013687C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- jet
- excavating
- unit
- units
- excavation
- Prior art date
Links
- 238000009412 basement excavation Methods 0.000 claims abstract description 68
- 239000007788 liquid Substances 0.000 claims description 62
- 239000002689 soil Substances 0.000 claims description 53
- 239000000203 mixture Substances 0.000 claims description 20
- 238000010276 construction Methods 0.000 claims description 14
- 238000007789 sealing Methods 0.000 claims description 11
- 239000012530 fluid Substances 0.000 claims description 8
- 239000000463 material Substances 0.000 claims description 7
- 230000005484 gravity Effects 0.000 claims description 6
- 239000000565 sealant Substances 0.000 claims description 5
- 230000000717 retained effect Effects 0.000 claims description 4
- 230000007423 decrease Effects 0.000 claims description 3
- 230000000903 blocking effect Effects 0.000 claims description 2
- 230000002441 reversible effect Effects 0.000 claims description 2
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 11
- 238000005520 cutting process Methods 0.000 description 9
- 238000005259 measurement Methods 0.000 description 8
- 238000000034 method Methods 0.000 description 8
- 230000008569 process Effects 0.000 description 7
- 238000012423 maintenance Methods 0.000 description 6
- 238000005192 partition Methods 0.000 description 6
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 description 5
- 239000000523 sample Substances 0.000 description 5
- 239000004927 clay Substances 0.000 description 4
- 230000002829 reductive effect Effects 0.000 description 4
- 239000004576 sand Substances 0.000 description 4
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 3
- 238000011160 research Methods 0.000 description 2
- 239000007921 spray Substances 0.000 description 2
- 230000003466 anti-cipated effect Effects 0.000 description 1
- 230000000712 assembly Effects 0.000 description 1
- 238000000429 assembly Methods 0.000 description 1
- 230000009286 beneficial effect Effects 0.000 description 1
- 230000003247 decreasing effect Effects 0.000 description 1
- 238000010586 diagram Methods 0.000 description 1
- 230000007613 environmental effect Effects 0.000 description 1
- 239000002360 explosive Substances 0.000 description 1
- 230000002349 favourable effect Effects 0.000 description 1
- 239000008187 granular material Substances 0.000 description 1
- 239000003673 groundwater Substances 0.000 description 1
- 230000036961 partial effect Effects 0.000 description 1
- 239000003415 peat Substances 0.000 description 1
- 230000000149 penetrating effect Effects 0.000 description 1
- 230000002250 progressing effect Effects 0.000 description 1
- 230000001681 protective effect Effects 0.000 description 1
- 230000005855 radiation Effects 0.000 description 1
- 230000009467 reduction Effects 0.000 description 1
- 230000008439 repair process Effects 0.000 description 1
- 238000005507 spraying Methods 0.000 description 1
- 239000000725 suspension Substances 0.000 description 1
- 238000012360 testing method Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E21—EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
- E21B—EARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
- E21B7/00—Special methods or apparatus for drilling
- E21B7/002—Drilling with diversely driven shafts extending into the borehole
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E21—EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
- E21B—EARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
- E21B7/00—Special methods or apparatus for drilling
- E21B7/18—Drilling by liquid or gas jets, with or without entrained pellets
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E21—EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
- E21C—MINING OR QUARRYING
- E21C25/00—Cutting machines, i.e. for making slits approximately parallel or perpendicular to the seam
- E21C25/60—Slitting by jets of water or other liquid
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E21—EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
- E21D—SHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
- E21D9/00—Tunnels or galleries, with or without linings; Methods or apparatus for making thereof; Layout of tunnels or galleries
- E21D9/04—Driving tunnels or galleries through loose materials; Apparatus therefor not otherwise provided for
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E21—EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
- E21D—SHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
- E21D9/00—Tunnels or galleries, with or without linings; Methods or apparatus for making thereof; Layout of tunnels or galleries
- E21D9/10—Making by using boring or cutting machines
- E21D9/1066—Making by using boring or cutting machines with fluid jets
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E21—EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
- E21D—SHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
- E21D9/00—Tunnels or galleries, with or without linings; Methods or apparatus for making thereof; Layout of tunnels or galleries
- E21D9/10—Making by using boring or cutting machines
- E21D9/1093—Devices for supporting, advancing or orientating the machine or the tool-carrier
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E21—EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
- E21D—SHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
- E21D9/00—Tunnels or galleries, with or without linings; Methods or apparatus for making thereof; Layout of tunnels or galleries
- E21D9/12—Devices for removing or hauling away excavated material or spoil; Working or loading platforms
- E21D9/13—Devices for removing or hauling away excavated material or spoil; Working or loading platforms using hydraulic or pneumatic conveying means
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Geology (AREA)
- General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Geochemistry & Mineralogy (AREA)
- Environmental & Geological Engineering (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Fluid Mechanics (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Earth Drilling (AREA)
Description
Korte aanduiding: Jetgraafinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een graafinrich-ting voor het in een ontgravingsrichting vormen van een kanaal met een vooraf bepaalde dwarsdoorsnede in de bodem, omvattende een samenstel van jetgraafeenheden die 5 tezamen de dwarsdoorsnede van het kanaal bepalen, en elk zijn voorzien van ten minste een jetinrichting. Uit de jetinrichtingen stroomt een jetvloeistof welke is gericht op de te ontgraven, relatief zachte grond, die bijvoorbeeld bestaat uit klei, zand of veen of een combinatie 10 daarvan. Hierdoor wordt de grond versneden en met de jetvloeistof gemengd, waarna het verkregen mengsel kan worden afgevoerd.
Uit EP-A-0 890 708 is een graafinrichting bekend die meerdere aan elkaar grenzende jetgraafeenheden heeft. In 15 de jetgraafeenheid is een roterende jetinrichting aange bracht die onder hoge druk jetvloeistof op de te ontgraven grond spuit, die hierdoor bezwijkt. Terwijl de jet-graafeenheid in ontgravingsrichting door de bodem wordt getrokken, wordt het door de jetinrichting gevormde ka-20 naai achter de jetgraafeenheid opgevuld met een verhard- baar materiaal. Op deze manier wordt een wand in de grond gevormd. De vorm van het in de bodem te vormen kanaal kan willekeurig gekozen worden door een aantal jetgraafeenheden op een gewenste manier ten opzichte van elkaar op 25 te stellen.
De bekende graafinrichting levert aanzienlijke moeilijkheden op met betrekking tot de beheersing van de ontgraving. Ten gevolge van de toename van de gronddruk met de diepte in de bodem heeft de bekende graafinrich-30 ting bij een relatief homogene grondsamenstelling de neiging naar voren te kantelen aangezien bij een dergelijke graafinrichting die zich in de diepte uitstrekt het laaggelegen gedeelte een grotere weerstand van de te ontgraven grond ondervindt dan het daarboven gelegen 35 gedeelte. De verplaatsing van het laaggelegen gedeelte 10 1 3 687 < t - 2 - heeft daardoor de neiging achter te blijven bij de verplaatsing van het daarboven gelegen gedeelte.
De roterende jetinrichting heeft als nadeel, dat zij meerdere bewegende delen omvat, bijvoorbeeld een motor en 5 lagers, die storings- en slijtagegevoelig zijn. Bovendien is de jetgraafinrichting tijdens het vormen van de wand niet toegankelijk voor onderhoud of reparatie. De graaf-inrichting is hierdoor niet betrouwbaar. Een andere complicatie is dat onder natuurlijke omstandigheden vrijwel 10 altijd de grondsamenstelling in de ontgravingsrichting en/of over de doorsnede van het te ontgraven kanaal varieert, in het bijzonder tijdens het ontgraven onder een helling, waarbij het zeer waarschijnlijk is dat diverse grondlagen worden doorsneden. De jetinrichtingen van één 15 of verschillende jetgraafeenheden versnijden in dat geval tegelijkertijd verschillende grondsoorten, bijvoorbeeld klei en zand, die verschillende cohesie-eigenschappen hebben en daardoor onder verschillende jetomstandigheden bezwijken. De variaties in de grondgesteldheid zijn niet 20 nauwkeurig voorspelbaar, zelfs niet als uitvoerig en gedetailleerd bodemonderzoek is uitgevoerd. De weerstand die meerdere aan elkaar grenzende jetgraafeenheden van verschillende grondsoorten tijdens het ontgraven ondervinden varieert, doordat bijvoorbeeld een eerste jet-25 graafeenheid de ervoor gelegen te ontgraven grond sneller en gemakkelijker ontgraaft dan een tweede jetgraafeenheid van dezelfde graafinrichting. Hierdoor kan de eerste jetgraafeenheid teveel grond ontgraven, waardoor de stabiliteit van het graaffront in gevaar wordt gebracht. 30 Bovendien treden zettingen op die zakkingen ter plaatse van het grondoppervlak tot gevolg hebben.
