NL1010999C2 - Grasmaaier met verzamelinrichting voor het snijsel. - Google Patents

Description

Grasmaaier met verzaraelinrichting voor het snijsel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een grasmaaier met een over een te maaien gazon beweegbaar en door middel van een geleidingsstang met de hand te leiden huis, 5 dat een naar het oppervlak van het gazon toe open maairuimte omsluit, met een in de maairuimte om een verticale as door een motor draaibaar aandrijfbaar aangebracht mes, met een aan het huis aangebrachte verzamelinrichting voor het door het mes afgesneden snijsel, met een geleidingskanaal, dat 10 een opening bezit voor het opnemen van het snijsel en een uitlaatopening voor het overbrengen van het snijsel naar de verzamelinrichting en met een ventilator voor het opwekken van een luchtstroom door de verzamelinrichting heen.

Een dergelijke grasmaaier is bekend uit EP-A-0 457 433. 15 Het gaat daarbij om een luchtkussenmaaier, waarvan de ventilator een luchtstroom produceert, die in de maairuimte een overdruk levert, zodat het huis op het luchtkussen over het gazonoppervlak glijdt. De ventilator zuigt lucht aan uit de verzamelinrichting die aan het huis is opgehangen. De verza-20 mei inrichting is naar de geleidingsstang toe aan het huis opgehangen. De verzamelinrichting is op een aanzuigopening na gesloten uitgevoerd. De aanzuigopening bevindt zich in de verzamelinrichting dicht bij het gazonoppervlak en achter het mes als gezien in maairichting. Bij deze opstelling valt 25 het door het maaimes afgesneden snijsel op het gazonoppervlak, om daarna door de aanzuigopening in de verzamelinrichting te worden gezogen. Bij deze uitvoering is een nadeel, dat het snijsel na het afsnijden eerst op het gazonoppervlak valt en daarna met een relatief grote hoeveelheid energie 30 moet worden opge2ogen. Verder is het mes op de bovenzijde voorzien van vleugels voor het geleiden van de lucht.

Het voornoemde principe is ook getoond in EP-A-0643905. Daarbij kan het huis van de grasmaaier op wielen verrijdbaar zijn en wordt met dezelfde as die het mes aandrijft de ven-35 tilator aangedreven die de lucht uit de verzamelinrichting (ft I 'ï Γ * i 2 zuigt en in de maairuimte blaast. Het door het mes af gesneden snijsel valt op de bodem en wordt door de in maairich-ting er op volgende verzamelinrichting opgenomen, wanneer de aanzuigopening ervan over het zwad heen gaat. Hierbij doet 5 zich weer het nadeel voor, dat het snijsel eerst op de bodem valt en dan met grote zuigkracht moet worden opgezogen.

De uitvinding heeft tot doel, een grasmaaier te verschaffen, die voor het snijden van het gras en het overbren-t gen van het snijsel in de verzamelinrichting slechts een ge- 10 ringe hoeveelheid energie nodig heeft.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door een grasmaaier van het boven beschreven type, die daardoor is gekenmerkt, dat daarbij het mes minstens één vleugelloos lemmet omvat, de aanzuigopening van het gelei-15 dingskanaal in verbinding staat met een zuigsectie van het i huis, welke zuigsectie wordt begrensd door de in de maai ruimte boven het in de normale maairichting liggende voorste snijgebied van het mes, en de zuigzijde van de ventilator in verbinding staat met de verzamelinrichting.

20 Bij deze uitvoering wordt het voordeel verkregen, dat door de zuigsectie en de speciale aanbrenging van de aanzuigopening van het geleidingskanaal de voor het transport van het snijsel benodigde energie tot een minimum wordt teruggebracht, aangezien het snijsel reeds wordt aangezogen I 25 terwijl het nog in zweeftoestand in de maairuimte verkeert.

- Bovendien wordt door de vleugelloze uitvoering van het mes de hoeveelheid benodigde energie wezenlijk gereduceerd. Verder kan met de vleugelloze uitvoering van het mes ten opzichte van normale grasmaaiers met uitworp aan de achterkant 30 een aanmerkelijke reducering van het lawaai worden verkregen. Dit geldt ook ten opzichte van grasmaaiers, waarbij de werking van de vleugel wordt verkregen door een buiging van het mes in het gebied van het lemmet. De realiseerbare luchtstroom is daarbij in verhouding tot het energieverbruik 35 gering. De uitvoering van het maaimes resp. de messen moet ^ zo plat mogelijk worden gekozen, zodat een zo klein mogelij ke aanstroom-doorsnede bij de draaiing wordt verkregen.

