NL1010371C2

NL1010371C2 - Ammoniak-reductiesysteem.

Info

Publication number: NL1010371C2
Application number: NL1010371A
Authority: NL
Inventors: Gerrit Jan Tuitert
Original assignee: Gerrit Jan Tuitert
Priority date: 1998-10-22
Filing date: 1998-10-22
Publication date: 2000-04-26

Description

AMMONIAK-REDUCTIESYSTEEM

De uitvinding betreft een inrichting voor het reduceren van de verdamping van een vloeistof uit een reservoir en/of het uittreden van een gas uit die vloeistof, in het bijzonder ammoniak uit de in een 5 mestput aanwezige mest.

In bekende stalsystemen worden de dieren tussen hekken gehouden en lopen de dieren geheel of gedeeltelijk op een rooster. De uitwerpselen van de dieren vallen door dit rooster in een onder dit rooster aangebrachte 10 mestput. In deze mestput wordt de mest van de dieren verzameld en de put wordt periodiek geleegd.

Aan het mestoppervlak in de mestput ontsnapt ammoniak. Dit ammoniakgas veroorzaakt allereerst een zeer penetrante geur die zowel voor mens als dier onaangenaam 15 is. Verder heeft het ammoniakgas een nadelige invloed op het milieu. Door strengere wetgeving wordt het noodzakelijk de ammoniakuitstoot te reduceren. Er is reeds een groot aantal systemen op de markt voor het reduceren van de ammoniakuitstoot. Al deze systemen 20 hebben het nadeel dat ze gecompliceerd in opbouw en werking zijn en regelmatig onderhouden dienen te worden. Daarbij komt verder dat de mestput speciaal aangepast dient te worden voor dergelijke systemen.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding 25 de bovengenoemde nadelen te voorkomen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de inrichting een aantal zodanig aangebrachte, op het vloeistofoppervlak drijvende elementen omvat, dat de elementen de vloeistof raken, de verdampende vloeistof op 30 het gas kan uittreden en vloeistof van bovenaf in de reeds aanwezige vloeistof kan worden gestort.

Op voordelige wijze wordt door de elementen het oppervlak van de vloeistof, in het bijzonder mest, in de 1010371 2 put gereduceerd, waardoor de uitstoot eveneens gereduceerd wordt. Doordat de elementen op het vloeistofoppervlak drijven zijn speciale inrichtingen voor het verstellen en geleiden overbodig. De elementen 5 kunnen op drijvers steunen of kunnen zelf een drijvend vermogen hebben.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben de elementen de specifieke eigenschap dat ze naar boven toe toelopen. De elementen kunnen 10 bijvoorbeeld een driehoekige dwarsdoorsnede hebben.

Het voordeel is dat de van bovenaf vallende mest niet op de elementen blijft liggen, maar langs de buitenvlakken omlaag stroomt en tussen de elementen door in de vloeistof stroomt.

15 In een verder geprefereerde uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat elk element een onderste zone met een omlaag toelopende vorm, waarbij in drijvende toestand van het element de vloeistofspiegel zich in het gebied van de onderste zone bevindt. Dit heeft het voordeel dat de 20 langs de buitenvlakken van het element stromende mest ter plaatse waar het bovenste toelopende deel overgaat in het onderste toelopende deel los komst van het element en in de vloeistof valt. Hierdoor wordt een eventuele opstopping voorkomen.

25 In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de elementen langwerpig. Daarbij kan de inrichting ten minste een afstandhouder voor het parallel aan elkaar fixeren van de elementen omvatten. Hierdoor kan een mestput snel en doeltreffend uitgerust worden door een 30 inrichting volgens de uitvinding en wordt de afstand tussen verschillende elementen gewaarborgd, waardoor de werking van de inrichting eveneens gewaarborgd is. De afstand kan een headerplaat zijn die over de uiteinden van de langwerpige elementen is geschoven en zo de 35 elementen parallel op een vaste afstand van elkaar houdt.

