NL1010015C2 - Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken. - Google Patents

Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken. Download PDF

Info

Publication number
NL1010015C2
NL1010015C2 NL1010015A NL1010015A NL1010015C2 NL 1010015 C2 NL1010015 C2 NL 1010015C2 NL 1010015 A NL1010015 A NL 1010015A NL 1010015 A NL1010015 A NL 1010015A NL 1010015 C2 NL1010015 C2 NL 1010015C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
container
pressure
dispensing
pressure chamber
assembly according
Prior art date
Application number
NL1010015A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1010015A1 (nl
Inventor
Sjoerd Timmermans
Sietze Van Der Meer
Original Assignee
Heineken Tech Services
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=27532445&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL1010015(C2) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Priority claimed from NL1006950A external-priority patent/NL1006950C2/nl
Priority claimed from NL1006949A external-priority patent/NL1006949C2/nl
Application filed by Heineken Tech Services filed Critical Heineken Tech Services
Priority to NL1010015A priority Critical patent/NL1010015C2/nl
Publication of NL1010015A1 publication Critical patent/NL1010015A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1010015C2 publication Critical patent/NL1010015C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/04Apparatus utilising compressed air or other gas acting directly or indirectly on beverages in storage containers
    • B67D1/0462Squeezing collapsible or flexible beverage containers, e.g. bag-in-box containers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/08Details
    • B67D1/0878Safety, warning or controlling devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D1/00Apparatus or devices for dispensing beverages on draught
    • B67D1/0042Details of specific parts of the dispensers
    • B67D1/0081Dispensing valves
    • B67D2001/0087Dispensing valves being mounted on the dispenser housing
    • B67D2001/0089Dispensing valves being mounted on the dispenser housing operated by lever means

Landscapes

  • Devices For Dispensing Beverages (AREA)

Description

Titel: Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken.
De uitvinding heeft betrekking op een samenstel volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijk samenstel is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0 377 195.
Dit bekende samenstel omvat een drukvat en een 5 daarin opneembare container, die door het onder druk in het drukvat toevoeren van een drukmedium zoals lucht of water kan worden samengedrukt. De container is via een afsluitende schroefdraadverbinding verbonden met een in een dekseldeel van het drukvat opgenomen afgifteleiding. Het 10 drukvat bestaat uit een bakvormig onderste deel en genoemd daarvan losneembaar dekseldeel. Bij gebruik van dit samenstel wordt de container in het losgenomen dekseldeel geschroefd en vervolgens in het onderste deel geschoven, waarna het dekseldeel op het onderste deel wordt vastgezet. 15 Rond de gehele container is daardoor een gesloten drukkamer ontstaan. In de afgifteleiding is een kraan opgenomen waarmee de afgifteleiding kan worden geopend en gesloten. Bij geopende kraan kan door samendrukken van de container de drank uit de container door het afgiftekanaal naar de 20 omgeving worden weggedrukt. Dit bekende samenstel maakt het op eenvoudige wijze mogelijk drank uit een samendrukbare container af te voeren.
Een nadeel van dit bekende samenstel is dat in het drukvat druk kan worden opgebouwd terwijl in het drukvat 25 geen container is geplaatst. Dit is energetisch en veiligheidstechnisch ongewenst. Bovendien dient de container voorafgaand aan plaatsing in het drukvat eerst in het losse dekseldeel te worden geschroefd, waarbij bovendien de container eerst dient te worden geopend. Pas 30 dan kan de container in het drukvat worden gestoken en kan de drukkamer worden afgesloten. Dit betekent dat tijdens plaatsing van de container in het drukvat reeds drank naar de omgeving zou kunnen wegstromen. Bovendien dient het dekseldeel volledig van het onderste deel te worden
·? γμ on 1 R
2 gescheiden. Dit betekent dat bijzondere constructieve maatregelen dienen te worden genomen teneinde de voor het samendrukken van de container benodigde druk te kunnen weerstaan. Een verder nadeel van dit bekende samenstel is 5 dat de container in het drukvat slechts nabij de hals wordt vastgehouden, waardoor een relatief instabiele positionering van de fles wordt verkregen.
De uitvinding beoogt een samenstel van de in de aanhef van de hoofdconclusie genoemde soort, waarbij de 10 genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een samenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens het kenmerkende deel van conclusie 1.
Doordat de drukruimte tijdens gebruik althans 15 gedeeltelijk wordt bepaald en naar de omgeving wordt afgesloten door een tezamen met de container te plaatsen sluitdeel wordt het voordeel verkregen dat slechts dan druk in het drukvat kan worden opgebouwd wanneer de container op de juiste wijze is geplaatst. Immers, anders kan in de 20 afgifte-inrichting gevoerd drukmedium daaruit direct weer wegstromen. Dit betekent dat de afwezigheid van een container bij onbedoeld inschakelen van de inrichting snel zal worden geconstateerd, terwijl bovendien het gevaar wordt weggenomen dat een onder druk gebrachte inrichting 25 zonder container zal worden geopend, hetgeen gevaar zou kunnen opleveren voor een gebruiker. En juist bij afwezigheid van een container zal een gebruiker geneigd zijn om minder zorgvuldig met het samenstel om te gaan. Hierdoor is een samenstel volgens de uitvinding 30 aanmerkelijk veiliger dan het reeds bekende samenstel.
Doordat het sluitdeel op afstand van de afgifte-opening van de container is aangebracht wordt de sluitdruk over een relatief groot oppervlak aangebracht, waardoor een goede afdichting kan worden verkregen terwijl de afdichting 35 relatief grote toleranties kan opvangen. Aangezien de afgifte-opening zich buiten het drukvat bevindt, wordt 1010015 3 eenvoudig verhinderd dat het drukmedium in de drukkamer in contact kan komen met de af te geven drank. Daardoor wordt de kwaliteit van de drank gedurende de gehele gebruiksduur behouden. Een verder voordeel van een samenstel volgens de 5 uitvinding is dat de container eerst in het onderste deel kan worden geplaatst, waarna het dekseldeel over de container heen kan worden gesloten terwijl de container, althans de afgifte-opening indien gewenst pas na plaatsing in de inrichting geopend hoeft te worden. De afgifte-10 opening van de container is immers na plaatsing van de container in het drukvat en vorming van de drukkamer nog bereikbaar. Dit betekent dat de container tijdens plaatsen daarvan in het drukvat gesloten kan blijven indien dit is gewenst. Onbedoeld wegstromen van de drank wordt hierdoor 15 eenvoudig verhinderd.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 2.
Het zich op afstand van de vul- en/of afgifte-20 opening rond de container uitstrekkende, kraagvormige sluitdeel biedt het voordeel dat positionering van de container in het drukvat nog verder wordt vereenvoudigd. Immers, het zich tijdens gebruik binnen de drukkamer uitstrekkende deel van de container kan eenvoudig een 25 inbrengopening passeren, terwijl het kraagvormig deel in ten minste één richting tegen daarmee samenwerkende sluitmiddelen kan aanlopen, terwijl de container een in hoofdzaak cilindrische buitenwand kan hebben, hetgeen productietechnisch en esthetisch voordelig is. Hiermee kan 30 op eenvoudige wijze een goede afdichting worden verkregen in samenwerking met ten minste een gedeelte van de genoemde langsrand. Bovendien wordt daardoor direct een juiste positionering van de container in het drukvat verkregen.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een 35 samenstel volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.
tf\ 4 ΛΛ 4 » U IUU I Ό 4
In deze uitvoeringsvorm kan een nagenoeg onvervormbare container worden toegepast, waarbinnen een opslagcompartiment voor de drank is opgenomen. Een vervormbaar deel scheidt het opslagcompartiment van de 5 drukkamer. Een dergelijke container biedt met name buiten de tapinrichting het voordeel dat het opslagcompartiment goed is beschermd terwijl dit tijdens gebruik toch eenvoudig met behulp van het drukmedium kan worden leeggedrukt. Een dergelijke container is bijzonder geschikt 10 als meermalen te gebruiken drankcontainer.
In een nadere voorkeursuitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 11.
