NL1010359C2 - Werkwijze voor het bepalen van een gereedschapconfiguratie. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het bepalen van een gereedschap-configuratie.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het met behulp van een computer bepalen van een eerste verzameling buiggereedschapsets die benodigd is voor het met behulp van een pers en de buiggereedschapsets van de 5 eerste verzameling achtereenvolgens uitvoeren van een veelvoud van buigacties langs buiglijnen bij een voorwerp voor het verkrijgen van een gewenst eindproduct.

Het met behulp van een pers achtereenvolgens uitvoeren van een veelvoud van buigacties langs buiglijnen 10 voor het verkrijgen van een gewenst eindproduct is op zich bekend. Een van de problemen die hier speelt is de bepaling van de volgorde waarin de diverse buigacties moeten worden uitgevoerd. Wanneer de volgorde niet juist is, kan zich een situatie voordoen dat een vereiste buigactie niet meer kan 15 worden uitgevoerd omdat het tussenproduct ten gevolge van de eerder uitgevoerde buigacties een vorm heeft verkregen die het uitvoeren van een verdere buigactie langs een bepaalde buiglijn niet meer toelaat. Hiertoe is inmiddels voorgesteld om uitgaande van het eindproduct een omgekeerde 20 buigvolgorde te bepalen volgens welke het eindproduct wordt teruggevouwen naar de oorspronkelijke vorm van het voorwerp waaruit het eindproduct is vervaardigd. In het algemeen is de oorspronkelijke vorm van het voorwerp een vlakke plaat. Het blijkt dat bij het bepalen op welke wijze het eind-25 product kan worden teruggevouwen in zijn oorspronkelijke vorm, op eenvoudige wij ze een omgekeerde buigvolgorde wordt gevonden voor het terugbuigen van het eindproduct naar de oorspronkelijke vorm van het voorwerp. Indien deze omgekeerde buigvolgorde is gevonden, kan deze vervolgens worden 30 gebruikt om in omgekeerde volgorde het oorspronkelijke voorwerp in een aantal stappen te buigen naar het eindproduct. De inversie van de omgekeerde buigvolgorde is dus de gezochte terugvolgorde volgens welke het voorwerp kan worden bewerkt voor het verkrijgen van het eindproduct.

1 0 ί353 2

Een ander probleem dat zich voordoet is de bepaling van de buiggereedschapsets die benodigd zijn voor het uitvoeren van de genoemde buigacties. Deze bepaling van de buiggereedschapsets voor het buigen wordt in het algemeen 5 door 'trial on error' uitgevoerd. Een deskundige bepaalt op basis van zijn ervaring wat naar zijn idee de minimale verzameling buiggereedschapsets zijn die benodigd zijn voor het achtereenvolgens uitvoeren van de vereiste buigacties. Hierbij speelt de lengte van de buiglijn waar langs het 10 voorwerp moet worden gebogen een belangrijke rol. Een buiggereedschap zal in het algemeen een lengte moeten hebben die overeenkomt met de lengte van de buiglijn. Hierbij is het mogelijk dat de lengte van het buiggereedschap groter is dan de lengte van de buiglijn. Dit opent 15 voor een deskundige de mogelijkheid om een bepaald buiggereedschap in te zetten voor het aanbrengen van buiglijnen met een van elkaar verschillende lengte. Toch blijkt dat het zeer tijdrovend is om een geschikte verzameling van buiggereedschapsets samen te stellen wanneer het voorwerp 20 een groot aantal buigacties dient te ondergaan. Bij voorkeur bestaat een dergelijke verzameling van buiggereedschapsets uit een minimaal aantal sets. Dit heeft als voordeel dat, in gebruik, de buiggereedschapsets op een relatief korte afstand ten opzichte van elkaar in een pers 25 kunnen worden geplaatst. Hierdoor behoeft het voorwerp slechts over relatief korte afstand te worden verplaatst van een eerste buiggereedschapset die zojuist is gebruikt naar een vervolgens te gebruiken buiggereedschapset. Bovendien kunnen dan alle buiggereedschapsets in één pers 30 worden geplaatst, zodat slechts van één pers gebruik behoeft te worden gemaakt. De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen voor het op snelle en efficiënte wijze verkrijgen van een eerste verzameling buiggereedschapsets die een minimaal aantal buiggereedschapsets omvat 35 voor het uitvoeren van de benodigde buigacties. De 101Ü359 3 werkwijze volgens de uitvinding heeft dienovereenkomstig als kenmerk dat de werkwijze de volgende stappen omvat: a. voor elke met behulp van de pers uit te voeren buigactie bij het voorwerp wordt op, op zich bekende wijze, een 5 buiggereedschapset geselecteerd die geschikt is voor het uitvoeren van de betreffende buigactie ter verkrijging van een tweede verzameling buiggereedschapsets; b. volgens een vooraf bepaald algoritme wordt op basis van de tweede verzameling buiggereedschapsets de eerste 10 verzameling buiggereedschapsets bepaald waarbij aan elk buiggereedschapset van de tweede verzameling een buiggereedschapset met een bepaalde lengte wordt toegevoegd, waarmee de bij de buiggereedschapset uit de tweede verzameling behorende buigactie kan worden 15 uitgevoerd, waarbij de toegevoegde buiggereedschapsets de eerste verzameling vormen die een deelverzameling is van de tweede verzameling.

