NL1012640C2 - Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. - Google Patents
Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1012640C2 NL1012640C2 NL1012640A NL1012640A NL1012640C2 NL 1012640 C2 NL1012640 C2 NL 1012640C2 NL 1012640 A NL1012640 A NL 1012640A NL 1012640 A NL1012640 A NL 1012640A NL 1012640 C2 NL1012640 C2 NL 1012640C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- ray
- detectors
- rays
- focal point
- scanner
- Prior art date
Links
- 238000003325 tomography Methods 0.000 claims abstract description 9
- 238000000034 method Methods 0.000 claims description 20
- RYGMFSIKBFXOCR-UHFFFAOYSA-N Copper Chemical compound [Cu] RYGMFSIKBFXOCR-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims description 14
- 229910052802 copper Inorganic materials 0.000 claims description 14
- 239000010949 copper Substances 0.000 claims description 14
- 230000004044 response Effects 0.000 claims description 7
- 238000001914 filtration Methods 0.000 claims description 6
- 229910052751 metal Inorganic materials 0.000 claims description 5
- 239000002184 metal Substances 0.000 claims description 5
- 239000004065 semiconductor Substances 0.000 claims description 4
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 claims 2
- 241001417501 Lobotidae Species 0.000 claims 1
- 238000001514 detection method Methods 0.000 claims 1
- 238000002591 computed tomography Methods 0.000 abstract description 5
- 230000002829 reductive effect Effects 0.000 description 24
- 230000005855 radiation Effects 0.000 description 23
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 14
- 230000006870 function Effects 0.000 description 12
- 238000001228 spectrum Methods 0.000 description 12
- 238000009826 distribution Methods 0.000 description 10
- 238000013461 design Methods 0.000 description 8
- 230000003595 spectral effect Effects 0.000 description 8
- 238000010521 absorption reaction Methods 0.000 description 7
- 238000010894 electron beam technology Methods 0.000 description 5
- 210000001519 tissue Anatomy 0.000 description 5
- 229910052793 cadmium Inorganic materials 0.000 description 4
- BDOSMKKIYDKNTQ-UHFFFAOYSA-N cadmium atom Chemical compound [Cd] BDOSMKKIYDKNTQ-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 4
- 238000012937 correction Methods 0.000 description 4
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 4
- 238000012545 processing Methods 0.000 description 4
- 230000009467 reduction Effects 0.000 description 4
- PBYZMCDFOULPGH-UHFFFAOYSA-N tungstate Chemical compound [O-][W]([O-])(=O)=O PBYZMCDFOULPGH-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 4
- 230000008569 process Effects 0.000 description 3
- XEEYBQQBJWHFJM-UHFFFAOYSA-N Iron Chemical compound [Fe] XEEYBQQBJWHFJM-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- XUIMIQQOPSSXEZ-UHFFFAOYSA-N Silicon Chemical compound [Si] XUIMIQQOPSSXEZ-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- 229910052782 aluminium Inorganic materials 0.000 description 2
- XAGFODPZIPBFFR-UHFFFAOYSA-N aluminium Chemical compound [Al] XAGFODPZIPBFFR-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- 238000013459 approach Methods 0.000 description 2
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 2
- 238000001816 cooling Methods 0.000 description 2
- 230000007423 decrease Effects 0.000 description 2
- 230000003247 decreasing effect Effects 0.000 description 2
- 230000001419 dependent effect Effects 0.000 description 2
- 238000010586 diagram Methods 0.000 description 2
- 239000003814 drug Substances 0.000 description 2
- 229940079593 drug Drugs 0.000 description 2
- 210000004884 grey matter Anatomy 0.000 description 2
- 238000005259 measurement Methods 0.000 description 2
- 150000002739 metals Chemical class 0.000 description 2
- 210000003205 muscle Anatomy 0.000 description 2
- 229910052704 radon Inorganic materials 0.000 description 2
- SYUHGPGVQRZVTB-UHFFFAOYSA-N radon atom Chemical compound [Rn] SYUHGPGVQRZVTB-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- 229910052710 silicon Inorganic materials 0.000 description 2
- 239000010703 silicon Substances 0.000 description 2
- 210000004885 white matter Anatomy 0.000 description 2
- RTAQQCXQSZGOHL-UHFFFAOYSA-N Titanium Chemical compound [Ti] RTAQQCXQSZGOHL-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
- 238000002083 X-ray spectrum Methods 0.000 description 1
- 230000002745 absorbent Effects 0.000 description 1
- 239000002250 absorbent Substances 0.000 description 1
- 230000002238 attenuated effect Effects 0.000 description 1
- 230000005540 biological transmission Effects 0.000 description 1
- 210000000988 bone and bone Anatomy 0.000 description 1
- 230000008859 change Effects 0.000 description 1
- 230000008602 contraction Effects 0.000 description 1
- 238000002059 diagnostic imaging Methods 0.000 description 1
- 238000004146 energy storage Methods 0.000 description 1
- 238000005516 engineering process Methods 0.000 description 1
- 238000003780 insertion Methods 0.000 description 1
- 230000037431 insertion Effects 0.000 description 1
- 230000010354 integration Effects 0.000 description 1
- 229910052742 iron Inorganic materials 0.000 description 1
- 230000000670 limiting effect Effects 0.000 description 1
- 239000000463 material Substances 0.000 description 1
- 238000012986 modification Methods 0.000 description 1
- 230000004048 modification Effects 0.000 description 1
- 238000010606 normalization Methods 0.000 description 1
- 239000003921 oil Substances 0.000 description 1
- 230000036961 partial effect Effects 0.000 description 1
- 230000035945 sensitivity Effects 0.000 description 1
- 239000010936 titanium Substances 0.000 description 1
- 229910052719 titanium Inorganic materials 0.000 description 1
- 238000013519 translation Methods 0.000 description 1
- WFKWXMTUELFFGS-UHFFFAOYSA-N tungsten Chemical compound [W] WFKWXMTUELFFGS-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
- 229910052721 tungsten Inorganic materials 0.000 description 1
- 239000010937 tungsten Substances 0.000 description 1
- 239000002699 waste material Substances 0.000 description 1
- 229910052724 xenon Inorganic materials 0.000 description 1
- FHNFHKCVQCLJFQ-UHFFFAOYSA-N xenon atom Chemical compound [Xe] FHNFHKCVQCLJFQ-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61B—DIAGNOSIS; SURGERY; IDENTIFICATION
- A61B6/00—Apparatus or devices for radiation diagnosis; Apparatus or devices for radiation diagnosis combined with radiation therapy equipment
- A61B6/02—Arrangements for diagnosis sequentially in different planes; Stereoscopic radiation diagnosis
- A61B6/03—Computed tomography [CT]
- A61B6/032—Transmission computed tomography [CT]
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Medical Informatics (AREA)
- Optics & Photonics (AREA)
- Biomedical Technology (AREA)
- Biophysics (AREA)
- High Energy & Nuclear Physics (AREA)
- Theoretical Computer Science (AREA)
- Nuclear Medicine, Radiotherapy & Molecular Imaging (AREA)
- Pulmonology (AREA)
- Pathology (AREA)
- Radiology & Medical Imaging (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Heart & Thoracic Surgery (AREA)
- Molecular Biology (AREA)
- Surgery (AREA)
- Animal Behavior & Ethology (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Public Health (AREA)
- Veterinary Medicine (AREA)
- Apparatus For Radiation Diagnosis (AREA)
Description
Titel: Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan.
De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op gecomputeriseerde tomografie- (CT) scanners die worden gebruikt in de medische techniek voor het opwekken van CT beelden van bijvoorbeeld menselijke 5 patiënten. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een verbeterde CT scanner met gebruikmaking van een röntgenbron met gereduceerd vermogen en op een werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan.
Gecomputeriseerde tomografie- (CT) scanners van de 10 derde generatie omvatten een röntgenbron en een röntgen-detectorstelsel die respectievelijk zijn bevestigd aan diametraal tegenover elkaar gelegen zijden van een ringvormige schij f. De schij f is roteerbaar gemonteerd binnen een drager zodat gedurende een scan de schijf 15 continu roteert rond een rotatieas, die gewoonlijk wordt aangeduid als de "Z-as", terwijl röntgenstralen vanuit de bron gaan door een object dat geplaatst is binnen de opening van de schijf naar het detectorstelsel. Het centrum van de schijf, dat wordt gesneden door de "Z-as", 20 wordt gewoonlijk aangeduid als het "isocentrum".
Het detectorstelsel omvat op typerende wijze een reeks detectoren die zijn aangebracht als één enkele rij in de vorm van een boog met een krommingscentrum op het punt, dat wordt aangeduid als het "brandpunt", waar de 25 straling uitgaat van de röntgenbron. De röntgenbron en de reeks detectoren zijn zodanig geplaatst, dat de röntgen-straalbanen tussen de bron en elke detector alle in hetzelfde vlak liggen (hierna het "schijfvlak" of "scanvlak") dat loodrecht op de rotatieas van de schijf 30 staat. Daar de röntgenbanen hun oorsprong vinden in wat in wezen een puntbron is en zich uitstrekken met verschillende hoeken naar de detectoren, lijken de röntgenstraal- Ï012640 ; j - 2 - banen op een waaier, en derhalve wordt dikwijls de term "waaierbundel" gebruikt om alle röntgenstraalbanen op een tijdsogenblik te beschrijven.
De röntgenstralen die op een enkele detector vallen 5 op een meetogenblik gedurende een scan worden gewoonlijk aangeduid als een "straal" en elke detector wekt een uitgangssignaal op dat een indicatie is van de intensiteit van de corresponderende straal ervan. Daar elke straal gedeeltelijk wordt verzwakt door alle massa in de baan 10 ervan, is het uitgangssignaal dat wordt opgewekt door elke detector een representatie voor de dichtheid van alle massa die zich bevindt tussen deze detector en de röntgenbron (d.w.z. de dichtheid van de massa die ligt in de corresponderende stralenbaan van de detector). De 15 uitgangssignalen die worden voortgebracht door de röntgendetectoren worden in het algemeen gefilterd door een data-acquisitie-stelsel (DAS) om onder andere een signaal-ruis-verhouding te verbeteren en de uitgangssignalen die worden voortgebracht door het DAS worden 20 gewoonlijk aangeduid als "ruwe datasignalen". De ruwe datasignalen worden normaliter gefilterd door een projectiefilter dat de ruwe datasignalen omzet in projectiedatasignalen door het logaritmisch verwerken van de ruwe datasignalen zodat elk projectiedatasignaal een 25 representatie is voor de dichtheid van de massa die ligt in een corresponderende stralenbaan. De verzameling van alle projectiedatasignalen op een meetogenblik wordt gewoonlijk aangeduid als een "projectie" of een "aanblik".
Gedurende één enkele scan wordt wanneer de schijf roteert 30 een aantal projecties zodanig voortgebracht dat elke projectie wordt voortgebracht bij een verschillende hoekpositie van de schijf. De hoekoriëntatie van de schijf die correspondeert met een bijzondere projectie wordt aangeduid als de "projeetiehoek".
35 Met gebruikmaking van bekende algoritmen zoals het
Radon algoritme, kan een CT beeld worden voortgebracht uit alle projectiedatasignalen die zijn verzameld op elk van 1012640 - 3 - de projectiehoeken. Een CT beeld is een representatie voor de dichtheid van een twee-dimensionale "schijf” langs het scanvlak van het object dat wordt gescand. Het proces voor het opwekken van een CT beeld uit de projectiedatasignalen 5 wordt gewoonlijk aangeduid als "terugfilterprojectie" of "reconstructie", daar het CT beeld kan worden gedacht als zijnde gereconstrueerd uit de projectiedata.