In deze uitvoeringsvorm is de container 15 samendrukbaar met behulp van het onder druk in de drukkamer gevoerde drukmedium. Het opzetdeel, dat onder invloed van de druk van het drukmedium althans voldoende onvervormbaar is, zorgt daarbij voor een blijvende afsluiting van de drukkamer. Dit betekent dat de container eenvoudig kan 20 worden samengedrukt, bij voorkeur volledig. Een dergelijke container is bij uitstek geschikt als wegwerpcontainer. In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm kan de container daarbij volledig in het opzetdeel worden samengeperst. De container is daarbij bij voorkeur dunwandig, zelfdragend 25 vervaardigd uit kunststof, in het bijzonder een polymeer, bij voorkeur een thermoplastische polymeer. In het bijzonder PET of, in een voorkeursuitvoeringsvorm PEN zijn kunststoffen die geschikt zijn voor gebruik voor een drankcontainer volgens de uitvinding, met name daar deze 30 kunststoffen goed verwerkbaar zijn, bijvoorbeeld door spuitgieten en blazen. In verschillende toepassingen, met name wanneer lage zuurstof- en C02-doorlaatbaarheid gewenst is, is een PET/PEN laminaat of mengsel (blend) bijzonder geschikt. Een dergelijke kunststof container laat zich 35 relatief eenvoudig vervormen en biedt voldoende bescherming voor de drank voorafgaand aan en tijdens gebruik. Met name 1010015 5 een relatief grote container vervaardigd uit PEN levert daarbij een goede barrière tegen zuurstofdoorlaat, hetgeen met name bij gebruik van een container voor opslag van bier van bijzonder belang is.
5 In nadere uitwerking wordt een samenstel volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 14.
Het relatief vast met de container verbonden buisvormig afgiftemiddel biedt het voordeel dat tijdens 10 gebruik de uit de container af te geven drank niet in contact komt met vaste delen van de tapinrichting. Het buisvormig afgiftemiddel wordt met de container aangeleverd en ook weer afgevoerd. Hierdoor wordt hygiënisch gebruik van een dergelijk samenstel bijzonder eenvoudig. Bovendien 15 wordt daarmee de mogelijkheid van contact tussen de gebruiker en de af te geven drank in de container aanmerkelijk verminderd. Tijdens gebruik blijft de tapinrichting schoon, waardoor geen ingewikkelde, kostbare en milieuvervuilende reinigingshandelingen nodig zijn 20 voorafgaand aan hernieuwd gebruik van de tapinrichting.
In nadere uitwerking wordt een samenstel volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 15.
Het althans gedeeltelijk flexibele, slangvormige 25 afgiftemiddel biedt het voordeel dat dit ter afsluiting van het afgiftekanaal eenvoudig kan worden dichtgedrukt.
Daartoe kan bijvoorbeeld een drukmiddel in de tapinrichting zijn voorzien dat tezamen met het afgiftemiddel een slangkraan vormt.
30 In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt daarbij een samenstel volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 17.
Een dergelijk aangrijpmiddel biedt het voordeel dat het vrije einde van het afgiftemiddel op eenvoudige wijze 35 kan worden aangegrepen en tot buiten de afgifte-inrichting kan worden gebracht, bijvoorbeeld voor plaatsing in een •f η λ nn 4 £
i y/ » w w I V
6 slangkraan. Bovendien kan dit aangrijpmiddel tijdens gebruik van de tapinrichting vanaf de buitenzijde daarvan zichtbaar zijn en bijvoorbeeld worden gebruikt voor aanduiding van de inhoud van de container. Hiermee is voor 5 de gebruiker direct duidelijk wat de inhoud van de container is. Wanneer het afgiftemiddel vast met de container is verbonden, wordt zekerheid verkregen dat de aanduiding op het aangrijpmiddel overeenkomt met de inhoud van de container. Bovendien kan het aangrijpmiddel op deze 10 wijze een reclamefunctie vervullen, bijvoorbeeld merkaanduiding, branding, datering, logo en dergelijke.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 18.
15 De doorboorbare zegelmiddelen bieden het voordeel dat de container gesloten blijft voorafgaand aan en tijdens plaatsing in de tapinrichting, waardoor de inhoud van de container is gegarandeerd tegen manipulatie of kwaliteitsvermindering. Zo wordt door de zegelmiddelen 20 bijvoorbeeld verhinderd dat de inhoud van de container in contact kan komen met de omgeving, voorafgaand aan gebruik van de tapinrichting. Een verder voordeel van dergelijke middelen is dat een aseptische afvulling van de container daardoor eenvoudig mogelijk is, hetgeen pasteurisatie van 25 de drank in de container overbodig maakt. Met name bij containers met een relatief grote inhoud is dit bijzonder voordelig.
Op bijzonder voordelige wijze wordt doorboring van deze zegelmiddelen verkregen bij gebruik van een samenstel 30 volgens conclusie 21.
Bij een dergelijke uitvoeringsvorm wordt de container, wanneer in de drukkamer druk wordt opgebouwd, axiaal bewogen, in de richting van de sluitmiddelen, waarbij doorboringsmiddelen door de zegelmiddelen worden 35 gedwongen. Daarmee ontstaat een vrije verbinding tussen de binnenzijde van de container en de afgiftemiddelen. Alsdan
i u i υυ i O
i 7 wordt een automatische opening van de container verkregen bij inschakeling van de tapinrichting, althans de drukmiddelen daarvan, en niet eerder.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een 5 werkwijze voor het tappen van drank, in het bijzonder een koolzuurhoudende drank zoals bier of koolzuurhoudende frisdrank, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 23 .
Met een dergelijke werkwijze kan bijzonder veilig en 10 eenvoudig drank uit een container worden afgegeven, welke container los van de bij de werkwijze te gebruiken inrichting kan worden aangeschaft, opgeborgen en weggeworpen of worden hergebruikt. Als gevolg van de configuratie van de bij de werkwijze te gebruiken delen 15 kunnen relatief grote toleranties worden opgevangen, terwijl voor gebruik en bediening relatief weinig kracht en energie nodig zijn. Verschillende soorten containers met verschillende inhoud kunnen daarbij in dezelfde tapinrichting op dezelfde of vergelijkbare wijze worden 20 geleegd. Bovendien kan bij een dergelijke werkwijze de container in gesloten toestand in het drukvat worden geplaatst en daarna worden geopend, hetgeen de hygiëne van een dergelijke werkwijze ten goede komt.
In een eerste voordelige uitvoeringsvorm wordt een 25 werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 26.
De samendrukbare container heeft het voordeel dat deze relatief goedkoop is in aanschaf en gebruik, relatief licht kan worden uitgevoerd en in lege toestand een 30 relatief klein volume heeft. Bovendien heeft een dergelijke container het voordeel dat deze in gevulde toestand zelfdragend is, waardoor transport en opslag daarvan zonder dure en ingewikkelde omverpakkingen mogelijk zijn.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt een 35 werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 27.
tOt 00 1 5 8
Een dergelijke relatief stijve container biedt het voordeel dat deze kan worden hergebruikt, terwijl deze toch in een tapinrichting volgens de uitvinding kan worden leeggedrukt. Hergebruik van een container kan 5 milieutechnische voordelen bieden. Bovendien heeft een dergelijke relatief stijve container het voordeel dat deze beter dan de eerder beschreven samendrukbare container bestand is tegen invloeden van buitenaf, bijvoorbeeld slagen stootbelastingen.
10 De uitvinding heeft voorts betrekking op een tapinrichting voor gebruik in een samenstel of een werkwijze volgens de uitvinding. De uitvinding heeft bovendien betrekking op het gebruik van een container volgens de uitvinding bij een samenstel of werkwijze 15 volgens de uitvinding. De uitvinding heeft voorts betrekking op een opzetdeel voor gebruik in een samenstel of een werkwijze of bij een container of een tapinrichting volgens de uitvinding.
De uitvinding heeft bovendien betrekking op een 20 alternatieve uitvoeringsvorm van een samenstel voor het opslaan en afgeven van dranken gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 35.
Een bekend samenstel voor opslag en afgifte omvat een vat, een zogenaamd fust, waarin een hoeveelheid drank onder 25 enige overdruk wordt opgeslagen. De inrichting omvat voorts een cilinder, gevuld met een drijfgas, in het bijzonder koolzuurgas (C02) - Het vat is voorzien van aansluitmiddelen waar doorheen enerzijds drijfgas in het vat kan worden gebracht en anderzijds de drank kan worden afgegeven, via 30 daartoe geëigende afgiftemiddelen, in het bijzonder een tapinrichting. De drank wordt door het onder druk in het vat gebrachte drijfgas uit het vat verdrongen.
