NL1013425C2 - Tapkraan. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Tapkraan.

De uitvinding heeft betrekking op een tapkraan voor een vloeistof bevattend vat, waarbij een huis van de tapkraan is voorzien 5 van middelen voor het aansluiten van de tapkraan op een nek van een vat in welke nek een tegen veerdruk te verplaatsen afsluitorgaan is gelegen, en waarbij in het huis een een vloeistofdoortocht bezittend schuifstuk is opgenomen, dat in het huis verschuifbaar is voor het open drukken van het in de nek van het vat gelegen afsluitorgaan, 10 terwijl het huis verder is voorzien van een doortocht voor het toe voeren van onder druk staand gas.

Een dergelijke tapkraan zoals bijvoorbeeld wordt gebruikt bij bier of frisdrank of dergelijke vloeistoffen bevattende vaten, waarbij de drank met behulp van onder druk staand gas, veelal C02, uit 15 het vat wordt gedrukt is bijvoorbeeld bekend uit het Amerikaanse octrooi 4.736.926.

Een nadeel van de bekende tapkraan is, dat ook indien de tapkraan niet op het vat is aangesloten het schuifstuk kan worden verschoven in een stand, waarin het onder druk staand gas via de 20 tapkraan vrij weg kan stromen. Dit veroorzaakt niet alleen een verlies van onder druk staand gas, maar brengt ook het gevaar met zich mee, dat tengevolge van het vrij uitstromen van het gas door verstikking dodelijke ongevallen kunnen voorkomen.

Met de uitvinding wordt beoogd een tapkraan van bovenge-25 noemde soort te verkrijgen, waarbij een dergelijk uitstromen van onder druk staand gas, ook indien de tapkraan niet met een vat is verbonden, kan worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de toevoerdoortocht voor het gas uitmondt in een ruimte, die wordt 30 begrensd door de buitenomtrek van het schuifstuk en een het schuifstuk omgevend lichaam uit elastomeer materiaal, dat is voorzien van een de ruimte aan zijn onderzijde gedeeltelijk afsluitend flensvormig deel dat bij niet op een vat gemonteerde tapkraan aanligt tegen een met het schuifstuk verbonden kraag, terwijl onder het elastomere lichaam een 35 langs het schuifstuk verplaatsbaar drukstuk is aangebracht, een en ander zodanig, dat bij verschuiven van het schuifstuk voor het open 1013425 2 drukken van het in de nek van een vat gelegen afsluitorgaan bij een op een vat gemonteerde tapkraan het drukstuk in aanraking komt met het ondereinde van het elastomere lichaam en daarbij het elastomere lichaam zodanig wordt samengedrukt, dat het flensvormige deel van het 5 elastomere lichaam vrij komt van de kraag.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding zal bij een niet met een vat verbonden tapkraan het drukstuk geen kracht uitoefenen op het elastomere lichaam en het flensvormige deel van het elastomere lichaam aanliggen tegen de met het schuifstuk 10 verbonden kraag en zo een wegstromen van onder druk staand gas verhinderen .

Eerst nadat de tapkraan aan een vat is aangekoppeld zal het flensvormige deel van het elastomere lichaam van de kraag kunnen worden afgedrukt door verschuiven van het schuifstuk, zodat het onder 15 druk staand gas naar het vat kan stromen waarop de tapkraan is aangesloten.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding.

20 Figuur 1 toont een zijaanzicht op een tapkraan volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede over de in figuur 1 weergegeven tapkraan.

Figuur 3 toont op grotere schaal een dwarsdoorsnede over 25 figuur 2.

Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede over een bedieningshendel van de tapkraan.

Figuren 5-7 tonen op grotere schaal een deel van de in figuur 2 weergegeven dwarsdoorsnede met verschillende standen van 30 diverse onderdelen van de tapkraan.

Figuren 8 en 9 tonen een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een tapkraan volgens de uitvinding waarbij enige onderdelen in twee verschillende standen zijn weergegeven.

De in de aanvraag gebruikte termen zoals omhoog, omlaag, 35 bovenzijde, onderzijde en dergelijke slaan op de in de figuren weergegeven stand van de tapkraan; het zal echter duidelijk zijn dat derge- 101 3425 3 lijke termen niet als beperking moeten worden uitgelegd, daar de tapkraan ook in andere standen dan in de figuren weergegeven kan worden gebruikt.