CT scanners maken in het algemeen gebruik van een vorm van "bundelverhardingsfilter" om de röntgenbundel die 10 wordt voortgebracht door de röntgenbron te "verharden".
Het bundelverhardingsfilter wordt in het algemeen aangebracht als een blad metaal, zoals koper of aluminium, aangebracht tussen de röntgenbron en de patiënt. Elk röntgenfoton dat wordt voortgebracht door de röntgenbron 15 heeft egn waarschijnlijkheid om te passeren door het filter en deze waarschijnlijkheid neemt toe wanneer de energie van het foton toeneemt. Op deze wijze heeft het filter de neiging om de lagere energie (of "zachtere") röntgenstralen te onderscheppen en derhalve de bundel te 20 "verharden". Op het gebied van CT scanners neemt men in het algemeen aan dat het de voorkeur verdient om een harde bundel te gebruiken omdat, gegeven een bepaald niveau van harde röntgenstralen en hetzeife niveau van zachte röntgenstralen, een groter deel van de zachte röntgen-25 stralen een hogere waarschijnlijkheid heeft om te worden geabsorbeerd door het menselijk lichaam dan de corresponderende harde röntgenstralen, en het derhalve minder waarschijnlijk is dat ze door de patiënt heen gaan en de detectoren bereiken. Met andere woorden, men neemt 30 momenteel aan dat het gebruik van zachte röntgenstralen de stralingsdosis waaraan de patiënt is blootgesteld doet toenemen zonder significant bij te dragen aan het voortbrengen van het CT beeld. De United States Food and Drug Administration (FDA) heeft minimum-bundel-hardheid-35 standaarden vastgesteld, waaraan CT scanners die werken op menselijke patiënten, moeten voldoen.
101 2640 - 4 -
Verder heeft een toenemende bundelhardheid de neiging om de lineariteit van de röntgendetectoren te doen toenemen. Derhalve maken de meeste bekende CT scanners gebruik van een betrekkelijk harde bundel om de 5 lineariteit van de detectoren te verbeteren en daardoor het ontwerp van de scanner te vereenvoudigen. In feite maken de meeste bekende CT scanners gebruik van een röntgenbron met een relatief hoog vermogen (b.v. 120 kV bij 100 tot 350 mA) en maken ook gebruik van een relatief 10 dik (bijv. 0,02 cm (0,008 inches) koper) bundel- verhardingsfilter dat de bundel significant meer verhardt dan vereist is door de FDA. De combinatie van een röntgenbron met hoog vermogen en een dik bundel-verhardingsfilter vereenvoudigt het ontwerp van de 15 CT scanner, maar het is een verkwisting van röntgen- vermogen en doet de totale vermogenseisen van de scanner toenemen.
Een andere factor die de neiging heeft om het röntgenvermogen dat wordt gebruikt door bekende CT 20 scanners te doen toenemen heeft betrekking op de afstand tussen het brandpunt en het isocentrum van de schijf. Daar de intensiteit van de röntgenbundel afneemt met het kwadraat van de afstand vanaf de röntgenbron, wordt het vermogen dat wordt gebruikt in de röntgenbron, gedeelte-25 lijk bepaald door de afstand tussen het brandpunt en het isocentrum. (Deze factor wordt in het algemeen beschreven in termen van de afstand tussen het brandpunt en het isocentrum in plaats van in termen van de afstand tussen het brandpunt en de detectoren omdat gedurende een scan de 30 patiënt in het algemeen is geplaatst op of nabij het isocentrum, en hoewel het in het algemeen mogelijk om de röntgenenergie die wordt ontvangen door een detector te laten toenemen door de grootte van de detector te laten toenemen, is het slechts mogelijk om de röntgenenergie bij 35 het isocentrum (d.w.z. bij de patiënt) te laten toenemen door het vermogen van de röntgenbron te laten toenemen of 1012640 ; - 5 - i door de afstand tussen het brandpunt en het isocentrum te laten afnemen).
Het ontwerpen van een CT scanner voor een gereduceerde röntgenvermogensconsumptie suggereert 5 derhalve het zo dicht mogelijk bij de röntgenbron plaatsen van het isocentrum. Andere relevante ontwerpcriteria vereisen echter het laten toenemen van de afstand tussen de röntgenbron en het isocentrum. Bijvoorbeeld moet minimaal het isocentrum op afstand worden geplaatst van de 10 röntgenbron en wel ver genoeg om een patiënt comfortabel te plaatsen tussen de röntgenbron en de detectoren. Een verschijnsel dat in het algemeen bekend is als "Z-as bundelverschuiving" stelt een nog grotere eis aan de afstand tussen de röntgenbron en het isocentrum. Bundel-15 verschuiving heeft betrekking op beweging van het brandpunt (d.w.z. het punt waar de röntgenstralen uittreden) met betrekking tot het isocentrum (of de detectoren) gedurende een scan. Het opwekken van röntgenstralen brengt gelokaliseerde warmte voort die thermische 20 expansie kan veroorzaken van de componenten van de röntgenbron, en deze thermische expansie kan op zijn beurt het brandpunt laten verschuiven met betrekking tot het isocentrum gedurende een scan. Deze verschuiving wordt in het algemeen aangeduid als Z-as bundelverschuiving omdat 25 de meeste róntgenbronnen zodanig zijn uitgevoerd dat het grootste deel van de verschuiving zo niet de gehele verschuiving, optreedt in een richting die parallel is aan de Z-as (d.w.z. de rotatieas van de scannerschijf). Daar het Radon algoritme aanneemt dat de relatieve posities van 30 de röntgenbron en de detectoren gedurende een scan constant blijven, is het van belang om de effecten van eventuele Z-as bundelverschuiving te minimaliseren. In bekende CT scanners, is de meest gebruikelijke werkwijze om dit effect te minimaliseren het laten toenemen van de 35 afstand tussen de röntgenbron en de collimator die wordt gebruikt om de bundel te vormen en daardoor de hoek-verschuiving te reduceren tussen het brandpunt en de ‘101 2640 - 6 - detectoren, veroorzaakt door een eventuele Z-as translatie van het brandpunt. Het verlengen van de afstand tussen het brandpunt en de collimator doet noodzakelijkerwijze de afstand toenemen tussen het brandpunt en het isocentrum 5 daar een zekere ruimte vereist is om een patiënt te kunnen ontvangen. Op het gebied van CT scanners neemt men in het algemeen aan, dat, indien het brandpunt niet ten minste 510 mm verwijderd is van het isocentrum van de schijf, de collimator te dicht bij het brandpunt moet worden 10 geplaatst, zodat fouten, die worden veroorzaakt door Z-as bundelverschuiving te ernstig zullen worden. Echter maakt, zoals in het bovenstaande vermeld, een toename in deze afstand een corresponderende toename noodzakelijk in het vermogen, dat wordt aangelegd aan de röntgenbron. Bekende 15 CT scanners die deze ruimte laten toenemen doen dit ten koste van het laten toenemen van hun röntgenvermogens-eisen. Derhalve stellen dergelijke bekende scanners de patiënt bloot aan hogere röntgenniveaus, daar het laten toenemen van de afstand tussen de bron en het isocentrum 20 op een grotere afstand tussen het brandpunt en een collimator mogelijk te maken, het opwekken van röntgenstralen met hogere energie noodzakelijk maakt.
Behalve het reduceren van de afstand tussen de röntgenbron en het isocentrum, kan röntgenvermogens-25 consumptie worden gereduceerd door gebruik te maken van detectoren met hoge efficiency, zoals halfgeleider-detectoren (b.v. cadmiumwolframaatdetectoren). Vele bekende CT scanners maken echter gebruik van minder efficiënte, gasbuisdetectoren, zoals Xenon (Xe) 30 detectoren, omdat de responsie van dergelijke detectoren de neiging heeft om meer uniform te zijn dan de responsie van detectoren met hoge efficiency. In het bijzonder detecteren dergelijke detectoren met lage efficiency fotonen meer uniform in de Z-as richting dan detectoren 35 met hoge efficiency doen. Derhalve maken bekende CT scanners die gebruik maken van detectoren met hoge efficiency ook gebruik van een grote tussenruimte tussen 1012640 - 7 - het brandpunt en de collimator (en als gevolg daarvan een grote afstand tussen het brandpunt en het isocentrum) om het effect van een eventuele Z-as bundelverschuiving te minimaliseren, hetgeen resulteert in een opoffering van 5 veel van de energiebesparingen, die worden bereikt door de detectoren met hoge efficiency. Evenzo maken vele bekende CT scanners die gebruik maken van een gereduceerde afstand tussen het brandpunt en de collimator en derhalve een reductie in de afstand tussen het brandpunt en het 10 isocentrum, bijvoorbeeld bij de afstand van 510 mm, ook gebruik van detectoren met lage efficiency om het effect van een eventuele Z-as bundelverschuiving te minimaliseren, en offeren derhalve veel van de vermogens-besparingen op, die worden bereikt door de gereduceerde 15 geometrie.
Zoals in het bovenstaande reeds vermeld, maken bekende CT scanners ook normaliter gebruik van een DAS om onder andere de signaal-ruis-verhouding te verbeteren van de uitgangssignalen die worden voortgebracht door de 20 röntgendetectoren. Bekende DAS uitvoeringen worden evenwel dikwijls geïmplementeerd met gebruikmaking van een integratiefilter, dat niet op significante wijze de signaal-ruis-verhouding van de detectoruitgangssignalen verbetert. Derhalve maken bekende scanners op typerende 25 wijze gebruik van röntgenbundels met hoge intensiteit om te verzekeren dat de signaal-ruis-verhouding van de detectoruitgangssignalen voldoende hoog is om het opwekken van nauwkeurige CT beelden te garanderen.
In het algemeen zijn bekende CT scanners ontworpen om 30 de nauwkeurigheid te verbeteren van de voortgebrachte CT beelden ten koste van de eis van verhoogde röntgen-vermogensniveaus. Er is derhalve behoefte aan een CT scanner die CT beelden met hoge kwaliteit opwekt en ook gereduceerde röntgenvermogenseisen heeft. Er bestaat ook 35 behoefte aan CT scanner die CT beelden met hoge kwaliteit opwekt, terwijl de patiënt wordt blootgesteld aan lagere stralingsniveaus.
1012640 - 8 -
Het is een doel van de uitvinding om de bovengenoemde problemen van de stand der techniek te verminderen of te overwinnen.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het 5 verschaffen van een verbeterde CT scanner met röntgenbron, die werkt bij een gereduceerd vermogensniveau.
Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde CT scanner met een röntgenbron, die een kathode en een anode omvat, waarbij 10 de gemeten potentiaal tussen de anode en kathode van de orde van 120 kV kan zijn en de gemeten stroom tussen de anode en kathode van de orde van 50 mA kan zijn voor een gemeten vermogen van 6 kVA wezenlijk minder dan de 12 kVA of hoger zoals vereist voor heden ten dage beschikbare CT 15 scanners.
Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde CT scanner met een gereduceerde geometrie.
Nog een ander doel van de uitvinding is het 20 verschaffen van een verbeterde CT scanner met een schijf, die een isocentrum en een röntgenbron bepaalt, die röntgenstralen opwekt die uitgaan vanuit een brandpunt, waarbij het brandpunt op afstand staat van het isocentrum met een afstand die vereist is voor het comfort van een 25 patiënt van gemiddelde grootte, een afstand van de orde van 475 mm, hetgeen kleiner is dan de huidige, commercieel verkrijgbare minimum afstand van 510 mm om de vermogens-eisen van de scanner te reduceren.
Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is 30 het verschaffen van een CT scanner, die halfgeleider-röntgendetectoren met hoge efficiency omvat.
Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde CT scanner, die een bundelverhardingsfilter met gereduceerde dikte omvat.
35 Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde CT scanner, die gebruik maakt van een zachtere röntgenbundel.