Een dergelijk bekend tapsamenstel heeft als voordeel dat deze eenvoudig van opbouw en te bedienen is, terwijl de 35 afgiftedruk van het bier regelbaar is via de druk van het drijfgas. Dit bekende samenstel heeft echter als nadeel dat i 1010015 9 vermenging optreedt van het drijfgas met de drank in het vat. Dit betekent dat de toestand van de drank in het vat wordt beïnvloed en niet steeds constant blijft. De mate waarin de drank wordt beïnvloed is bovendien sterk 5 afhankelijk van bijvoorbeeld de druk en aard van het drijfgas, de tijd waarin het vat wordt geleegd en de nauwkeurigheid waarmee de druk van het drijfgas wordt ingesteld. De gebruiker is voorts in de keuze van het te gebruiken drijfgas beperkt, gezien het onvermijdelijk 10 contact daarvan met de drank.
De uitvinding beoogt een samenstel van de in de aanhef van de hoofdconclusie beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een samenstel volgens de uitvinding 15 gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 35.
De scheiding van de houder in een opslagcompartiment voor de drank en een drukkamer biedt het voordeel dat de drank en het drukmedium niet met elkaar in contact worden gebracht. De scheidingsmiddelen die de drukkamer van het 20 opslagcompartiment scheiden zijn daarbij zodanig ingericht dat vervorming daarvan mogelijk is onder invloed van de drank en het drukmedium. Dit houdt in dat bij openen van de afgiftemiddelen en opbouw van overdruk in de drukkamer de drank door het de scheidingsmiddelen uit het 25 opslagcompartiment wordt verdreven. De drank blijft daarbij van constante samenstelling en kwaliteit. Met name bij koolzuurhoudende dranken zoals bier is dit van bijzonder belang omdat de schuimwerking van de drank daardoor constant blijft, hetgeen smaaktechnisch maar ook visueel 30 van bijzonder belang is. Bovendien wordt verhinderd dat door incorrecte schuiming afgifte van de drank nadelig wordt beïnvloed of zelfs onmogelijk wordt gemaakt.
Doordat de scheidingsmiddelen zich verplaatsen en/of vervormen in de houder kan de houder waar nodig een rigide 35 buitenvorm hebben en gedurende de gehele gebruiksduur 1010015 10 dezelfde vorm behouden. Derhalve kan een dergelijke houder worden uitgevoerd als hervulbare houder.
Een verder voordeel van een samenstel volgens de uitvinding is dat een grote vrijheid wordt verkregen in de 5 keuze van de te gebruiken drukbron. Zo kan op voordelige wijze een drukbron worden toegepast waarbij een fluïdum zoals een gas of een vloeistof in de drukkamer kan worden gebracht. De drukbron kan bijvoorbeeld een perscilinder omvatten voor een drijfgas zoals koolzuurgas (C02) maar kan 10 ook worden uitgevoerd met een drukpomp, bijvoorbeeld voor toevoer van een vloeistof zoals water in de drukkamer.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 36.
15 De membraanmiddelen bieden het voordeel dat deze door vervorming voor volumeverandering van de compartimenten kunnen zorgen. Daarbij kunnen de membraanmiddelen volledig tegen de binnenwand van de houder worden vervormd, voor minimaal c.q. maximaal volume. De membraanmiddelen zijn bij 20 voorkeur enigszins velvormig waardoor zij weinig ruimte innemen.
In een voordelige uitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 38.
25 Tijdens afgifte van drank door opvoeren van de druk in en het volume van de drukkamer beweegt althans een gedeelte van het membraan in de richting van de afgiftemiddelen. Door althans gedurende een gedeelte van deze verplaatsing een elastische vervorming in het membraan 30 te veroorzaken wordt het voordeel bereikt dat het membraan ten minste bij nagenoeg leeg opslagcompartiment nagenoeg strak zal zijn gespannen, althans glad zal zijn. Daardoor wordt verhinderd dat tussen het membraan en bijvoorbeeld de wand van de houder drank kan worden ingesloten die als 35 gevolg van de overdruk in de drukkamer niet meer in de richting van de afgiftemiddelen kan worden gedwongen. Het 101υυ1o ii is daarbij bijzonder voordelig indien de afgiftemiddelen zodanig zijn gepositioneerd dat bij vervorming van het membraan een middengedeelte van het membraan tot nabij of bij voorkeur tegen, althans tegenover de afgiftemiddelen 5 wordt bewogen, waarbij vervormingen in het membraan tijdens gebruik naar de randen toe groter worden.
In een alternatieve voordelige uitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 39.
10 Scheidingsmiddelen voorzien van of uitgevoerd als zuigermiddelen kunnen eenvoudig en relatief stijf of enigszins vervormbaar kunnen worden uitgevoerd, waarbij de zuigermiddelen in de lengterichting van het container beweegbaar kunnen zijn opgesteld. Verplaatsing van 15 dergelijke zuigermiddelen kunnen op eerder beschreven wijze worden verkregen door invoer van een drukmedium in de drukkamer maar kunnen ook op mechanische of mechano-electrische wijze worden verkregen, bijvoorbeeld met behulp van duw- of trekmiddelen zoals een schroefspindel, 20 electromagnetische middelen of dergelijke. Zuigermiddelen kunnen eenvoudig robuust worden uitgevoerd, hetgeen een hoge levensduur van de betreffende inrichting kan bieden.
In een nadere voordelige uitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door de 25 maatregelen volgens conclusie 44.
De losneembare houder, welke navulbaar is uitgevoerd, biedt het voordeel dat de houder herbruikbaar is, hetgeen met name economisch en milieutechnisch voordelig is. Bovendien kunnen de houders daarbij onafhankelijk van het 30 verdere samenstel, in het bijzonder de drukbron worden vervoerd en opgeslagen, hetgeen met name energetisch en ruimtetechnisch voordelig is.
In een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door de 35 maatregelen volgens conclusie 45.
Ί010015 12
Gebruik van een vloeistof, in het bijzonder water als drukmedium biedt het voordeel dat het drukmedium minder samendrukbaar is en dat relatief lage druk kan worden gebruikt voor het uit het opslagcompartiment drukken van de 5 drank, waarbij als drukbron bijvoorbeeld een vloeistofpomp kan worden toegepast. Bovendien kan bij gebruik van water als drukmedium eenvoudig een waterleidingnet als drukbron worden gebruikt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een samenstel 10 volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 46.
Plaatsing van de houder in het bakvormig bodemdeel biedt bij een dergelijke uitvoeringsvorm het voordeel dat dit bodemdeel direct drukdicht is afgesloten, zodat de 15 drukbron op dit bodemdeel kan worden aangesloten en dat het drukmedium via de genoemde opening in de drukkamer kan worden gebracht. Aansluiting van een houder op de drukbron wordt daardoor bijzonder eenvoudig terwijl bovendien op geschikte wijze een drukdichte afsluiting wordt verkregen. 20 In een nadere uitwerking wordt een samenstel volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 47.
De annulaire ring op de houder zorgt op constructief eenvoudige wijze voor een positionering en een afdichting 25 van de houder ten opzichte van het bodemdeel. Daardoor wordt bovendien gezorgd voor een optimale afstemming van de betreffende houder en het bijbehorende bodemdeel op elkaar, zodat geen verkeerde samenstellen kunnen worden gevormd.
Een verder voordeel van een dergelijke uitvoeringsvorm kan 30 zijn dat de wand van de drukkamer relatief weinig stijf hoeft te worden uitgevoerd, waarbij een wanddeel van het bodemdeel daaraan tijdens gebruik de nodige stijfheid kan bieden voor het opvangen van de in de drukkamer opgebouwde druk. Daardoor kan een dergelijke houder relatief licht en 35 goedkoop worden vervaardigd. Voorts kan het bodemdeel voor koeling van de houder worden ingericht. Positionering van i u i uu i 5 i de annulaire rand nabij, in het bijzonder rond de aansluitopening voor de drukbron biedt het voordeel dat relatief lage krachten optreden terwijl bovendien houders met verschillende buitenafmetingen en inhoud kunnen worden 5 aangesloten.
In een alternatieve nadere uitwerking wordt een samenstel volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 48.