Volgens de uitvinding wordt derhalve ten eerste voor elke uit te voeren buigactie, op op zich bekende wijze een 20 hiervoor geschikte buiggereedschapset bepaald. Deze vormen tezamen de tweede verzameling buiggereedschapsets. Aan de hand van een vooraf bepaald algoritme wordt volgens de uitvinding ten tweede een eerste verzameling buiggereedschapsets bepaald die een deelverzameling is van de tweede 25 verzameling buiggereedschapsets en wel dusdanig dat aan elk element van de tweede verzameling buiggereedschapsets een buiggereedschapset van de eerste verzameling is toegevoegd. Het op, op zich bekende wijze selecteren van een buig-gereedschapsset voor het uitvoeren van een buigactie met 30 behulp van een computer is bekend uit US 5.822.207, US 5.307.282, US 5.587.914 en EP 0 419 013. Volgens deze bekende techniek wordt allereerst automatisch een volgorde van buigactie bepaald en wordt tevens voor iedere buigactie een buiggereedschapsset geselecteerd uit een verzameling 35 beschikbare buiggereedschapssets. Uit EP 0 807 497 is 1010359 4 slechts het met behulp van een computer bepalen van de buigvolgorde bekend.

Bij voorkeur geldt dat voor elk paar buiggereed-schapsets uit de tweede verzameling waarvoor geldt dat de 5 bij het paar buiggereedsschapsets behorende buigacties met beide buiggereedschapsets van het paar kunnen worden uitgevoerd tevens geldt dat aan tenminste een van de buiggereedschapsets van het paar in stap b. een buiggereedschapset wordt toegevoegd die eveneens aan een 10 andere buiggereedschapset uit de tweede verzameling wordt toegevoegd.

Hiermee wordt bereikt dat de eerste verzameling een minimaal aantal elementen omvat. Indien immers de buiggereedschapsets van het genoemde paar uitwisselbaar 15 zijn, geldt dat tenminste één van deze buiggereedschapsets eveneens wordt toegevoegd aan andere buiggereedschapsets uit de tweede verzameling. Met andere woorden, bij uitwisselbaarheid wordt één van deze buiggereedschapsets gebruikt voor het uitvoeren van tenminste twee buigacties. 20 In het bijzonder zal gelden voor de buigactieset van de eerste verzameling dat deze niet met elkaar uitwisselbaar zijn.