Een beheersing van het graafproces kan volgens de stand van de techniek alleen worden verkregen door per jetgraafeenheid een zogenaamde grondbalans bij te houden. 35 De door de jetgraafeenheid opgenomen hoeveelheid grond wordt berekend uit de verplaatsing van de jetgraafinrichting in de ontgravingsrichting per tijdseenheid. De door de jetgraafeenheid ontgraven hoeveelheid grond wordt 10 1 3 687 - 3 - bepaald uit een meting van het debiet van het uit de jetgraafeenheid afgevoerde mengsel en een meting van de dichtheid van dit mengsel. Met name de meting van de dichtheid is bezwaarlijk omdat hierbij gebruik gemaakt 5 wordt van nucleaire straling, waarvoor adequate beschermingsmaatregelen nodig zijn. De beheersing van het graaf-front op basis van het bij houden van de grondbalans is onveilig, storingsgevoelig en duur.
Een ander bezwaar van de bekende graafinrichting met 10 meerdere aan elkaar grenzende jetgraafeenheden is dat tijdens het ontgraven ontmoete obstakels (bijvoorbeeld niet ontplofte bommen of rotsachtige objecten die niet kunnen worden versneden) moeilijk verwijderbaar zijn. Gewoonlijk kan het obstakel niet uit de baan van het te 15 ontgraven kanaal verdrongen worden, zodat het graafproces moet worden onderbroken en het obstakel vanaf het maaiveld uit de baan van het te ontgraven kanaal moet worden uitgegraven, omdat het graaffront voor de graafinrichting niet op andere' wijze toegankelijk is. Dit is tijdrovend 20 en duur, en bezwaarlijk voor de omgeving boven het maai veld. In het uitzonderlijke geval dat het obstakel uit de baan van het te ontgraven kanaal verdrongen wordt, kunnen grote lokale krachten optreden die schade aan de graafin-richting toebrengen. Het doel van de onderhavige uitvin-25 ding is een graaf inrichting te verschaffen die de hiervoor genoemde bezwaren in hoge mate ondervangt.
De uitvinding verschaft hiertoe een graafinrichting van de in de aanhef van deze beschrijving beschreven soort, met ten minste een opnemer die is verbonden met 30 ten minste een van de jetgraafeenheden voor het meten van een door de bodem op de ten minste ene jetgraaf eenheid uitgeoefende kracht in hoofdzaak evenwijdig aan de ont-gravingsrichting; en besturingsmiddelen voor het besturen van de ontgraving door de graafinrichting op basis van de 35 door de ten minste ene opnemer gemeten kracht.
De graafinrichting volgens de uitvinding heeft als voordeel dat de kracht vanuit de jetgraafeenheid deels via waterdruk, deels mechanisch op de grondkorrels wordt 10 1 3 6 87 - 4 - overgedragen, waardoor het gebruik van een graafvloeistof overbodig is. Dit bespaart kosten op de vloeistof en de voorzieningen daarvoor, en levert tevens beter herbruikbare ontgraven grond op.
5 Een ander voordeel van de uitvinding is dat het graafproces van een stelsel van jetgraafeenheden goed beheersbaar is en een beter gecontroleerde besturing van de graafinrichting kan worden verkregen. Op basis van lokaal in de dwarsdoorsnede van het kanaal gemeten krach-10 ten kan de ontgraving van de individuele jetgraafeenheden afzonderlijk aangestuurd worden, waardoor de graafinrich-ting een gewenst traject nauwkeurig en gecontroleerd kan doorlopen, bijvoorbeeld ten behoeve van een gelijkloop van het samenstel van jetgraafeenheden.
15 Tevens is het mogelijk bij, bijvoorbeeld uit bodem onderzoek, vooraf bekende variaties in grondgesteldheid het krachtniveau overeenkomstig een bepaalde grondge-steldheid lokaal in te stellen.
Bovendien is het verrichten van de metingen van het 20 debiet en de concentratie van het af te voeren grondmeng- sel per graafeenheid overbodig bij de graafinrichting volgens de uitvinding omdat een krachtmeting wordt uitgevoerd in plaats van het bij houden van de grondbalans. Vooral het overbodig worden van het meten van de concen-25 tratie van het grondmengsel levert aanzienlijke economi sche voordelen en veiligheidsvoordelen op.
Aangezien de ontgraving door de jetinrichtingen van de graafinrichting volgens de uitvinding lokaal wordt aangepast aan de gewenste of mogelijke voortgang, wordt 30 het gebruik van energie en jetvloeistof geminimaliseerd, resulterend in economische en milieuvoordelen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de graafinrichting volgens de uitvinding zijn de besturingsmiddelen ingericht voor het instellen van een debiet van in ten 35 minste een jetinrichting gebruikte jetvloeistof. Hierdoor kan de ontgraving door de jetinrichting eenvoudig worden ingesteld. Bij voorkeur wordt het debiet ingesteld van de ten minste ene jetinrichting van de met de ten minste ene 10 1 3 6 87 - 5 - opnemer verbonden jetgraafeenheid. Hierdoor zijn de best uringsmiddelen eenvoudig te implementeren, omdat geen rekening behoeft te worden gehouden met een wederzijdse beïnvloeding van verschillende jetgraafeenheden. Bij 5 voorkeur zijn de besturingsmiddelen ingericht voor het vergroten respectievelijk verkleinen van het debiet van de jetvloeistof van de ten minste ene jetinrichting bij een toename respectievelijk afname van de door de ten minste ene opnemer gemeten kracht. Dit heeft als voordeel 10 dat de weerstand die de graaf inrichting van de grond ondervindt tijdens het ontgraven binnen een toegestaan gebied kan worden gehouden. Bij voorkeur is de instelling van het debiet van de jetvloeistof van de ten minste ene jetinrichting variabel, bijvoorbeeld traploos of stapsge-15 wijs variabel, tussen een vooraf bepaalde minimale waarde en een vooraf bepaalde maximale waarde. Hierdoor is het mogelijk om de weerstand die de graafinrichting tijdens het ontgraven ondervindt continu aan te passen waardoor de oorspronkelijke horizontale spanningen in de grond zo 20 min mogelijk beïnvloed worden en zettingen die leiden tot zakkingen ter hoogte van het maaiveld worden vermeden. Voor het instellen van de gewenste horizontale grondspan-ningen zijn de besturingsmiddelen bij voorkeur ingericht voor het variëren, bijvoorbeeld traploos of stapsgewijs 25 variëren, van het debiet van de jetvloeistof van de ten minste ene jetinrichting van ten minste een jetgraafeenheid tussen een vooraf bepaalde minimale en een vooraf bepaalde maximale waarde op basis van de door de met ten minste ene jetgraafeenheid verbonden ten minste ene opne-30 mer gemeten kracht.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de graafinrichting een aandrijfinrichting voor het in hoofdzaak in ontgravingsrichting verplaatsen van de graafin-richting, welke aandrijfinrichting bij voorkeur wordt 35 bestuurd door de besturingsmiddelen. Hierdoor wordt het voordeel bereikt dat de stuwkracht en de snelheid waarmee ontgraven wordt kan worden aangepast aan de totale weer- 10 1 3 687 - 6 - stand die de graafinrichting tijdens het ontgraven van de te ontgraven grond ondervindt.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de graafinrichting een steunconstructie die de jetgraafeen-5 heden ondersteunt, waardoor de krachtmeting op de jet- graafeenheden eenvoudig kan worden verwezenlijkt. Bij voorkeur is een deel van de steunconstructie verwijderbaar voor het verwijderen van ten minste een van de jet-graafeenheden. Dit is vooral gunstig bij bijvoorbeeld 10 onderhoud aan de graafinrichting of wanneer de graafin- richting vastloopt op een zich voor een of meer van de jetgraafeenheden bevindend obstakel. In tegenstelling tot de bekende graafinrichting behoeft het obstakel niet uit de baan van het te ontgraven kanaal verdrongen of vanaf 15 het maaiveld verwijderd te worden. De graafinrichting volgens de uitvinding hoeft slechts stilgezet en plaatselijk gedemonteerd te worden. De door het plaatselijk demonteren ontstane relatief geringe opening in de achterzijde van de graafinrichting is klein, waardoor de 2 0 stabiliteit van - het graaf front in hoge mate kan worden gewaarborgd. Dit leidt tot een snelle, veilige en effectieve verwijdering van obstakels.
* In een andere uitvoeringsvorm is de steunconstructie voorzien van compartimenten die de jetgraafeenheden in 25 hoofdzaak volledig omgeven. Dit leidt tot- een eenvoudige constructie van de jetgraafeenheden, waarbij de steunconstructie bepaalde, functies van de jetgraafeenheden kan overnemen.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn een of 30 meer van de jetgraafeenheden in hoofdzaak evenwijdig aan . de ontgravingsrichting met behulp van een verplaatsings-inrichting, in het bijzonder omvattende een vijzel, verplaatsbaar ten opzichte van de steunconstructie. Het is aldus mogelijk, jetgraaf eenheden één voor één - of groep 3 5 voor groep ten opzichte van de steunconstructie en de overige jetgraafeenheden in de ontgravingsinrichting naar voren te bewegen. Hierbij wordt in eerste instantie de weerstand van de grond op een enkele jetgraafeenheid of .10 1 3 687 - 7 - een groep van jetgraafeenheden overwonnen bij het naar voren bewegen van de jetgraafeenheid of -eenheden met in bedrijf zijnde jetinrichting(en), en vervolgens wordt de weerstand van de grond op een andere jetgraafeenheid, een 5 andere groep jetgraafeenheden en/of de steunconstructie overwonnen bij het naar voren bewegen daarvan. Bij een dergelijke werkwijze kan worden volstaan met een verlaagde voortstuwcapaciteit van de (aandrijfinrichting van de) graafinrichting en een verlaagd debiet voor de jetinrich-10 tingen, aangezien de jetgraafeenheden in dit geval niet alle tegelijk in de ontgravingsrichting naar voren bewegen en de j et inrichtingen niet alle tegelijk in bedrijf zijn.