De in de figuren weergegeven tapkraan omvat een huis 1, dat 5 een min of meer L-vormige vorm heeft en is opgebouwd uit een tweetal delen 2 en 3. Het deel 3 is voorzien van een gat waarin een aansluit-bus 4 is bevestigd. Het huisdeel 2 is aan het huisdeel 3 bevestigd met behulp van bouten 5, die zijn geschroefd in het in het huisdeel 3 instekende uiteinde van de aansluitbus 4. De aansluitbus 4 is aan zijn 10 ondereinde voorzien van nokken 7 die in samenwerking met in een aan een vat bevestigde nek 8 aangebrachte groeven 9 een soort bajonetver-binding vormen voor het bevestigen van het huis 1 van de tapkraan aan de nek 8 van een drank, zoals bier of frisdrank bevattend vat.

Bij voorkeur zijn een viertal nokken 7 regelmatig verdeeld 15 over de omtrek van de aansluitbus 4 aangebracht, zodat de tapkraan in een van over 90° ten opzichte van elkaar verdraaide standen aan de nek 8 van het vat kan worden bevestigd. In de nek 8 van het vat is een op zich bekend klepmechanisme 10 opgesteld dat in een eerste, in figuur 1 weergegeven stand het vat afsluit en in een tweede in figuur 6 weerge-20 geven opengedrukte stand de toevoer van onder druk staand gas in het vat en de afvoer van drank uit het vat toestaat. Daar dit klepmechanisme geen deel van de uitvinding uitmaakt zal het hier niet nader worden beschreven.

In het inwendige van het huis is een schuifstuk 11 opgeno-25 men, dat is opgebouwd uit een drietal aan elkaar bevestigde delen 12, 13 en 14. Het bovenste deel 12 begrenst een tweetal in hoofdzaak L-vormig verlopende doortochten 15 en 16. Op een uiteinde van de doortocht 15 is een afvoerslang 17 voor de drank aangesloten, terwijl op de doortocht 16 een slang 18 voor de toevoer van onder druk staand gas 30 is aangesloten. Daarbij treden, zoals weergegeven in figuur 2, de beide slangen uit de tapkraan uit door een door de twee huishelften 2 en 3 begrensde opening. Het buiten het huis van de tapkraan gelegen deel van de slang 16 wordt bij voorkeur spiraal vormig om de slang 17 gewikkeld, zodat de slangen in gebruik bijeen blijven en goed te 35 hanteren zijn.

10 1 3425 4

Het deel 13 van het schuifstuk is getrapt busvormig uitgevoerd zoals uit de figuren duidelijk zal zijn. Daarbij is het boveneinde van het deel 13 van het schuifstuk 11 geschroefd in het ondereinde van het deel 12 van het schuifstuk 11. Verder is het deel 5 13 aan zijn ondereinde voorzien van op regelmatige afstand van elkaar gelegen uitstekende tanden 19.

Het ondereinde van het deel 13 van het schuifstuk 11 is onder tussenplaatsing van een pakking 20 bevestigd in het boveneinde van het schuifstukdeel 14. Het schuifstukdeel 13 is voorzien van een 10 in verbinding met de doortocht 15 staande doortocht of boring 15’, welke een open verbinding tot stand brengt tussen de doortocht 15 en de getrapt uitgevoerde boring of doortocht 15’’ in het schuifstukdeel 14. Door de getrapte uitvoering van de boring 15” in het schuifstukdeel 14 is een klepzitting 21 verkregen. De doortocht in het schuif-15 stuk 11 kan worden afgesloten met behulp van een in het schuifstukdeel 14 gelegen, met de klepzitting 21 samenwerkende kogel 22.

Het schuifstukdeel 12 is, zoals in het bijzonder weergegeven in figuur 3, voorzien van een uitstekende kraag 23. Tussen de kraag 23 en een de aansluitbus 4 omgevende borst 24 van het huisdeel 3 20 is een drukveer 25 opgesloten, welke gezien in de figuren het huisdeel 11 tracht omhoog te drukken.