De eerste verzameling buiggereedschapsets waarvan de eigenschappen hiervoor zijn omschreven, kan via diverse 25 algoritmes worden afgeleid uit de tweede verzamelingset buiggereedschapsets. Bij voorkeur wordt er voor het verkrijgen van de eerste verzameling buiggereedschapsets uit de tweede verzameling buiggereedschapsets de volgende stappen uitgevoerd: 30 - 1. uit de tweede verzameling buiggereedsschapsets worden identieke buiggereedschapsets op een na verwijderd ter verkrijging van een unieke verzameling buiggereedschapsets ; - 2. voor elke buigactie wordt gecontroleerd of deze kan 35 worden uitgevoerd met een alternatieve buiggereedschapset uit de unieke verzameling die een lengte heeft die groter i S, j ' ' i \ .j : .. w 5 is dan de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset of die de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset omvat; en - 3. indien de in stap 2. uitgevoerde controle positief 5 is wordt de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset uit de unieke verzameling vervangen door een van de gevonden alternatieve buiggereedschapsets ter verkrijging van de eerste verzameling.

Volgens een nadere uitwerking geldt dat als in 10 stap 2. meer dan een alternatieve buiggereedschapset wordt gevonden die langer is dan de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset uit de unieke verzameling dan wordt in stap 3. de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset uit de unieke verzameling 15 vervangen door de buiggereedschapset met de grootste lengte.

Op deze wijze wordt de omvang van het aantal elementen van de eerste verzameling geminimaliseerd.

Volgens een verdere nadere uitwerking van een 20 werkwijze geldt dat - 4 . na het uitvoeren van stap 3. een nieuwe positie van het te bewerken voorwerp ten opzichte van de alternatieve buiggereedschapset in de pers op, op zich bekende wijze wordt bepaald.

25 Volgens een zeer geavanceerde uitvoering van de werkwijze geldt dat na het uitvoeren van stap 4. de onderlinge posities van de buiggereedschapsets uit de eerste verzameling in de pers op, op zich bekende wijze, dusdanig wordt bepaald dat het voorwerp over een zo kort 30 mogelijk afstand moet worden verplaatst tussen buiggereedschapsets voor het achtereenvolgens uitvoeren van verschillende buigacties.

Op deze wijze kan het eindproduct zo efficiënt en snel mogelijk worden vervaardigd zonder dat een tussen-35 product over grote afstanden in de pers behoeft te worden 1010359 6 geplaatst voor het achtereenvolgens uitvoeren van de diverse buigacties.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: 5 Fig. 1 een mogelijke uitvoeringsvorm van een voorwerp dat met behulp van een pers een aantal buigacties dient te ondergaan; fig. 2 het eindproduct dat ontstaat wanneer het voorwerp van fig. 1 een aantal buigacties heeft ondergaan; 10 fig 3.1 - 3.8 achtereenvolgens acht buigacties die bij het voorwerp van fig. 1 worden uitgevoerd ter verkrijging van het eindproduct volgens fig. 2; en fig. 4 een flowdiagram waarin schematisch een mogelijke uitwerking van de werkwijze volgens de uitvinding 15 is weergegeven.

In fig. 1 is met verwijzingscijfer 1 een voorwerp getoond in de vorm van een plaatproduct dat bestaat uit een aantal buiglijnen 2.i (i = 1,2,3,...) en vlakken 4.j (j = 1,2,3,...). De vlakken 4.j zijn onderling verbonden 20 door de buiglijnen 2.i.

Om het eindproduct zoals getoond in fig. 2 te maken uit het plaatproduct 1, zoals getoond in fig. 1, moet worden bepaald welke buiglijnen in welke volgorde gebogen moeten worden. Deze volgorde wordt ook wel de buigvolgorde 25 genoemd. De buigvolgorde is op zijn beurt onderverdeeld in buigacties. Een buigactie bestaat in principe uit tenminste één buiglijn die in een slag van een afkantpers kan worden gebogen.