'101 2640 - 9 -
Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde CT scanner met laag vermogen, die een DAS bevat, die filters bevat voor de beste schatting voor gebruik bij het opwekken van ruwe 5 datasignalen.
Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde CT scanner, die een keten bevat voor het compenseren voor niet-lineariteiten en kanaal-kanaal-variaties in en tussen de verschillende 10 detectoren en signaalverwerkingskanalen, evenals voor andere niet-lineariteiten en variaties in de kanalen van de scanner.
Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde CT scanner, die een 15 keten bevat voor het compenseren voor de kanaal-kanaal-variaties in responsie op en tussen de detectoren, veroorzaakt door factoren als stralingsschade, nul-compensatie en variatie in versterking als functie van de temperatuur.
20 Een doel van de uitvinding is voorts het verschaffen van een verbeterde werkwijze voor het uitvoeren van een gecomputeriseerde tomografie-scan voor medische doeleinden .
Deze en andere doeleinden worden verschaft door een 25 verbeterde CT scanner met een schijf, die voor rotatie rond een isocentrum van de schijf wordt gedragen en röntgencomponenten die zijn opgesteld als een stelsel met gereduceerde geometrie. De voorkeursscanner, die wordt beschreven samen met de tekening, is van het derde 30 generatietype, hoewel het duidelijk zal zijn dat vele aspecten van de onderhavige uitvinding kunnen worden toegepast bij andere typen scanners, zoals vierde generatiemachines. De voorkeursscanner, die hier wordt beschreven, bevat een röntgenbron en een reeks róntgen-35 detectoren die zijn bevestigd aan de schijf. De röntgenbron wekt röntgenstralen op, zodat de röntgenstralen uitgaan uit een brandpunt en de röntgenbron is bij 1012640 - 10 - voorkeur gemonteerd aan de schijf zodat het brandpunt op een afstand staat van de orde van 475 mm vanaf het isocentrum.
In één aspect van de uitvinding bevat de röntgenbron 5 een vermogensbron die geschikt is om te werken bij een relatief gereduceerd vermogensniveau en de scanner bevat een bundelverhardingsfilter met gereduceerde dikte. In overeenstemming met dit aspect van de uitvinding maakt de scanner gebruik van een relatieve zachte röntgenbundel.
10 In overeenstemming met een ander aspect van de uitvinding, bevat de scanner een keten voor het compenseren voor niet-lineariteiten en variaties in en tussen de röntgendetectoren en signaalverwerkingskanalen.
Opgemerkt wordt dat het Amerikaanse octrooischrift 15 5.408.521 een angiografisch röntgenstelsel beschrijft met een scan over 360°. De machine is evenwel niet een CT-scanner. Er worden röntgenbeelden opgenomen bij opeenvolgende hoeken van de röntgenbuis. Voorts wordt de buis bedreven bij 15 kW, hetgeen boven 12 kW ligt. De afstand 20 tussen anode en isocentrum wordt gemeld 508 mm te zijn. Zoals opgemerkt is het stelsel geen CT-scanner, waarbij een waaierbundel vereist is om een geheel stelsel van detectoren (en niet een enkele vergrotingsbuis) bij iedere projectiehoek bloot te stellen.
25 Het Amerikaanse octrooischrift 5.214.686 beschrijft een scanner, maar deze is niet voorzien van middelen voor het opwekken van röntgenstralen, die zijn ingericht voor rotatie om een rotatie-as, zodanig dat het brandpunt op een in hoofdzaak vaste radiale afstand van het isocentrum 30 van een een patiënt ondersteunende machine wordt gehouden, welke afstand voldoende dient te zijn om plaats te bieden aan een patiënt, maar minder bedraagt dan 510 mm, zoals volgens de uitvinding voorgesteld.
Verdere doeleinden en voordelen van de onderhavige 35 uitvinding zullen duidelijk worden aan deskundigen door de volgende gedetailleerde beschrijving, waarin verschillende uitvoeringsvormen zijn getoond en beschreven, bij wijze 1012640 - 11 - van illustratie van de beste uitvoeringsvorm. Men zal zich realiseren dat voor de uitvinding andere uitvoeringsvormen mogelijk zijn en de details ervan zijn onderhevig aan modificaties in enkele opzichten, zonder de omvang van de 5 uitvinding te boven te gaan. Derhalve moeten de tekeningen en de beschrijving slechts als illustratief van aard worden beschouwd en niet in beperkende zin, waarbij de beschermingsomvang van de aanvrage wordt aangegeven in de conclusies.
10 Voor een volledig begrip van de aard en de doeleinden van de onderhavige uitvinding, wordt verwezen naar de volgende gedetailleerde beschrijving met de begeleidende tekeningen, waarin dezelfde verwijzingscijfers worden gebruikt om dezelfde of soortgelijke delen aan te duiden, 15 waarin: fig. 1 een axiaal aanzicht is van een roteerbare schijf van een CT scanner die volgens de uitvinding is vervaardigd; fig. 2 een partiële doorsnede in zijaanzicht is van 20 de CT scanner getoond in fig. 1, waarbij het röntgenbron-samenstel en het Z-as volgstelsel in detail zijn getoond, waarbij de waaierbundel gedeeltelijk weggebroken is; fig. 3 een grafiek is die een typerend energie-spectrum van de röntgenbundel die wordt gebruikt in de CT 25 scanner, getoond in fig. 1, weergeeft, met een bekend bundelverhardingsfilter en waarbij het röntgenfilter is ontworpen in overeenstemming met een aspect van de onderhavige uitvinding; fig. 4 een blokschema is van de DAS en computer, die 30 worden gebruikt in de CT scanner, getoond in fig. 1; en fig. 5 een axiaal aanzicht is van een CT scanner, die vervaardigd is volgens de uitvinding met een waterfantoom ingebracht in de opening van de schijf.
Fig. 1 toont een schijfsamenstel van een CT scanner 35 40, die de principes van de onderhavige uitvinding belichaamt. De scanner 40 is ontworpen voor een verhoogde röntgenvermogensefficiency en gereduceerde totaal-energie- 1012840 - 12 - eisen. Zoals hierna zal worden beschreven, maakt de scanner 40 gebruikt van een röntgenbron, die geschikt is om te werken bij een gereduceerd vermogensniveau, en een zachtere röntgenbundel dan is gebruikt in commercieel 5 verkrijgbare bekende machines. Terwijl op conventionele wijze op het gebied van CT scanners men meent dat het gebruik van hardere röntgenbundels de voorkeur verdient, heeft aanvraagster nu onverwachts ontdekt dat het gebruik van een zachtere röntgenbundel de helderheid en het 10 contrast van de voortgebrachte CT beelden wezenlijk verbetert, indien een zorgvuldige calibratie en besturing aanwezig zijn.
De scanner 40 heeft ook een gereduceerde geometrie, die bijdraagt tot de verbeterde röntgenvermogens-15 efficiency. Meer in het bijzonder bevat de scanner 40 een röntgenbron 42 en een reeks detectoren 44, waarvan elk wordt gemonteerd op een van openingen voorziene schijf 46. Een bundelverhardingsfilter 45 is gemonteerd op het buitenoppervlak van de röntgenbron 42. De schijf wordt 20 ondersteund door een portaal (niet getekend) en is uitgevoerd om te roteren rond een Z-as, of rotatieas, om de bron 42 en de detectoren 44 rond een object 50 te roteren, dat zich uitstrekt door de centrale opening van de schijf gedurende een CT scan. De rotatieas staat 25 loodrecht op het aanzicht, getoond in fig. 1, en snijdt een isocentrum 48 van de schijf. Het object 50 kan een deel van een levende menselijke patiënt zijn zoals het hoofd of torso. Wanneer de bron 42 wordt bekrachtigd, zendt deze röntgenstralen uit vanuit een brandpunt 43, en 30 een deel van deze uitgezonden röntgenstralen gaan door het bundelverhardingsfilter 45. Een bundelvormings- en regelstelsel 70, dat meer volledig in samenhang met fig. 2 zal worden beschreven, wordt ten opzichte van het filter 45 zodanig geplaatst, dat een waaiervormige bundel 52 35 wordt gevormd, die gaat door het object 50 (wanneer dit is geplaatst op of nabij het isocentrum 48 met de waaier-bundel) en valt op de detectoren 44. De waaierbundel 52 101 2640
--------------- M
- 13 - bepaalt een scanvlak dat loodrecht staat op de rotatieas en dat de rotatieas op het isocentrum 48 van de schijf 46 snijdt. Een opstelling van de anti-verstrooiingsplaten 54 wordt bij voorkeur nabij de detectoropstelling 44 5 geplaatst tussen de opstelling en het object 50 om in wezen te voorkomen dat de detectoren verstrooide röntgenstralen aftasten. Een DAS, in het algemeen aangeduid met 47, verzamelt de data die worden opgewekt door de detectorreeks en brengt de ruwe datasignalen voort, die op 10 hun beurt worden aangelegd aan de computer 49. De computer 49 verwerkt de ruwe datasignalen, die kunnen worden overgedragen vanaf de schijf (i) aan een monitor voor het weergeven van het resulterende CT beeld (niet getekend), en die bij voorkeur geplaatst is nabij de schijf en/of 15 (ii) aan een geheugen voor het opslaan van de beelddata voor daaropvolgende weergave, (iii) aan een processor voor daaropvolgende verwerking, en/of (iv) aan een plaats op afstand, en/of (v) een andere inrichting en/of plaats. Een geschikt transmissie- en ontvangststelsel wordt beschreven 20 in de Amerikaanse octrooiaanvrage serie nr. 08/174.664 ingediend 28 december 1993 ten name van Bernard M. Gordon e.a. en getiteld "Apparatus for Transferring Data to and from a Moving Device", en overgedragen aan de onderhavige aanvraagster.
25 In overeenstemming met één aspect van de onderhavige uitvinding, en in een voorkeursuitvoeringsvorm, zijn de bron 42 en de schijf 46 zodanig uitgevoerd dat het brandpunt 43 dichter bij het isocentrum 48 is geplaatst dan in de stand der techniek als praktisch werd beschouwd. 30 Wanneer men het ontwerp van het stelsel van de onderhavige uitvinding beschouwt, is het wenselijk om deze afstand zo klein als praktisch mogelijk is te maken met gebruikmaking van een zeer wijde hoek van röntgenstraling die uitgaat vanuit het brandpunt, en om voordeel te trekken uit het 35 feit dat de intensiteit van de röntgenstralen afneemt als functie van het kwadraat van de afstand vanaf het brandpunt naar het deel van het lichaam dat wordt waargenomen.
101 2640 - 14 -
Derhalve geldt dat hoe dichter het lichaam bij de röntgen-bron is, des te lager het vermogen is dat vereist is om voldoende röntgenstralen voor een CT scan voort te brengen. Derhalve is één ontwerpdoel van de onderhavige 5 uitvinding het minimaliseren van de afstand tussen het brandpunt en het isocentrum. Een zeer belangrijke beperking bij het minimaliseren van deze afstand is echter de opening van het portaal, waarvan de afmetingen zodanig zijn dat het te scannen object wordt ontvangen. In een 10 geprefereerde uitvoeringsvorm, is de portaalopening 60 cm, hetgeen groot genoeg is om een persoon van gemiddelde grootte onder te brengen, het kijkveld is 46 cm, het brandpunt 43 staat op afstand van het isocentrum 48 met een afstand van de orde van 475 mm, en het brandpunt 43 15 staat op afstand van elke detector in de opstelling 44 met een afstand van de orde van 845 mm. In andere uitvoeringsvormen kan de afstand tussen het brandpunt 43 en het isocentrum 48 minder zijn dan 510 mm en van de orde van 450 mm en kan nog een patiënt van gemiddelde grootte 20 ontvangen. Het is duidelijk dat machines, die zijn ontworpen voor gebruik bij kleinere objecten (armen en/of benen bijvoorbeeld) nog kleinere portaalopeningen zullen hebben waarbij de afstand tussen het brandpunt en het isocentrum dienovereenkomstig is gereduceerd. De afstand 25 van 475 mm is aanwezig in de voorkeursmachine, daar het op deze wijze mogelijk is dat de röntgenbron 42 werkt bij gereduceerde vermogensniveaus en toch op confortabele wijze een persoon van gemiddelde grootte als het gescande object onderbrengt. Ook is in de voorkeursuitvoeringsvorm 30 de detectorenreeks 44 geïmplementeerd met gebruikmaking van halfgeleiderdetectoren met hoge efficiency, zoals cadmiumwolframaatdetectoren, (waarvan elk op typerende wijze een siliciumfotodiode en een cadmiumwolframaat scintillator bevat voor het verbeteren van de efficiency 35 van de detector).
