NL1011428C2 - Inrichting alsmede kindervoertuigstoel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting alsmede kindervoertuigstoel.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor een zich vanaf een rugleuning uitstrekkende, een schouderband omvattende 5 veiligheidsgordel, welke inrichting is voorzien van een, in bedrijf tussen de schouderband en een schouder van een gebruiker positioneerbaar element dat aan een in bedrijf naar de schouder toegekeerde zijde is voorzien van wrijvingsverhogend materiaal en bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het element op een vooraf bepaalde positie ten opzichte van de 10 rugleuning.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een kindervoertuigstoel voorzien van ten minste een rugleuning en een veiligheidsgordel die ten minste twee zich naast elkaar uitstrekkende schouderbanden omvat, welke kindervoertuigstoel is voorzien van een dergelijke inrichting.

15 Bij een dergelijke, uit het Europese octrooi EP-B1-0.501.623 bekende inrichting omvat het bevestigingsmiddel een band die met een uiteinde met het element is verbonden en aan het van het ene uiteinde afgekeerde andere uiteinde is voorzien van buigzame haken. De inrichting wordt toegepast bij een kindervoertuigstoel die is voorzien 20 van een rugleuning en zich door de rugleuning uitstrekkende doorvoeropenin-gen. De kindervoertuigstoel is verder voorzien van twee schouderbanden. Met elke schouderband is een element verbonden dat bij gebruik aanligt tegen een schouder van een gebruiker. Door elke doorvoeropening strekt zich de band van het bevestigingsmiddel uit, waarbij het element aan de 25 voorzijde van de rugleuning is gelegen terwijl de buigzame haak aan de achterzijde van de rugleuning is gelegen.

In het geval van een botsing, waarbij een relatief grote botskracht op de kindervoertuigstoel en een daarin zittend kind wordt uitgeoefend, schuift de buigzame haak door de doorvoeropening in de 30 rugleuning heen waardoor het element stevig tegen de schouder van de gebruiker aan blijft liggen. Het element vormt hierbij een kussen voor het dempen van de botskrachten.

Bij de uit EP-B1-0.501.623 bekende kindervoertuigstoel is een kind bij een botsing relatief snel in de veiligheidsgordel 35 beweegbaar, met name zodra het element niet meer met de rugleuning is verbonden. Bij de beweging van het kind ten opzichte van de kindervoertuig- 1010428 2 stoel, rolt het bovenlichaam van het kind zich, door de flexibiliteit van het lichaam van het kind en de flexibiliteit van de schouderband, als het ware in de schouderband op. Door deze bewegingen van het kind, met name van het bovenlichaam en het hoofd, worden relatief grote versnel 1 ingskrach-5 ten op het kind uitgeoefend. Indien het kind in de kindervoertuigstoel beweegt bestaat bovendien het risico dat het kind het interieur van de auto raakt. Dit alsmede de relatief grote op het kind uitgeoefende krachten zijn ongewenst.

De uitvinding beoogt een inrichting en een kindervoer-10 tuigstoel voorzien van een dergelijke inrichting te verschaffen waarbij het bovenlichaam van het kind tijdens een botsing relatief lang dicht bij de rugleuning wordt gehouden zodat de bovengenoemde bezwaren worden voorkomen.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding 15 bereikt doordat het bevestigingsmiddel bij een in bedrijf optredende relatief grote botskracht onlosneembaar met de rugleuning is verbonden.

Bij een botsing wordt de schouder van het kind tegen de van wrijvingsverhogend materiaal voorziene zijde van het element gedrukt, waardoor er geen verplaatsing tussen de schouder en het element 20 kan optreden. Doordat het element met behulp van het bevestigingsmiddel onlosneembaar met de rugleuning is verbonden, blijft de schouder van het kind op nagenoeg dezelfde positie als voor de botsing. Aldus wordt de beweging van het kind ten opzichte van de rugleuning bij een botsing vertraagd en verminderd.

25 Het element kan zowel een flexibel, buigzaam of star element zijn.

Een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van twee elementen die met behulp van een band met elkaar zijn verbonden, waarbij 30 de band het bevestigingsmiddel vormt.

De elementen zijn in bedrijf elk tegen een schouder van het kind aan gelegen. Doordat de elementen met behulp van een band met elkaar zijn verbonden, waarbij de band zich bijvoorbeeld om of door de rugleuning heen uitstrekt, zijn de elementen stevig met de rugleuning 35 verbonden. Onder een band wordt hier verstaan een flexibele band die buigbaar maar niet uittrekbaar is.