Het product wordt uiteindelijk gebogen op een 30 afkantpers met een aantal buiggereedschapsets. Een buiggereedschapset bestaat bijvoorbeeld uit een stempel en een matrijs die samenwerken voor het buigen van het plaatproduct 1 langs een buiglijn. De buiggereedschapsets die benodigd zijn voor het met behulp van de pers 35 vervaardigen van het eindproduct uit het plaatproduct wordt hier aangeduid als een verzameling buiggereedschapsets. De 1C··:.;..-; 7 verzameling buiggereedschapsets wordt ook wel gereedschap-configuratie genoemd.

Fig. 3a toont de eerste buigactie die bij het plaatproduct 1 wordt uitgevoerd. De buigactie bestaat in 5 dit voorbeeld uit een buiglijn 2.1 die met behulp van een buiggereedschapset 6.1 bij het product 1 wordt uitgevoerd. Tevens toont 3.1 nog positioneringsvingers 8 van een pers. Indien de eerste buigactie met behulp van de buiggereedschapset 6.1 wordt uitgevoerd, verkrijgt het product een 10 vorm zoals getoond in fig. 3.2. Tevens toont fig. 3.2 de tweede buigactie die na de eerste buigactie wordt uitgevoerd. De tweede buigactie omvat in dit voorbeeld eveneens een buiglijn 2.2. Opgemerkt wordt dat de tweede buigactie in dit voorbeeld wederom met de buiggereedschap-15 set 6.1 wordt uitgevoerd. Na het uitvoeren van de tweede buigactie heeft het voorwerp de vorm zoals getoond in fig. 3.3. In de hiernavolgende fig. 3.3 - 3.8 wordt geheel analoog zoals in relatie met de fig. 3.1 en 3.2 omschreven, respectievelijk de derde tot en met de achtste buigactie 20 met de bijbehorende buiglijnen 2.3 - 2.8 getoond. Hierbij wordt opgemerkt dat voor het uitvoeren van de buigacties bij de fig. 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.6, 3.7 en 3.8 telkens gebruik wordt gemaakt van de buiggereedschapset 6.1. Alleen voor het uitvoeren van de vijfde buigactie zoals getoond in 25 fig. 3.5 wordt gebruik gemaakt van een ander buiggereedschapset 6.2. In fig. 3.6 omvat de zesde buigactie twee buiglijnen 2.6 en 2.7, omdat immers twee vlakken ten opzichte van een ander vlak worden omgebogen. Beide buiglijnen kunnen in een buigactie met behulp van de buig-30 gereedschapset 6.1 worden gevormd.

Voor het bepalen van de buigvolgorde zijn diverse methodes bekend. Bij een van deze bekende methodes wordt uitgegaan van het eindproduct, zoals getoond in fig. 2. Uitgaande van het eindproduct zoals getoond in fig. 2, 35 wordt bepaald op welke wijze het product kan worden teruggebogen naar zijn oorspronkelijke vorm, zoals getoond 1010359 8 in fig. 1. Met andere woorden, er wordt een omgekeerde buigvolgorde van buigacties bepaald die het product van fig. 2 terugbuigen in de oorspronkelijke staat zoals getoond in fig. 1. Het blijkt dat het bepalen van een 5 dergelijke omgekeerde volgorde bijzonder eenvoudig en snel kan worden uitgevoerd. Is deze volgorde eenmaal bekend, dan kan deze worden geïnviteerd voor het bepalen van de eerdergenoemde buigvolgorde inhoudende de volgorde van buigacties die achtereenvolgens bij het voorwerp volgens 10 fig. 1 moeten worden uitgevoerd voor het verkrijgen van het eindproduct zoals getoond in fig. 2.

