NL1010390C2 - Afgeefinrichting. - Google Patents

Description

Titel: Afgeefinrichting.

De onderhavige uitvinding betreft een afgeefinrichting voor etiketten, stickers en dergelijke die op een of meer rollen bandmateriaal zijn aangebracht, omvattende: een 5 bak, voor het opnemen van de tenminste ene rol, welke bak een eindwand omvat met een geleidingsrand voor het uit de bak geleiden van het bandmateriaal, en een beugel met een aandrukstang en een geleidingsstrip, welke beugel schamierbaar is tussen een eerste stand, waarin de aandrukrol en de geleidingsstrip zich in hoofdzaak aan weerszijden van de geleidingsrand uitstrekken, en een tweede stand, waarin de 10 aandrukrol en de geleidingsstrip in de richting van het inwendige van de bak zijn wegbewogen.

Een inrichting van het in de aanhef genoemde soort is bekend in de stand van de techniek. Een dergelijke inrichting kan worden gebruikt wanneer op een plaats 15 verschillende stickers of etiketten moeten worden bewaard en ter plaatse op een gebruikersvriendelijke wijze moeten kunnen worden afgegeven.

Bij de bekende inrichting wordt het bandmateriaal van de rollen met behulp van de beugel langs de geleidingsrand gedwongen, zodat de stickers of de etiketten loskomen 20 van de band. Wanneer echter het bandmateriaal uit de inrichting wordt getrokken, wordt een kracht uitgeoefend op de beugel, zodat de beugel gaat bewegen ten opzichte van de bak. Door deze beweging wordt de geleidingsfunctie van de beugel gedeeltelijk te niet gedaan. Dat is ongewenst.

25 Het is doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting te verschaffen van het genoemde soort, waarbij de geleiding van het bandmateriaal langs de geleidingsrand beter wordt gewaarborgd dan in de stand van de techniek het geval is.

Dat doel wordt in de onderhavige uitvinding bereikt doordat de afgeefinrichting een * 30 geleidingsstang omvat die zich in hoofdzaak uitstrekt parallel aan de geleidingsrand, welke geleidingsstang aan de buitenzijde van de bak is bevestigd, ten einde een oppervlak van het naar buiten bewegende bandmateriaal te geleiden.

*•1 0 1 039 0 2

Door de aanwezigheid van de geleidingsstang wordt de beweging van de band om de geleidingsrand, aan de van de bak afgekeerde zijde van de eindwand gerealiseerd met de stationaire geleidingsstang en niet langer door middel van de beugel. Trekkrachten op de band worden opgevangen door de geleidingsstang, en niet door de beugel. Dat 5 betekent dat de geleidingsfunctie door de beugel in de inrichting volgens de uitvinding beter wordt gewaarborgd dan in inrichtingen volgens de stand van de techniek.

Het is voordelig dat de beweging van de beugel in de richting van de geleidingsrand 10 zodanig wordt beperkt, dat de aandrukrol het bandmateriaal van de rollen in het gebruik wel geleidt, maar dat deze het bandmateriaal niet vastklemt tegen het oppervlak van de eindwand.

Daarom is het volgens de onderhavige uitvinding mogelijk dat de beweging van de beugel naar de eerste stand zodanig wordt begrensd met behulp van ten minste een 15 aanslag, dat de aandrukrol in de uiterste stand op afstand gehouden wordt van het oppervlak van de eindwand.

Daarbij is het voordelig dat die ten minste ene aanslag gevormd wordt door nokken die zich uitstrekken in het verlengde van de geleidingsstang.

Dat heeft als voordeel dat voor de nokken geen onafhankelijk orgaan op de inrichting 20 hoeft te worden gemonteerd. De geleidingsstang is sowieso gemonteerd. Het verlengen van deze stang kan zonder veel moeite en kosten worden gerealiseerd.

De bekende inrichting wordt doorgaans alleen in een horizontale stand gebruikt, waarbij de rollen worden afgesteund door de bodemwand. Wanneer de bekende 25 inrichting zou worden gekanteld, dan zouden de rollen over de doorgaans afgeschuinde eindwand uit de inrichting rollen.

De inrichting wordt daarom verbeterd wanneer de inrichting voorzien is van een stoporgaan, met behulp waarvan de rolbeweging van in de bak aanwezige rollen over de eindwand in de richting van de geleidingsrand wordt belemmerd.