Wanneer de jetgraafeenheden afzonderlijk van elkaar in hoofdzaak evenwijdig aan de ontgravingsrichting over 15 een bepaalde afstand ten opzichte van de steunconstructie beweegbaar zijn, kunnen obstakels in de grond althans gedeeltelijk uitgegraven worden door de zich buiten het gebied van een obstakel bevindende jetgraafeenheden een vooruitgeschoven positie ten opzichte van de steuncon-2 0 struct ie te laten innemen, en de zich in het gebied van het obstakel bevindende jetgraafeenheden een zoveel mogelijk achterste positie ten opzichte van de steunconstructie te laten innemen, totdat de verdere voortgang van de graafinrichting wordt belemmerd door het obstakel. Ver-25 volgens kan het reeds althans gedeeltelijk rondom uitgegraven obstakel op de hiervoor aangegeven wijze worden verwijderd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de ten minste ene jetinrichting van ten minste een jetgraafeenheid inge-30 richt voor het afgeven van een straal jetvloeistof in een vaste richting. De jetinrichting bevat door deze maatregel geen bewegende delen en behoeft weinig onderhoud en er treedt weinig slijtage op.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de in een 35 vaste richting afgegeven straal jetvloeistof van een jetinrichting onder een hoek met de ontgravingsrichting gericht, wat een effectieve versnijding en afvoer van de grond mogelijk maakt. In het bijzonder is de in een vaste 10 1 3 687 - 8 - richting afgegeven jetvloeistofstraal van een jetinrichting gezien in de ontgravingsrichting schuin naar achteren gericht, en (bij een in hoofdzaak horizontale ontgravingsrichting) met de zwaartekracht mee gericht. Op deze 5 manier wordt bereikt dat het versnijden en de afvoer van de grond effectief verloopt.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat ten minste een van de jetgraafeenheden een aantal jetinrich-tingen, waarvan de jetvloeistofstralen in verschillende 10 vaste richtingen zijn gericht. Hierdoor is het mogelijk om de grond in de gehele dwarsdoorsnede van de jetgraaf-eenheid te ontgraven.
In deze uitvoeringsvorm is het in het bijzonder mogelijk, de jetinrichtingen van een jetgraafeenheid 15 intermitterend, en meer in het bijzonder afwisselend te bedrijven, waarbij elke jetinrichting bijvoorbeeld een gebied van de dwarsdoorsnede van de jetgraafeenheid bestrijkt. Op analoge wijze kunnen de jetinrichtingen van verschillende jetgraafeenheden intermitterend, en meer in 20 het bijzonder afwisselend bedreven worden. Uit testen is gebleken, dat intermitterend jetten niet ten koste gaat van de effectiviteit van de jetinrichting, in vergelijking tot een jetinrichting die een continue stroom jetvloeistof afgeeft. Een groot voordeel van het intermitte-25 rend bedrijven van jetinrichtingen is echter, dat het benodigde jetvloeistofdebiet, dat in een continue stroom kan worden aangevoerd en via bestuurbare kleppen naar verschillende jetinrichtingen kan worden gevoerd, aanzienlijk wordt verlaagd.
30 In een andere voorkeursuitvoeringsvorm is ten minste een van de j etinrichtingen op een zijwand van de ten minste ene jetgraafeenheid aangebracht, waarbij de in een vaste richting afgegeven jetvloeistofstraal van de ten minste ene jetinrichting in hoofdzaak dwars op de ontgra-35 vingsrichting is gericht.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de ten minste ene jetinrichting van een graafeenheid ten minste een zich in hoofdzaak in de ontgravingsrichting uitstrek- 10 1 3 687 - 9 - kende buis, welke op de omtrek daarvan is voorzien van ten minste een uitstroomopening. In het bijzonder is de buis centraal in de jetgraafheid opgesteld, en omvat de buis een aantal uitstroomopeningen die in de langsrich-5 ting van de buis gezien op afstand van elkaar, en in de omtreksrichting van de buis gezien onder verschillende hoeken zijn géplaatst. De jetinrichting kan verschillende van dergelijke centraal in de jetgraafeenheid opgestelde buizen omvatten, of kan voor het bereiken van hetzelfde 10 resultaat een enkele buis omvatten die inwendig door middel van langwerpige scheidingswanden in afzonderlijke kanalen is verdeeld, op elk waarvan ten minste een uitstroomopening is aangesloten. Wanneer de uitstroomopeningen zodanige jetvloeistofstralen afgeven dat elke jet-15 vloeistofstraal vanaf de voorzijde van de jetgraafeenheid gezien een gedeelte van de dwarsdoorsnede bestrijkt, en alle jetvloeistofstralen tezamen de hele dwarsdoorsnede bestrijken, wordt de volledige dwarsdoorsnede van de in de jetgraafeenheid binnendringende grond versneden. De 20 vorm van het driedimensionale snijvlak kan zodanig worden gevarieerd, dat een zo efficiënt mogelijk snijproces wordt bereikt. De capaciteit van de uitstroomopening wordt gekozen in overeenstemming met de grootte van het door de betreffende uitstroomopening te ontgraven dwars-25 doorsnededeel. Door een jetvloeistofstroom door middel van bestuurbare kleppen achtereenvolgens naar verschillende buizen of kanalen te voeren ontstaat aan de op een buis of kanaal aangesloten ten minste ene uitstroomopening een intermitterende jetvloeistofstroom, en worden 30 achtereenvolgens verschillende delen van de dwarsdoor snede van de jetgraafeenheid bestreken. Door de volgorde van aanstroming van de verschillende buizen of kanalen te variëren, kan de effectiviteit van het ontgravingsproces worden aangepast.
35 Bij voorkeur is ten minste een jetgraafeenheid voor zien van middelen waarin de ten minste ene jetinrichting losneembaar is bevestigd. Dit heeft als voordeel dat de jetinrichting gemakkelijk in de jetgraafeenheid kan wor- 10 1 3 687 - 10 - den geplaatst en uitgenomen, bijvoorbeeld bij onderhoud. Bij voorkeur omvat de jetinrichting hiertoe een doorvoer in een achterwand van de jetgraafeenheid voor het invoeren van de jetinrichting in de jetgraafeenheid, waarbij 5 is voorzien in een afsluitmiddel voor het overbruggen van drukverschil tussen het gebied voor en achter de jetgraaf eenheid bij het uitnemen van de jetinrichting. Het is dan niet meer nodig om de druk voor en achter de jetgraaf eenheid te vereffenen voordat de jetinrichting kan 10 worden uitgenomen.
Bij de bekende graafinrichtingen met graafwielen kan een tastinrichting die de grondgesteldheid waarneemt voor de graafinrichting uit niet tijdens het graafproces, maar alleen bij stilstand van de graafinrichting worden ge-15 bruikt. De tastinrichting moet volgens de stand van de techniek verwijderd worden voordat de graafinrichting wordt ingeschakeld. Een continue anticipatie op de grondgesteldheid is dan dus niet mogelijk. Bovendien kunnen obstakels niet continu gesignaleerd worden. Er bestaat 20 een verhoogd risico dat obstakels pas worden gesignaleerd nadat de graafinrichting is vastgelopen, wat de slijtage vergroot en waardoor schade kan worden opgelopen, zeker wanneer het obstakel een niet geëxplodeerd explosief object betreft. In tegenstelling hiertoe heeft de graaf-25 inrichting volgens de uitvinding in een voorkeursuitvoe ringsvorm ten minste een tastinrichting die is ingericht voor het tijdens het ontgraven waarnemen van de grondgesteldheid op een afstand voor de jetgraafeenheden gezien in de ontgravingsrichting. Dit is een belangrijk voordeel 30 omdat hierdoor een continue anticipatie op de grondge steldheid mogelijk is. Een ander voordeel is dat de tastinrichting op verschillende plaatsen in de doorsnede van het graafschild kan worden aangebracht en niet gebonden is aan een enkele plaats in het graafschild, zodat ook 35 lokaal op variaties in grondsamenstelling kan worden geanticipeerd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de graafinrichting ten minste twee tastinrichtingen voor het waar- 10 1 3 687 -linemen van grondgesteldheid tussen en rondom de ten minste twee tastinrichtingen.