Met de bovenzijde van de kraag 23 werken twee nokken 26 samen. Deze nokken zijn bevestigd aan de uiteinden van asstompen 27. De van de nokken 26 afgekeerde uiteinden van de asstompen 27 zijn 25 bevestigd aan de uiteinden van een min of meer V-vormige handgreep 28. De tappen 27 zijn draaibaar gelegerd in in de beide huishelften 2 en 3 aangebrachte uitsparingen.

De handgreep 28 wordt gevormd door een plaatvormig lichaam waarvan de gezien in figuur 3 onderste begrenzingsrand dicht bij de 30 buitenzijde van het huisdeel 2 is gelegen. De uitvoering is zodanig dat er in iedere stand van de handgreep 28 slechts een zeer kleine spleet aanwezig is tussen de handgreep en het huis 1 waardoor gevaar van klemmen van de hand bij gebruik van de tapkraan praktisch uitgesloten is.

35 In het ondereinde van het schuifstukdeel 12 is een ring vormige kamer 29 gevormd. In deze kamer is een in hoofdzaak ring- 1013425 5 vormig, uit elastomeer materiaal bestaand lichaam 30 aangebracht. Nabij zijn ondereinde is dit lichaam 30 voorzien van een naar binnen uitstekende ringvormige flens 31, die, indien geen uitwendige krachten op het elastomere lichaam 30 worden uitgeoefend, aanligt tegen een 5 deel van het schuifstukdeel 14 uitmakende kraag 32. Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn mondt daarbij de doortocht 16 voor het toevoeren van onder druk staand gas uit in de door de buitenomtrek van het schuifstuk 11 en de binnenomtrek van het elastomere lichaam 30 begrensde ruimte van de kamer 29. Verder is het flensvormige deel 31 10 zodanig uitgevoerd, dat de binnenomtrek van dit flensvormige deel groter is dan de buitenomtrek van het tegenoverliggende deel van de buitenomtrek van het schuifstuk 11.

Het elastomere lichaam 30 is verder nog voorzien van een in doorsnede L-vormig rond lopend verlengstuk 30’ met aan zijn ondereinde 15 naar buiten gerichte flens. In de flens 31 en het verlengstuk 30’ is een uit metaal vervaardigd versterkingslichaam 33 ingebed.

In de aansluitbus 4 is een onder het elastomere lichaam gelegen drukstuk 34 vrij verschuifbaar opgenomen. Aan zijn boveneinde is het drukstuk 34 voorzien van een naar binnen uitstekende flens 35, 20 die samenwerkt met een aan het onderste schuifstukdeel 14 aangebrachte naar buiten uitstekende flens 36 ter begrenzing van een beweging van het drukstuk 34 ten opzichte van het schuifstuk 11 in neerwaartse richting.

Het onderste schuifstukdeel 14 is verder omgeven door een 25 elastomeer lichaam 37, dat met zijn boveneinde aanligt tegen de onderzijde van de flens 36. Dit elastomere lichaam 37 is voorzien van een vanaf zijn boveneinde schuin naar buiten en naar beneden uitstekende lip 38, die aanligt tegen de binnenomtrek van het drukstuk 34.

Aan het ondereinde van het drukstuk 34 is nog een afdicht-30 ring 39 aangebracht.

In de van een vat losgekoppelde stand van de tapkraan zal de handgreep 28 gebruikelijk de in de figuur 5 weergegeven stand innemen. In deze stand ligt de flens 31 aan tegen de kraag 32 en wordt door de veerkracht van het elastomere lichaam 30 en door de eventueel 35 in de door het elastomere lichaam 30 omgeven ruimte heersende gasdruk tegen de flens 32 gedrukt, zodat geen lekkage van gas zal optreden. In 101 3425 6 deze stand van de handgreep kan de tapkraan op de nek van het vat worden aangesloten, zoals in figuur 5 aangeduid.

Vervolgens kan de handgreep 28 gezien in de figuren tegen de wijzers van de klok in worden verdraaid waarbij de met de handgreep 5 28 verbonden nokken 26 zodanig inwerken op de kraag 23, dat het schuifstuk 11 uit de in figuur 5 weergegeven stand naar beneden wordt gedrukt in de in figuur 6 weergegeven stand. Zoals uit figuur 6 duidelijk zal zijn is tengevolge van de verschuiving van het schuifstuk 11 de uitstekende flens van het verlengstuk 30’ van het elasto-10 mere lichaam 30 in aanraking gekomen met de bovenste begrenzingsrand van het drukstuk 34, zodanig dat deze naar buiten gerichte flens van het verlengstuk 30’ afdichtend aanligt tegen het boveneinde van het drukstuk 34. Tevens is het elastomere lichaam door het drukstuk 34 zodanig samengedrukt, dat de deel van het elastomere lichaam 30 15 uitmakende flens 31 van de kraag 32 van het schuifstuk 11 is afgetild.