30 Daarbij is het voordelig dat de beugel scharnierend bevestigd is op de bak met behulp van het stoporgaan.

Het stoporgaan kan bijvoorbeeld de vorm hebben van een as. Met behulp van deze as p1 0 1 039 0 3 worden dan twee functies gecombineerd: enerzijds het tegenhouden van de rollen in de verticale stand. Anderzijds het laten roteren van de beugel.

De onderhavige uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een viertal figuren. 5

In figuur 1 wordt de afgeefinrichting volgens de onderhavige uitvinding getoond in een perspectivisch aanzicht.

Daarbij toont figuur 2 de afgeefinrichting volgens de onderhavige uitvinding die 10 opgesteld is in een horizontale stand, met een geopend deksel.

Figuur 3 toont de afgeefinrichting volgens de onderhavige uitvinding in een verticale positie met een gesloten deksel.

15 Figuur 4 toont een niet-gevulde afgeefinrichting volgens de onderhavige uitvinding in zij-aanzicht.

Figuur 1 toont de afgeefinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding in een perspectivisch aanzicht. De afgeefinrichting 1 kan worden gevuld met stickerrollen of 20 etiketrollen. Dat zijn rollen bandmateriaal waarop achter elkaar stickers of etiketten geplakt zijn. Het oppervlak van het bandmateriaal heeft een zodanige samenstelling dat de stickers of de etiketten gemakkelijk van het materiaal kunnen worden genomen, zonder dat de stickers of de etiketten daarbij beschadigen. De rollen worden in de afgeefinrichting 1 naast elkaar geplaatst, waarbij het vrije uiteinde van 25 het bandmateriaal uit de afgeefinrichting wordt geleid. Een gebruiker kan het vrije uiteinde van het bandmateriaal met de hand verder uit de inrichting 1 trekken, waarbij de stickers of etiketten loskomen van het bandmateriaal. In figuur 1 is het geval weergegeven dat een strook bandmateriaal uit de inrichting steekt. De inrichting 1 omvat bevestigingsmiddelen, zoals schroefgaten, om de inrichting vast te maken 30 aan bijvoorbeeld een wand. De werking van de afgeefinrichting wordt verder toegelicht aan de hand van de figuren 2, 3 en 4.

In figuur 2 is de afgeefinrichting 1 afgebeeld in doorsnede. De afgeefinrichting 1 p1 0 1 039 0 4 omvat een bak 2 met een in de getoonde stand verticale achterwand 3, een haaks daarop geplaatste horizontale bodem 4 en een onder een schuine hoek verlopende eindwand 5. Aan de bovenzijde wordt de bak 2 afgesloten door middel van een deksel 6. Wanneer dat voor de toepassing van de afgeefinrichting gewenst is, kan het 5 deksel 6 worden geconstrueerd, dat de bak 2 spat-water dicht is.

De bak 2 is bijvoorbeeld uitgevoerd in metaal, bijvoorbeeld staal. Het deksel 6 kan gemaakt zijn van kunststof en kan bijvoorbeeld doorzichtig zijn uitgevoerd.

In de bak 2 kunnen naast elkaar meerdere rollen bandmateriaal, zoals etiketrollen 7 10 geplaatst zijn. Deze etiketrollen 7 kunnen vanaf de bovenzijde van de bak, bij een geopend deksel 6, in de bak 2 worden geplaatst. De etiketrollen 7 omvatten een band 20, met daarop aangebrachte stickers of etiketten 21.

Tussen de naast elkaar geplaatste etiketrollen 7 zijn afstandschotten 8 geplaatst. Deze afstandschotten 8 worden vastgeklemd op twee assen 9. Aan de buitenzijde van de 15 assen 9 zijn kunststof blokjes 10 bevestigd. Deze blokjes 10 hebben een relatief - kleine lengte, waarbij de schotten 8 tussen twee naast elkaar gelegen kunststof deeltjes 10 kunnen worden vastgeklemd. Door het aantal blokjes 10 tussen twee opeenvolgende schotten 8 te variëren, kan op een eenvoudige manier de afstand tussen twee schotten 8 worden ingesteld.

20

Het uiteinde van de etiketrol 7 wordt in hoofdzaak langs de eindwand 5 in de richting van de geleidingsrand 11 bewogen. Via deze geleidingsrand 11 wordt het bandmateriaal 20 uit de bak 2 geleid. De band 20 wordt om de rand 11 heen bewogen en onder een geleidingsstang 12 getrokken. Deze geleidingsstang 12 is aan 25 de buitenzijde van de bak 6 gemonteerd. De geleidingsstang 12 kan bijvoorbeeld op een nok 16 worden bevestigd.