De hoge efficiency van deze detectoren maakt het mogelijk dat de röntgenbron 42 werkt bij zelfs verder 1012840 - 15 - gereduceerde vermogensniveaus. In een voorkeurs-uitvoeringsvorm wordt de detectoropstelling 44 geïmplementeerd met gebruikmaking van 384 detectoren die een bol van 48 graden omspannen, hoewel het aantal en de hoek kunnen 5 variëren.
De voorkeursuitvoeringsvorm van het bundelvormings-en regelstelsel 70 wordt meer in het bijzonder beschreven in de verwante Amerikaanse octrooiaanvrage nr. 08/343.240, ingediend 22 november 1994, getiteld "X-ray Focal Spot 10 Movement Compensation System" en de Amerikaanse octrooiaanvrage serie nr. 08/343.348, ingediend 22 november 1994 ten name van John Dobbs en Hans Weedon, getiteld "Normalization of Tomographic Image Data", beide overgedragen aan de rechthebbende van de onderhavige 15 uitvinding, en waarnaar hier verwezen wordt. Het geprefereerde stelsel 70 omvat een detector voor het aftasten van een beweging van het brandpunt in de Z-as richting en een beweegbare collimator voor het houden van de bundel in de juiste Z-as positie bij het isocentrum ten 20 opzichte van de reeks detectoren. Derhalve werkt het stelsel 70 om een beweging van het brandpunt 43 in de Z-as richting te corrigeren zodat de scanner onafhankelijk kan werken van de tussenruimte tussen het brandpunt 43 en de collimator van het stelsel 70. Dit maakt het mogelijk dat 25 de tusseriruimte tussen het brandpunt en het isocentrum kleiner is dan de 510 mm van het bekende stelsel, en maakt ook het gebruik mogelijk van detectoren met hoge efficiency die anders gevoelig zouden zijn voor verschuivingen van het brandpunt in de Z-as richting.
30 Kortweg omvat, zoals in detail getoond in fig. 2, het stelsel 70 een precollimator 69 en collimator 71, die ten minste één diafragma 72 bepalen, dat is gevormd om de waaierbundel 52 te vormen. Indien het brandpunt 43 verschuift gedurende een scan, zoals hierna in meer detail 35 wordt beschreven, dan volgt het stelsel 70 de verschuiving en transleert de collimator 71 om te verzekeren dat de 1012640 - 16 - waaierbundel 52 steeds op hetzelfde gedeelte van de detectorreeks 44 valt.
Zoals getoond in fig. 2, omvat de bron 42 een elektronenbundelgenerator of kathode 80 die een 5 elektronenbundel 82 uitzendt die valt op de anode 84. Bij voorkeur is de anode 84 een wolfraamschijf en wordt roteerbaar gemonteerd op een as 86. Wanneer dé elektronenbundelgenerator 80 actief is, roteert een motor 88 bij voorkeur de as 86 om de anode 84 te roteren om 10 koeling te vergemakkelijken en te voorkomen dat de elektronenbundel 82 de anode 84 beschadigt. Daar het opwekken van röntgenstralen warmte voortbrengt, heeft de as 86 de neiging om thermisch te expanderen langs een as 90 parallel aan de Z-as, wanneer de bron 42 actief is.
15 Vervolgens heeft de as 86 de neiging om te contraheren bij afkoeling. Deze beurtelingse expansie en contractie veroorzaakt verschuivingen van het brandpunt 43 langs een as die parellel loopt aan de Z-as.
Het bundelvolg- en controlestelsel 70 omvat een 20 tweede collimator 76 met een diafragma 77 voor het vormen van een tweede bundel 79 buiten de as van de bundel 52. De positie van de bundel 79 wordt gecontroleerd door de controledetector 78. Wanneer het brandpunt beweegt in de Z-as richting, verschuift de bundel 79 ten opzichte van de 25 detector 78. De uitgang van de detector 78 is een functie van de positie van de bundel 79, en verschaft derhalve een indicatie van de positie van het brandpunt 43. De detectoruitgang wordt aangelegd aan een besturings- inrichting 75, die op zijn beurt een stapmotor 73 !
30 bestuurt, die transleerbaar is gekoppeld aan een I
collimator 71. Onder de besturing van de besturings- j inrichting 75, transleert de motor 73 op selectieve wijze een plaat 71 langs een as 74, die parallel loopt aan de ί Z-as en positioneert de collimator 71 in een positie als 35 functie van de positie van het brandpunt zoals afgetast door de detector 78. Wanneer de detector 78 een verschuiving van het brandpunt 43 detecteert, bekrachtigt de j 101 2640 - 17 - besturingsinrichting 75 de motor 73 om de collimator 71 te verschuiven met een corresponderende afstand, zodat de waaierbundel 52 op hetzelfde gedeelte van de detectorreeks 44 blijft vallen. Het stelsel 70 reduceert derhalve de 5 fouten, veroorzaakt door de Z-as-bundelverschuiving en maakt het mogelijk dat de collimator 71 zeer dicht bij het brandpunt 43 wordt geplaatst. Het stelsel 70 maakt derhalve een positionering van het brandpunt 43 op een afstand van de orde van 475 mm vanaf het isocentrum 48 10 mogelijk (en maakt daardoor mogelijk dat de röntgenbron 42 bij gereduceerde vermogensniveaus werkt) zonder onacceptabele fouten, veroorzaakt door de Z-as-bundelverschuiving te introduceren. In andere uitvoeringsvormen kan het brandpunt 43 zelfs nog dichter bij het isocentrum 48 15 worden geplaatst.
De scanner 40 maakt ook gebruik van een "asymmetrische" waaierbundel 52, die het mogelijk maakt dat het brandpunt 43 dichter bij het isocentrum kan worden geplaatst dan mogelijk zou zijn met een symmetrische 20 waaierbundel. Zoals getoond in fig. 1 is de waaierbundel 52 niet symmetrisch aangebracht rond het isocentrum 48 maar in plaats daarvan valt een groter percentage van de waaierbundel op de detectoren links van het isocentrum, zoals getoond. Zoals bekend is in de techniek, reduceert 25 het gebruik van een dergelijke asymmetrische waaierbundel de hoeveelheid straling die wordt afgegeven naar de omtrek van de patiënt en maakt het ook mogelijk dat het brandpunt 43 dichter bij het isocentrum wordt geplaatst dan mogelijk zou zijn met een symmetrische waaierbundel zonder het 30 kijkveld van de scanner te laten afnemen. De combinatie van de reeks detectoren met hoge efficiency 44, het bundelvolg- en controlestelsel 70, en de asymmetrische waaierbundel, getoond in fig. 1 maken het ook mogelijk dat het brandpunt 43 dichter bij het isocentrum 48 wordt 35 geplaatst dan mogelijk werd geacht in de stand der techniek (d.w.z. van de orde van 475 mm vanaf het iso- 101 2640 - 18 - centrum), hetgeen op zijn beurt mogelijk maakt dat de bron 42 werkt bij gereduceerde vermogensniveaus.
De röntgenbron 42 is bij voorkeur een bron met laag vermogen. Het minimum vermogen van de vermogensbron van de 5 machine is een functie van de tijd van de scan, evenals de gewenste signaal-ruis-verhouding. Dat wil zeggen de ruis neemt toe als functie van de vierkantswortel van het aantal gedetecteerde fotonen. Het aantal gedetecteerde fotonen wordt verhoogd door het gebruik van detectoren met 10 hoge efficiency en de reductie in afstand tussen het brandpunt en het isocentrum. In één geprefereerde uitvoeringsvorm is de potentiaal tussen de kathode 80 en de anode 84 van de orde van 120 kV (kilovolt) (b.v. de anode 84 wordt op 60 kV gehouden en de kathode 80 wordt op 15 -60 kV gehouden) en de elektronenbundel 82 geeft een stroom van ongeveer 50 mA (milli-ampère) aan de anode 84, en voorziet op deze· wijze in een vermogen van 6 kW, hetgeen wezenlijk minder is dan de 12 kW en hoger die vereist zijn bij bekende commercieel verkrijgbare 20 machines. De scanner 40 voltooit bij voorkeur één enkele scan in ongeveer twee seconden (d.w.z. de schijf 46 roteert 360 graden in twee seconden) zodat de scanner gebruik maakt van ongeveer 100 mAs (milli-ampère-seconden) per scan, terwijl de meeste bekende CT scanners gebruik 25 maken van ongeveer 300-400 mAs per scan. Het vermogen kan lager zijn en in enkele zeldzame toepassingen zou de beschreven uitvoeringvorm kunnen werken in de orde van 1 kW voor een scan va.n 2 seconden.
Met betrekking tot een bundelverhardingsfilter 45 is 30 het vroeger gebruikelijk geweest om de bundel te verharden om het röntgenspectrum van de röntgenbundel monochroma- . tischer te maken. In overeenstemming met de onderhavige uitvinding echter implementeert het bundelverhardings-filter 45 (getoond in fig. 1) ten minste de. minimale 35 hoeveelheid filtering, die wordt toegelaten door de United States Food and Drug Administration (FDA), maar maakt het mogelijk dat op significante wijze zachtere röntgenstralen 1012.8 4e - 19 - worden overgedragen in de bundel 52 dan normaliter worden gevonden in de bekende commercieel verkrijgbare machines. In een geprefereerde uitvoeringsvorm wordt het bundel-verhardingsfilter 45 geïmplementeerd als een blad koper 5 met een dikte van de orde van 0,008 cm (0,003 inches), hoewel het filter 45 natuurlijk ook kan worden geïmplementeerd met gebruikmaking van een equivalente of bijna equivalente dikte van andere metalen zoals ijzer, aluminium of titaan of andere metalen met een betrekkelijk 10 laag atoomnummer. In het algemeen is de toegevoegde hoeveelheid filtering een functie van het bijzondere type röntgenbron dat wordt gebruikt en wordt beïnvloed door ontwerpfactoren zoals anodehoek, en de materiaaldikte van het insteekvenster, olie en uitwendig venster, waardoor de 15 röntgenfotonen passeren. In de beschreven uitvoeringsvorm is de minimumdikte om aan de FDA-vereisten te voldoen, van de orde van 0,005 cm (0,002 inches) koper, hoewel het duidelijk zal zijn dat dit minimum kan variëren, bepaald door de röntgenbron en ontwerpfactoren zoals boven-20 genoemde. Een voorkeursuitvoering voor het kiezen van de dikte van het bundelverhardingsfilter 45 zal hierna worden besproken. De combinatie van een dun bundelverhardings-filter en een bron met laag vermogen stelt de patiënt bloot aan toelaatbare dosisniveaus zonder de kwaliteit van 25 de CT beelden te reduceren, en heeft in feite onverwachts een verbeterd CT beeld verschaft.