1010428 3

Opgemerkt wordt dat uit DE-A1-32.04.121 een om een schouderband gelegen element bekend is dat met behulp van een elastische rekbare band met het voertuig is verbonden. Doordat de band elastisch is, wordt het verplaatsen van een gebruiker ten opzichte van de rugleuning 5 niet voorkomen.

Een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het bevestigingsmiddel een haak en een zich tussen de haak en het element uitstrekkende band omvat.

Door de haak is de inrichting stevig met de rugleuning 10 te verbinden. De haak onderscheidt zich van de uit EP-B1-0.501.623 bekende buigzame haken doordat de haak van de inrichting volgens de uitvinding bij een botsing onlosneembaar met de rugleuning verbonden blijft.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin 15 fig. 1 een zijaanzicht toont van een op zich bekende kinderstoel met een daarin zittend kind, fig. 2 een kinderstoel met een inrichting volgens de uitvinding met een in de kinderstoel zittend kind toont, fig. 3 een met III aangegeven uitvergroot detail van 20 de in fig. 2 weergegeven kinderstoel toont, fig. 4 een bovenaanzicht van de in fig. 2 weergegeven kinderstoel toont waarin twee inrichtingen met en zonder een zich daar doorheen uitstrekkende schouderband zijn weergegeven, fig. 5 een tweede uitvoeringsvorm van een kinderstoel 25 volgens de uitvinding toont waarin een inrichting met twee elementen volgens de uitvinding is weergegeven, met en zonder een zich daar doorheen uitstrekkende schouderband.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

30 Fig. 1 toont een op zich bekende kindervoertuigstoel 1 welke is voorzien van een zitgedeelte 2 en een daarmee verbonden rugleuning 3. De kindervoertuigstoel 1 is verder voorzien van een veil igheidsgordelsysteem 4, bijvoorbeeld een vijfpuntsgordel welke ten minste is voorzien van twee schouderbanden 5. Elke schouderband 5 is met 35 een uiteinde 6 verbonden met rugleuning 5. De lengte van de schouderband 5 kan op bekende wijze worden aangepast aan de grootte van een in de % R 1 ^ * o o 4 kindervoertuigstoel 1 plaatsnemend kind 7.

Fig. 1 geeft de situatie weer waarbij het voertuig, waarin de kindervoertuigstoel 1 zich bevindt, een botsing ondergaat. Hierbij wordt op het kind 7 een naar voren gerichte botskracht uitgeoefend 5 ten gevolge waarvan het bovenlichaam 8 van het kind zichzelf in de door pijl PI aangegeven richting in de gordel 5 oprolt. Hierbij wordt het hoofd 9 van het kind 7 verplaatst waardoor het risico bestaat dat het hoofd 9 in aanraking komt met de binnenzijde van het voertuig. Tevens treden bij het verplaatsen van het bovenlichaam 8 in de door pijl PI 10 aangegeven richting relatief grote krachten op het kind 7 op, hetgeen eveneens tot letsel kan leiden.

Fig. 2-4 tonen de in fig. 1 weergegeven kinderstoel 1 welke is voorzien van twee inrichtingen 10 volgens de uitvinding. Elke inrichting 10 is voorzien van een kokervormig flexibel, textielen of 15 kunststoffen, element 11 dat nabij een uiteinde is verbonden met een flexibele band 12. De flexibele band 12 is aan een van het flexibele element 11 afgekeerde zijde verbonden met een plaatvormige haak 13. De flexibele band 12 strekt zich uit door een in de rugleuning 3 gelegen doorvoeropening 14 waardoorheen zich tevens de schouderband 5 uitstrekt. 20 De haak 13 is aan een van het flexibele element 11 afgekeerde achterzijde 15 van de rugleuning 3 gelegen.

Het flexibele element 11 is voorzien van een doorgang 16 waar de schouderband 5 zich doorheen uitstrekt. De schouderbanden 5 kunnen hierbij vrijelijk door de doorvoeropening 16 in de elementen 11 glijden. 25 Het flexibele element 11 is verder voorzien van een wrijvingsverhogend materiaal 17 zoals bijvoorbeeld anti-slip, rubber, kunststof, etc..