_ 1010999 n 3

Door het gebruik van vleugelloze messen wordt een aanzienlijke energiebesparing verkregen. Het mes kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd. Zo is het mogelijk, om een mesbalk met op de radiaal buitenliggende gebieden aange-5 brachte lemmetten te kiezen. Alternatief is het ook mogelijk, om een opstelling toe te passen, waarbij aan een schotel over de omtrek verdeeld verscheidene messen zijn aangebracht, die de vorm hebben van een vlakke plaat, aan de einden waarvan zich de lemmetten bevinden. Tenslotte is het ook 10 mogelijk, om op de omtrek van een schotel een aantal lemmetten op de wijze van zaagtanden aan te brengen.

Bij voorkeur is erin voorzien, dat de zuigsectie wordt gevormd door een van het mes af gerichte inzinking in de bovenwand van het huis dat de maairuimte vanaf de bodem naar 15 boven toe afsluit. Aanvullend wordt daarbij voorgesteld, dat de doorsnede van de inzinking in draairichting van het mes toeneemt, de inzinking zich in de vorm van een ringsector om de draaias van het mes uitstrekt onder een hoek van minder dan 360°, in het bijzonder ongeveer 180°, en de inzinking in 20 het gebied van de grootste doorsnede ervan in verbinding staat met de aanzuigopening van het geleidingskanaal.

Daardoor wordt een gunstige geleiding van het gemaaide gras verkregen. Ook voldoet een uitvoering voor het realiseren van een gunstige bedrijfswijze, waarbij er in is voor-25 zien, dat de zuigsectie direct wordt gevormd door het maai-ruimte-segment dat zich tussen de bovenwand van het huis, dat de maairuimte naar boven toe afsluit, en het snijgebied van het mes uitstrekt en de aanzuigopening voor het geleidingskanaal in dat maairuimte-segment in de bovenwand is 30 gevormd.

Bij een eerste uitvoeringsvorm van de grasmaaier is het mogelijk, om de ruimte tussen het huis en het gazon te benutten, om lucht aan te zuigen. Bij voorkeur moet echter een gerichte luchtinlaat aanwezig zijn. Daartoe is het huis 35 voorzien van tenminste één met de maairuimte verbonden luchtiplaatopening. Daarbij kap volgens een eerste uitvoeringsvorm de luchtinlaatopening nabij de aanzuigopening van ij Λ i‘ ... 5 4 het geleidingskanaal zijn aangebracht. Daardoor wordt een snelle afvoer van het snijsel in het snijgebied verkregen. Daarbij kan de doorsnede van de luchtinlaatopening veranderbaar zijn uitgevoerd.

5 Door het lage energieverbruik is het verder mogelijk, om de motor voor het aandrijven van het mes uit te voeren als electromotor en de ventilator eveneens door middel van een electromotor aan te drijven. Daarbij kan het aandrijfmechanisme van de ventilator mechanisch worden afgetakt van de 10 electromotor van het mes. Bijzonder gunstig is echter een uitvoering, waarbij de voor de aandrijving van het mes en de ventilator gescheiden electromotoren aanwezig zijn. Daarbij kan op grond van de geringe benodigde energie de voeding van de aandrijfmechanismen plaatsvinden door een batterij.

15 Bovendien is het mogelijk, om bij een afzonderlijk aandrijfmechanisme voor de ventilator het vermogen daarvan regelbaar uit te voeren. De vermogensregeling kan plaatsvinden door een verandering van het toerental en/of de uit-blaas-doorsnede. Verder is het mogelijk, om de ventilator 20 aan te brengen op de verzamelinrichting. Daarbij kan de verzamelinrichting losneembaar verbonden zijn met het huis, dat wil zeggen, een aan het huis bevestigde houder omvatten of een opneemruimte vormen, die een ervan gescheiden verza-melreservoir bevat, waarbij de opneemruimte op zijn minst 25 gedeeltelijk niet-luchtdoorlatend omsloten is en de ventilator op de opneemruimte is aangebracht. Een deel van het ver-zamelreservoir kan dan voor een volledig luchtdichte afsluiting een wand van de opneemruimte vormen. De regeling van het transport van het snijsel in het geleidingskanaal kan 30 verder geschieden, doordat de uitlaatopening van het geleidingskanaal veranderbaar wordt uitgevoerd.