Fig. 3 toont drie curven, de curven A, B en C, die respectievelijk de spectrale verdeling weergeven van de bundel 52 onder drie verschillende condities. In fig. 3 30 representeert de X-as de röntgenfotonen-energieniveaus in keV (kilo-elektron-volt), en de Y-as representeert het aantal uitgezonden röntgenfotonen in de bundel. Curve A geeft een typerende spectrale verdeling weer van een röntgenbundel, wanneer de bundel niet gefilterd is. Curve 35 B geeft de spectrale verdeling van een röntgenbundel weer, doorgelaten met een bundelverhardingsfilter vervaardigd uit een blad koper dat 0,02 cm (0,008 inches) dik is en 101 2640 - 20 - illustreert derhalve een typerend spectrum van een gefilterde bundel zoals gebruikt in een bekende scanner. Het gebruik van een dergelijk filter is gebaseerd op wat men gelooft het ideale spectrum te zijn, een mono-5 chromatisch spectrum met één enkele lijn. Vroeger werd het gebruik van een monochromatisch spectrum geacht wenselijk te zijn, daar men aannam dat een breed spectrum minder informatie zou verschaffen. Voor beschrijvende doeleinden wordt naar deze verdeling evenals de spectrale verdelingen 10 van de bundelverhardingsfilters, bekend in de techniek, collectief verwezen als de "standaard" gefilterde spectrale verdeling. Curve C geeft de spectrale verdeling weer voor een röntgenbundel, doorgelaten door een voorkeursfilter vervaardigd in overeenstemming met de 15 onderhavige uitvinding en omvat een blad koper met een dikte van 0,008 cm (0,003 inches). In overeenstemming met de onderhavige uitvinding, wordt de werkelijke lagere mate van filtering bepaald door een compromis van het gewenste dosisniveau dat aan de patiënt wordt verschaft en als de 20 resolutie van het beeld. Indien geen filtering zou worden verschaft, zou de patiënt duidelijk worden blootgesteld aan zachtere röntgenstralen dan gewenst. Verrassenderwijze bereikt men een betere resolutie door zachtere röntgenstralen door het lichaam, dat wordt gescand, te laten 25 gaan. Dit maakt op zijn beurt een werking bij lager vermogen mogelijk. Curve C geeft derhalve het voorkeurspectrum weer van waaierbundel 52 die wordt gebruikt in de scanner 40. Deskundigen zullen inzien dat in de bekende filters de niet-gefilterde bundel, 30 weergegeven door curve A, wordt opgewekt met gebruikmaking van een röntgenbron met hoger vermogen dan wordt gebruikt in de scanner 40, en derhalve is er een verschil in schaal tussen de standaard gefilterde spectrale verdeling, weergegeven door curve B, en het voorkeursspeetrum van de 35 waaierbundel 52, weergegeven door curve C, die niet getoond is in fig. 3. Het is duidelijk dat curve C een aanzienlijk "zachter" spectrum heeft dan curve B. Zachte 1012640 ----- - 21 - röntgenstralen worden beschouwd als diegene, uitgezonden bij lagere energieniveaus en de onderscheiding tussen zachte en harde röntgenstralen wordt gewoonlijk beschouwd als op te treden ergens tussen 40 keV en 60 keV. Derhalve 5 wordt voor het beschrijven van de onderscheiding tussen zachte en harde röntgenstralen, de gemiddelde waarde van 50 keV gebruikt om de beschrijving van het filter 45 van de onderhavige uitvinding te vergemakkelijken, zodat energieniveaus beneden of gelijk aan 50 keV als zachte 10 röntgenstralen worden beschouwd, terwijl energieniveaus boven 50 keV worden beschouwd als harde röntgenstralen.
Zoals weergegeven door de curven A, B en C, bevat evenals bij het bekende filter, vervaardigd van een blad koper met een dikte van 0,008 inches (0,02 cm), het 15 spectrum van de bundel 52 met gebruikmaking van het filter 45 dat een blad van koper van 0,003 inches (0,008 cm) bevat, bij voorkeur betrekkelijk weinig of geen fotonen met een energieniveau minder dan ongeveer 20 keV, daar het niet waarschijnlijk is dat dergelijke fotonen door een' 20 patiënt heen gaan en één van de röntgendetectoren bereiken, en derhalve zal het omvatten van dergelijke fotonen de stralingsdosis doen toenemen, die wordt ! afgegeven aan de patiënt zonder bij te dragen aan de helderheid van het CT beeld. Het spectrum van de waaier-25 bundel 52 zoals gefilterd door het filter 45, zoals weergegeven door curve C bevat echter bij voorkeur een groter aantal fotonen met energieniveaus in het gebied van ongeveer 20 keV tot ongeveer 50 keV, de zogenaamde "zachte röntgenstralen" dan voorzien in de standaard-gefilterde 30 spectrale verdeling, Zoals weergegeven door curve B. Het omvatten van een groter aantal van dergelijke fototen is wenselijk, daar, zoals hierna zal worden beschreven, de absorptiekarakteristieken van deze fotonen meer significant lijken te variëren met de dichtheid hetgeen 35 het mogelijk maakt om soortgelijke weefseltypen te onderscheiden (d.w.z. de absorptiekarakteristieken in dit energiegebied zijn verschillend voor witte en grijze 1012640 - 22 - materie) en derhalve dragen deze fotonen in hoge mate bij aan het contrast van de gereconstrueerde CT beelden. Bij voorkeur bevat het spectrum van de waaierbundel 52 met het filter 45 een piek tussen ongeveer 35 en ongeveer 50 keV, 5 en meer in het bijzonder tussen ongeveer 35 en ongeveer 45 keV, hetgeen in wezen niet mogelijk is met het bekende filter, getoond door curve B van fig. 3. Voorts toont het deel van het spectrum boven 50 keV een lichte toename van harde röntgenstraling met het koperfilter met een dikte 10 van 0,003 inches (0,008 cm), vergeleken met het bekende filter van koper met een dikte van 0,008 inches (0,02) cm) (behalve voor de scherpe pieken, getoond in de figuur, die in wezen onveranderd blijven). Het is duidelijk dat een groter gedeelte van zachte röntgenfotonen zijn toegevoegd 15 aan de bundel.
Het gebruik van een groter aantal zachtere röntgenfotonen maakt het mogelijk dat de scanner 40 CT beelden met verhoogde helderheid voortbrengt. Dit kan men begrijpen door te kijken naar de bekende betrekking tussen 20 de intensiteit van een röntgenbundel en de hoeveelheid absorberende media, waardoor de bundel is gegaan. Deze relatie wordt getoond in de volgende vergelijking (1): -ƒ μ dL (1) o 25 I = I0 e waarin Io de intensiteit is van de bundel alvorens het absorptiemedium binnen te treden, L de lengte is van het medium, waardoor de bundel is gegaan, μ de absorptie-30 coëfficiënt voor het medium is, en I de intensiteit is van j de bundel na het passeren door het medium. De absorptiecoëfficiënt voor een gegeven medium is niet constant en is een functie van de röntgenenergie, en de coëfficiënten voor verschillende typen lichaamsweefsel (b.v. vet, 35 spieren, witte en grijze materie) zijn meer verschillend bij lage energieën (b.v. tussen ongeveer 20 keV en 50 keV) i 1012640 - 23 - dan ze zijn bij hoge energieën. Er is derhalve meer informatie in fotonen met lage energie daar deze fotonen gevoeliger zijn voor de verschillen tussen verschillende typen lichaamsweefsel. Derhalve kunnen bundels met lagere 5 energie (d.w.z. zachtere bundels) beter worden gebruikt bij het onderscheiden tussen verschillende typen lichaamsweefsel en maken het mogelijk dat CT beelden met een hogere kwaliteit en met beter contrast worden voortgebracht.
10 Hoewel het gebruik van een bundel met lage energie wordt geprefereerd omdat dit de efficiency verbetert en de vermogenseisên van scanner 40 reduceert, en hoewel het gebruik van een zachtere röntgenbundel wordt geprefereerd omdat deze het opwekken van een verbeterd CT beeld 15 mogelijk maakt, voeren deze factoren ook complexiteiten in in het ontwerp van de scanner 40. Daar bijvoorbeeld de röntgenbundel een bundel met lage intensiteit is, hebben de uitgangen van de detectoren in de opstelling 44 een dienovereenkomstige lage signaal-ruis-verhouding en de 20 scanner 40 filtert bij voorkeur deze uitgangen op een zodanige wijze dat hun signaal-ruis-verhouding significant verbeterd wordt. Ook doet het gebruik van een bundel met lage intensiteit de gevoeligheid toenemen van de scanner 40 voor variaties in de versterkingen van de detectoren, 25 en de scanner 40 compenseert derhalve bij voorkeur voor deze variaties. Verder heeft, zoals bekend is, de responsie van een röntgendetector in het algemeen de neiging om in toenemende mate lineair te worden naarmate de hardheid van de bundel toeneemt. Daar de scanner 40 30 gebruik maakt van een betrekkelijk zachte bundel, heeft de responsie van de detectoren in de reeks 44 de neiging om niet-lineair te zijn, en de scanner 40 compenseert bij voorkeur voor deze niet-lineariteit. De functies worden bij voorkeur uitgevoerd door de DAS 47 en de computer 49. 35 Fig. 4 toont een blokschema dat de verbinding weergeeft tussen DAS 47 en de computer 49. De detector-reeks 44 bevat N-detectoren, en zoals in het bovenstaande 1012640 - 24 - vermeld, is in één voorkeursuitvoeringsvorm N gelijk aan 384, hoewel dit aantal kan variëren. DAS 47 en de computer 49 hebben ook elk N-kanalen, waarbij elk kanaal correspondeert met één detector, hoewel het aantal kanalen kan 5 worden gereduceerd door gebruik te maken van een multiplexer zoals bekend. In het algemeen functioneren alle kanalen op een in wezen gelijke wijze, en een bespreking van één kanaal is derhalve illustratief voor alle kanalen.
De N detectoren wekken N uitgangssignalen op, die 10 worden aangelegd aan de ingangen van de DAS 47. De controledetector 78, die ook wordt gebruikt om de intensiteit van de röntgenbundel te meten die het dichtst bij de bron 42 is, wekt ook een uitgangssignaal op dat wordt aangelegd aan DAS 47. De controledetector 78 wordt 15 bij voorkeur geïmplementeerd om een siliciumfotodiode te bevatten. Daar de intensiteit van de röntgenbundel veel hoger is bij de controledetector 78 dan bij de detector-opstelling 44 (omdat de controledetector 78 veel dichter bij de bron 42 staat), behoeft de controledetector 78 niet 20 zo doelmatig te zijn als de detectoren van de opstelling 44, en in een geprefereerde uitvoeringsvorm bevat de controledetector 78 niet een scintillator met hoge efficiency, zoals een cadmiumwolframaatscintillator, hoewel natuurlijk in andere uitvoeringsvormen de 25 controledetector 78 een dergelijk scintillator kan bevatten. DAS 47 filtert bij voorkeur de uitgangssignalen van de detector en de controledetector om hun signaal-ruis-verhouding te verbeteren, en wekt ruwe datasignalen op die worden aangelegd aan de ingangen van een multi-30 plexinrichting 112. Deze laatste zendt bij voorkeur N ruwe datasignalen over en het uitgangssignaal van de controledetector naar computer 49 via één enkele multiplex-verbinding die wordt verschaft door multiplexinrichting 114, en reduceert derhalve het aantal verbindingen tussen 35 DAS 47 en de computer 49. In andere uitvoeringsvormen echter kan de multiplexinrichting 112 worden weggelaten en kunnen de ruwe datasignalen die worden voortgebracht door i 1012640 - 25 - DAS 47 direct worden aangelegd aan de computer 49. De scanner 40 kan bovendien een temperatuursensor 108 bevatten en een dosissensor 110, waarvan elk een uitgangssignaal opwekt dat wordt aangelegd aan de computer 5 49. De computer 49 verwerkt vervolgens de N ruwe datasignalen, de uitgang van de controledetector 78 en de uitgangen van de sensoren 108, 110 om te compenseren voor niet-lineariteiten in de kanalen evenals voor kanaal-kanaalvariaties in de scanner 40 en wekt vervolgens CT 10 beelden op uit de verwerkte data.