Bij voorkeur is ten minste een verwijderbaar af-dichtmiddel aangebracht voor het afdichten van de ruimte 5 tussen aangrenzende jetgraafeenheden of tussen een jet- graafeenheid en de steunconstructie. Hierdoor is het mogelijk dat de jetgraafeenheden onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen en het drukverschil kan worden overbrugd, dat heerst tussen het gebied voor en achter de jetgraaf-10 eenheid, waar de atmosferische druk heerst.
Bij voorkeur is de met de ten minste ene j etgraaf-eenheid verbonden ten minste ene opnemer geplaatst tussen de steunconstructie en de ten minste ene jetgraafeenheid. Deze opstelling maakt een gemakkelijke krachtmeting op de 15 jetgraafeenheden mogelijk, aangezien de opnemers op de steunconstructie kunnert worden opgelegd.
Op doelmatige wijze omvat de ten minste ene opnemer een met een fluïdum te bedrijven cilinder-zuigereenheid, welke opnemer is voorzien van drukmeetmiddelen voor het 20 opnemen van een druk van het fluïdum. De gemeten druk is een maat voor althans een deel van de op de met de jet-graafeenheid of -eenheden verbonden opnemer uitgeoefende kracht. De cilinder-zuigereenheid kan tevens functioneren als verplaatsingseenheid voor het in hoofdzaak evenwijdig 25 aan de ontgravingsrichting ten opzichte van een steuncon structie verplaatsen van een of meer jetgraafeenheden van de graafinrichting.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de ten minste ene jetgraafeenheid ten minste een in hoofdzaak dwars op 30 de ontgravingsrichting aangebracht schot, waarbij de met de ten minste ene jetgraafeenheid verbonden ten minste ene opnemer is ingericht voor het meten van in hoofdzaak de kracht in de ontgravingsrichting op het schot. Dit heeft als voordeel dat zeèr direct wordt gemeten welke 35 druk door de grond wordt uitgeoefend.
Bij voorkeur omvat de ten minste ene jetgraafeenheid ten minste een stromingsschot en ten minste een rooster, welk stromingsschot en welk rooster onderling zijn ver- 10 1 3 687 - 12 - bonden en zich in de ruimte van de jetgraafeenheid uitstrekken. Het schot zorgt voor een gewenste stroming van een zich in de jetgraafeenheid bevindend grond-jetvloei-stofmengsel, terwijl het rooster voorkomt dat de afvoer 5 van het mengsel stagneert door het tegenhouden van grof materiaal. Daarbij is het rooster in een voorkeursuitvoeringsvorm zodanig in de jetgraafeenheid aangebracht dat door het rooster tegengehouden materiaal ten gevolge van de zwaartekracht terugkeert in een gebied van de jet-10 graafeenheid dat direct wordt bereikt door de vloeistof- straal van de ten minste ene jetinrichting.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is in een jetgraaf-eenheid een ontgraafkamer gevormd door een ruimte waarin de ten minste ene jetinrichting is aangebracht en is een 15 mengkamer gevormd door een ruimte met een uitstroomope- ning voor de afvoer van een grond-jetvloeistof mengsel, waarbij tussen de ontgraafkamer en de mengkamer een terugslagklep is aangebracht voor het doorlaten van het grond-jetvloeistofmengsel van de ontgraafkamer naar de 20 mengkamer, en het blokkeren daarvan in de omgekeerde richting. Hiermee wordt voorkomen dat bij een te lage druk in de ontgraafkamer grond-jetvloeistofmengsel vanuit de mengkamer terugstroomt in de ontgraafkamer.
De uitvinding wordt meer in detail beschreven aan de 25 hand van de bijgaande tekening, waarin: fig. la schematisch een vooraanzicht van een samenstel van aangrenzende jetgraafeenheden toont voor het vormen van een kanaal met een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede; 30 fig. lb schematisch een vooraanzicht van een samen stel· van aangrenzende jetgraafeenheden toont voor het vormen van een kanaal met een in hoofdzaak rechthoekige doorsnede; fig. lc schematisch een vooraanzicht van een samen-35 stel van aangrenzende jetgraafeenheden toont voor het vormen van een ander kanaal met een rechthoekige doorsnede ; 10 1 3 687 - 13 - fig. 2a een schematisch aanzicht in perspectief toont van een eerste uitvoeringsvorm van een graafinrich-ting volgens de uitvinding; fig. 2b een schematisch aanzicht in perspectief 5 toont van een tweede uitvoeringsvorm van een graafinrich ting volgens de uitvinding; fig. 3 een schematisch achteraanzicht toont van een derde uitvoeringsvorm van een graafinrichting volgens de uitvinding; 10 fig· 4a en 4b een zijaanzicht, gedeeltelijk in lang- sdoorsnede, resp. een vooraanzicht tonen van een eerste opstelling van jetinrichtingen in een jetgraafeenheid; fig. 5a en 5b een zijaanzicht, gedeeltelijk in lang-sdoorsnede, resp. een vooraanzicht tonen van een tweede 15 opstelling van jetinrichtingen in een jetgraafeenheid; fig. 6a en 6b een zijaanzicht, gedeeltelijk in lang-sdoorsnede, resp. een vooraanzicht tonen van een derde opstelling van jetinrichtingen in een jetgraafeenheid; fig. 7a en 7b een zijaanzicht, gedeeltelijk in lang- 20 sdoorsnede, resp. een vooraanzicht tonen van een vierde opstelling van jetinrichtingen in een jetgraafeenheid; fig. 8a en 8b een zijaanzicht, gedeeltelijk in lang-sdoorsnede, resp. een vooraanzicht tonen van een vijfde opstelling van jetinrichtingen in een jetgraafeenheid; 25 fig. 9 schematisch een gedeeltelijk opengewerkt bovenaanzicht toont van een graafinrichting volgens de uitvinding, aangevuld met in de vorm van een blokschema weergegeven elementen; fig. 10 schematisch een bovenaanzicht toont van een 30 andere uitvoeringsvorm van de graafinrichting volgens de uitvinding; fig. 10a in meer detail een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een gedeelte van de graafinrichting volgens fig. 10 toont; 3 5 fig. 10b en 10c een variant van de in fig. 10a ge toonde uitvoeringsvorm in twee verschillende bedrijfstoe-standen tonen; 101 3 687 - 14 - fig. lla en lib een zijaanzicht, gedeeltelijk in langsdoorsnede, resp. een vooraanzicht tonen van een jetinrichting in een jetgraafeenheid; fig. 12 een zijaanzicht, gedeeltelijk in langsdoor-5 snede, toont van een andere jetgraafeenheid volgens de uitvinding; fig. 12a een gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht van een jetvloeistofbuis tonen; fig. 12b een schematische dwarsdoorsnede van de 10 jetvloeistofbuis volgens fig. 12a toont; fig. 12c in een vooraanzicht de werking van de j etvloeistofbuis volgens fig. 12a in een jetgraafeenheid illustreert; fig. 12d in een zijaanzicht de werking van de jet- 15 vloeistofbuis volgens fig. 12a in een jetgraafeenheid illustreert; fig. 13a en 13b een zijaanzicht, gedeeltelijk in langsdoorsnede, resp. een vooraanzicht tonen van een jetgraafeenheid waarin een tastinrichting is aangebracht; 20 fig. 14 een vooraanzicht toont van een samenstel van meerdere jetgraafeenheden waartussen meerdere tastinrichtingen zijn aangebracht; en fig. 15a-15d aanzichten in doorsnede tonen van af-dichtmiddelen die zijn aangebracht tussen aan elkaar 25 grenzende jetgraafeenheden.
In de verschillende figuren hebben gelijke verwij-zingscijfers betrekking op gelijke onderdelen of onderdelen met een gelijke functie.
In fig. la, lb en lc zijn verschillende graafinrich-30 tingen 1 weergegeven die meerdere jetgraafeenheden 2 omvatten, die aan elkaar grenzend zijn opgesteld zodat een gewenste dwarsdoorsnede van een te ontgraven kanaal in de bodem wordt gedefinieerd. Met de graafinrichting 1 volgens fig. la wordt een in hoofdzaak cirkelvormige 35 doorsnede van het kanaal in de bodem gevormd, en met de graafinrichting 1 volgens fig. lb wordt een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede van het kanaal gevormd. In de graafinrichting 1 volgens fig. lc zijn de jetgraafeenhe- 10 1 3 687 - 15 - den 2 steeds met twee andere jetgraafeenheden 2 verbonden zodat een rechthoekige dwarsdoorsnede wordt omsloten. Vanzelfsprekend zijn ook willekeurige andere opstellingen van jetgraafeenheden mogelijk, met corresponderende dwar-5 sdoorsneden van het te ontgraven kanaal in de bodem.
In fig. 2a omvatten de j etgraaf eenheden 2 wanden 2 0 en worden de jetgraafeenheden 2 in compartimenten 8 van een steunconstructie 7 geschoven. In fig. 2b zijn de jet-graafeenheden 2 zonder wanden uitgevoerd.