Positionering van de ten minste ene opening voor 10 aansluiting van de drukbron op de houder op afstand van de bodem daarvan, bij voorkeur relatief hoog in de annulaire wand, biedt het voordeel dat houders met verschillende hoogte steeds in hetzelfde samenstel kunnen worden opgenomen, zonder dat de hoogte van de afgifte-opening ten 15 opzichte van dat samenstel daarbij hoeft te variëren. Immers, de afstand tussen de afgifte-opening en de ten minste ene aansluitopening kan bij verschillende houders steeds gelijk worden gekozen, evenals de diameter daarvan, waarbij de hoogte kan worden gevarieerd.
20 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt een samenstel volgens de uitvinding verder gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 51.
Aangezien de dop vast met de rest van de houder is verbonden, zodanig dat deze niet zonder beschadiging kan 25 worden losgenomen, kan steeds worden vastgesteld of de dop van de rest van de houder gescheiden is geweest. Aangezien althans een gedeelte van de afgiftemiddelen, althans aansluitmiddelen daarvoor binnen de houder onder de dop zijn opgesloten en slechts door verbreking van de 30 zegelmiddelen kunnen worden benaderd, kan de inhoud van de houder niet worden bereikt zonder dat dit aan de buitenzijde van de houder, in het bijzonder de buitenzijde van de dop zichtbaar is. Bovendien worden de voorafgaand aan gebruik onder de dop opgesloten afgiftemiddelen goed 35 beschermd tegen beschadigingen en vervuilingen en kan de 1010015 14 inhoud van de houder niet worden vervuild of anderszins worden beinvloed.
In een nadere uitwerking wordt een samenstel volgens de uitvinding voorts gekenmerkt door de maatregelen volgens 5 conclusie 53.
Het althans gedeeltelijk flexibele buisdeel kan eenvoudig onder de dop, bijvoorbeeld boven het opslagcompartiment worden opgeborgen en bij aanvang van gebruik gedeeltelijk tot buiten de dop worden getrokken, 10 via de opening in de dop. Daartoe hoeft slechts het dekdeel van de opening te worden weggenomen. Eventueel kan het buisdeel met het dekdeel zijn verbonden, zodanig dat bij losnemen van het dekdeel een vrij einde van het buisdeel direct meegenomen wordt tot buiten de dop, voor aansluiting 15 op geschikte tapmiddelen. Het dekdeel kan daarbij zijn voorzien van een opdruk, bijvoorbeeld een logo of een indicatie van de inhoud van de houder. Bij koppeling van het buisdeel met de genoemde tapmiddelen wordt dan het voordeel bereikt dat steeds duidelijk is en blijft wat de 20 inhoud van de betreffende houder is. Bovendien vervult het weggebroken dekdeel daarbij een reclamefunctie. Overigens kan ook op andere wijze een aangrijpmiddel met vergelijkbare functie aan het buisdeel zijn bevestigd, hetwelk geheel onder de dop wordt opgesloten en vrij 25 wegneembaar is.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het afgeven van een drank, in het bijzonder bier, bij voorkeur met behulp van een samenstel volgens de uitvinding. Een dergelijke werkwijze wordt gekenmerkt door 30 de maatregelen volgens conclusie 57.
Een dergelijke werkwijze voorziet in de mogelijkheid op eenvoudige en economische wijze drank van constante kwaliteit af te geven vanuit een houder, waarbij verschillende drukmedia gebruikt kunnen worden.
4 Λ Λ ΛΛ 4 P
i u iÜü 1 O
15
De uitvinding heeft voorts betrekking op een houder, geschikt voor gebruik bij een samenstel of werkwijze volgens de uitvinding.
Nadere voordelige uitvoeringsvormen van een 5 samenstel, werkwijze, tapinrichting en houder volgens de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen in het navolgende worden verduidelijkt onder verwijzing naar de tekening. Daarin toont:
Fig. 1 schematisch een doorgesneden zij-aanzicht van 10 een samenstel volgens de uitvinding; fig. 2 een doorgesneden zij-aanzicht van het boveneinde van een container voor gebruik in een samenstel volgens conclusie 1; fig. 3 een doorgesneden zij-aanzicht van een 15 opzetstuk voor gebruik bij een samenstel volgens figuur 1; fig. 4 een doorgesneden zij-aanzicht van het boveneinde van een container in alternatieve uitvoeringsvorm, voor gebruik in een samenstel volgens de uitvinding; 20 fig. 5 schematisch een doorgesneden zij-aanzicht van een container voor gebruik in een samenstel volgens de uitvinding, in een verdere alternatieve uitvoeringsvorm; fig. 6 schematisch een doorgesneden zij-aanzicht van het bovenste deel van een alternatieve uitvoeringsvorm van 25 een drankcontainer tezamen met schematisch een relevant deel van een tapinrichting; fig. 7 schematisch een bovenste deel van een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van een drankcontainer volgens de uitvinding, in doorgesneden zij-aanzicht, tezamen met 30 het relevante deel van een tapinrichting; fig. 8 in doorgesneden zijaanzicht een houder, in met drank gevulde toestand, voorafgaand aan gebruik; fig. 9 schematisch een inrichting volgens de uitvinding, gereed voor aansluiting op een tapinrichting; 35 fig. 9A een afsluiter voor gebruik bij een houder volgens de uitvinding;
101Q01S
16 fig. 9B een alternatieve uitvoeringsvorm van afsluitermiddelen voor een houder volgens de uitvinding; fig. 9C een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens figuur 9, waarbij het membraan onder een 5 dekselrand is vastgezet; fig. 10 een doorgesneden zij-aanzicht van een houder volgens fig. 8, in geleegde toestand, met een alternatieve koppeling voor de houder aan de drukbron, aan de buitenzijde gelegen; 10 fig. 10A de inrichting volgens figuur 10 met binnengelegen koppeling tussen houder en drukbron; fig. 11 een bovenaanzicht van een houder volgens de uitvinding, met gedeeltelijk weggebroken dop; fig. 12 een alternatieve uitvoeringsvorm van een 15 inrichting volgens de uitvinding; fig. 13 een bovenaanzicht van een membraan voor een houder volgens de uitvinding, in een alternatieve uitvoeringsvorm; fig. 14 een doorgesneden zijaanzicht van een houder 20 volgens de uitvinding in een tweede alternatieve uitvoeringsvorm; fig. 15 een inrichting volgens de uitvinding in een verdere alternatieve uitvoeringsvorm; fig. 16 een doorgesneden zij-aanzicht van een houder 25 volgens de uitvinding in een derde alternatieve uitvoeringsvorm, met schematisch weergegeven een gedeelte van een tapinrichting voor opname van de houder; en fig. 16A-C schematisch een drietal uitvoeringsvoorbeelden van een dubbelwandige foliezak voor 30 gebruik in een samenstel volgens figuur 16.
Corresponderende delen in figuren 1 tot en met 7 hebben corresponderende verwijzingscijfers, terwijl corresponderende delen in figuren 8 tot en met 16C eveneens corresponderende verwijzingscijfers hebben.
35 Het in figuur 1 getoonde samenstel omvat een tapinrichting 1 en een daarin geplaatste drankcontainer 3.
1010015 X /
De drankcontainer 3 is in de getoonde uitvoeringsvorm flesvormig en zal nog nader worden toegelicht. De tapinrichting 1 omvat een bakvormig eerste deel 5 en een scharnierbaar daaraan bevestigd deksel 7 dat het eerste 5 deel aan de open zijde kan afsluiten. In figuur 1 is het deksel 7 in getrokken lijnen in de gesloten stand, in onderbroken lijnen in een geopende stand getoond. Het eerste deel 5 omvat een omtrekswand 9 die een drukkamer 11 te noemen opneemruimte voor de drankcontainer 3 bepaalt.
10 Langs de bovenrand van de drukkamer 11 strekken zich sluitmiddelen 13 uit die op nog nader te beschrijven wijze kunnen samenwerken met een sluitdeel 15 van de container 3 en de drukkamer 11 ten minste gas- en vloeistofdicht kunnen afsluiten. Tijdens gebruik wordt in de drukkamer 11 15 opgebouwde druk geheel opgenomen door de container 3, de wand van de drukkamer 11 en het sluitdeel 15 tezamen met de sluitmiddelen 13. Hierdoor wordt verhinderd dat het deksel 7 deze druk dient op te vangen. Openen en sluiten van het deksel 7 kan daardoor ongehinderd en zonder gevaar 20 plaatsvinden terwijl bovendien weinig sluitkracht voor het deksel 7 noodzakelijk is.