Het bandmateriaal 20 wordt bovendien met behulp van de beugel 13 tegen de rand 11 van de eindwand 5 gedrukt. De beugel 13 is draaibaar bevestigd aan de bak 6 met 30 behulp van de as 17. Deze beugel 13 omvat een aandrukstang 14 en een geleidingsstrip 15. De aandrukstang 14 zorgt ervoor dat het bandmateriaal 20 aan de binnenzijde tegen de wand 5 wordt gedwongen. Samen met de geleidingsstang 12 zorgt de aandrukstang 14 ervoor, dat het bandmateriaal 20 met een scherpe bocht om p1 0 1039 0 5 de geleidingsrand 11 wordt bewogen.

De geleidingsstrip 15 zorgt ervoor dat de stickers of etiketten 21 niet kunnen meebewegen met het bandmateriaal 20. Doorgaans zal de weerstand tegen buiging van de sticker of etiketten 21 hoger zijn dan die van het bandmateriaal 20. Door de 5 scherpe bocht die het bandmateriaal 20 maakt om de rand 11, worden de etiketten of stickers 21 van het bandmateriaal 20 losgemaakt. De geleidingsstrip 15 zorgt ervoor dat de stickers of de etiketten 21 rechtuit bewegen, terwijl het bandmateriaal 20 een bocht maakt.

10 De beugel 13 kan vrij roteren om het scharnierpunt, dat wordt gevormd door de as 17. Onder invloed van de zwaartekracht zal de beugel in de in de figuren 2, 3 en 4 weergegeven stand omlaag bewegen in de richting van de geleidingsrand 11. Het niet gewenst dat de beugel 13 zover door zwaait, dat de aandrukstang 14 de binnenzijde van de eindwand 15 raakt. Zou dat gebeuren, dan zouden de stickers of de etiketten 15 21 door de aandrukstang 14 van het bandmateriaal 20 kunnen worden afgeschoven.

Daarom kan de zwaaibeweging van de beugel 13 worden begrensd met behulp van een aanslag 31. Deze aanslag 31 kan op een eenvoudige wijze worden gerealiseerd door een of beide uiteinden van de geleidingsstang 12 enigszins te laten uitsteken aan weerszijden van de nokken 16. Dit is weergegeven in figuur 1, waar de aanslag 31 20 met een streeplijn is weergegeven.

In figuur 3 is de afgeefinrichting 1 afgebeeld in de verticale stand. In figuur 3 het deksel 6 gesloten. Daarbij zal het deksel 6 vastklikken op de as 17. Bovendien is te zien dat de stickerrol 7 over de schuin gerichte eindwand 5 omlaag wil bewegen. 25 Deze beweging wordt tegengehouden door de rol 17. Het voordeel van deze maatregel is dat de rol 7 niet tegen het deksel 6 kan aankomen. Dat betekent dat het deksel 6 niet door het gewicht van een of meer rollen 7 kan worden opengeduwd.

De werking van de inrichting 1 is als volgt. Het vrije einde van een band 20 van een 30 van de sticker- of etiketrollen 7 steekt uit de afgeefinrichting 1. Dit vrije einde wordt met de hand omlaag getrokken, zodat het verder uit de inrichting 1 komt. Door de geleiding van respectievelijk de aandrukstang 14, de strip 15 en de geleidingsstang 12 in samenwerking met de geleiding over de geleidingsrand 11, wordt het vrije einde »1010390 6 van de band 20 steeds onder dezelfde hoek ten opzichte van het uiteinde 11 van de eindwand 5 uit de inrichting getrokken. Dat betekent dat de hoek α (zie figuur 3) die het vrije uiteinde van de band 20 maakt met de verticaal geen invloed heeft op de oriëntatie van de band 20 ter plaatse van het uiteinde 11 van de wand 5. Dat betekent 5 dat het materiaal van de stickerrol 7 steeds op dezelfde manier om het uiteinde 11 van de wand 5 zal worden getrokken. De op de band 20 aangebrachte stickers of etiketten 21 zullen bij het verlaten van de inrichting, aan bij de rand 11 rechtuit bewegen, via de bovenzijde van de strip 15. Dit is in weergegeven in de figuren 2 en 3. Door de aanwezigheid van de geleidingsstang 12 wordt bovendien bewerkstelligd 10 dat bij het uitoefenen van kracht op het vrije gedeelte van de band 20, op de beugel 13 geen trek- of drukkrachten worden gezet. De oriëntatie van de beugel 13 ten opzichte van de wand 5 blijft dus te allen tijde gewaarborgd.