10 In fig. 3 is een achteraanzicht van een graafinrich- ting 1 volgens de uitvinding getoond, waarbij een steunconstructie 7 drie vaste hoofdbalken 71, wegneembare, dwars op de hoofdbalken 71 gerichte hulpbalken 72, en een steunring 73 omvat. De in fig. 5 weergegeven graafinrich-15 ting is op een obstakel 9, bijvoorbeeld een rotsachtig materiaal, gestuit waardoor de voortgang van de graafinrichting 1 in de bodem is geblokkeerd. Om het obstakel 9 te verwijderen is een hulpbalk 72a verwijderd, waarna twee jetgraafeenheden 2a uit het samenstel van jetgraaf-20 eenheden 2 zijn verwijderd zodat het obstakel toeganke lijk is en gemakkelijk kan worden weggenomen.
Fig. 4a en 4b tonen een eerste opstelling van jetin-richtingen 3 in een jetgraafeenheid 2. Zoals hiervoor aan de hand van fig. 2a en 2b is toegelicht, kan de jetgraaf-25 eenheid 2 zowel met als zonder wanden zijn uitgevoerd; de begrenzing van de jetgraafeenheid 2 is derhalve, evenals in volgende figuren, met onderbroken lijnen weergegeven. De jetinrichtingen 3 worden op niet nader getoonde wijze, bijvoorbeeld via een met een streep-puntlijn aangeduide 30 slang of pijp, gevoed met een jetvloeistof, zoals water, vanuit een instroomopening 12 van de jetgraafeenheid 2, waarbij jets 24 ontstaan. De jetinrichtingen 3 versnijden de te ontgraven grond door de jetvloeistof onder hoge druk op de grond te spuiten. De grote turbulentie die bij 35 het versnijden ontstaat dient de grond goed met de jet vloeistof te mengen, zodat een grond-jetvloeistofmengsel onstaat dat goed afvoerbaar is. Daarnaast is een voorschot 91 en een achterschot 92 aanwezig. Deze schotten 101 3687 - 16 - 91, 92 dienen als mechanische ondersteuning indien het graaffront instabiel wordt en inzakt. Deze schotten 91, 92 zorgen tevens voor het tegenhouden van grote brokken grondmateriaal en ander materiaal die bij het versnijden 5 kunnen loskomen, zodat deze brokken beter kunnen worden versneden. De schotten 91, 92 verdelen op deze wijze de jetgraafeenheid ten minste in een ontgraafkamer (de ruimte waarin de jetinrichtingen 3 zijn aangebracht) en een mengkamer 14. De mengkamer 14 is voorzien van een meng-10 vloeistoftoevoer 15 en een vloeistof-grondafvoer 13. In zand moeten de korrels over de rand van het achterschot 92 opgestuwd worden tot in de mengkamer 14. Als de jetin-richtingen 3 te krachtig zijn, zal het zand ongecontroleerd in de mengkamer 14 stromen en zal een frontinstabi-15 liteit optreden. In klei wordt de grond die als gevolg van de voortgang van de graafinrichting 1 in de ontgraaf- kamer binnendringt, versneden waarbij de cohesie-eigenschappen van klei, eventueel in combinatie met een meng-kamerdruk, ervoor zorgen dat het graaffront in stand 20 blijft. Nadat grond in de ontgraafkamer van de jetgraaf- eenheid 2 door de jetvloeistof is versneden, wordt het grond-jetvloeistofmengsel in de mengkamer 14 gemengd met een via de mengvloeistoftoevoer 15 aangevoerde mengvloei-stof, zoals water, en vervolgens door de vloeistof-grond-25 afvoer 13 afgevoerd. De jets 24 zijn met de zwaartekracht mee en gezien in een ontgravingsrichting 25 naar achteren gericht. Bij deze opstelling van de jetinrichtingen 3 blijft de door de jetinrichtingen 3 veroorzaakte grond-versnijding geheel binnen de jetgraafeenheid 2. Daarnaast 30 zal grond die achter het bereik van de jets 24 raakt door de aanwezigheid van het voorschot 91 en het achterschot 92 weer in het bereik van de jets 24 terugvallen en dan alsnog worden versneden. Bij deze opstelling is het nagenoeg uitgesloten dat grote onversneden brokken grond in 35 de mengkamer 14 terechtkomen en daar de vloeistof-grond afvoer 13 verstoppen.
Fig. 5a en 5b tonen een frontale opstelling van de jetinrichtingen 3, die op het voorschot 91 en het achter- 10 1 3 687 - 17 - schot 92 zijn aangebracht. Frontale jets 24 zijn effectiever naarmate de grond verder in de jetgraafeenheid 2 binnendringt, wat ervoor zorgt dat de vloeistof-grondaf-voer 13 van het grond-jetvloeistofmengsel niet verstopt 5 kan raken en dat de jetgraafeenheid 2 altijd leeggeblazen kan worden. Bij deze opstelling van de jetinrichtingen 3 ontbreekt echter wel een voorwaartse begrenzing van de door de jetinrichtingen veroorzaakte grondversnijding. Bij zandgrond kan bijvoorbeeld een te harde jetvloeistof-10 straal 24 de grond voor de graafinrichting uit verweken waardoor het graaffront instabiel wordt.
Fig. 6a en 6b tonen een j etgraaf eenheid 2 zonder schotten en met jetinrichtingen 3 die jets 24 dwars op de ontgravingsrichting 25 en met de zwaartekracht mee spui-15 ten. Bij deze opstelling van de jet inrichtingen 3 zal de door de jetinrichtingen veroorzaakte grondversnijding zich geheel binnen de jetgraafeenheid 2 afspelen, zodat een frontstabiliteit kan worden gewaarborgd. Opgemerkt dient te worden, dat grond die achter het bereik van de 20 jetinrichtingen 3 raakt, niet meer uit de jetgraafeenheid verwijderd kan worden, wat eventueel verstopping van de vloeistof-grondafvoer 13 tot gevolg kan hebben. Fig. 7a en 7b tonen een opstelling van de jetinrichtingen 3 die gezien de ontgravingsrichting 25 schuin naar achteren is 25 gericht en tegen de zwaartekracht in, hetgeen de suspen sie van versneden grond in het grond-jetvloeistofmengsel in de jetgraafeenheid 2 bevordert.
Fig. 8a en 8b tonen jetinrichtingen 3 die zijn aangebracht op de zijwanden van de j etgraaf eenheid 2, waar-30 door de grond voor het achterschot 92 goed versneden wordt.
Fig. 9 toont een graafinrichting 1 die een aantal in hoofdzaak identieke jetgraafeenheden 2 volgens fig. 4a, 4b of fig. 7a, 7b omvat die via verbindingsbalken 10 zijn 35 verbonden met een niet nader getoonde steunconstructie 7.
Tussen de jetgraafeenheden 2 en de steunconstructie 7 zijn opnemers 4 geplaatst die de krachten meten die de jetgraafeenheden 2 tijdens de voortgang van de graafin- 10 1 3 887
1 I
- 18 - richting 1 in de richting van de pijl 25 in de bodem van de te ontgraven grond ondervinden. Hierbij is er op niet nader getoonde wijze, bijvoorbeeld door de verschillende jetgraafeenheden beweegbaar ten opzicht van elkaar op te 5 stellen, voor gezorgd dat uitsluitend de gewenste krach ten worden gemeten. De opnemers 4 zijn via besturings-lijnen 51 verbonden met besturingsmiddelen 5. Vanuit de besturingsmiddelen 5 lopen besturingslijnen 52 naar een in de jetgraafeenheid 2 aangebrachte regeleenheid 53, 10 zoals bijvoorbeeld een instelbaar ventiel, die het debiet van de jetvloeistof die uit de jetinrichtingen 3 stroomt, instelt. In fig. 9 is de besturing zodanig, dat het debiet van elk van de jet inrichtingen 3 wordt ingesteld op basis van de door de bijbehorende opnemer 4 gemeten krac-15 hten op de bijbehorende jetgraafeenheid 2. Als een van de jetgraafeenheden 2 een weerstand van de te ontgraven grond ondervindt die boven een vooraf bepaalde waarde ligt, hetgeen kan worden waargenomen met de opnemers 4, wordt het debiet van de j et inrichtingen 3 van de betref-20 fende jetgraafeenheid 2 verhoogd. Hierdoor zal het ont- gravingsvermogen van deze jetgraafeenheid 2 toenemen, waardoor meer grond wordt ontgraven, waarna de kracht die de te ontgraven grond op deze jetgraafeenheid 2 uitoefent, afneemt. Het debiet wordt vervolgens door de regel-25 eenheid 53 verminderd. Op deze wijze wordt doorlopend het debiet van de j etinrichtingen 3 van meerdere of alle jetgraafeenheden 2 van het samenstel van jetgraafeenheden ingesteld. Dit meet- en regelproces leidt tot een uitstekende beheersing van de ontgraving.