Indien de buigvolgorde bekend is, dient nog een eerste verzameling buiggereedschapsets te worden bepaald die benodigd is voor het met behulp van een pers en de 15 buiggereedschapsets uit deze verzameling achtereenvolgens uitvoeren van de genoemde buigacties. Hierbij wordt er naar gestreefd het aantal elementen van de verzameling van buiggereedschapsets te minimaliseren. In het voorbeeld van fig. 3 omvat de verzameling buiggereedschapsets slechts 20 twee elementen: de buiggereedschapsets 6.1 en 6.2, die voor acht buigacties worden gebruikt. Dit heeft als voordeel dat bij een minimaal aantal buiggereedschapsets de afstand tussen deze sets in de pers kan worden geminimaliseerd. Hoe meer sets immers bij een pers worden geïnstalleerd, des te 25 groter de gemiddelde afstand tussen de diverse sets zal bedragen.

Volgens de uitvinding omvat de werkwijze voor het bepalen van de eerste verzameling buiggereedschapsets die benodigd is voor het met behulp van een pers en de 30 buiggereedschapsets van de eerste verzameling achtereenvolgens uitvoeren van een veelvoud van buigacties langs buiglijnen bij een voorwerp voor het verkrijgen van het gewenste eindproduct de volgende stappen: a. voor elke met behulp van de pers uit te voeren buigactie 35 bij het voorwerp wordt op, op zich bekende wijze, een buiggereedschapset geselecteerd die geschikt is voor het 9 uitvoeren van de betreffende buigactie ter verkrijging van een tweede verzameling buiggereedschapsets; b. volgens een vooraf bepaald algoritme wordt op basis van de tweede verzameling buiggereedschapsets de eerste 5 verzameling buiggereedschapsets bepaald waarbij aan elk buiggereedschapset van de tweede verzameling een buiggereedschapset met een bepaalde lengte wordt toegevoegd, waarmee de bij de buiggereedschapset uit de tweede verzameling behorende buigactie kan worden 10 uitgevoerd, waarbij de toegevoegde buiggereedschapsets de eerste verzameling vormen die een deelverzameling is van de tweede verzameling.

Volgens de uitvinding wordt derhalve in stap a. voor iedere afzonderlijke stap in het buigproces, d.w.z. voor 15 iedere buigactie een gereedschapset bepaald. Dit gebeurt tijdens het op zich bekende wijze bepalen van de buigvolg-orde.

Tijdens de buigvolgordebepaling in stap a. wordt in dit voorbeeld met behulp van een computer op een op zich 20 bekende wijze een buigvoorstel gedaan. Dit betekent dat wordt voorgesteld een buigactie die tenminste een buiglijn omvat, aan de buigvolgorde toe te voegen. Bij de buiglijnen die behoren bij een buigactie wordt vervolgens een buiggereedschapset bepaald op de volgende manier: 25 1. De gebruiker kiest voor iedere buiglijn de te gebruiken buiggereedschapset. Deze omvat matrijzen en stempels.

Het toekennen kan ook op geheel automatische wijze met behulp van de computer worden uitgevoerd.

2. De toegekende buiggereedschapset krijgt in eerste 30 instantie de lengte van de genoemde ene buiglijn. De lengte van een buiggereedschapset wordt gedefinieerd als de minimale lengte van de groef en de richel van een buiggereedschapset die in gebruik de tenminste ene buiglijn vormen.

35 3. Indien bij een buigactie een veelvoud van buiglijnen behoren, wordt geprobeerd de hierbij toegekende 1010359 10 buiggereedschapsets samen te nemen. Bij voorkeur wordt derhalve met een buiggereedschapset meer buiglijnen behorende bij één buigactie gevormd.

Door middel van een op zich bekende collisietest die 5 met behulp van de computer wordt uitgevoerd, wordt het minimaal aantal stempels en matrijzen bepaald. Tevens wordt daarin voor iedere stempel van een buiggereedschapset afzonderlijk gekeken of verjonging noodzakelijk is en aan welke kant.