DAS 47 bevat bij voorkeur N beste schattingsfilters van het type beschreven in het Amerikaanse octrooi 4,457,893, getiteld "Continuous Wave Fan Beam Tomography System Having a Best-Estimating Filter", verleend aan 15 Bernard M. Gordon, en overgedragen aan rechthebbende van de onderhavige uitvinding, en waarnaar hierbij wordt verwezen, elk voor het filteren van de uitgang van een corresponderende detector van de reeks 44. Kortweg heeft elk beste schattingsfilter een frequentiegebied dat 20 gekozen is om te passen bij de mechanische geometrie van de scanner 40. De uitgang van elk beste schattingsfilter kan periodiek worden gelezen onafhankelijk van het bepalen van elke projectielezing, en de waarden van de gedetecteerde straling van elke projectielezing geschat 25 uit de filteruitgangen. Elke detector in de reeks 44 wekt derhalve een uitgangssignaal op dat wordt aangelegd aan een corresponderend beste schattingsfilter in DAS 47. Elk beste schattingsfilter verhoogt op typerende wijze de signaal-ruis-verhouding van het corresponderende detector-30 uitgangssignaal met ongeveer 15%. Deze versterking in signaal-ruis-verhouding verhoogt het totale efficiency-niveau van de scanner 40 en maakt het mogelijk dat de röntgenbron 42 bij gereduceerde vermogensniveaus werkt. De N beste schattingsfilters brengen elk een ruw datasignaal 35 voort, en DAS 47 zet bij voorkeur deze N ruwe datasignalen om in digitale signalen en legt de N digitale signalen aan aan de computer 49 via de multiplexinrichting 112. DAS 47 1012640 - 26 - kan ook een beste schattingsfilter bevatten voor het versterken van de signaal-ruis-verhouding van de uitgang van de controledetector 78, en bevat ook een keten voor het omzetten van de uitgang van dit beste schattingsfilter 5 in een digitaal signaal en voor het aanleggen van dit signaal aan de computer 49.
De computer 49, die kan worden geïmplementeerd als een rijprocessor, bevat een kanaalvariatiecompensator 114 en een terugprojectieprocessor 116. Zoals duidelijk zal 10 zijn aan deskundigen, kunnen de compensator 114 en de terugprojectieprocessor 116 elk worden geïmplementeerd in speciale hardware of als een software module die loopt op een digitale computer zoals een rijprocessor.
De ingang naar de terugprojectieprocessor 116 is bij 15 voorkeur een verzameling van N signalen, waarvan elk een representatie is van ƒmdL over de corresponderende straalbanen, waarbij deze grootheden zijn zoals in vergelijking (1), en waarbij het jde signaal een representatie is van ^dL, zoals gemeten door de jde 20 detector in de reeks 44. Vergelijking (2) die eenvoudig wordt verkregen door vergelijking (1) opnieuw op te stellen, verschaft een formule voor het berekenen van ƒ μάΐ;: l j 25 J' μάΐι = -ln(-j^ ) (2) o waarbij Io de intensiteit is van de röntgenbundel bij de bron 42, I de intensiteit van de röntgenbundel is bij de jde detector in de opstelling 44, en L de lengte is van de 30 media waardoor de bundel is gegaan. De absorptiemedia waardoor de bundel is gegaan zijn het deel van de patiënt en de lucht (die slechts een verwaarloosbare hoeveelheid röntgenenergie absorbeert) opgesteld tussen de bron en de jde detector.
35 Daar de grootheden I and I0 niet direct beschikbaar zijn voor de computer 49, kan de compensator 114 een 1012640 - 27 - benadering van vergelijking (2) implementeren, en kan een schatting voortbrengen voor elk kanaal van de grootheid J μά!ϋ. Eén zo een benadering wordt beschreven in de volgende vergelijking (3) waarin E:j is de schatting van 5 de grootheid ƒ pdL voor het jde kanaal: ' mp >
L I
E: j = ƒ μάΐι = -ln(j^ ) fa -ln - (3) 10 > waarbij d:jnp het ruwe datasignaal is in het jde kanaal (d.w.z. het ruwe datasignaal voortgebracht uit het 15 uitgangssignaal van de jde detector) wanneer geen patiënt aanwezig is (d.w.z. wanneer er uitsluitend lucht is tussen de bron en de jde detector) , mnp het ruwe datasignaal is corresponderende met de uitgang van de controledetector 78 op een tijdstip dichtbij het tijdstip waarop d:jnp werd 20 gemeten (d.w.z. bij voorkeur binnen enkele microseconden), d: jp het ruwe datasignaal is in het jde kanaal, gemeten gedurende een gegeven projectie van een scan (d.w.z. wanneer een patiënt aanwezig is) en mp het ruwe datasignaal is dat correspondeert met de uitgang van de 25 controledetector 78 op een tijdstip dichtbij het tijdstip waarop d:jp werd gemeten. Daar de noemer van de rechterzijde van vergelijking (3) (d.w.z. d:jnp/mnp)/ die wordt aangeduid als de "versterking" van de jde detector, niet afhangt van de patiënt, kan deze grootheid worden berekend 30 op een tijdstip wanneer geen scan wordt uitgevoerd.
Gewoonlijk wordt de versterking van elk kanaal eenmaal per dag berekend, bijvoorbeeld wanneer de scanner 40 wordt opgestart, en de versterkingen worden opgeslagen voor gebruik gedurende de dag, hoewel de versterkingen 35 natuurlijk eveneens op andere tijdstippen kunnen worden berekend.
101 2640 - 28 -
De grootheid <£ii ) V ™p 1 5 idljnP ) b K mnp i die wordt gebruikt in vergelijking (3) wordt aangeduid als de genormaliseerde intensiteit van het jde kanaal en voorziet in een goede benadering voor de grootheid i/lo 10 zoals gemeten in het jde kanaal. Zo implementeert in één uitvoeringsvorm de compensator 114 vergelijking (3) en wekt N schattingen E:j op, waarvan elk de negatieve logaritme is van de genormaliseerde intensiteit, die werd gemeten in één van de N kanalen van de scanner 40.
15 In de geprefereerde uitvoeringsvorm verschaft echter, in plaats van het implementeren van de benadering beschreven in vergelijking (3), de compensator 114 additioneel compensatie voor verscheidene factoren die de nauwkeurigheid van de scanner 40 kunnen beïnvloeden wanneer deze de 20 schattingen voortbrengt. In een voorkeursuitvoeringsvorm, compenseert de compensator 114 voor de "nulverschuiving" van de elke detector (d.w.z. de uitgang van elke detector, wanneer geen röntgenstralen op de detector vallen) wanneer de schattingen worden voortgebracht. De compensator 114 25 compenseert ook bij voorkeur voor de temperatuur van de detectoren wanneer de schattingen worden voortgebracht daar de versterkingen van de detectoren soms variëren in een kanaal-afhankelijke wijze volgens de temperatuur. De conpensator 114 compenseert ook bij voorkeur voor een factor 30 bekend als "stralingsschade" wanneer de schattingen worden voortgebracht. Zoals bekend, varieert de versterking van een röntgendetector soms volgens de stralingsdosis waaraan de detector recent is blootgesteld en de term "stralingsschade" verwijst naar deze variatie in versterking. Daar stralings-35 schade in het algemeen niet permanent is (d.w.z. na het ondervinden van stralingsschade zou, indien een detector niet wordt blootgesteld aan straling gedurende een bepaalde 1012840 1 'T m - 29 - tijd, de versterking van de detector geleidelijk in wezen terugkeren naar een oorspronkelijke "niet-beschadigde" nominale waarde), neemt de compensator 114 de stralingsdosis in aanmerking, waaraan elke detector is blootgesteld evenals 5 de tijd dat de blootstelling optrad wanneer men compenseert voor stralingsschade. In een voorkeursuitvoeringsvorm, brengt de compensator 114 de schattingen E:j voort volgens de volgende vergelijking (4): 10 d:jn-d:jp0 4 (—;—— ) (4) mp~mp0 L j E: j = J* μdL = -ln(-j— ) ~ ' .n-- o ,d:jnp~d:jnp0 x , · i /„ j ~ (—---- ) (Temp:j) (Rad Dam:j)
mnp~mnpO
15 waarin d:jpo de nul verschuiving is in de jde detector (d.w.z. het ruwe datasignaal in het jde kanaal wanneer de röntgenbron 42 inactief is) gemeten op een tijdstip 20 dichtbij het tijdstip waarop d:jp werd gemeten (d.w.z. bij voorkeur gemeten binnen enkele seconden van d: jp) , nipo is de nulverschuiving van de controledetector 78 gemeten op een tijdstip dichtbij het tijdstip waarop n^> werd gemeten, d: jmpo is een nulverschuiving in de jde detector, gemeten 25 op een tijdstip dichtbij het tijdstip waarop d:jnp werd gemeten, mnpo is de nulverschuiving van de controledetector 78 gemeten op een tijdstip dichtbij het tijdstip waarop mnp werd gemeten, Temp:j is een versterkings- correctiefactor die corrigeert voor variatie in de 30 versterking van de jde detector als functie van de temperatuur en Rad Dam:j is een versterkingscorrectie-factor die corrigeert voor een variatie in de versterking van de jde detector als functie van stralingschade.
Bij voorkeur worden N factoren Temp:j voor het 35 corresponderende N aantal kanalen experimenteel bepaald 101 2640 - 30 - door het karakteriseren van elk van de N detectoren bij verschillende temperaturen (d.w.z. de variatie in versterking vanaf een nominale waarde van elke detector wordt gemeten bij vele verschillende werktemperaturen) en 5 deze data worden verzameld met gebruikmaking van bekende statistische technieken om een curve voort te brengen voor elk van de N detectoren met betrekking tot de werktemperatuur-versterkingsvariatie, ondervonden door deze detector bij deze werktemperatuur. Deze curven worden 10 vervolgens opgeslagen in een verzameling van N tempera-tuurvariatietabellen, één tabel voor elk van de N detectoren, en deze tabellen worden opgeslagen in de compensator 114, met gebruikmaking bij voorkeur van een reeks opzoektabe11en. Bij de werking verschaft de tempera-15 tuursensor 108 een signaal aan de compensator 114 dat een representatie is voor de temperatuur van de detectorreeks 44 en de compensator 114 legt dit signaal aan aan de temperatuurvariatietabellen om de N temperatuur-correctiefactoren Temp:j voort te brengen. Op gelijke 20 wijze worden de factoren Rad Dam:j experimenteel bepaald door het karakteriseren van elk van de N detectoren voor vele verschillende stralingsdoses die worden afgegeven gedurende vele verschillende tijdsintervallen. Deze data worden gebruikt om N stralingsschadetabellen voort te 25 brengen die worden opgeslagen in de compensator 114, bij voorkeur in een reeks opzoektabellen. Bij de werking legt de dosissensor 110 N signalen aan aan de compensator 114, waarbij elk signaal een weergave is van de stralingsdosis waaraan één van de detector is blootgesteld en het 30 tijdstip wanneer het blootstellen optrad, en de compensator 114 legt deze signalen aan aan de stralingsschadetabellen om de N stralingscorrectiefactoren Rad Dam:j voort te brengen. De temperatuur- en stralings-compensatietabellen worden bij voorkeur bijgewerkt, 35 bijvoorbeeld eenmaal per maand om te verzekeren dat ze nauwkeurig blijven, maar het blijkt dat deze tabellen niet 101 2640 - 31 - significant veranderen, zelfs over tijdschalen van veel langer dan een maand.