Bij voorkeur wordt de grasmaaier zodanig uitgevoerd dat hij op wielen over het gazon kan worden bewogen. Hiertoe zijn de wielen op het huis aangebracht.

35 Gewezen zij nog op us-A-4 738 086 waaruit het op zich bekend is een ventilator aan te brengen voor het opwekken van een luchtstroom waardoor het snijsel in een verzamelin-

1 o 1 o 9 9 S

5 richting wordt gezogen. Hierbij gaat het echter om een zogenaamde spindel-maaier waarbij het mes om een horizontale as draait en een contra-mes nodig is om het gras af te kunnen snijden. De uitgeoefende zuigkracht werkt daarbij over de 5 gehele ruimte waarover het mes zich uitstrekt, zodat het effekt van de zuigkracht relatief gering zal zijn. De afzuigende werking kan dus niet worden geconcentreerd op dat deel van het mes dat op een bepaald moment de snijdende werking uitoefent.

10 EP-A-0 579 386 toont een grasmaaier waarbij een venti lator wordt toegepast, waarbij echter het snijsel in de verzamelinrichting wordt geblazen en niet gezogen. Verder is het mes aan de einden voorzien van naar boven toe gerichte vleugels voor het geleiden van de luchtstroom.

15 GB-A-2 298 775 toont weer een grasmaaier waarbij het transport van het snijsel door blazen wordt verkregen. Er vindt geen geconcentreerde aanzuiging plaats in het gebied waar gemaaid wordt.

GB-A-2 246 939 toont weer het gebruik van een ventila-20 tor voor het opwekken van een luchtstroom voor het blazen van het snijsel in de verzamelinrichting. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van een zuigende luchtstroom die geconcentreerd is op het gebied waar het gras wordt afgesneden.

Bij de inrichting volgens US-A-3 802 173 wordt gebruik 25 gemaakt van een verbrandingsmotor. Voorgesteld wordt de uitlaatgassen daarvan te gebruiken ter ondersteuning van de luchtstroom die wordt opgewekt door de messen om het snijsel in de verzamelinrichting te blazen.

US-A-3 952 484 en 4 158 280 tonen beide een grasmaaier 30 waarbij het mes moet zorgen voor het opwekken van een luchtstroom om het snijsel in de verzamelinrichting te blazen.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van uitvoerings-voorbeelden die schematisch zijn getoond in de tekening, waarin: 35 figuur 1 een vereenvoudigde langsdoorsnede toont van een eerste uitvoeringsvorm van een grasmaaier volgens de onderhavige uitvinding; r f; ; ... ;-j ; i 6 figuur 2 een onderaanzicht van de grasmaaier van fig. 1 toont en wel in de maairuimte voor het aangeven van de doorsnede van de aanzuigopening; figuur 3 en 4 twee andere uitvoeringsvormen tonen van 5 het mes volgens figuur 2; figuur 5 een verdere uitvoeringsvorm toont van een grasmaaier volgens de onderhavige uitvinding met luchttoevoer in het voorste deel van de maairuimte vanuit de boven-I zijde van het huis; 10 figuur 6 alleen het huis van de grasmaaier toont met , een luchtinlaat in het voorvlak van het huis; . figuur 7 een vereenvoudigde langsdoorsnede toont van i een grasmaaier volgens de onderhavige uitvinding met een ï ventilator, die door een afzonderlijke electromotor kan 15 worden aangedreven; ί figuur 8 een vereenvoudigde afbeelding toont van een grasmaaier met een inzinking in het huis ten dele in langsdoorsnede; en figuur 9 een vereenvoudigd vooraanzicht toont van de 1 20 grasmaaier volgens figuur 8.

Bij een uitvoeringsvorm van de grasmaaier volgens de figuren 1 en 2 is voorzien in een huis 1, dat via in totaal 7 vier wielen 2 bij de hoeken, dat wil zeggen bij het voorste deel 10 en het achterste deel 11 over het gazon 4 kan worden 25 verreden om het te bewerken. Het huis 1 bezit in het midden-7 gebied een maairuimte 5, die naar boven toe wordt begrensd door de bovenwand 7. Naar beneden, dat wil zeggen, naar het gazon 4 toe is de maairuimte 5 open. De opening is aangeduid met 6. Het huis 1 kan door middel van een geleidingsstang 3, 30 die door een bedieningspersoon met de hand kan worden vastgepakt, over het gazon 4 worden verreden, waarbij de normale maairichting met de pijl 12 is aangegeven. Dienovereenkomstig is de naar de maairichting 12 gerichte voorzijde aangeduid met 8 en de achterzijde met 9. Op de bovenwand 7 van de 35 maairuimte 5 is de door een batterij 18 gevoede electromotor 17 bevestigd. Deze bezit een aandrijfas 15, waarvan de rota-tieas is aangeduid met 14. Aan de as 15 is een mes 13 in de