10 Vervolgens worden in stap b. aan de hand van een vooraf bepaald algoritme op basis van de tweede verzameling een eerste verzameling bepaald die een deelverzameling is van de eerste verzameling en dus minder elementen omvat, waarbij met behulp van de deelverzameling elk van de 15 buigacties kunnen worden uitgevoerd. In het bijzonder geldt dat voor elk paar buiggereedschapsets uit de tweede verzameling waarvoor geldt dat de bij het paar buig-gereedsschapsets behorende buigacties met beide buiggereedschapsets van het paar kunnen worden uitgevoerd 20 tevens geldt dat aan tenminste een van de buiggereedschapsets van het paar in stap b. een buiggereedschapset wordt toegevoegd die eveneens aan een andere buiggereedschapset uit de tweede verzameling wordt toegevoegd.

Hierbij geldt dus dat tenminste een van de twee 25 buiggereedschapsets van een paar buiggereedschapsets uit de tweede verzameling die onderling uitwisselbaar zijn, in ieder geval zal worden toegevoegd aan een andere buiggereedschapset uit de tweede verzameling die ook is toegevoegd aan een andere buiggereedschapset en dus een 30 dubbele functie heeft. Op deze wijze wordt de eerste verzameling geminimaliseerd. In het bijzonder zal gelden dat de buiggereedschapset van het paar die voor beide buigacties kan worden toegepast eveneens wordt toegevoegd aan de andere buiggereedschapset van het paar uit de tweede 35 verzameling, tenzij het voordeliger is om de buiggereed- Λ» ' 11 schapset toe te voegen aan een andere buiggereedschapset die niet tot het paar behoort.

Een nadere uitwerking van de algoritme van stap b. voor het afleiden van de eerste verzameling uit de tweede 5 verzameling, wordt aan de hand van het flow-diagram van fig. 4 besproken. In stap 1. van het flow-diagram van fig. 4 is het uitgangspunt de, zoals hiervoor omschreven, bepaalde tweede verzameling buiggereedschapsets met de bijbehorende buigacties en buiglijnen. In stap 2. worden 10 alle identieke buiggereedschapsets op één na uit de tweede verzameling verwijderd. Op deze wijze ontstaat in stap 3. een verzameling unieke buiggereedschapsets die geen identieke buiggereedschapsets omvat.

Vervolgens wordt in stap 4. voor een eerste 15 buigactie nagegaan of deze kan worden uitgevoerd met een alternatieve buiggereedschapset uit de unieke verzameling, die een lengte heeft die groter is dan de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset of die de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereed-20 schapset omvat. Indien een dergelijke alternatieve buiggereedschapset is gevonden, wordt in stap 5. getest of collisie optreedt wanneer deze alternatieve buiggereedschapset wordt gebruikt voor de betreffende buigactie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de alternatieve buiggereed-25 schapset een lengte heeft die te groot is om de betreffende buigactie bij het voorwerp uit te voeren. Hierbij kan worden gedacht aan een buiglijn die aan weerszijden is ingesloten door opstaande vlakken van het voorwerp met als gevolg dat de alternatieve buiggereedschapset hier niet 30 tussenpast. Indien geen collisie optreedt, wordt in stap 6. de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset uit de unieke verzameling vervangen door de gevonden alternatieve buiggereedschapsets. Vervolgens wordt in stap 7. op, op zich bekende wijze, de te gebruiken 35 positie van het te bewerken voorwerp ten opzichte van de nieuwe buiggereedschapset in de pers bepaald. Na het 101Ö359 12 uitvoeren van stap 7. wordt in stap 8. een tweede buigactie geselecteerd. Wanneer de tweede buigactie in stap 8. is geselecteerd, worden stap 3., 4., en eventueel 5. en 6. voor de tweede buigactie opnieuw doorlopen.

5 Wanneer na het uitvoeren van stap 4. voor de eerste buigactie in stap 5. wordt vastgesteld dat er wel een collisie optreedt met de alternatieve buiggereedschapset, wordt direct stap 8. uitgevoerd, d.w.z. er wordt een tweede buigactie geselecteerd op basis waarvan vervolgens stap 4., 10 5. en eventueel 6. en 7. zullen worden doorlopen. Nadat de stappen 4. en 5. en eventueel de stappen 6. en 7. voor tweede buigacties zijn doorlopen, wordt op geheel analoge wijze de stappen 4. en 5. en eventueel de stappen 6. en 7. voor de resterende buigacties doorlopen.