Uit zowel figuur 2 als 3 blijkt dat de beugel 13 een zodanige afmeting heeft en op 15 een zodanige manier aan de bak 2 is gemonteerd, dat zowel in de horizontale stand (figuur 2) als in de verticale stand (figuur 3) de band 20 met daarop de etiketten of stickers 21 aandrukt tegen de binnenzijde van de eindwand 5. Daardoor wordt bewerkstelligd dat het vrije einde van de band 20 niet terug kan glijden in de bak 6, maar te allen tijde relatief strak om de geleidingsrand 11 wordt gedrukt. Hierdoor 20 wordt onder meer voorkomen dat het deksel 6 regelmatig moet worden geopend om opnieuw het vrije einde van de band 20 uit de bak 2 te trekken.

De as 9 vervult een aantal functies. In de eerste plaats wordt de as 9 gebruikt voor het bevestigen van de tussenschotten 8 in de bak 2. Bovendien, in de horizontale 25 stand, wordt de as 9 gebruikt als aanslag voor de etiketrollen 7. Wanneer aan het vrije einde van de band 20 wordt getrokken zal de rol 7 gaan roteren, Aangezien de blokjes 10 los op de as 9 geplaatst zijn, helpen deze blokjes 10 daarbij de rotatie.

In figuur 4 is nogmaals de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding 30 weergegeven. In dit geval zijn in de bak 2 geen etiketrollen geplaatst. Uit figuur 4 blijkt duidelijk de montagewijze voor de tussenschotten 8 aan de respectievelijke assen 9. Doorgaans zal eerst de achterzijde van de schotten 8 aan de eerste as 9 (in de figuur links) worden vastgeklikt. Hiertoe is in het schot 8 een inkeping 41 *1010390 7 aangebracht. Vervolgens wordt met een zwenkbeweging het tussenschot 8 vastgeklikt op de onderste as 9. Ook hiertoe is een inkeping aangebracht in het tussenschot 8 (niet weergegeven).

5 Verder blijkt uit figuur 4 de zwenkbeweging van de beugel 13. Wanneer een etiketrol in de bak 2 is aangebracht (zie figuur 2 en 3) dan werkt de beugel 6 als een aandrukorgaan. Wanneer echter de rollen moeten worden gewisseld, dan is het handig de beugel 13 omhoog te kunnen klappen. Daarbij wordt de vergrendeling van de band 20 door de aandrukrol 14 opgeheven. De gebruiker heeft daarbij alle 10 bewegingsvrijheid om een nieuwe etiketrol 7 in de bak 2 te plaatsen en het vrije uiteinde van de band 20 op de juiste wijze onder de geleidingsrol 12 te trekken.

»1010390

Claims (5)

1. Afgeefmrichting (1) voor etiketten (21), stickers en dergelijke die op een of meer rollen (7) bandmateriaal (20) zijn aangebracht, omvattende: een bak (2), voor het opnemen van de tenminste ene rol (7), welke bak (2) een 5 eindwand (5) omvat met een geleidingsrand (11) voor het uit de bak (2) geleiden van het bandmateriaal (20), en een beugel (13) met een aandrukstang (14) en een geleidingsstrip (15), welke beugel (13) schamierbaar is tussen een eerste stand, waarin de aandrukrol (14) en de geleidingsstrip (15) zich in hoofdzaak aan weerszijden van de geleidingsrand (11) 10 uitstrekken, en een tweede stand, waarin de aandrukrol (14) en de geleidingsstrip (15) in de richting van het inwendige van de bak (2) zijn wegbewogen, met het kenmerk, dat de afgeefmrichting (1) een geleidingsstang (12) omvat die zich in hoofdzaak uitstrekt parallel aan de geleidingsrand (11), welke geleidingsstang (12) aan de buitenzijde van de bak (2) is bevestigd, ten einde een oppervlak van het naar buiten 15 bewegende bandmateriaal (20) te geleiden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beweging van de beugel (13) naar de eerste stand zodanig wordt begrensd met behulp van ten minste een aanslag (31), dat de aandrukrol (14) in de uiterste stand op afstand gehouden wordt 20 van het oppervlak van de eindwand (5).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat die ten minste ene aanslag gevormd wordt door nokken (31) die zich uitstrekken in het verlengde van de geleidingsstang (12). 25

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting (1) voorzien is van een stoporgaan (17), met behulp waarvan de rolbeweging van in de bak (2) aanwezige rollen over de eindwand (15) in de richting van de geleidingsrand (11) wordt belemmerd. 30

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de beugel (13) scharnierend bevestigd is op de bak (2) met behulp van het stoporgaan (17). *1010393