Ij ... , T=aaï 7 vorm van een mesbalk vastgezet. Deze bezit aan zijn radiaal buitenliggende segmenten zich over de lengte L uitstrekkende lemmetten 16. In doorsnede is de mesbalk over de gehele breedte vlak uitgevoerd, met uitzondering van de uitsparing 5 in het gebied van het lemmet 16, zodat het projectievlak in draairichting minimaal is.

Het huis is in zijn bovenwand 7 voorzien van een aan-zuigopening 26, die ongeveer niervormig is en die tenminste een belangrijk deel bestrijkt van het snijgebied van het mes 10 13, bij beweging in maairichting 12. Het is duidelijk, dat het lemmet 16 van de mesbalk 13 in het gebied van het radiale verloop van de aanzuigopening 26 ten opzichte van de draaias 14 ligt. Het mes 13 roteert in de richting van de in figuur 2 getoonde pijl om de draaias 14. De aanzuigopening 15 26 mondt uit in een geleidingskanaal 25, dat eindigt in een verzamelinrichting 19 met een uitlaatopening 27. De verza-melinrichting 19 wordt nagenoeg luchtdicht afgesloten door wanden 22 en een deksel 23, voor het vormen van een opneem-ruimte 20. In de opneemruimte 20 is een afzonderlijk verza-20 melreservoir 21 geplaatst. In een wand van de opneemruimte 20 bevindt zich een opening, die is voorzien van een rooster 24, om de doorgang van snijsel tegen te gaan. Daarop sluit een zuigkanaal 31 aan, dat naar het achterste deel 11 van het huis 1 loopt. In het ondereinde van het kanaal bevindt 25 zich, in het gebied van de bovenwand 7, een opening waarop een ventilator 28 is aangesloten, waarvan de zuigzijde 29 naar het zuigkanaal 31 is gericht. De uitblaaszijde 30 loopt in de richting van het naar beneden toe open achterste deel 11. De rotor van de ventilator kan worden aangedreven door 30 een drijfriem 32, die wordt aangedreven vanaf de aandrijfas 15 van de motor 17. De aandrijfenergie voor de ventilator 28 wordt dus af getakt van de aandrijf motor 17 voor het mes 13. Daardoor wordt in het zuigkanaal 31 een zuigstroom opgewekt, die is aangegeven door grote pijlen en die zich, door het 35 feit dat het zuigkanaal in verbinding staat met de opneemruimte 20, in deze opneemruimte en in het geleidingskanaal 25 voortzet. Daardoor wordt direct boven het snijgebied, 1010999 8 waarin het gras door het lemmet 16 van de mesbalk 13 wordt afgesneden, het nog zwevende snijsel afgezogen. Dit is aangegeven door de kleine pijlen. Het snijsel komt via de aanzuigopening 26 het geleidingskanaal 25 binnen en wordt 5 door de luchtstroom getransporteerd om via de uitlaatopening 27 terecht te komen in het verzamelreservoir 21.

De lucht wordt daarbij vanuit de maairuimte 5 in het snijgebied van beneden af, dat wil zeggen vanaf het gazon 4, aangezogen.

10 Figuur 3 toont een ten opzichte van de uitvoering van de mesbalk 13 volgens figuur 2 een gewijzigde uitvoeringsvorm 113 daarvan. Er is voorzien in een schotel 33, waaraan drie lemmetten 116 over de omtrek verdeeld zijn aangebracht. De lemmetten 116 zijn plat uitgevoerd. De schotel 33 kan 15 verschillende vormen hebben.

Figuur 4 toont een andere uitvoeringsvorm van een mesbalk 213, waarbij op een schotel 33 over de omtrek verdeeld enkele lemmetten 216 zijn aangebracht, zodat er een soort zaagtandvorm ontstaat.