15 Na het herhaald uitvoeren van deze stappen voor elke buigactie, is uiteindelijk in stap 9. de eerste verzameling buigbuiggereedschapsets verkregen. In stap 9. wordt vervolgens een dusdanige positie van elk van de buiggereedschapset s in de pers bepaald dat deze, in gebruik, zo 20 dicht mogelijk zonder collisie bij elkaar in het midden van de pers zijn geplaatst. Bij voorkeur geldt tevens dat na het uitvoeren van stap 4. de onderlinge posities van de buiggereedschapsets uit de eerste verzameling in de pers op, op zich bekende wijze, dusdanig wordt bepaald dat het 25 voorwerp over een zo kort mogelijk afstand moet worden verplaatst tussen buiggereedschapsets voor het achtereenvolgens uitvoeren van verschillende buigacties. Na het uitvoeren van stap 9. is in stap 10. een optimale buiggereedschapconfiguratie verkregen.

30 Zoals gezegd wordt in stap 4. behalve naar alternatieve langere buiggereedschapsets eveneens gezocht naar een alternatieve buiggereedschapset in de tweede verzameling die de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset omvat. Het kan dus gebeuren dat er twee 35 alternatieve buiggereedschapsets worden gevonden. Er dient dan een keuze te worden gemaakt, welke van de twee ή Λ π o 13 alternatieve buiggereedschapsets zal worden gebruikt voor het vervangen van de aan de betreffende buigactie in de eerste verzameling toegevoegde buiggereedschapset. Bij voorkeur wordt dan de alternatieve buiggereedschapset 5 gekozen die een lengte heeft die groter is dan de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset.

Het kan zelfs gebeuren dat in stap 4. meer dan één alternatieve buiggereedschapset wordt gevonden, die een lengte heeft die groter is dan de aan de betreffende 10 buigactie toegevoegde buiggereedschapset. In dat geval zal bij voorkeur de aan de betreffende buigactie toegevoerde buiggereedschapset uit de unieke verzameling worden vervangen door de alternatieve buiggereedschapset met de grootste lengte. Indien niet de buiggereedschapset met de 15 grootste lengte zou zijn geselecteerd, heeft dit als nadeel dat wanneer vervolgens in de stappen 4. en 5. de buigactie zou worden geanalyseerd die behoort bij deze alternatieve buiggereedschapset (die niet de grootste lengte heeft) geen rekening mee zou moeten worden gehouden dat deze alter-20 natieve buiggereedschapset ook bestemd is om te worden gebruikt bij een andere buigactie met een kortere buiglijn. In dat geval zou immers in stap 5. een dubbele collisietest moeten worden uitgevoerd. De eerste collisietest betreft dan de toepassing van een gevonden alternatieve buiggereed-25 schapset bij de buigactie die volgens de eerste verzameling bij de alternatieve buiggereedschapset behoort die niet de genoemde grootste lengte heeft en de tweede collisietest betreft dan de toepassing van de nieuwe alternatieve buiggereedschapset bij de buigactie, waarvan de buig-30 gereedschapset door de alternatieve buiggereedschapset die niet de genoemde lengte heeft, is vervangen.