Verder is de flens 35 ten opzichte van de kraag 36 omhoog bewogen. Het zal duidelijk zijn, dat zo het onder druk staande gas vanuit de doortocht 16 vrij door kan stromen in de richting van de afdichtlip 38, die nu bij het ondereinde van het drukstuk 34 is 20 gelegen. Door het onder druk staande gas wordt de afdichtlip 38 van de binnenwand van het drukstuk 34 weggeduwd, zodat het gas in het vat waarop de tapkraan is aangesloten, kan binnenstromen, daar het schuifstuk 11 op op zich bekende wijze het klepmechanisme 10 in het vat heeft opgedrukt.

25 Daarbij is met behulp van de aan het ondereinde van het drukstuk 34 bevestigde pakking 39 een afdichting tot stand gebracht tussen de tapkraan en de nek 8 van het vat, terwijl het ondereinde van het het drukstuk 34 omgevende elastomere lichaam 37 een afdichting tot stand heeft gebracht tussen de buitenomtrek van het schuifstuk en een 30 zittingdeel van het klepmechanisme 10 in de nek 8 van het vat.

In deze stand kan onder invloed van het in het vat toegevoerde onder druk staande gas vloeistof via de in het schuifstuk 11 aangebrachte doortocht 15, 15’, 15” wegstromen, waarbij de kogel 22 door de vloei stof stroom van zijn zitting 21 wordt getild en tegen het 35 ondereinde van het schuifstukdeel 13 wordt gedrukt. Vloeistof kan 1013425 7 echter ongehinderd doorstromen via de tussen de tanden 19 aanwezige spleten.

Voor het verwijderen van de tapkraan van het vat kan de handgreep weer vanuit de in figuur 6 weergegeven stand worden terug 5 verzwenkt naar de in figuur 5 weergegeven stand, waarbij het schuif-stuk onder invloed van de terugstel veer 25 terug zal bewegen naar de in figuur 5 weergegeven stand en de stromingsweg voor het via de doortocht 16 toegevoerde onder druk staande gas weer wordt afgesloten door samenwerking van de flens 31 van het elastomere lichaam 30 en de 10 kraag 32 van het schuifstuk. De kogel 22 valt terug op de zitting 21 en verhindert zo bij afgenomen tapkraan een terugstromen van vloeistof uit de doortocht 15, 15’, 15”. Hierbij is het gunstig dat de kogel dicht nabij het open ondereinde van de doortocht 15, 15’, 15” is opgesteld, zodat bij afnemen van de tapkraan van het vat praktisch 15 geen vloeistof uit de doortocht kan stromen. Dit wordt verder begunstigd door de kleine slag van de kogel tussen de zitting 21 en de tanden 19.

In figuur 7 is de tapkraan los van een vat weergegeven, terwijl de handgreep 28 verdraaid is naar de stand, waarin het schuif-20 stuk 11 ten opzichte van het huis 1 naar beneden gedrukt is. Daar in dit geval het drukstuk 34 met het schuifstuk 11 mee naar beneden is bewogen is de deel van het elastomere lichaam 30 uitmakende flens 31 niet van de kraag 32 afgelicht, zodat bij niet met met een vat verbonden kraan onder druk staand gas normaal niet via de tapkraan kan 25 ontsnappen.

Uiteraard zijn er aanvullingen en/of wijzigingen op bovengenoemde uitvoeringsvorm denkbaar.

In figuren 8 en 9 is een doorsnede over een deel van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een tapkraan weergegeven. Onderdelen, 30 overeenkomend met de onderdelen van de aan de hand van de figuren 1 -7 beschreven tapkraan zijn voorzien van dezelfde verwijzingscijfers als hierboven gebruikt en zullen niet opnieuw worden beschreven.