De werking van de in fig. 2-4 weergegeven kindervoertuigstoel 1 met de daaraan bevestigde inrichtingen 10 is als volgt. Het kind 7 neemt in de kindervoertuigstoel 1 plaats waarna op bekende wijze 30 de schouderbanden 5 op een gewenste lengte worden ingesteld. Indien het voertuig (niet weergegeven), waarin de kindervoertuigstoel zich bevindt, een botsing ondergaat worden de schouders 18 van het kind 7 stevig tegen het wrijvingsverhogende materiaal 17 van het flexibele element 11 aangedrukt. Aangezien het flexibele element 11 via de flexibele band 12 35 en de plaatvormige haak 13 stevig met de rugleuning 3 is verbonden kan het bovenlichaam 8 van het kind 7 zich niet oprollen maar wordt daarentegen 1010428 5 stevig op dezelfde positie gehouden als die het bovenlichaam 8 voor de botsing had.

Fig. 5 toont een tweede uitvoeringsvorm van een kindervoertuigstoel 1 volgens de uitvinding welke is voorzien van een 5 inrichting 20 volgens de uitvinding. De inrichting 20 onderscheidt zich van de inrichting 10 doordat de flexibele elementen 11 niet zijn voorzien van haken 13 maar daarentegen door middel van een flexibele band 21 onderling met elkaar zijn verbonden. De band 21 strekt zich hierbij vanaf een eerste flexibel element 11 door een doorvoeropening 14 in de 10 rugleuning 3 uit, loopt vervolgens via de achterzijde 15 van de rugleuning 3 naar een daarnaast gelegen doorvoeropening 14 en loopt vervolgens door deze doorvoeropening 14 weer naar de voorzijde van de rugleuning 3 alwaar het met het andere flexibele element 11 is verbonden.

De inrichtingen volgens de uitvinding kunnen bij 15 aflevering van de kinderstoel 1 reeds met de kinderstoel 1 zijn verbonden of afzonderlijk worden geleverd en door de gebruikers zelf via de doorvoeropeningen 14 met de kinderstoel 1 worden verbonden.

Het is ook mogelijk om de kinderstoel 1 te voorzien van afzonderlijke openingen voor de schouderband 5 en de flexibele band 20 12, 21 van de inrichtingen 10, 20.

Het is ook mogelijk om de inrichting toe te passen bij een kinderstoel die zelf is voorzien van een driepuntsgordel of die waarbij met een driepuntsgordel van het voertuig het kind in de kinderstoel wordt gehouden.

25 Het is ook mogelijk om het element voorgevormd en star uit te voeren.

Het is ook mogelijk om het element als een (flexibele) strook uit te voeren, waarbij in de strook sleuven zijn voorzien waar de schouderband zich doorheen uitstrekt.

1010/128

Claims (7)

1. Inrichting voor een zich vanaf een rugleuning uitstrekkende, een schouderband omvattende veiligheidsgordel, welke 5 inrichting is voorzien van een, in bedrijf tussen de schouderband en een schouder van een gebruiker positioneerbaar element dat aan een in bedrijf naar de schouder toegekeerde zijde is voorzien van wrijvingsverhogend materiaal en bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het element op een vooraf bepaalde positie ten opzichte van de rugleuning, met het 10 kenmerk, dat het bevestigingsmiddel bij een in bedrijf optredende relatief grote botskracht onlosneembaar met de rugleuning is verbonden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee elementen die met behulp van een band met elkaar zijn verbonden, waarbij de band het bevestigingsmiddel vormt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de band zich in bedrijf door een eerste in de rugleuning voorziene doorvoeropening, via een van de elementen afgekeerde achterzijde van de rugleuning, door een tweede in de rugleuning voorziene doorvoeropening uitstrekt.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bevestigingsmiddel een haak en een zich tussen de haak en het element uitstrekkende band omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in bedrijf de haak aan een van het element afgekeerde achterzijde van de 25 rugleuning is gelegen, waarbij de band zich uitstrekt door een in de rugleuning voorziene doorvoeropening.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het element kokervormig is, waarbij in bedrijf de schouderband zich door het element heen uitstrekt.

7. Kindervoertuigstoel voorzien van ten minste een rugleuning en een veiligheidsgordel die ten minste twee zich naast elkaar uitstrekkende schouderbanden omvat, welke kindervoertuigstoel is voorzien van ten minste een inrichting volgens een der voorgaande conclusies. 1013423