3 0 Het is ook mogelijk dat de door de opnemers 4 geme ten krachten .van een eerste jetgraafeenheid 2 worden gebruikt voor de besturing van het debiet van jetinrichtingen 3 van een tweede jetgraaf eenheid 2. Een of meer van de opnemers 4 kunnen, bijvoorbeeld bij omvangrijke 35 samenstellen van jetgraafeenheden 2, ook verbonden zijn met meerdere jetgraafeenheden 2 tegelijk, zodat niet meer de kracht op een enkele jetgraafeenheid 2, maar de kracht op meerdere jetgraafeenheden 2, bijvoorbeeld een horizon- 10 1 3 687 - 19 - tale rij, wordt gemeten. Deze niet-weergegeven uitvoeringsvorm is minder fijngevoelig, maar vermindert het benodigde aantal opnemers 4. Ook is een combinatie van de hiervoor beschreven mogelijkheden denkbaar. De regeleen-5 heid 53 kan buiten het inwendige van de jetgraafeenheid 2 zijn aangebracht.
Vanuit de besturingsmiddelen 5 loopt eveneens een besturingslijn 54 naar een aandrijfrichting 6 die op niet nader getoonde wijze is verbonden met de graafinrichting 10 1 voor het in de ontgravingsrichting 25 voortbewegen van de graaf inrichting 1 op basis van de door de opnemers 4 gemeten krachten op een of meer van de j etgraaf eenheden 2 .
De in fig. 10 weergegeven uitvoeringsvorm van de 15 graafinrichting 1 omvat een steunconstructie 7 die com partimenten 8 omvat die de jetgraafeenheden 2 in hoofdzaak volledig omgeven. De opnemers 4 zijn bij deze voorkeursuitvoeringsvorm van de graafinrichting 1 binnen de steunconstructie 7 aangebracht.
20 Deze uitvoering van de steunconstructie 7 maakt verschil lende uitvoeringsvormen van de jetgraafeenheden 2 moge-lijk, waarvan er twee zijn weergegeven in fig. 2a resp. 2b.
Fig. 10a toont een gedeelte van de steunconstructie 25 7, waarin de j etgraaf eenheid 2 in de richtingen van pij len 2b, 2c over een geringe afstand beweegbaar is. De beweging van de j etgraaf eenheid 2 in de richting van de pijl 2b is begrensd door aanslagen 10a. De j etgraaf eenheid 2 steunt tegen de verbindingsbalken 10 via opnemers 3 0 in de vorm van cilinder-zuigereenheden 4a. Via leidingen 4b worden de drukken van zich in de cilinder-zuigereen-heden 4a bevindende fluida gemeten, welke drukken met name een maat zijn voor de in de richting van pijl 2b op de jetgraafeenheid 2 uitgeoefende kracht, zolang de jet-35 graafeenheid 2 niet aanligt tegen een van de aanslagen 10a.
De opstelling volgens fig. 10b en 10c verschilt in wezen slechts in zoverre van die van fig. 10a, dat de 101 3687 - 20 - slag van de cilinder-zuigereenheden 4a aanzienlijk groter is gekozen. Dankzij dit feit kunnen de cilinder-zuigereenheden 4a niet alleen als opnemer functioneren, maar tevens gebruikt worden om de jetgraafeenheid 2 over een 5 aanzienlijke afstand te verplaatsen. Dit blijkt uit een vergelijking van fig. 10b en 10c, waarbij in de eerstgenoemde figuur de cilinder-zuigereenheden 4a aan het begin van de slag daarvan zijn weergegeven, en in de laatstgenoemde figuur de cilinder-zuigereenheden 4a aan het einde 10 van de slag daarvan zijn weergegeven. Aldus kan de jet- graafeenheid 2 onafhankelijk van de steunconstructie 7 in de richting van de pijl 2c naar voren bewogen worden in de grond. Dit vereist aanzienlijk minder kracht dan het in de richting van de pijl 2c bewegen van meerdere of 15 alle jetgraafeenheden van een graafinrichting, al dan niet in combinatie met een voortbeweging van de steunconstructie in dezelfde richting, zodat het volgtijdelijk naar voren bewegen van jetgraafeenheden een lager geïnstalleerd vermogen vergt dan het tegelijk naar voren 20 bewegen van alle jetgraafeenheden. Uiteraard behoeft slechts van die jetgraafeenheden welke naar voren worden bewogen, de jetinrichting te worden bedreven, zodat ook een verlaging van het geïnstalleerde jetvermogen kan worden bereikt. Voorts belemmeren jetgraafeenheden welke 25 door een obstakel in de grond worden tegengehouden, de voortgang van aangrenzende jetgraafeenheden over de slag van de cilinder-zuigereenheden 4a niet, zodat het obstakel althans gedeeltelijk rondom kan worden uitgegraven alvorens het wordt verwijderd. Het spreekt vanzelf dat de 30 verwijdering hierdoor vergemakkelijkt wordt ten opzichte van de situatie waarin de jetgraafeenheden niet beweegbaar ten opzichte van de steunconstructie zouden zijn.
Fig. 11a en 11b tonen aanzichten van een andere uitvoeringsvorm van de jetinrichting 3 van een jetgraaf-35 eenheid 2. De j etinrichting 3 omvat een spuitkop 66 en een buisstuk 67 dat via een afsluitmiddel 16 is verbonden met een toevoerleiding 68. Het buisstuk 67 wordt ter plaatse van de spuitkop 66 ondersteund door bevestigings- 101 3687 - 21 - middelen 17 die zijn aangebracht op een bovenwand van de jetgraafeenheid 2. Deze uitvoeringsvorm van de jetinrich-ting 3 maakt een gemakkelijke montage en verwijdering van de jetinrichting 3 mogelijk, bijvoorbeeld ten behoeve van 5 onderhoud. Het af sluitmiddel 16 zorgt ervoor dat bij het verwijderen van de jetinrichting 3 het drukverschil dat heerst tussen het gebied voor en achter een achterwand 18 van de jetgraafeenheid 2 niet vereffend hoeft te worden.
In fig. 12 is een andere uitvoeringsvorm van de 10 jetinrichtingen 3 in de jetgraafeenheid 2 weergegeven.
Hierbij zijn twee reeksen jet inrichtingen 3 van de in fig. 11a en 11b beschreven soort boven elkaar geplaatst. De in hoofdzaak op de halve hoogte van de jetgraafeenheid aangebrachte jetinrichtingen 3 zijn afgesteund in beves-15 tigingsmiddelen 142 die gedragen worden door een dwars balk 144. Deze uitvoeringsvorm is met name gunstig in het geval van zich uitgebreid in de hoogte uitstrekkende jetgraaf eenheden 2. De kracht van de door de jetinrich-tingen 3 uitgespoten jetvloeistofstralen uit spuitkoppen 2 0 66 die aan een bovenwand 19 van de j etgraafeenheid 2 is aangebracht is bij dergelijke jetgraafeenheden 2 onvoldoende om de grond op de onderzijde van de jetgraaf eenheid 2 te versnijden, zodat een aanvullende jetinrichting 3 dichter bij de onderzijde van de jetgraafeenheid 2 25 wordt opgesteld. Vanzelfsprekend zijn andere uitvoeringsvormen van opstellingen van jetinrichtingen 3 mogelijk, zoals bijvoorbeeld meer dan twee jetinrichtingen 3 boven elkaar geplaatst, jetinrichtingen 3 in de ontgravings-richting 25 naast elkaar geplaatst, jetinrichtingen 3 met 3 0 jets 24 onder een hoek met de ontgravingsrichting 25, jetinrichtingen 3 op zijwanden van de jetgraafeenheid 2 aangebracht, jetinrichtingen 3 op de bovenwand en de onderwand aangebracht, jetinrichtingen 3 met jets 24 dwars op de ontgravingsrichting 25, jetinrichtingen 3 met 35 jets 24 evenwijdig aan de ontgravingsrichting, jetinrich tingen 3 op een schot 91 of 92 aangebracht, jetinrichtingen 3 op de achterwand 18 van de jetgraafeenheid 2 aangebracht, of een combinatie van deze mogelijkheden.
101 3 6 87 - 22 -
Fig. 12a-12d tonen een jetvloeistofbuis 146 welke door middel van inwendig aangebrachte scheidingswanden 147 is onderverdeeld in vier kanalen 148a-148d. Aan de omtrek van de buis 146 zijn in de lengterichting op af-5 stand van elkaar en in de omtreksrichting onder verschil lende hoeken uitstroomopeningen 149 aangebracht. Indien ervoor wordt gezorgd dat elk van de kanalen 148a-148d middels een geschikte klepbesturing separaat van jet-vloeistof kan worden voorzien, stroomt slechts uit de met 10 het betreffende kanaal corresponderende uitstroomopeningen 149 jetvloeistof. Fig. 12b, 12c en 12d illustreren in het bijzonder de uitstroom van jetvloeistof uit de met het kanaal. 148a corresponderende uitstroomopeningen 149 in een sector A van een jetgraafeenheid 2. Overige secto-15 ren B, C en D kunnen continu of intermitterend/pulserend, al dan niet tegelijkertijd van jetvloeistof worden voorzien. Op soortgelijke wijze als die waarop verschillende sectoren van een jetgraafeenheid intermitterend of pulserend al dan niet tegelijkertijd van jetvloeistof kunnen 20 worden voorzien, kunnen ook verschillende jetgraafeenhe den worden bedreven, d.w.z. na elkaar of (eventueel gedeeltelijk) gelijktijdig met andere jetgraafeenheden, continu of intermitterend.