Zoals in figuur 8 is afgebeeld is in het elastomere lichaam 30 een schroeflijnvormige drukveer 40 ingebed. Deze schroeflijnvormige 35 drukveer 40 ondersteunt het terugveren van het elastomere lichaam 30 naar zijn oorspronkelijke stand nadat dit elastomere lichaam 30 is 101 3425 8 samengedrukt. Door het inbedden van de schroeflijnvormige drukveer 40 in het elastomere lichaam 30 in plaats van de schroefveer bijvoorbeeld rondom het elastomere lichaam aan te brengen wordt voorkomen, dat zich vuil kan ophopen tussen het elastomere lichaam en een buiten het 5 elastomere lichaam gelegen metalen veer.

Zoals verder in figuren 8 en 9 is weergegeven is bij deze uitvoeringsvorm het schuifstuk voorzien van een tweetal schuifstuk-delen 41 en 42 waartussen een verend element, bijvoorbeeld een elastomeer lichaam 43 is aangebracht. Verder is het elastomere lichaam 37 10 dat het schuifstukdeel 41 aan zijn ondereinde omgeeft voorzien van een het ondereinde van het schuifstukdeel 41 afdekkende pakking 44.

In de doortocht 15 is een stang of buis 45 aangebracht aan het ondereinde waarvan een onder de pakking 44 gelegen schotel 46 is bevestigd. De stang 45 is met het bovenste deel van het schuifstuk 15 verbonden en indien de tapkraan niet op een vat is aangesloten wordt de schotel 46 onder invloed van de veerkracht van het verend element 43 tegen de pakking 44 gedrukt, zodat de doortocht 15 door de schotel 46 is afgesloten, zoals afgebeeld in figuur 8.

Na het aansluiten van de tapkraan op een vat en bij openen 20 van de tapkraan wordt door verzwenking van de handgreep voor het openen van het in de nek van het vat opgestelde klepmechanisme een naar elkaar toe bewegen van de beide delen 41 en 42 van het schuifstuk bewerkstelligd onder indrukken van het verend element 43 zoals afgebeeld in figuur 9. Dit bewerkstelligt tevens, dat de schotel 46 wordt 25 verplaatst in een van de pakking 44 afgekeerde richting. Vloeistof kan dus tussen de pakking 44 en de schotel 46 uit het vat ontwijken. Bij sluiten respectievelijk loskoppelen van de tapkraan zullen de beide delen 41 en 42 van het schuifstuk onder invloed van het verend element 43 weer uiteen bewegen waardoor de schotel 46 tegen de pakking 44 30 wordt gedrukt en een snelle en effectieve sluiting van het vloeistof-kanaal 15 wordt bewerkstelligd, waardoor nadruppelen van vloeistof uit de tapkraan wordt verhinderd.

101 3425

Claims (19)

1. Tapkraan voor een vloeistof bevattend vat waarbij een huis van de tapkraan is voorzien van middelen voor het aansluiten van de 5 tapkraan op een nek van een vat in welke nek een tegen veerdruk te verplaatsen afsluitorgaan is gelegen en waarbij in het huis een een vloeistofdoortocht bezittend schuifstuk is opgenomen, dat in het huis verschuifbaar is voor het open drukken van het in de nek van het vat gelegen afsluitorgaan, terwijl het huis verder is voorzien van een 10 doortocht voor het toevoeren van onder druk staand gas, met het kenmerk, dat de toevoerdoortocht voor het gas uitmondt in een ruimte, die wordt begrensd door de buitenomtrek van het schuifstuk en een het schuifstuk omgevend lichaam uit elastomeer materiaal, dat is voorzien van een de ruimte aan zijn onderzijde gedeeltelijk afsluitend flens-15 vormig deel, dat bij niet op een vat gemonteerde tapkraan aanligt tegen een met het schuifstuk verbonden kraag, terwijl onder het elastomere lichaam een langs het schuifstuk verplaatsbaar drukstuk is aangebracht, een en ander zodanig, dat bij verschuiven van het schuifstuk voor het open drukken van het in de nek van een vat gelegen 20 afsluitorgaan bij een op een vat gemonteerde tapkraan het drukstuk in aanraking komt met het ondereinde van het elastomere lichaam en daarbij het elastomere lichaam zodanig wordt samengedrukt, dat het flensvormige deel van het elastomere lichaam vrijkomt van de kraag.

2. Tapkraan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 25 elastomere lichaam is voorzien van een onder de met het schuifstuk verbonden kraag uitstekende verlengstuk, welke samenwerkt met een boveneinde van het drukstuk.