In de wand 9 van het eerste deel 5 is een pomp 17 opgenomen die via een eerste leiding 19 in verbinding staat met een bron voor een drukmedium, in de getoonde 25 uitvoeringsvorm de omgevingslucht. De pomp 17 staat voorts via een tweede leiding in verbinding met de drukkamer 11, teneinde het genoemde drukmedium onder druk in de drukkamer 11 te kunnen pompen. Via een drukleiding 23 is de tweede leiding 21 verbonden met een drukregelaar 25, waarmee de 30 druk in de drukkamer tijdens gebruik kan worden geregeld.
De drukregelaar 25 is via een tweede drukleiding 27 verbonden met een veiligheidsklep 29 die wordt bediend door het deksel 7. Bij openen van het deksel 7 wordt de veiligheidsklep 29 geopend waardoor verdere drukopbouw in 35 de drukkamer 11 wordt verhinderd en eventueel daarin opgebouwde druk wordt weggenomen, waardoor de veiligheid 4 n 4 ΛΛ 4
; U i vv t Q
_ι_ O
van de gebruiker verder wordt vergroot. Verder zijn in de omtrekswand 9 koelmiddelen 31 opgenomen die via de wand van de drukkamer 11 en daarin gevoerd drukmedium zorgen voor koeling van de drankcontainer 3. Bovendien zijn in de 5 omtrekswand 9 regelmiddelen 33 opgenomen, verbonden met ten minste de pomp 17, de drukregelaar 25, de koelmiddelen 31 en een door het deksel 7 bediende pompschakelaar 34 voor het bij het sluiten van het deksel 7 inschakelen, en bij openen van het deksel 7 uitschakelen van de pomp 17. De 10 omtrekswand 9 is ten minste thermisch geïsoleerd, waardoor de drankcontainer 3, althans de inhoud daarvan op energetisch voordelige wijze op een gewenste temperatuur kan worden gehouden.
Een tapinrichting 1 volgens de uitvinding is in meer 15 detail beschreven in de op dezelfde datum door Philips
Electronics N.V. ingediende Nederlandse octrooiaanvrage, getiteld "Drankafgifte-apparaat", welke hierin door referentie wordt geacht te zijn opgenomen. Verdere delen van de inrichting zullen bovendien worden beschreven in 20 samenhang met de drankcontainer 3 en het gebruik van een samenstel volgens de uitvinding.
Een drankcontainer 3 als getoond in de figuren 1 en 2 is flesvormig en is ingericht voor het opnemen van een drank, zoals bier. Overigens kunnen ook andere 25 koolzuurhoudende of koolzuurvrije dranken zoals limonade, frisdrank of wijn in een dergelijke drankcontainer 3 zijn opgenomen.
De drankcontainer 3 omvat een bij voorkeur cilindrisch wanddeel 35, aan een eerste einde gesloten door 30 een bodem 37. Aan de van de bodem 37 afgekeerde zijde sluit op het cilindrisch wanddeel 35 een schouderdeel 39 aan, hetwelk een cilindrisch halsdeel 41 omvat. Het halsdeel 41 omsluit een afgifte-opening 43, waar doorheen drank in de drankcontainer 3 kan worden gebracht en daaruit kan worden 35 verwijderd. De in figuur 2 getoonde houder 3 is bij voorkeur geblazen uit kunststof, bijvoorbeeld een polyster
(U i uu i O
19 zoals PET (polyetheen thereftalaat), PBT (polybuteen thereftalaat) of PEN (polyetheen naftalaat). Met name PEN heeft het voordeel dat deze kunststof bijzonder gasdicht is, hetgeen met name voor gebruik van de drankcontainer 3 5 voor de opslag van een koolzuurhoudende drank zoals bier van groot belang is. Bovendien wordt hierdoor contaminatie en bederf van de drank in de drankcontainer 3 verhinderd. Doordat de drankcontainer 3 flesvormig is geblazen heeft deze geen naden, waardoor scheuring bij een opgevoerde 10 binnendruk eenvoudig wordt verhinderd. Overigens kan een drankcontainer 3 volgens de uitvinding ook op andere wijze of uit een ander materiaal worden vervaardigd.
Op het halsdeel 41 is over de afgifte-opening 43 een vliesvormig zegelmembraan 45 aangebracht, op de langsrand 15 van het halsdeel 41 geklemd met behulp van een primaire dop 47. Het zegelmembraan 45 sluit de afgifte-opening 43 althans tijdelijk lucht- en vloeistofdicht af. Met name bij gebruik van een drankcontainer 3 voor het verpakken van bier of dergelijke voor bederf gevoelige drank is dit 20 voordelig aangezien hiermee aseptische verpakking van de drank mogelijk is. In het bijzonder wanneer een drankcontainer 3 een relatief grote inhoud heeft, bijvoorbeeld meer dan twee liter, is dit voordelig aangezien bij aseptisch vullen van de drankcontainer 3 25 pasteurizatie van de drank in de drankcontainer achterwege kan worden gelaten. Bij dergelijke grote volumina vergt pasteurisatie van de drank in de drankcontainer onaanvaardbaar veel tijd. Overigens wordt opgemerkt dat juist bij dergelijke relatief grote volumina het gebruik 30 van een volgens de uitvinding uit de genoemde kunststof vervaardigde drankcontainer bijzonder voordelig is, aangezien een dergelijke drankcontainer relatief licht is en een relatief klein oppervlak heeft ten opzichte van zijn volume, waardoor eventuele problemen met 35 gasdoorlaatbaarheid van het materiaal van de drankcontainer nog verder worden weggenomen. Deze voordelen nemen toe bij
ΛΛ4C
l U i uo j 3 20 toename van het volume van de drankcontainer. Met name is een dergelijke drankcontainer geschikt voor het verpakken van bier met een hoge gevoeligheid voor in het bijzonder aantasting in smaak of samenstelling door zuurstof. Lager 5 (bier) is over het algemeen veel meer gevoelig voor zuurstof dan ale (bier). Voor lager ligt deze gevoeligheid als bederfgrens bij ongeveer 1 a 2 ppm (= mg/1) in zes maanden tijd terwijl deze voor ale veel hoger ligt, bijvoorbeeld het drie- of meervoudige daarvan in dezelfde 10 tijd. Een goede zuurstofbarrière is derhalve voor lager veel belangrijker dan voor ale. Daarenboven is een dergelijke verpakking ook in het bijzonder geschikt voor dranken met een hoog C02-gehalte, bijvoorbeeld hoger dan 3 g/kg. Ook daarom is een verpakking volgens de uitvinding 15 in het bijzonder geschikt voor het verpakken van lager, dat een C02-gehalte heeft van bijvoorbeeld 4,8 - 5,4 g/kg, terwijl het C02-gehalte van ale bijvoorbeeld ongeveer 3 g/kg is. Het zal overigens duidelijk zijn dat een verpakking volgens de uitvinding ook uitstekend geschikt is 20 voor het verpakken van ale en andere dranken, ook wanneer de container minder samendrukbaar is.
Rond de buitenzijde van het halsdeel 41 strekken zich boven elkaar twee omtreksranden 49, 51 uit. De primaire dop 47 is met behulp van geschikte haakmiddelen 25 53, bijvoorbeeld een annulaire klikrand, achter de bovenste omtreksrand 49 vastgezet, zodanig dat een klemrand 55 op de bovenzijde van het zegelmembraan 45 aanligt langs de omtreksrand daarvan en deze aandrukt tegen de langsrand van het halsdeel 41. De primaire dop 47 omvat een hoofdvlak 57 30 dat de afgifte-opening 43 grotendeels overdekt. De haakmiddelen 53 strekken zich vanaf dit hoofdvlak in een eerste richting uit. Vanaf het hoofdvlak 57 strekt zich een eerste kokervormig deel 59 uit in de van de haakmiddelen 53 afgekeerde richting, in het verlengde van de klemrand 55.
35 Concentrisch binnen het eerste kokervormig deel 59 strekt zich vanaf het hoofdvlak 57 een tweede kokervormig deel 61 m1nn4b
• V ! 1 O
21 uit, hetwelk een doorgaande opening 63 door de primaire dop 47 omsluit. De hoogte van het tweede kokervormig deel 61 boven het hoofdvlak 57 is enigszins kleiner dan de hoogte van het eerste kokervormige deel 59 boven genoemd hoofdvlak 5 57.