Daar de schattingen E:j voortgebracht door de compensator 114 een indicatie zijn voor ƒ μάΐ, voor alle 5 N kanalen, kunnen deze schattingen direct wordt toegevoerd aan de ingangen van de terugprojectieprocessor 116. De compensator 114 verschaft echter bij voorkeur ook een compensatie voor niet-lineariteiten in de detectoren van de reeks 44. Daar de scanner 40 gebruik maakt van een 10 betrekkelijk zachte röntgenbundel heeft de responsie van de detectoren de neiging om betrekkelijk niet-lineair, en de compensator 114 verschaft bij voorkeur een compensatie voor deze niet-lineariteiten.
De compensator 114 bevat bij voorkeur een reeks van 15 N niet-lineariteitscompensatietabellen die experimenteel bepaald zijn. In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werking, worden de kanaalafhankelijke niet-lineariteits-compensatietabellen voortgebracht door het uitvoeren van een reeks projectie-aanzichten van één of meer objecten 20 met een bekende vorm en>uniforme dichtheid. Een voorkeursobject is een cilindrisch of cirkelvormig uitgevoerde water-gevulde ballon die gewoonlijk wordt aangeduid als "waterfantoom" of "fantoom". Fig. 5 toont een waterfantoom 50', die is ingebracht in de opening van 25 de schijf 46. De wanden van de fantoom 50' zijn bij voorkeur dun, zodat de hoeveelheid röntgenstralen die worden geabsorbeerd door de wanden verwaarloosbaar is vergeleken met de hoeveelheid röntgenstralen die worden geabsorbeerd door het water dat is bevat binnen de fantoom 30 en de scanner 40 ziet derhalve de fantoom 50' als een watervolume. Daar de fantoom 50' een bekende vorm heeft en geplaatst is op een bekende positie binnen de schijf 46, kan de waterlengte, die een straal moet afleggen om elke detector in de reeks 44 te bereiken, vooraf worden 35 berekend voor alle mogelijke projectiehoeken. Bij voorkeur brengt de scanner 40 projectie-aanzichten voort bij verscheidene verschillende projectiehoeken voor één of 101 2840 - 32 - meer fantomen die geplaatst zijn op één of meer plaatsen zodat de schatting E:j in elk kanaal wordt gemeten voor vele verschillende waterlengten L. Deze data worden vervolgens verzameld met gebruikmaking van bekende 5 statistisch technieken om een curve voort te brengen voor elk kanaal in de scanner 40 met betrekking tot de schatting E:j voor de waterlengte waardoor de bundel werkelijk moet gaan om deze schatting voort te brengen. Deze curven worden vervolgens opgeslagen in niet-10 lineariteitscompensatietabellen, zodat bij de werking gedurende een scan, de jde schatting E:j wordt toegevoerd aan de jde niet-lineariteitscompensatietabel en de uitgang van deze tabel wordt de grootheid ƒ μάΕ waarbij μ de absorptiecoëfficiënt voor water is en L de 15 waterlengte is waardoor een straal zou hebben moeten passeren voor het jde kanaal om deze schatting E:j te hebben voortgebracht. De niet-lineariteitscompensatie-tabellen worden bij voorkeur opgeslagen in een reeks opzoektabe11en in de compensator 114.
20 Gedurende een scan is μ in het algemeen onbekend daar scanner 40 geen manier heeft om a priori te bepalen welk deel van een patiënt (d.w.z. bot, vet, spieren of hoeveel van elk) wordt geplaatst tussen de bron en een bijzondere detector. Daar echter de waarde van μ voor de meeste typen 25 lichaamsweefsel binnen 5% van de waarde van μ voor water ligt, is het redelijk om aan te nemen dat de waarde van μ de waarde van water is wanneer men een CT scan van een menselijke patiënt voortbrengt.
De scanner 40 verschaft derhalve een compensatie 30 onafhankelijk in elk kanaal voor fouten in de detectoren die worden veroorzaakt door nulverschuiving, temperatuurvariatie, stralingsschade, en niet-lineair gedrag veroorzaakt door de zachte röntgenbundel. Door te voorzien in compensatie voor al deze factoren, doet de 35 scanner 40 de nauwkeurigheid van elk kanaal toenemen en maakt derhalve mogelijk dat de röntgenbron 42 werkt bij gereduceerde vermogensniveaus.
1012340 - 33 -
Fantomen kunnen ook op voordelige wijze worden gebruikt samen met de scanner 40 voor het bepalen van een optimale dikte voor het bundelverhardingsfilter. In het algemeen is de dikte van het bundelverhardingsfilter bij 5 voorkeur aangepast aan een bijzonder werkvermogensniveau van de röntgenbron. Wanneer eenmaal een bijzonder werkvermogensniveau is gekozen, worden verscheidene CT beelden voortgebracht van een fantoom die een dichtheid heeft die dicht ligt bij die van een menselijk hoofd 10 (d.w.z. ongeveer 3,5% groter dan de dichtheid van water) met gebruikmaking van bundelverhardingsfilters van variërende dikte. Bundelverhardingsfilters, die te dik zijn, hebben de neiging om de kwaliteit van CT beelden te laten afnemen, zodat een dikte voor het bundelverhardings-15 filter bij voorkeur wordt gekozen door het dikste filter te kiezen dat niet de resolutie van de CT beelden reduceert. Het gebruik van een röntgenbron met laag vermogen en het kiezen van het bundelverhardingsfilter op deze wijze maken het mogelijk dat de scanner 40 werkt bij 20 gereduceerde werkvermogensniveaus.
Zoals is beschreven, maakt de scanner 40 gebruik van een aantal technieken om de röntgenvermogenseisen te minimaliseren. Deze reductie in röntgenvermogenseisen reduceert dramatisch de piekvermogenseisen van de scanner 25 40 zodat de piekvermogenseisen van de scanner 40 bij benadering 1,5 kVA (kilovolt-ampère) zijn, terwijl de meeste bekende CT scanners röntgenvermogenseisen hebben in het gebied van 30-100 kVA. Zoals meer volledig is beschreven in de verwante Amerikaanse aanvrage 30 nr. 08/345.493, ingediend 28 november 1994, getiteld "Method of and Apparatus for Power Management and Distribution in a Medical Imaging System", overgedragen aan de rechthebbende van de onderhavige uitvinding, en waarnaar hier verwezen wordt, maken deze dramatische 35 reducties in piekvermogenseisen het mogelijk dat de scanner 40 van energie wordt voorzien door een standaard 110 VAC uitlaat, en maken het mogelijk dat de scanner 40 1012640 - 34 - een secundaire energie opslaginrichting bevat zoals een batterij of een vliegwiel, dat vermogen verschaft aan de scanner 40 voor het geval dat een uitwendige bron (b.v. de 110 VAC uitlaat) de vermogensvraag van de scanner niet kan 5 verschaffen.
Hoewel de uitvinding is beschreven in samenhang met CT scanners van het type derde generatie, zal het aan deskundigen duidelijk zijn, dat de principes van de onderhavige uitvinding ook kunnen worden toegepast op 10 andere typen CT scanners zoals machines van de vierde generatie, waarbij de detectoren met gelijke hoeken staan rond de omtrek van het frame waarbinnen de schijf en röntgenbron roteren rond het voorwerp dat wordt gescand.
Daar bepaalde wijzigingen kunnen worden aangebracht 15 in de bovenstaande inrichting zonder de beschermingsomvang van de uitvinding te verlaten, dienen de bovenstaande beschrijving en tekeningen illustratief en niet beperkend te worden uitgelegd.
| j i | i 1012640
Claims (19)
1. Gecomputeriseerd tomografiestelsel voor medische doeleinden, omvattende: röntgentomografieorganen met (a) röntgenstraal-opwekorganen voor het opwekken van röntgenstralen, en (b) 5 röntgendetectororganen voor het detecteren van ten minste een deel van de röntgenstralen die worden voortgebracht door de röntgenstraal-opwekorganen en die invallen op de röntgendetectie-organen gedurende een tomografische scan; een ondersteuning voor het ondersteunen van een 10 patiënt; en organen voor het roteren van ten minste de röntgenstraal-opwekorganen rond een rotatie-as, zodat de röntgenstraalopwekorganen roteren rond de ondersteuning, met het kenmerk, dat de röntgenstraal-opwekorganen een 15 bron van röntgenstralen bevatten die kan werken bij een nominaal vermogen van minder dan 12 kW, maar voldoende om een scan over 360° uit te voeren in een tijdsduur in de orde van twee seconden.
2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 röntgenstraal-opwekorganen voor het opwekken van röntgenstralen zodanig werken dat de energieniveaus van de zachte röntgenfotonen die worden opgewekt door de röntgenstraal-opwekorganen en op de röntgendetectororganen vallen tussen ongeveer 20 keV en ongeveer 50 keV groter 25 zijn dan die welke worden verschaft door een koperfilter van 0,02 cm en kleiner dan die van niet gefilterde röntgenstralen, opgewekt door de röntgenstraalopwekorganen .
3. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 30 röntgenstralen die worden voortgebracht door de röntgenstraalopwekorganen en die invallen op de detectororganen röntgenfotonen omvatten met een 1012640 - 36 - energieniveaugebied, waarbij het gebied een piek heeft tussen 20 keV en 50 keV.
4. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voorts een bundelverhardingsfilter is opgesteld proximaal 5 bij de röntgenstraal-opwekorganen en tussen de röntgenstraal-opwekorganen en de röntgendetectororganen, waarbij het bundelverhardingsfilter een blad metaal omvat dat voorziet in een röntgenfotonenfilterkarakteristiek equivalent aan die van een blad koper met een dikte van 10 minder dan 0,02 cm.
5. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de röntgendetectoren halfgeleiderdetectoren omvatten.
6. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de röntgenstraalopwekorganen voor het opwekken van 15 röntgenstralen de röntgenstralen zodanig genereren dat de röntgenstralen in wezen uitgaan vanuit een brandpunt en de röntgendetectororganen een aantal detectoren omvatten, waarbij het stelsel voorts bundelbepalingsorganen bevat, die proximaal bij het brandpunt zijn bevestigd, voor het 20 vormen van een waaierbundel van de röntgenstralen, zodat ten minste een deel van de waaierbundel op het aantal detectoren invalt, en controle-organen om de waaierbundel in wezen steeds op elk van detectoren te laten vallen ongeacht een verplaatsing van het brandpunt in een richting 25 evenwijdig aan de rotatieas.
7. Stelsel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de controle-organen (a) organen voor het detecteren van een verplaatsing van het brandpunt in een richting evenwijdig aan de rotatieas omvatten, en (b) organen voor het 30 verschuiven van de bundelbepalingsorganen om de waaierbundel steeds in wezen op hetzelfde deel van het stelsel van detectoren te laten vallen.
8. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de röntgendetectororganen een aantal detectoren omvatten en 35 voorts beste schattingsfilterorganen bevatten voor het I filteren van de uitgangssignalen die worden voortgebracht ! ! door het aantal röntgendetectoren. 101 2640 ! - 37 -
9. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de röntgendetectororganen een aantal detectoren omvatten en voorts calibratieorganen bevatten voor het compenseren voor een niet-lineariteit van de signaaluitgang van elk van de 5 detectoren.
10. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de röntgendetectororganen een aantal detectoren omvatten en voorts calibratieorganen omvatten voor variaties tussen de detectoren.