Fig. 13a en 13b tonen de j etgraaf eenheid 2 van een 25 graafinrichting 1. Een tastinrichting 11 neemt de grond- gesteldheid waar voor de graaf inrichting 1 uit. De tastinrichting 11 kan bij de graaf inrichting 1 volgens de uitvinding tijdens het ontgraven gebruikt worden, omdat er geen graafwielen of dergelijke aanwezig zijn die de 30 tastinrichting 11 kunnen beschadigen. De tastinrichting 11 is ondersteund door een frame 29 zoals ook is aangegeven in fig. 13b. De tastinrichting 11 kan op deze manier worden aangebracht in het centrum van het doorsnedeopper-vlak van de j etgraaf eenheid 2, maar ook bijvoorbeeld 35 tussen j etgraaf eenheden 2 in zoals is weergegeven in fig.
14. Daarnaast is het mogelijk om de tastinrichting aan te brengen op elke andere willekeurige plaats in de dwars- 101 3 687 - 23 - doorsnede van een jetgraafeenheid 2, bijvoorbeeld door aanpassing van het frame 29.
In fig. 15a-15d zijn verschillende uitvoeringsvormen van afdichtmiddelen 150 getoond. Voor de jetgraafeenheden 5 2 uit heerst een hoge druk van grondwater en grondkor- rels. Achter de jetgraafeenheden 2 heerst de atmosferische druk van de binnenzijde van het gevormde kanaal in de bodem. De jetgraafeenheden 2 kunnen in principe onafhankelijk van elkaar in de steunconstructie 7 bewegen, 10 zodat voor een goede afdichting van eventuele ruimte tussen de jetgraafeenheden 2 moet worden gezorgd. De jetgraafeenheden 2 moeten voorts verwijderbaar zijn, voor het verwijderen van obstakels en voor de toegang tot het graaf front voor de graaf inrichting 1 uit, zodat ook het 15 afdichtmiddel 150 verwijderbaar moet worden uitgevoerd.
Dit afdichtmiddel 150 kan op vele verschillende manieren worden verwezenlijkt. In fig. 15a is een afdichtmiddel getoond dat een vervormbaar deel 151, een star deel 161 en een bevestigingsmiddel 171 omvat. Het vervormbare deel 20 151 wordt over de tussenruimte tussen de jetgraafeenheden 2 bevestigd met bevestigingsmiddelen 171, waarbij het starre deel 161 wordt tussengesloten boven het vervormbare deel en onder het bevestigingsmiddel 171. Het bevestigingsmiddel 171 is bijvoorbeeld een schroef of een 2 5 bout, die verwijderd kan worden uit de achterwand van de jetgraafeenheid, zodat het afdichtmiddel 150 eenvoudig kan worden gedemonteerd. In fig. 15b is een afdichtmiddel 150 weergegeven dat een star deel 162 omvat dat is aangebracht in de ruimte tussen de zijwanden van twee aangren-30 zende jetgraafeenheden 2, en een vervormbaar deel 152 dat op het starre, deel 162 is aangebracht en de ruimte verbindt tussen het starre deel 162 en de tegenovergelegen zijwand van een aangrenzende jetgraafeenheid 2. In fig. 15c omvat het afdichtmiddel 150 een star deel 163, een 35 bevestigingsdeel 173 en een schuimvormig deel 153. Het starre deel 163 sluit de tussenruimte af tussen twee aan elkaar grenzende jetgraafeenheden 2 ter plaatse van de achterwand van de jetgraafeenheden 2 en wordt bevestigd 101 3 687 - 24 - aan een van de jetgraafeenheden 2 met het bevestigingsmiddel 173. In fig. 15d omvat het afdichtmiddel 150 vervormbare delen 154, hoekprof ielen 164, en een bevestigingsmiddel 174. Achter de achterwand van de jetgraafeen-5 heden 2 zijn op de wand van een compartiment van de steunconstructie 7 waarlangs twee aan elkaar grenzende jetgraafeenheden 2 zijn aangebracht zowel aan de ene zijde als aan de andere zijde hoekprof ielen 164 geplaatst, waarbij een been van het eerste hoekprof iel 164 10 door het bevestigingsmiddel 174 is verbonden met het overeenkomstige been van het tweede hoekprofiel 164, zodat de hoekprof ielen 164 star verbonden zijn met de wand van de steunconstructie 7. Het andere been van het hoekprofiel 164 is via een van de vervormbare delen 154 15 verbonden met de achterwand van de jetgraafeenheid 2, zodat de tussenruimte tussen de aangrenzende jetgraafeenheden 2 is afgedicht.
De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zo is het mogelijk om de 20 opnemers 4 niet alleen toe te passen bij een samenstel van jetgraafeenheden 2, maar ook bij een enkele jetgraaf-eenheid waarbij het bijhouden van de grondbalans weliswaar voldoende is om een goed beheersbaar graafproces te verkrijgen maar bij lange na niet zo effectief, eenvoudig 2 5 en goedkoop als het met opnemers meten van krachten, die de te ontgraven grond op de graafinrichting uitoefent om de ontgraving te besturen.
101 3 687
Claims (36)
1. Graafinrichting voor het in een ontgravingsrichting vormen van een kanaal met een vooraf bepaalde dwarsdoorsnede in de bodem, omvattende: - een samenstel van jetgraafeenheden die tezamen de dwarsdoorsnede van het kanaal bepalen, en elk zijn voor- 10 zien van ten minste een jetinrichting; - ten minste een opnemer die is verbonden met ten minste een van de jetgraafeenheden voor het meten van een door de bodem op de ten minste ene jetgraafeenheid uitgeoefende kracht in hoofdzaak evenwijdig aan de ontgra- 15 vingsrichting; besturingsmiddelen voor het besturen van de ontgraving door de graaf inrichting op basis van de door de ten minste ene opnemer gemeten kracht.
2. Graafinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het instellen van een debiet van in ten minste een jetinrichting gebruikte jetvloeistof.
3. Graafinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het instellen van het debiet van de jetvloeistof van de ten minste ene jetinrichting van de met de ten minste ene opnemer verbonden jetgraafeenheid. 30
4. Graafinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het vergroten resp. verkleinen van het debiet van de jetvloeistof van de ten minste ene jetinrichting bij een 3. toename resp. afname van de door de ten minste ene opnemer gemeten kracht. » 10 1 3 687 - 26 -
5. Graafinrichting volgens een van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de instelling van het debiet van de jetvloeistof van de ten minste ene jetinrichting variabel is tussen een voorafbepaalde minimale waarde en een 5 voorafbepaalde maximale waarde.
6. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het variëren van het debiet van de 10 jetvloeistof van de ten minste ene jetinrichting van ten minste een jetgraafeenheid tussen een voorafbepaalde minimale en een voorafbepaalde maximale waarde op basis van de door de met de ten minste ene jetgraaf eenheid verbonden ten minste ene opnemer gemeten kracht. 15
7. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies en verder omvattende een aandrijfinrichting voor het in hoofdzaak in ontgravingsrichting verplaatsen van de graaf inrichting, met het kenmerk, dat de 20 besturingsmiddelen zijn ingericht voor het besturen van de aandrijfinrichting.
8. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclu- 25 sies, gekenmerkt door een steunconstructie die de jetgraafeenheden ondersteunt.
9. Graafinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een deel van de steunconstructie verwijderbaar is 3. voor het verwijderen van ten minste een van de j etgraafeenheden.
10. Graafinrichting volgens een van de conclusies 8 of 9, met het kenmerk, dat de steunconstructie is voorzien van 35 compartimenten die de jetgraafeenheden in hoofdzaak volledig omgeven. 101 3 687 - 27 -
11. Graafinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een of meer van de jetgraaf eenheden in hoofdzaak evenwijdig aan de ontgravingsrichting met behulp van een verplaatsingsinrichting verplaatsbaar zijn ten opzichte 5 van de steunconstructie.
12. Graafinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de verplaatsingsinrichting ten minste een vijzel omvat. 10
13. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene jetinrichting van ten minste een jetgraafeenheid is ingericht voor het afgeven van een straal jetvloeistof in 15 een vaste richting.
14. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene jetinrichting van de ten minste ene jetgraafeenheid is 20 ingericht om intermitterend bedreven te worden.
15. Graafinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de in een vaste richting afgegeven jetvloeistofstraal van de ten minste ene jetinrichting 25 van de ten minste ene jetgraaf eenheid onder een hoek met de ontgravingsrichting is gericht.
16. Graafinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de in een vaste richting afgegeven 30 jetvloeistofstraal van de ten minste ene jetinrichting van de ten minste ene jetgraafeenheid gezien in de ontgravingsrichting schuin naar achteren is gericht.