Op de primaire dop 47 is een opzetstuk 65 aangebracht. Een dergelijk opzetstuk is afzonderlijk getoond in figuur 3.
Het opzetstuk 65 omvat een secundaire dop 67 en een 10 afgifte - inrichting 69. De secundaire dop 67, bij voorkeur vervaardigd uit kunststof of lichtmetaal, omvat een komvormig schaaldeel 71, voorzien van een centrale, eveneens schaalvormige uitstulping 73. Langs de van de centrale uitstulping 73 afgekeerde langsrand van het 15 schaaldeel 71 strekt zich buitenwaarts een rondlopende sluitrand 75 uit, welke althans gedeeltelijk het sluitdeel 15 vormt voor samenwerking met de sluitmiddelen 13 van de tapinrichting. Het schaaldeel 71 heeft aan de van de centrale uitstulping 73 afgekeerde zijde een in hoofdzaak 20 cilindrisch deel 77 dat met de binnenzijde passend kan aanliggen tegen de buitenzijde van het cilindrisch deel 35 van een onvervormde drankcontainer 3. Het schaaldeel 71 strekt zich daarbij uit langs een gedeelte van het schouderdeel 39, terwijl het halsdeel 41 van de 25 drankcontainer 3 is opgenomen in de centrale uitstulping 73. Vanaf het boveneinde van de centrale uitstulping 73 strekt zich een cilindrische wand 79 binnenwaarts uit, welke langs de vrije langsrand is voorzien van zich binnenwaarts uitstrekkende tweede haakmiddelen 81. Deze 30 tweede haakmiddelen kunnen aangrijpen onder de tweede omtreksrand 51 rond het halsdeel 41 van de drankcontainer. Centraal gelegen in het bovenvlak 83 van de uitstulping 73 is een doorlaatopening 85 aangebracht, omsloten door een zich binnenwaarts, concentrisch met de cilindrische wand 79 35 uitstrekkende afdichtbus 87. De afdichtbus 87 heeft een nabij het bovenvlak 83 van de centrale uitstulping 73 101 CD 1 5 22 gelegen wijd eerste deel 89 en een daarop via een afgeknot kegelvormig deel 91 aansluitend tweede relatief nauw deel 93. Het relatief wijde eerste deel 89 heeft een zodanige buitendiameter dat dit passend, bij voorkeur enigszins 5 klemmend in het tweede kokervormig deel 61 van de primaire dop 47 kan worden opgenomen. De hoogte van de afdichtbus 87 komt ongeveer overeen met de hoogte van het tweede kokervormige deel 61.
De afgifte - inrichting 69 omvat een buisvormig eerste 10 koppeldeel 95, een tweede buisvormig koppeldeel 97 en een de beide koppeldelen verbindend, ten minste enigszins flexibel en bij voorkeur slangvormig verbindingsdeel 99.
Het eerste koppeldeel 95 is knievormig, waarbij het verbindingsdeel 99 op een eerste been 101 is vastgezet. Het 15 tweede been 103 heeft een zodanige buitendiameter dat dit passend en afsluitend kan aanliggen tegen de binnenzijde van het tweede, relatief nauwe deel 93 van de afdichtbus 87. Daarbij is het tweede been 103 beweegbaar binnen de afdichtbus 87 in een richting evenwijdig aan de centrale as 20 van de cilindrische wand 79, althans aan de lengterichting van de drankcontainer 3. Het vrije einde van het tweede been 103 is enigszins schuin afgesneden, waardoor een enigszins scherpe punt 105 is verkregen. Bij een relatieve neerwaartse beweging van het eerste koppeldeel 95, dat wil 25 zeggen een beweging relatief ten opzichte van en in de richting van de drankcontainer 3 wordt de punt 105 door het zegelmembraan 45 bewogen, waardoor een vrije verbinding ontstaat tussen de binnenzijde van de drankcontainer 3 en het kanaal 107 dat zich uitstrekt door de afgifte-30 inrichting 69. De ten minste vloeistofdichte afdichting tussen het halsdeel 41 en de primaire dop 47, eventueel onder tussenkomst van het zegelmembraan 45 en de eveneens ten minste vloeistofdichte afdichting tussen het tweede kokervormige deel 61 van de primaire dop 47 en het wijde 35 eerste deel van de afdichtbus 87 enerzijds en het relatief nauwe deel 93 van de afdichtbus 87 en het tweede been 103 λ λ λ r\ r\ * r ί ü I OO i C* 23 van het eerste koppeldeel 95 anderzijds zorgen ervoor dat vloeistof vanuit de drankcontainer 3 slechts via het afgiftekanaal 107 kan worden afgegeven en derhalve niet in de drukkamer 11 kan stromen. Hierdoor wordt verspilling van 5 de drank verhinderd en bovendien vervuiling van de tapinrichting 1 voorkomen.
Het tweede koppeldeel 97 omvat een eveneens knievormig element, waarvan het eerste been 109 is gekoppeld met het van het eerste koppeldeel 95 afgekeerde 10 einde van het verbindingsdeel 99, terwijl het tweede been 111 een vrije afgifte-opening 113 omsluit. Aan het tweede koppeldeel 97 is een schildvormig aangrijpelement 115 meegevormd, althans bevestigd, welk aangrijpelement 115 manipulatie van het tweede koppeldeel 97 vereenvoudigt. Op 15 het aangrijpelement 115 kunnen markeringen worden aangebracht, bijvoorbeeld bedrukkingen zoals een merknaam, logo, aanduiding voor de inhoud van de drankcontainer, leverings- of expiratiedatum of dergelijke. Zoals nog nader zal worden toegelicht strekt het aangrijpelement 115 zich 20 tijdens gebruik steeds buiten de tapinrichting 1 uit zodat de genoemde bedrukking vanaf de buitenzijde zichtbaar is. Uiteraard kunnen ook op andere wijze herkenningsmiddelen op het aangrijpelement 115 worden aangebracht, bijvoorbeeld door een reliëf of door insnijdingen.
25 In de in figuur 2 getoonde toestand is over de secundaire dop 67 en de afgifte-inrichting 69 een buitendop 116 aangebracht welke aanligt op de bovenzijde van de sluitrand 75 en ten minste de afgifte-inrichting 69 beschermt tegen vervuiling van buitenaf.
30 Een drankcontainer 3 kan als volgt in het eerste deel 5 van de tapinrichting worden geplaatst.
De drankcontainer 3 wordt met de bodem 37 boven de open zijde van de drukkamer 11 gebracht en rechtstandig neerwaarts bewogen, zover tot de sluitrand 75 aanligt tegen 35 de bovenzijde van de sluitmiddelen 13. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de sluitmiddelen 13 uitgevoerd als in 4 a J AA j mm i O » CMj I 0 24 een horizontaal vlak tegen een veerdruk in buitenwaarts beweegbare sluitsegmenten 117, welke in de maximaal buitenwaarts bewogen stand een doorlaatopening bepalen die zodanig groot is dat de sluitrand 75 deze kan passeren. De 5 segmenten 117 hebben aan hun naar binnen gerichte einde een binnenwaarts aflopend bovenvlak 119 dat ervoor zorgt draagt dat bij een verticale druk, daarop uitgeoefend door de sluitrand 75, de segmenten 117 buitenwaarts worden verplaatst teneinde de sluitrand 75 te laten passeren.
10 Nadat de sluitrand voorbij de segmenten 117 is bewogen worden de segmenten 117 door de veerdruk in hun uitgangspositie teruggedrukt onder insluiting van de drankcontainer 3 in de drukkamer 11. Wanneer de drukkamer 11 drukloos is wordt een volle drankcontainer 3 aan de 15 buitenzijde daardoor met enige ruimte omgeven, waarbij de bodem 37 van de drankcontainer 3 op de bodem 121 van de drukkamer 11 staat. Tussen de bovenzijde van de sluitrand 75 en de onderzijde van de segmenten 117 bestaat dan enige ruimte. Tussen de omtrekswand 9 en de sluitrand 75 is een 20 afdichtprofiel 123 opgenomen dat enigszins V-vormig is. De open zijde van het afdichtprofiel 123 is daarbij naar de drukkamer 11 gericht, zodat bij drukopbouw in de drukkamer de afdichtende werking van het afdichtprofiel 123 wordt vergroot.