In weer een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is de afstandhouder een flexibele strip, zodat de inrichting tot een rol oprolbaar is. Dit heeft het 1010371 3 voordeel dat de inrichting in opgerolde toestand getransporteerd kan worden naar de mestput waar deze inrichting wordt toegepast. Ter plaatse wordt de inrichting in de mestput uitgerold. Wanneer de mestput 5 gereinigd dient te worden kan de inrichting eenvoudig opgerold worden en eenvoudig uit de mestput gehaald worden.

De elementen kunnen schuimstof omvatten, waardoor ze een drijvend vermogen hebben en eenvoudig 10 fabriceerbaar zijn.

De elementen kunnen extrusieprofielen zijn van bijvoorbeeld PVC.

In nog een andere geprefereerde uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de hoofdafmetingen van elk element 15 in hoofdzaak aan elkaar gelijk, zoals van bijvoorbeeld een bolvormig of kegelvormig element. Dit heeft het voordeel dat de elementen relatief compact zijn. Hierdoor kunnen de elementen los in de mestput geplaatst worden en er zal altijd voldoende ruimte overblijven om vloeistof 20 van bovenaf in de reeds aanwezige vloeistof te storten.

Deze en andere kenmerken worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont een perspectiefaanzicht van een mestput met een inrichting volgens de uitvinding.

25 Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van een element van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een element van de inrichting zoals getoond in figuur 1.

Figuur 4 toont een perspectiefaanzicht van een 30 tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 5 toont een perspectiefaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 6 toont een perspectiefaanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

35 Figuur 7 toont een perspectiefaanzicht van een vijfde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 8 toont een perspectiefaanzicht van een uiteinde van een element volgens de uitvinding.

010371 4

Figuur 9 toont een perspectiefaanzicht van een zesde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

In figuur 1 wordt een mestput 1 getoond, waarop aan de bovenzijde een rooster 2 is aangebracht. Op dit 5 rooster 2 lopen de dieren D, zoals een varken. In de mestput 1 drijft een laag vloeistof V, zoals mest. Op deze mest drijft een inrichting 3 volgens de uitvinding. De inrichting 3 omvat een aantal langwerpige elementen 4. Deze elementen 4 hebben zelf een drijvend vermogen, 10 waardoor ze op de vloeistof V blijven drijven.

In figuur 2 wordt een dwarsdoorsnede getoond van een element 4. Dit element 4 heeft een driehoekige dwarsdoorsnede en de onderzijde 5 van het element is in contact met de vloeistof V.

15 In figuur 3 wordt een tweede uitvoering getoond van een element 4. Dit element 4 omvat een bovenste toelopende deel 6 en een onderste toelopende deel 7. De vloeistofspiegel S van de vloeistof V bevindt zich in het gebied van het onderste toelopende deel 7. Mest die vanaf 20 boven op het element 4 valt zal langs de buitenvlakken 8 van het bovenste toelopende deel 6 stromen. Ter plaatse waar het bovenste toelopende deel 6 over gaat in het onderste toelopende deel 7 zal de van bovenaf komende mest loskomen van de buitenvlakken 8 en in de vloeistof V 25 vallen. Hierdoor wordt een ophoping voorkomen.

Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. Hierbij zijn elementen 9 op drijvers 10 geplaatst. De elementen 9 zijn in gedeeltelijke dwarsdoorsneden getoond. Het is van 30 belang voor de goede werking dat de elementen 9 de vloeistof raken en aan kopzijden afgesloten zijn. De in figuur 4 getoonde elementen 9 kunnen bijvoorbeeld vervaardigd zijn van blik.

Figuur 5 toont een perspectiefaanzicht van een 35 derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. Hierin zijn elementen 4 zoals getoond in figuur 3 parallel aan elkaar aangebracht en door middel van een headerplaat 11 met elkaar verbonden. Alhoewel de 1010371 5 headerplaat hier aan de uiteinden van de elementen 4 is aangebracht, kan deze headerplaat 11 naar keuze over de elementen 4 worden geschoven.