17. Graafinrichting volgens een van de voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene jetinrichting ten minste een zich in hoofdzaak in de ontgravingsrichting uitstrekkende buis omvat, welke op de 101 3687 - 28 - omtrek daarvan is voorzien van ten minste een uitstroomopening.
18. Graafinrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de buis centraal in de jetgraafheid is 5 opgesteld, en een aantal uitstroomopeningen omvat.
19. Graafinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen in de langsrichting van de buis gezien op afstand van elkaar zijn geplaatst. 10
20. Graafinrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen in de omtreksrichting van de buis gezien onder verschillende hoeken zijn geplaatst. 15
21. Graafinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat ten minste een van de j etgraaf eenheden een aantal jetinrichtingen omvat, waarvan de jetvloeistofstralen in verschillende vaste richtingen 20 zijn gericht.
22. Graafinrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de jetinrichtingen intermitterend worden bedreven. 25
23. Graafinrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de jetinrichtingen afwisselend worden bedreven.
24. Graafinrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat ten minste een van de jetinrichtingen op een zijwand van de ten minste ene jetgraafeenheid is aangebracht, en dat de in een vaste richting afgegeven jetvloeistofstraal van de ten minste ene jetinrichting in 35 hoofdzaak dwars op de ontgravingsrichting is gericht.
25. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een 10 1 3 687 - 29 - jetgraafeenheid is voorzien van middelen waarin de ten minste ene jetinrichting daarvan losneembaar is bevestigd.
26. Graafinrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de jet inrichting door een doorvoer in een achterwand van de jetgraafeenheid, in de jetgraafeenheid is -aangebracht, waarbij de doorvoer een afsluitmiddel omvat. 10
27. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door ten minste een tastinrichting die is ingericht voor het tijdens het ontgraven waarnemen van de grondgesteldheid op een afstand voor de 15 jetgraafeenheden gezien de ontgravingsrichting.
28. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door ten minste twee tastinrichtingen voor het waarnemen van de 20 grondgesteldheid tussen en rondom de ten minste twee tastinrichtingen.
29·. Graaf inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, mét het kenmerk, dat ten minste een 25 verwijderbaar afdichtmiddel 'is aangebracht voor het afdichten van ruimte tussen aangrenzende j etgraafeenheden.
30. Graafinrichting volgens een van de conclusies 8-29, 30 met het kenmerk, dat ten minste een verwijderbaar afdichtmiddel is aangebracht voor - het afdichten van ruimte tussen een jetgraafeenheid en de steunconstructie.
31. Graafinrichting volgens een van de conclusies 8-30, 35 met het kenmerk, dat de met de ten minste ene jetgraafeenheid verbonden ten minste ene opnemer is geplaatst tussen de steunconstructie en de ten minste ene jetgraafeenheid. 10 1 3 687 - 30 -
32. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene opnemer een met een fluïdum te bedrijven cilinder-zuigereenheid omvat, welke opnemer is voorzien van 5 drukmeetmiddelen voor het opnemen van een druk van het fluïdum.
33. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene 10 jetgraafeenheid ten minste een in hoofdzaak dwars op de ontgravingsrichting aangebracht schot omvat, en dat de met de ten minste ene jetgraafeenheid verbonden ten minste ene opnemer is ingericht voor het meten van in hoofdzaak de kracht in de ontgravingsinrichting op het 15 schot.
34. Graafinrichting volgens een van de conclusies 1-32, met het kenmerk, dat de ten minste ene j etgraaf eenheid ten minste een stromingsschot en ten minste een rooster 20 omvat, welk stromingsschot en welk rooster onderling zijn verbonden en zich in de ruimte van de j etgraaf eenheid uitstrekken.
35. Graafinrichting volgens conclusie 34, met het 25 kenmerk, dat het rooster zodanig in de jetgraafeenheid is aangebracht dat door het rooster tegengehouden materiaal ten gevolge van de zwaartekracht terugkeert in een gebied van de jetgraafeenheid dat direct wordt bereikt door de vloeistofstraal van de ten minste ene jetinrichting.
36. Graafinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in een jetgraafeenheid een ontgraafkamer is gevormd door een ruimte waarin de ten minste ene jetinrichting is aangebracht en een mengkamer 35 is gevormd door een ruimte met een uitstroomopening voor de afvoer van een grond-jetvloeistofmengsel, met het kenmerk, dat tussen de ontgraafkamer en de mengkamer een terugslagklep is aangebracht voor het doorlaten van het Ji01 3 6 8 7 - 31 - grond-jetvloeistofmengsel van de ontgraafkamer naar de mengkamer, en het blokkeren daarvan in de omgekeerde richting. 1013687
Priority Applications (12)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1013687A NL1013687C1 (nl) | 1999-07-02 | 1999-11-28 | Jetgraafinrichting. |
NL1015365A NL1015365C1 (nl) | 1999-07-02 | 2000-05-31 | Jetgraafinrichting. |
JP2001507904A JP2003503618A (ja) | 1999-07-02 | 2000-06-30 | 噴射掘削装置 |
ES00946519T ES2214290T3 (es) | 1999-07-02 | 2000-06-30 | Dispositivo de excavacion por chorro. |
AT00946519T ATE260402T1 (de) | 1999-07-02 | 2000-06-30 | Strahlgrabvorrichtung |
EP00946519A EP1109988B1 (en) | 1999-07-02 | 2000-06-30 | Jet excavating device |
DK00946519T DK1109988T3 (da) | 1999-07-02 | 2000-06-30 | Strålegraveindretning |
DE60008488T DE60008488T2 (de) | 1999-07-02 | 2000-06-30 | Strahlgrabvorrichtung |
PCT/NL2000/000459 WO2001002692A1 (nl) | 1999-07-02 | 2000-06-30 | Jet excavating device |
NL1016917A NL1016917C2 (nl) | 1999-07-02 | 2000-12-20 | Jetgraafinrichting. |
NL1016952A NL1016952C2 (nl) | 1999-07-02 | 2000-12-21 | Jetgraafinrichting. |
US09/796,608 US6385868B2 (en) | 1999-07-02 | 2001-03-02 | Jet excavating device |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1012505 | 1999-07-02 | ||
NL1012505A NL1012505C2 (nl) | 1999-07-02 | 1999-07-02 | Jetgraafinrichting. |
NL1013687 | 1999-11-28 | ||
NL1013687A NL1013687C1 (nl) | 1999-07-02 | 1999-11-28 | Jetgraafinrichting. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1013687C1 true NL1013687C1 (nl) | 2001-01-03 |
Family
ID=26643010
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1013687A NL1013687C1 (nl) | 1999-07-02 | 1999-11-28 | Jetgraafinrichting. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1013687C1 (nl) |
-
1999
- 1999-11-28 NL NL1013687A patent/NL1013687C1/nl not_active IP Right Cessation
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7395618B2 (en) | Subsea excavation and suction device | |
US5487229A (en) | Apparatus for pneumatic excavation | |
US8282836B2 (en) | Water intake structure | |
US9951495B2 (en) | Apparatus, systems and methods for excavating trenches in earth or soil and installing underground conduits or other media | |
US5203099A (en) | Self-powered, submersible dredge apparatus | |
RU2694764C2 (ru) | Устройство для удаления ила | |
KR20110079703A (ko) | 자항 호퍼 준설선용 드래그 헤드 및 이 드래그 헤드를 이용해 준설하기 위한 준설 방법 | |
NL1013687C1 (nl) | Jetgraafinrichting. | |
NL1015365C1 (nl) | Jetgraafinrichting. | |
CN207553106U (zh) | 具有刮板式落料斗的自动摊铺机系统 | |
ES2923451T3 (es) | Método y aparato de dragado | |
NL1012505C2 (nl) | Jetgraafinrichting. | |
KR101588627B1 (ko) | 어도가 형성된 가동보 | |
NL1016917C2 (nl) | Jetgraafinrichting. | |
CN116084486A (zh) | 一种悬河治理装置和悬河治理绞沙船 | |
NL1016952C2 (nl) | Jetgraafinrichting. | |
US196646A (en) | Improvement in hydraulic dredging-machines | |
RU2107776C1 (ru) | Способ выполнения подводных земляных работ с использованием дноуглубительного земснаряда и гидромониторное устройство для разработки траншей под водой, гидромониторный трубозаглубитель-траншеекопатель (варианты), трубозаглубитель-траншеекопатель (варианты) | |
PT842330E (pt) | Metodo e dispositivo para enterrar uma conduta debaixo de agua | |
SU855119A1 (ru) | Устройство дл поддержани майны вокруг земснар да | |
BE1027872B1 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het behandelen van uit kleiachtige en aanverwante materialen bestaande grondlagen | |
RU193805U1 (ru) | Устройство для среза откосов оврага | |
CN112049175B (zh) | 一种多功能桥梁施工用平台式清淤装置 | |
NL1005474C2 (nl) | Reinigingsinrichting voor buizenstelsel. | |
RU2005116786A (ru) | Способ ликвидации крена сооружения реактивными контрофорсами |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
SD | Assignments of patents |
Owner name: HEEREMA HOLDING CONSTRUCTION INC. |
|
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20050601 |