25 Nadat de drankcontainer 3 op de beschreven wijze in de drukkamer 11 is gebracht strekt het opzetstuk 65 zich in hoofdzaak buiten de drukkamer 11 uit, zodanig dat het aangrijpelement 115 vanaf de buitenzijde van althans de drukkamer 11 kan worden aangegrepen.
30 Vanaf de bovenzijde van de omtrekswand 9 strekt zich aan één zijde van de tapinrichting 1 ongeveer horizontaal een draagdeel 125 uit, voorzien van een pijpdeel 127 dat zich ongeveer verticaal uitstrekt vanaf de onderzijde daarvan. Door het draagdeel 125 en het pijpdeel 127 strekt 35 zich een doorgang uit waarin het tweede been 111 van het tweede koppeldeel 97 passend opneembaar is. De afgifte- 701 OU 1 5 2d opening 113 ligt daarbij nabij, bij voorkeur buiten het vrije einde van het pijpdeel 127. Het aangrijpelement 115 maakt positionering van het tweede been 111 in de genoemde doorgang bijzonder eenvoudig mogelijk. In deze toestand 5 strekt het verbindingsdeel 99 zich ongeveer horizontaal uit op het bovenvlak van het draagdeel 125, eventueel in een daarin gevormde groef.
Het deksel 7 is via een scharnier 129 verbonden met het eerste deel 5 van de tapinrichting 1, aan de van het 10 draagdeel 125 afgekeerde zijde van het boveneinde van de langswand 9. Aan de tijdens gebruik naar het pijpdeel 127 gekeerde zijde van het deksel is een bedieningshendel 131 in het deksel 7 opgenomen, welke bedieningshendel 131 beweegbaar is tussen een ongeveer verticale en een hellende 15 stand. Aan het in het deksel 7 opgenomen einde van de bedieningshendel 131 is een excenter bevestigd dat aanligt tegen het verbindingsdeel 99. Bij de bedieningshendel in de in figuur 1 getoonde verticale stand wordt het verbindingsdeel 99 door het excenter 133 dichtgedrukt, 20 waardoor het kanaal 107 is afgesloten. Door beweging van de bedieningshendel 131 naar de hellende stand wordt het verbindingsdeel 99 althans gedeeltelijk vrijgegeven door het excenter 133, waardoor het verbindingsdeel zijn oorspronkelijke vorm althans gedeeltelijk weer aan kan 25 nemen en het kanaal 107 ten minste gedeeltelijk wordt vrijgegeven voor het doorlaten van drank vanuit de drankcontainer 3. Het deksel 7 kan met behulp van niet getoonde, eenvoudige en op zichzelf bekende grendelmiddelen in de gesloten stand worden vastgezet.
30 Tijdens het plaatsen van de drankcontainer 3 in het eerste deel 5 van de tapinrichting 1 bevindt het eerste koppeldeel 95 zich in een bovenste positie, geheel boven het zegelmembraan 45, zoals getoond in figuur 2. Bij het sluiten van het deksel 7 wordt het eerste koppeldeel 95 35 omlaag gedrukt, althans tegengehouden, waardoor het eerste koppeldeel 95 niet omhoog kan worden bewogen. Bij het 1010015 26 sluiten van het deksel 7 wordt bovendien de pompschakelaar 33 bediend, waardoor de pomp 17 in werking wordt gesteld, waarbij voorts de veiligheidsklep 29 wordt gesloten, zodat druk kan worden opgebouwd in de drukkamer 11 door het 5 daarin pompen van genoemd drukmedium, bijvoorbeeld buitenlucht. Overigens kan ook een ander drukmedium worden toegepast, bijvoorbeeld water of koolzuur. Aangezien het drukmedium tijdens gebruik niet in contact komt met de drank in de drankcontainer 3, is een dergelijk drukmedium 10 niet van invloed op de kwaliteit van de drank.
Tijdens het opbouwen van druk in de drukkamer 11, hetgeen slechts mogelijk is wanneer het deksel 7 is gesloten, wordt de drankcontainer 3 omhoog bewogen, in de richting van de sluitsegmenten 117. Hierdoor wordt een 15 optimale afdichting van de drukkamer 11 verkregen.
Bovendien wordt tijdens genoemde verticale beweging de punt 105 van het eerste koppeldeel 95 door het zegelmembraan 45 gedwongen, waardoor drank uit de drankcontainer 3 naar het kanaal 107 kan worden gevoerd. Dit betekent dat bij het 20 aansluitend uit de verticale stand bewegen van de bedieningshendel 131 drank via het afgiftekanaal 107 en de afgifte-opening 113 kan worden afgevoerd, zodat bijvoorbeeld een biertje kan worden getapt. Nabij de onderzijde van de tapinrichting is onder de afgifte-opening 25 113 een opvangbak 135 aangebracht om gemorste drank uit de afgifte-opening 113 op te vangen. Hierdoor wordt vervuiling van de omgeving verder verhinderd.
Tijdens gebruik wordt de druk in de drukkamer 11 met behulp van de pomp 17 zodanig opgevoerd dat de wand van de 30 drankcontainer 3 wordt ingedrukt, teneinde het volume van de drankcontainer 3 te verkleinen, onder afgifte van de drank via het kanaal 107 en de afgifte-opening 113. Verrassenderwijs is gebleken dat een kunststof drankcontainer van het beschreven type nagenoeg volledig 35 kan worden samengedrukt met behulp van de druk in de drukkamer 11, zodat nagenoeg alle drank op genoemde wijze i 1010015 27 uit de drankcontainer 3 kan worden verwijderd. Aangezien het opzetstuk 65 met zijn relatief ver van het halsdeel 41 gelegen sluitrand 75 wordt vastgezet onder de segmenten 117, terwijl het opzetstuk via de primaire dop 47 met het 5 halsdeel 41 is verbonden, is het mogelijk dat de gehele drankcontainer 3 wordt vervormd tot binnen de secundaire dop 67, waarbij ook vervorming van het schouderdeel 39 van de drankcontainer 3 mogelijk is. Een verder voordeel van deze bevestigingswijze is dat de secundaire dop 67 relatief 10 stijf en de drankcontainer 3 relatief flexibel kan worden uitgevoerd, waarbij de secundaire dop 67 steeds voor een goede afdichting van de drukkamer blijft zorgdragen. Dit betekent dat vervormingen of verplaatsingen van de drankcontainer 3 ten opzichte van het opzetstuk 65 geen 15 invloed hebben op de afdichting van de drukkamer 11. De constructie van het opzetstuk 65, met name het zegelmembraan 45 en het eerste koppeldeel 95 bieden het voordeel dat de drankcontainer 3 voorafgaand aan het openen van de drankcontainer in de drukkamer 11 kan worden 20 geplaatst, waarbij bij inschakeling van de pomp 17 voor optimale afsluiting van de drukkamer 11 wordt gezorgd en tegelijkertijd de drankcontainer 3 wordt geopend. Het opzetstuk 65 vormt daarbij althans een gedeelte van de wand van de drukkamer 11, zodat bij afwezigheid van een 25 drankcontainer 3 in de tapinrichting 1 geen druk in de drukkamer kan worden opgebouwd. Dit is van bijzonder belang voor de veiligheid van een gebruiker. Bovendien wordt juist hierdoor de mogelijkheid verkregen de punt 105 van het eerste koppeldeel 95 vanaf buiten de drukkamer 11 te 30 bedienen. Aangezien de sluitrand 75 op relatief grote afstand ligt van de afgifte-opening 43 kunnen relatief grote toleranties in het opzetstuk 65 worden opgevangen zonder dat de afdichtende werking tussen het sluitdeel 17 en de sluitmiddelen 13 daardoor nadelig wordt beïnvloed, 35 terwijl de afgifte-opening 43 steeds optimaal is gepositioneerd. Immers, vervormingen die het gevolg zijn 1010015 van de relatief grote toleranties worden eenvoudig door vervormingen van het opzetstuk 65 opgevangen. Dit betekent dat de sluitmiddelen 13 constructief eenvoudig en relatief licht kunnen worden uitgevoerd.