In figuur 6 wordt een perspectiefaanzicht 5 getoond van een vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding. Hierin zijn elementen 4, zoals getoond in figuur 3, door middel van twee strips 12 ten opzichte van elkaar gefixeerd. De strips 12 worden bij elkaar gehouden door middel van bouten 13 en moeren 14. Door het loshalen van 10 de bouten en moeren 13, 14 kan de afstand tussen de elementen gevarieerd worden.

In figuur 7 wordt een perspectiefaanzicht getoond van een vijfde uitvoeringsvorm van de uitvinding. Hierin zijn elementen 4, zoals getoond in figuur 2, door 15 middel van een flexibele strip 15 met elkaar verbonden. Door deze flexibele strip 15 kan de inrichting opgerold worden, waardoor deze eenvoudig getransporteerd kan worden of bijvoorbeeld uit de mestput gehaald kan worden voor het reinigen hiervan. De strip 15 is bij voorkeur 20 ongeveer l cm breed.

In figuur 8 wordt het uiteinde van een element 4 getoond. De elementen 4 kunnen op eenvoudige wijze door middel van een kap 17 luchtdicht worden afgesloten, waardoor ze een drijvend vermogen krijgen. Met name 25 wanneer het element een PVC extrusieprofiel is, kan het element 4 eenvoudig op maat worden gemaakt en door middel van een PVC-kap 17 worden afgesloten. Het element kan ook van polyester vervaardigd zijn.

In figuur 9 wordt een zesde uitvoeringsvorm van 30 de uitvinding getoond. Hierbij drijven kegelvormige elementen 18 op het vloeistofoppervlak V in een mestput 1. Door de ronde vorm van de kegelvormige elementen 18 zullen er altijd openingen tussen aangrenzende elementen 18 overblijven. Hierdoor kan op eenvoudige wijze door het 35 in de mestput 1 plaatsen van een.groot aantal kegelvormige elementen 18 op eenvoudige wijze een conventionele mestput 1 uitgerust worden met de inrichting volgens de uitvinding.

1n1no7i 6

De ammoniak-reductie die bewerkstelligd wordt door een inrichting volgens de uitvinding is afhankelijk van het oppervlak van de vloeistof dat de elementen bedekken. Bij voorkeur bedekken de elementen zo'n 20 % 5 van het vloeistofoppervlak. Verder is het van belang voor de goede werking dat de afstand tussen de elementen niet te klein wordt gekozen. Dit is mede afhankelijk van de grootte van de uitwerpselen die in de mestput vallen.

Deze grootte wordt onder andere bepaald door de openingen 10 in het rooster 2 van de mestput. De helling van de toelopende delen van de elementen is eveneens van belang voor de goede werking. Deze en andere parameters zijn van belang voor de goede werking van het systeem.

1010371

Claims

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de elementen op drijvers steunen.
3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de elementen een drijvend vermogen hebben.
4. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de 15 elementen naar boven toe toelopen, bijvoorbeeld een driehoekige dwarsdoorsnede hebben.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarin elk element een onderste zone met een omlaag toelopende vorm bezit, waarbij in drijvende toestand van het element de 20 vloeistofspiegel zich in het gebied van de onderste zone bevindt.
6. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de elementen langwerpig zijn.
7. Inrichting volgens conclusie 6, omvattende 25 ten minste een afstandhouder voor het parallel aan elkaar fixeren van de elementen.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de afstandhouder een headerplaat is.
9. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de 30 afstandhouder een flexibele strip is, zodat de inrichting tot een rol oprolbaar is.
10. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de elementen schuimstof omvatten. 1010371
11. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de elementen extrusieprofielen zijn .
12. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de hoofdafmetingen van elk element in hoofdzaak aan elkaar 5 gelijk zijn, zoals van bijvoorbeeld een bolvormig element. 1010371