3. Tapkraan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat verende middelen zijn aangebracht die trachten het schuifstuk in een 30 stand te houden waarin de tapkraan gesloten is.

4. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het drukstuk aan zijn onderzijde is voorzien van een afdichtorgaan voor afdichting op een nek van een vat.

5. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het 35 kenmerk, dat het drukstuk aan zijn boveneinde is voorzien van een aanslagorgaan, dat een verschuiving van het drukstuk ten opzichte van 101 3425 het schuifstuk in een van het elastomere lichaam afgekeerde richting begrenst.

6. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het schuifstuk wordt gevormd door een ringvormig lichaam 5 waarvan de binnenomtrek samenwerkt met een met het drukstuk verbonden lipvormig afdichtorgaan.

7. Tapkraan volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk, dat in het verlengstuk van het elastomere lichaam een metalen verster-kingsorgaan is ingebed, dat zich tot het flensvormige deel van het 10 elastomere lichaam uitstrekt.

8. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het elastomere lichaam een drukveer is ingebed.

9. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de in het schuifstuk aangebrachte vloeistofdoortocht 15 nabij het ondereinde van het schuifstuk een zitting is gevormd door een in de vloeistofdoortocht opgenomen kogel, terwijl in de vloeistofdoortocht op afstand van de zitting aanslagorganen zijn aangebracht ter beperking van de beweging van de kogel in een van de zitting afgekeerde richting.

10. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het schuifstuk is voorzien van twee delen, die in de verplaatsingsrichting van het schuifstuk veerkrachtig ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn, terwijl een schotel met behulp waarvan het ondereinde van het in het schuifstuk aangebrachte vloeistofkanaal is 25 af te sluiten verbonden is met dat deel van het schuifstuk, dat beweegbaar is ten opzichte van het het ondereinde van de vloeistofdoortocht bezittende deel van het schuifstuk.

11. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de in het schuifstuk aangebrachte doortochten voor 30 vloeistof en onder druk staand gas nabij het boveneinde van het schuifstuk zijn voorzien van zich dwars op de verplaatsingsrichting van het schuifstuk uitstrekkende delen, waarop slangen voor de afvoer van vloeistof respectievelijk voor de toevoer van onder druk staand gas zijn aangesloten.

12. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het huis van de tapkraan een in hoofdzaak L-vormige vorm 101 34 2 5 heeft met een langer been, dat aan zijn vrije uiteinde is voorzien van een opening voor de doorvoer van slangen voor de afvoer van vloeistof respectievelijk toevoer van onder druk staand gas, terwijl het kortere been van het huis is voorzien van een opening waar doorheen het 5 ondereinde van het schuifstuk zich uitstrekt.

13. Tapkraan volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een buiten het huis gelegen deel van de slang voor toevoer van onder druk staand gas is gewikkeld om de slang voor de afvoer van vloeistof.

14. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat het huis tweedelig is en het schuifstuk met daarop aangesloten uiteinden voor leidingen voor toevoer van onder druk staand gas respectievelijk voor afvoer van vloeistof althans grotendeels omgeeft.

15. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat het huis is voorzien van een opening waarin een aansluit- bus is opgenomen voor de aansluiting van de tapkraan aan een nek van een vat.

16. Tapkraan volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de aansluitbus is voorzien van een viertal regelmatig over de omtrek van 20 de aansluitbus aangebrachte, in groeven in de nek te plaatsen nokken.

17. Tapkraan volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat het drukstuk schuifbaar geleid is in de aansluitbus.

18. Tapkraan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tapkraan is voorzien van een verzwenkbaar met het huis 25 gekoppelde handgreep, die verbonden is met tenminste een op het schuifstuk aangrijpende nok, zodanig dat door verzwenken van de handgreep het schuifstuk kan worden verschoven.

19. Tapkraan volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de handgreep wordt gevormd door een in hoofdzaak plaatvormig lichaam 30 waarvan de naar het huis toegekeerde begrenzingsrand is gelegen nabij de buitenwand van het huis, dat zodanig is gevormd, dat in iedere stand van de handgreep ten opzichte van het huis slechts een zeer smalle spleet tussen de genoemde begrenzingsrand van de handgreep en het huis aanwezig is. 101 342S