11. Werkwijze voor het uitvoeren van een gecomputeriseerde tomografie-scan voor medische doeleinden waarbij een patiënt wordt ondersteund en ten minste een röntgenbron wordt geroteerd rond een rotatie-as, zodanig dat de röntgenbron rond de patiënt roteert, 15 met het kenmerk, dat de röntgenbron wordt bedreven bij een nominaal vermogen van minder dan 12 kW, maar voldoende om een scan over 360° uit te voeren in een tijdsduur in de orde van 2 seconden.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat 20 de röntgenbron zodanig kan worden bedreven dat de energieniveaus van zachte röntgenfotonen, die door de röntgenbron worden opgewekt en die invallen op een stelsel van röntgendetectoren tussen ongeveer 20 keV en ongeveer 50 keV groter zijn dan die welke worden geleverd door een 25 koperfilter van 0,02 cm en minder dan niet gefilterde röntgenstralen opgewekt door de röntgenbron.
13. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de röntgenstralen die worden opgewekt door de röntgenbron en die invallen op een stelsel van detectoren, 30 röntgenfotonen omvatten met een gebied van energieniveaus, welk gebied van energieniveaus een piek heeft tussen 20 keV en 50 keV.
14. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat proximaal van de röntgenstraal-opwekorganen en tussen de 35 röntgenbron en een stelsel van röntgendetectoren een bundelverhardingsfilter wordt opgesteld dat een vel van metaal omvat dat filtereigenschappen voor röntgenfotonen 1012640 - 38 - levert equivalent aan die van een vel van koper met een dikte van minder dan 0,02 cm.
15. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de róntgenbron röntgenstralen opwekt zodanig dat de 5 röntgenstralen in hoofdzaak uit een brandpunt treden, waarbij een waaierbundel van röntgenstralen wordt gevormd die uittreedt uit het brandpunt, zodat ten minste een gedeelte van de waaierbundel invalt op een aantal detectoren, en waarbij de waaierbundel in hoofdzaak 10 invallend wordt gehouden op ieder van de detectoren ongeacht enige verplaatsing van het brandpunt in een richting evenwijdig aan de rotatie-as.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het in wezen invallend houden van de waaierbundel de 15 stappen omvat van (a) het detecteren van een verplaatsing van het brandpunt in een richting evenwijdig aan de j rotatie-as, en (b) het verschuiven van de waaierbundel I teneinde de waaierbundel in hoofdzaak invallend te houden op hetzelfde gedeelte van het aantal detectoren.
17. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een aantal röntgendetectoren wordt opgesteld om de röntgenstralen op te vangen die uit de röntgenbron treden tijdens een scan, waarbij voorts ieder van de uitgangs-. signalen van de röntgendetectoren wordt gefilterd met een 25 aantal beste schattingsfliters.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat wordt gecompenseerd voor een niet-lineariteit van het uitgangssignaal van ieder van de detectoren. |
19. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat j 30 wordt gecompenseerd door variaties in de responsies van de detectoren. j 1012640
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US55206496A | 1996-11-04 | 1996-11-04 | |
US55206496 | 1996-11-04 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1012640A1 NL1012640A1 (nl) | 1999-08-16 |
NL1012640C2 true NL1012640C2 (nl) | 2007-06-05 |
Family
ID=24203790
Family Applications (4)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1012643A NL1012643C2 (nl) | 1996-11-04 | 1999-07-19 | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. |
NL1012642A NL1012642C2 (nl) | 1996-11-04 | 1999-07-19 | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. |
NL1012640A NL1012640C2 (nl) | 1996-11-04 | 1999-07-19 | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. |
NL1012641A NL1012641C2 (nl) | 1996-11-04 | 1999-07-19 | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. |
Family Applications Before (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1012643A NL1012643C2 (nl) | 1996-11-04 | 1999-07-19 | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. |
NL1012642A NL1012642C2 (nl) | 1996-11-04 | 1999-07-19 | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. |
Family Applications After (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1012641A NL1012641C2 (nl) | 1996-11-04 | 1999-07-19 | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (4) | NL1012643C2 (nl) |
Citations (16)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3974386A (en) * | 1974-07-12 | 1976-08-10 | Wisconsin Alumni Research Foundation | Differential X-ray method and apparatus |
US4547893A (en) * | 1981-06-12 | 1985-10-15 | Analogic Corporation | Continuous wave fan beam tomography system having a best-estimating filter |
US4591984A (en) * | 1981-08-10 | 1986-05-27 | Tokyo Shibaura Denki Kabushiki Kaisha | Radiation measuring device |
EP0268488A2 (en) * | 1986-11-19 | 1988-05-25 | Exxon Research And Engineering Company | Method and apparatus for utilizing an electro-optic detector in a microtomography system |
US4958363A (en) * | 1986-08-15 | 1990-09-18 | Nelson Robert S | Apparatus for narrow bandwidth and multiple energy x-ray imaging |
US4969175A (en) * | 1986-08-15 | 1990-11-06 | Nelson Robert S | Apparatus for narrow bandwidth and multiple energy x-ray imaging |
US5081660A (en) * | 1990-06-06 | 1992-01-14 | Yokio Fujisaki | High resolution x-ray imaging system with energy fluctuation restricting filters |
US5109397A (en) * | 1988-04-22 | 1992-04-28 | Analogic Corporation | X-ray tomography apparatus with lateral movement compensation |
US5214686A (en) | 1991-12-13 | 1993-05-25 | Wake Forest University | Three-dimensional panoramic dental radiography method and apparatus which avoids the subject's spine |
US5408521A (en) | 1992-04-14 | 1995-04-18 | Grady; John K. | Angiographic X-ray system with 360 degree scanning |
WO1995021515A1 (en) * | 1994-02-03 | 1995-08-10 | Analogic Corporation | X-ray tomography system for and method of improving the quality of a scanned image |
US5503664A (en) | 1992-05-20 | 1996-04-02 | Seiko Epson Corporation | Ink compositions for ink jet printing |
WO1996016529A1 (en) * | 1994-11-22 | 1996-05-30 | Analogic Corporation | Normalization of tomographic image data |
WO1996017260A1 (en) * | 1994-11-28 | 1996-06-06 | Analogic Corporation | Ups for medical imaging system |
US5550886A (en) | 1994-11-22 | 1996-08-27 | Analogic Corporation | X-Ray focal spot movement compensation system |
US5577026A (en) | 1993-12-28 | 1996-11-19 | Analogic Corporation | Apparatus for transferring data to and from a moving device |
-
1999
- 1999-07-19 NL NL1012643A patent/NL1012643C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1999-07-19 NL NL1012642A patent/NL1012642C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1999-07-19 NL NL1012640A patent/NL1012640C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1999-07-19 NL NL1012641A patent/NL1012641C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (17)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3974386A (en) * | 1974-07-12 | 1976-08-10 | Wisconsin Alumni Research Foundation | Differential X-ray method and apparatus |
US4547893A (en) * | 1981-06-12 | 1985-10-15 | Analogic Corporation | Continuous wave fan beam tomography system having a best-estimating filter |
US4591984A (en) * | 1981-08-10 | 1986-05-27 | Tokyo Shibaura Denki Kabushiki Kaisha | Radiation measuring device |
US4958363A (en) * | 1986-08-15 | 1990-09-18 | Nelson Robert S | Apparatus for narrow bandwidth and multiple energy x-ray imaging |
US4969175A (en) * | 1986-08-15 | 1990-11-06 | Nelson Robert S | Apparatus for narrow bandwidth and multiple energy x-ray imaging |
EP0268488A2 (en) * | 1986-11-19 | 1988-05-25 | Exxon Research And Engineering Company | Method and apparatus for utilizing an electro-optic detector in a microtomography system |
US5109397A (en) * | 1988-04-22 | 1992-04-28 | Analogic Corporation | X-ray tomography apparatus with lateral movement compensation |
US5081660A (en) * | 1990-06-06 | 1992-01-14 | Yokio Fujisaki | High resolution x-ray imaging system with energy fluctuation restricting filters |
US5214686A (en) | 1991-12-13 | 1993-05-25 | Wake Forest University | Three-dimensional panoramic dental radiography method and apparatus which avoids the subject's spine |
US5408521A (en) | 1992-04-14 | 1995-04-18 | Grady; John K. | Angiographic X-ray system with 360 degree scanning |
US5408521B1 (en) | 1992-04-14 | 1997-08-26 | Xre Corp | Angiographic x-ray system wih 360 degree scanning |
US5503664A (en) | 1992-05-20 | 1996-04-02 | Seiko Epson Corporation | Ink compositions for ink jet printing |
US5577026A (en) | 1993-12-28 | 1996-11-19 | Analogic Corporation | Apparatus for transferring data to and from a moving device |
WO1995021515A1 (en) * | 1994-02-03 | 1995-08-10 | Analogic Corporation | X-ray tomography system for and method of improving the quality of a scanned image |
WO1996016529A1 (en) * | 1994-11-22 | 1996-05-30 | Analogic Corporation | Normalization of tomographic image data |
US5550886A (en) | 1994-11-22 | 1996-08-27 | Analogic Corporation | X-Ray focal spot movement compensation system |
WO1996017260A1 (en) * | 1994-11-28 | 1996-06-06 | Analogic Corporation | Ups for medical imaging system |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL1012642C2 (nl) | 2007-06-05 |
NL1012643C2 (nl) | 2007-06-05 |
NL1012642A1 (nl) | 1999-08-16 |
NL1012643A1 (nl) | 1999-08-16 |
NL1012640A1 (nl) | 1999-08-16 |
NL1012641A1 (nl) | 1999-08-16 |
NL1012641C2 (nl) | 2007-06-05 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1004424C2 (nl) | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. | |
US4686695A (en) | Scanned x-ray selective imaging system | |
US5293312A (en) | Method and apparatus for computing tomographic scans | |
US7154988B2 (en) | X-ray computed tomographic imaging apparatus | |
EP2596751B1 (en) | Spectral detector calibration | |
US5307264A (en) | Method and apparatus for computing tomographic scans | |
EP2002287B1 (en) | Dynamic optimization of the signal-to-noise ratio of dual-energy attenuation data for reconstructing images | |
EP0942682B1 (en) | Adjustable computer tomography device | |
EP2046203B1 (en) | X-ray detector gain calibration depending on the fraction of scattered radiation | |
JP2001521805A (ja) | フィルム不要、ディジタルx線投射映像システムおよび方法 | |
JP2004173924A (ja) | X線制御方法およびx線画像撮影装置 | |
EP1959835A2 (en) | Systems and methods for scanning and data acquisition in computed tomography (ct) applications | |
EP1637079B1 (en) | X-ray computed tomography apparatus with scan planning screen | |
JP2009125250A (ja) | X線ct装置 | |
EP2293721B1 (en) | Medical x-ray examination apparatus and method for k-edge imaging | |
JP7152209B2 (ja) | X線ct装置 | |
JPH09224929A (ja) | ツイン・ビーム計算機式断層写真スキャナ | |
JP4799000B2 (ja) | X線撮影装置及びx線撮影方法 | |
JP4397513B2 (ja) | X線ct装置 | |
NL1012640C2 (nl) | Gecomputeriseerde tomografiescanner voor medische doeleinden met röntgenbron met gereduceerd vermogen en werkwijze voor het uitvoeren van een dergelijke scan. | |
Yoshiura et al. | The perceptibility curve test applied to direct digital dental radiography | |
Pak et al. | Comparison of CBCT and ct in terms of dose value of organs at risk in paranasal sinus imaging | |
JPH06269443A (ja) | X線ct装置 | |
GB2340014A (en) | Computed tomography scanner with reduced power X-ray source and a beam hardening filter of sheet metal | |
Cohen et al. | The effects of the film/screen combination on tomographic image quality |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RD2N | Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report) |
Effective date: 20070402 |
|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20080601 |