20 De figuren 5 tot 9 tonen uitvoeringsvormen van gras maaiers volgens de onderhavige uitvinding, die afwijken van de uitvoeringsvorm van figuur 1 en waarbij de met figuur 1 overeenkomende onderdelen zijn voorzien van verwijzingscij-fers die, ten opzichte van de uitvoeringsvormen van figuur 1 25 en 2, bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 zijn verhoogd met 500, bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 6 met 600, bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 7 met 700, en bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 8 en 9 met 800.

In afwijking van de uitvoering volgens figuur 1 is bij 30 figuur 5 een luchttoevoerdeel aanwezig, waartoe in het voorste deel 510, dus naar de voorkant 508 toe, in de bovenwand 507 een luchtinlaatopening 535 is aangebracht, die naar boven gericht is, en een luchttoevoerkanaal 534, dat van daaruit in de richting van het snijgebied van het mes loopt. 35 De voor het transporteren van het snijsel benodigde lucht wordt dus gedeeltelijk via de opening 506 en via de luchtinlaatopening 535 en het luchttoevoerkanaal 534 in de buurt u 'i '· *' ’· 4 vv ?! 'i J £ ··· fc- 9 van de aanzuigopening 526 gebracht. Het mes kan één van de uitvoeringen hebben als getoond in de figuren 2 tot 4.

Figuur 6 toont slecht het onderste deel, dus het huis 601. De toevoer van lucht vindt plaats in het gebied van het 5 naar de voorzijde 608 toe gerichte kopvlak van het voorste deel 610 en door openingen 635 in de wand gericht naar de maairuimte 605 en naar het snijgebied van het roes.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 7 is op één van de wanden die de opneemruimte 720 begrenst een ventilator 10 728 aangebracht, die door middel van een afzonderlijke electromotor 736 kan worden aangedreven, zodat afzonderlijke regeling van het toerental van deze motor kan plaatsvinden. Een dergelijke uitvoeringsvorm is bijzonder gunstig, omdat het vermogen van beide electromotoren 717, 736 onafhankelijk 15 van elkaar kan worden geregeld. Bij voorkeur is echter voorzien in slechts een vermogensregeling van de motor 736 die de ventilator aandrijft.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 8 en 9 is in figuur 8 het huis 801 in een langsdoorsnede getoond, terwijl 20 de overige constructie-delen niet in doorsnede zijn weergegeven. Het huis 801 bezit in de bovenwand 807 een van het mes 813 af gerichte inzinking 837. De inzinking 837 is ringvormig aangebracht om de draaias 814 van het mes 813. De doorsnede van de inzinking 837 neemt in draairichting van 25 het mes 813 continu toe. In een gebied van de grootste doorsnede is de inzinking 837 verbonden met de aanzuigopening 826 van het geleidingskanaal 825. Het geleidingskanaal 825 is met zijn uitlaatopening verbonden met de verzamelin-richting 819. De verzamelinrichting 819 is bevestigd aan het 30 achterste deel 811 en steekt daarboven naar achteren uit. Op de naar de voorzijde 811 van het huis gerichte wand van de verzamelinrichting 819 is de ventilator 828 aangebracht.

De van het mes 813 af gerichte inzinking 837 in de bovenwand 807 van het huis 801 die de maairuimte 805 vanaf 35 de bodem naar boven toe afsluit vormt dus de zuigsectie. Het snijsel wordt zo bij het afzuigen in de inzinking 837 gebracht en komt van daar in het geleidingskanaal 825 terecht.

10

Op gunstige wijze strekt de inzinking 837 zich over een hoek . van 180° uit in het snijgebied van het mes 813.

- conclusies - •-a - 1 !' i ]

Tl ™ 1010999 F*·

Claims (16)

1. Grasmaaier met een op een te maaien gazon (4,504, 604,704) beweegbare en door middel van een geleidingsstang (3,503,703) met de hand te leiden huis (1,501,601,701), dat 5 een naar het oppervlak van het gazon (4,504,604,704) toe open maairuimte (5,505,605,705) ontsluit, met een in de maai-ruimte (5,505,605,705) om een verticale draaias (14, 514, 614,714) door een motor (17,517,617,717) draaibaar aandrijf-baar aangebracht mes (13,113,213), met een aan het huis (1, 10 501,601,701) aangebrachte verzamelinrichting (19,519,719) voor het door het mes (13,113,213) afgeneden snijsel, met een geleidingskanaal (25,525,725), dat een opening (26,526, 626,726) bezit voor het opnemen van het snijsel en een uit-laatopening (27,527,727) voor het overbrengen van het snij-15 sel naar de verzamelinrichting (19,519,719) en met een ventilator (28,528,628,728), voor het opwekken van een luchtstroom door de verzamelinrichting (19,519,719) heen, met het kenmerk, dat het mes (13,113,213) minstens één vleugelloos lemmet (16,116,216) omvat, de aanzuigopening (26,526,626, 20 726) van het geleidingskanaal (25,525,725) in verbinding staat met een zuigsectie van het huis, welke zuigsectie wordt begrensd door de in de maairuimte (5,505,605,705) boven het in de normale maairichting (12) liggende voorste snijgebied van het mes (13,113,213), en de zuigzijde (29, 25 529) van de ventilator (28,528,628,728) in verbinding staat met de verzamelinrichting (19,519,719).