De in fig. 4 uitgewerke flow-diagram kan geheel met de computer worden uitgevoerd. Het is echter eveneens mogelijk dat bijvoorbeeld alleen de stappen 4. en 5. met 35 behulp van de computer wordt uitgevoerd, terwijl de overige stappen 'met de hand' worden uitgevoerd. Dergelijke 14 varianten worden elk geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

1010359

Claims (5)

4

1. Werkwijze voor het met behulp van een computer bepalen van een eerste verzameling buiggereedschapsets die benodigd is voor het met behulp van een pers en de buiggereedschapsets van de eerste verzameling achtereenvolgens 5 uitvoeren van een veelvoud van buigacties langs buiglijnen bij een voorwerp voor het verkrijgen van een gewenst eindproduct, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: a. voor elke met behulp van de pers uit te voeren buigactie 10 bij het voorwerp wordt op, op zich bekende wijze, een buiggereedschapset geselecteerd die geschikt is voor het uitvoeren van de betreffende buigactie ter verkrijging van een tweede verzameling buiggereedschapsets; b. volgens een vooraf bepaald algoritme wordt op basis van 15 de tweede verzameling buiggereedschapsets de eerste verzameling buiggereedschapsets bepaald waarbij aan elk buiggereedschapset van de tweede verzameling een buiggereedschapset met een bepaalde lengte wordt toegevoegd waarmee de bij de buiggereedschapset uit de 20 tweede verzameling behorende buigactie kan worden uitgevoerd waarbij de toegevoegde buiggereedschapsets de eerste verzameling vormen die een deelverzameling is van de tweede verzameling.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 25 voor elk paar buiggereedschapsets uit de tweede verzameling waarvoor geldt dat de bij het paar buiggereedsschapsets behorende buigacties met beide buiggereedschapsets van het paar kunnen worden uitgevoerd tevens geldt dat aan tenminste een van de buiggereedschapsets van het paar in 30 stap b. een buiggereedschapset wordt toegevoegd die eveneens aan een andere buiggereedschapset uit de tweede verzameling wordt toegevoegd. - I ' ‘ , j i ·, . .' ’ >

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat aan beide buiggereedschapsets van het paar eenzelfde buiggereedschapset wordt toegevoegd.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat voor het verkrijgen van de eerste verzameling buigbuiggereedschapsets uit de tweede verzameling buiggereedsschapsets de volgende stappen worden uitgevoerd: -1. uit de tweede verzameling buiggereedsschapsets 10 worden indentieke buiggereedschapsets op een na verwijderd ter verkrijging van een unieke verzameling buiggereedschapsets ; -2. voor elke buigactie wordt gecontroleerd of deze kan worden uitgevoerd met een alternatieve buiggereedschapset 15 uit de unieke verzameling die een lengte heeft die groter is dan de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset uit de tweede verzameling of die de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset omvat; en 20 -3. indien de in stap 2. uitgevoerde controle positief is wordt de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset uit de unieke verzameling vervangen door een van de gevonden alternatieve buiggereedschapsets ter verkrijging van de eerste verzameling.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat als in stap 2. meer dan een alternatieve buiggereedschapset wordt gevonden die langer is dan de aan de betreffende buigactie toegevoegde buiggereedschapset uit de unieke verzameling dan wordt in stap 3. de aan de betreffende 30 buigactie toegevoegde buiggereedschapset uit de unieke verzameling vervangen door de alternatieve buiggereedschapset met de grootste lengte.

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat: 35 -4. na het uitvoeren van stap 3. een nieuwe positie van het te bewerken voorwerp ten opzichte van de alternatieve 1010359 buiggereedschapset in de pers op, op zich bekende wijze wordt bepaald.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat na het uitvoeren van stap 4. de onderlinge posities van de 5 buiggereedschapsets uit de eerste verzameling in de pers op, op zich bekende wijze, dusdanig worden bepaald dat de buiggereedschapsets uit de eerste verzameling, in gebruik, in de pers zo dicht mogelijk bij elkaar staan.

8. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 10 na het uitvoeren van stap 4. de onderlinge posities van de buiggereedschapsets uit de eerste verzameling in de pers op, op zich bekende wijze, dusdanig wordt bepaald dat het voorwerp over een zo kort mogelijk afstand moet worden verplaatst tussen buiggereedschapsets voor het achter-15 eenvolgens uitvoeren van verschillende buigacties. » t \ t : · x j ^»3

5 Kf « v-.· W