2. Grasmaaier volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zuigsectie wordt gevormd door een van het mes (813) af gerichte inzinking (837) in de bovenwand (807) van het 30 huis (801) dat de maairuimte (805) vanaf de bodem (804) naar boven toe afsluit.

3. Grasmaaier volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de doorsnede van de inzinking (837) in draairichting van het mes (813) toeneemt, de inzinking (837) zich in de vorm 35 van een ringsector om de draaias (814) van het mes (813) uitstrekt onder een hoek van minder dan 360", in het bij2on- ί ' ί V y der ongeveer 180°, en de inzinking (837) in het gebied van de grootste doorsnede ervan in verbinding staat met de aan-zuigopening (826) van het geleidingskanaal (825).

4. Grasmaaier volgens conclusie 1, met het kenmerk, 5 dat de zuigsectie direct wordt gevormd door het maairuimte-segment dat zich tussen de bovenwand (7,507,707) van het huis (1,501,601,701), dat de maairuimte (5,505,605,705) naar boven toe afsluit, en het snijgebied van het mes (13,113, 213) uitstrekt en de aanzuigopening (26,526,626,726) voor 3 i 10 het geleidingskanaal (25,525,725) in dat maairuimte-segment in de bovenwand (7,507,707) is gevormd.

5. Grasmaaier volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het huis (501,601) is voorzien van tenminste één met de ; maairuimte (505,605) verbonden luchtinlaatopening (535,635).

6. Grasmaaier volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de luchtinlaatopening (535, 635) is aangebracht nabij de * aanzuigopening (526,626) van het geleidingskanaal (525).

7. Grasmaaier volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de doorsnede van de luchtinlaatopening kan worden 20 veranderd.

8. Grasmaaier volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de motor (17,517,617,717) voor het aandrijven van het mes (13,113,213) is uitgevoerd als electromotor en dat de ventilator (28,528,628) roterend aangedreven kan worden door 25 de motor (17,517,617).

9. Grasmaaier volgens conclusie l, met het kenmerk, dat op de ventilator (728) een afzonderlijke electromotor (736) voor de aandrijving is aangebracht.

10. Grasmaaier volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat een batterij (18,518,718) dient voor de energievoorziening van de aandrijfmechanismen (17,517,617, 717,736) van mes (13,113,213) en/of ventilator (28,528,628, 728).

11. Grasmaaier volgens een der conclusies 9 en 10, met 35 het kenmerk, dat het vermogen van de ventilator (28,528,628, 728. kan worden geregeld. 'lil ? f · :m "

12. Grasmaaier volgens conclusie ll, met het kenmerk, dat voor het regelen van het vermogen is voorzien in een verandering van het toerental en/of de uitblaasdoorsnede van de ventilator (28,528,628,728).

13. Grasmaaier volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ventilator (728) is aangebracht op de verzamelinrichting (719).

14. Grasmaaier volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verzamelinrichting (19,519,719) een 10 op het huis (1,501,701) aangebrachte opneemruimte (20,520, 720) bezit en een ervan gescheiden verzamelreservoir (21, 521,721), dat door de opneemruimte (20,520,720) tenminste gedeeltelijk wordt omsloten en dat de ventilator (28,528, 628,728) bij de opneemruimte (20,520,720) is aangebracht.

15. Grasmaaier volgens een der voorgaand conclusies, met het kenmerk, dat de doorsnede van de uitlaatopening (27, 527,727) van het geleidingskanaal (25,525,725) kan worden veranderd.

16. Grasmaaier volgens een der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat aan het huis (1,501,701) wielen (2, 502,602,702) zijn aangebracht, waarmee het over het gazon (4,504,604,704) kan worden bewogen. : * : v >