5 De constructie van het opzetstuk 65 en het daarmee samenwerkende eerste deel 5 van de tapinrichting 1 biedt bovendien het voordeel dat een drankcontainer 3 rechtstandig in de tapinrichting kan worden gebracht, terwijl het deksel 7 scharnierend met de omtrekswand 9 van 10 de tapinrichting verbonden kan zijn. Hierdoor wordt plaatsing van de drankcontainer 3 en positionering van het deksel 7 verder vereenvoudigd. Voor het uitnemen van de leeggedrukte drankcontainer 3 kunnen mechanische middelen zijn voorzien voor het buitenwaarts bewegen van de 15 segmenten 117, zodanig dat het opzetstuk 65 tezamen met de leeggedrukte drankcontainer 3 kan worden uitgenomen. Aangezien de sluitdruk op de segmenten 117 werkt in een richting ongeveer haaks op de werkingsrichting van de veren van de segmenten 117 kan de voorspanning van de segmenten 20 117 relatief laag zijn waardoor een dergelijke buitenwaartse verstelling relatief eenvoudig mogelijk is. Wanneer de drankcontainer 3 geheel is geleegd, wordt de druk in de drukkamer 11 afgelaten, eventueel met behulp van de pomp 17, waarna het deksel 7 kan worden geopend en de 25 samengedrukte drankcontainer 3 tezamen met het opzetstuk 65 uit de tapinrichting kan worden genomen en kan worden afgevoerd, bijvoorbeeld naar een daartoe geschikte herverwerkingsinrichting. Aangezien de drankcontainer 3 althans nagenoeg geheel in het opzetstuk 65 zal zijn 30 samengedrukt, neemt een lege drankcontainer 3 volgens de uitvinding slechts weinig ruimte in, hetgeen logistiek gunstig is.
Figuur 4 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van het boveneinde van een drankcontainer 203 volgens de 35 uitvinding voor gebruik in een tapinrichting 1 zoals '4Λ1ΠΠ1 Γ IUiut . » i 29 getoond in figuur 1. Corresponderende delen hebben corresponderende verwijzingscijfers, vermeerderd met 200.
Bij deze uitvoeringsvorm is een sluitrand 275 vast verbonden met het ondereinde van het schouderdeel 239 van 5 de drankcontainer 203. De sluitrand 275 is bij voorkeur meegevormd met de drankcontainer 203. Bij deze uitvoeringsvorm is een primaire dop 247 voorzien, welke constructief ongeveer overeen komt met de primaire dop 47 als getoond in figuur 2. Bij deze uitvoeringsvorm heeft het 10 tweede kokervormige deel 261 echter althans gedeeltelijk een zodanige binnendoorsnede dat dit tweede kokervormig deel 261 afsluitend en geleidend kan aanliggen tegen het tweede been 303 van het eerste koppeldeel 295. Deze uitvoeringsvorm is constructief relatief eenvoudig doch ten 15 minste de sluitrand 275 dient daarbij zodanig stijf te zijn uitgevoerd dat de sluitrand 275 tijdens gebruik niet, althans slechts in zeer geringe mate kan vervormen, teneinde voldoende afdichting van de drukkamer 211 te behouden.
20 De sluitrand 275 kan relatief laag in de houder, bijvoorbeeld in het midden daarvan worden aangebracht, waarbij de grendelmiddelen 317 eveneens laag zijn aangebracht. Bij het samendrukken van de houder 203 zal het zich onder de sluitrand 275 uitstrekkende deel a van de 25 houder 203 bovenwaarts naar binnen worden gedrukt, zoals aangegeven in onderbroken lijnen in figuur 4. Verplaatsing van de cilindrische wand van het onderste deel a van de container 203 binnenwaarts ten opzichte van het cilindrisch wanddeel van het bovenste deel b van de container heeft 30 daarbij het voordeel dat nog beter wordt gegarandeerd dat het gehele onderste deel a tot binnen het bovenste deel b zal worden gedwongen, onder verdringing van de drank uit de drankcontainer 203. In deze uitvoeringsvorm wordt optimaal gebruik gemaakt van de samendrukbaarheid van het onderste 35 deel a als gevolg van de relatief lage stijfheid in binnenwaartse richting daarvan, terwijl bovendien op 101001b 30 optimale wijze gebruik wordt gemaakt van de relatieve onvervormbaarheid van de schouder 239 onder inwendige druk in de houder. Hierdoor zal de sluitrand 275 relatief eenvoudig in contact worden gehouden met de grendelmiddelen 5 317. Het zal duidelijk zijn dat de container 203 langer zal, althans kan zijn uitgevoerd dan als weergegeven in figuur 4. Overigens zal duidelijk zijn dat bij deze uitvoeringsvorm de sluitrand ook relatief hoog kan zitten en de houder op eerder beschreven wijze wordt samengedrukt 10 of is uitgerust met een membraan of ander scheidings- en verdringingsmiddel als in de onderhavige aanvrage beschreven.
In figuur 5 is een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van een drankcontainer 403 getoond, voor 15 gebruik in een tapinrichting 1 volgens de uitvinding, welke drankcontainer in hoofdzaak is gevormd uit een althans onder invloed van de gebruiksdruk in de drukkamer nagenoeg onvervormbaar materiaal. Corresponderende delen hebben corresponderende verwijzingscijfers, vermeerderd met 400.
20 Een dergelijke drankcontainer kan bijvoorbeeld in hoofdzaak zijn vervaardigd uit metaal. In de drankcontainer is een membraan 444 aangebracht dat met zijn langsrand met de wand 435 van de drankcontainer 403 is verbonden, tussen de bodem 437 en het halsdeel 441. Het membraan 444 is zodanig 25 flexibel dat dit in een eerste stand, zoals getoond in figuur 5, kan aanliggen tegen het onderste gedeelte van de wand 435 en de bodem 437 van de drankcontainer 403. Het membraan 444 scheidt de drankcontainer 403 in een tussen het membraan 444 en de bodem 437 gelegen drukcompartiment 30 446 en een tussen het membraan 444 en het halsdeel 441 gelegen opslagcompartiment 448. Bij een volledig gevulde drankcontainer 403, zoals getoond in figuur 5, ligt het membraan 444 aan tegen de bodem 437. In de bodem 437 is een drukopening 450 aangebracht, welke een bij voorkeur open 35 verbinding vormt tussen het drukcompartiment 446 en de omgeving. Wanneer een drankcontainer 403 als getoond in A 4 A M J rm
iU i oo i U
31 figuur 5 op eerder beschreven wijze wordt geplaatst in een tapinrichting 1 volgens de uitvinding staat derhalve de drukkamer 11 via de drukopening 450 in directe verbinding met het drukcompartiment 446 in de drankcontainer 403. Bij 5 het opvoeren van de druk in de tapinrichting 1 zal derhalve een deel van het drukmedium vanuit de drukkamer 11 in het drukcompartiment 446 stromen, daarbij het membraan in de richting van het halsdeel 441 verdringend. Hierdoor wordt de inhoud van het opslagcompartiment 448 verkleind en 10 wordt, bij vrijgifte van het kanaal 507 in het verbindingsdeel 499 drank door de tapinrichting 1 afgegeven. Het membraan 444 kan zodanig worden verdrongen dat de inhoud van het drukcompartiment 446 maximaal en de inhoud van het opslagcompartiment 448 minimaal, bij 15 voorkeur nagenoeg nihil is. Op deze wijze kan derhalve het volledige opslagcompartiment 448 worden geleegd. Een drankcontainer 403 kan verder zijn uitgevoerd zoals getoond in figuur 2 of figuur 4. Een drankcontainer zoals getoond in figuur 5 is constructief althans voor wat betreft de 20 uitvoering en positionering van het membraan meer in detail beschreven in de figuren 8 tot en met 16C en het desbetreffende deel van deze beschrijving. Een dergelijk membraanfust te noemen drankcontainer 403 biedt onder meer het voordeel dat een dergelijke drankcontainer meermalen 25 kan worden gebruikt, hetgeen milieutechnisch voordelig kan zijn. Bovendien worden vervormbare delen, in het bijzonder het membraan, door de wand van de drankcontainer beschermd tijdens onder meer transport en opslag, waardoor beschadigingen aan de drankcontainer eenvoudig worden 30 vermeden.
In figuur 6 is een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding getoond, omvattende een drankcontainer 503 opneembaar in de tapinrichting 501, vergelijkbaar met de tapinrichting 1 als 35 getoond in figuur 1. De tapinrichting 501, in het bijzonder de wand 509, is slechts schematisch en voor zover voor een 1010015 32 goed begrip van de uitvinding nodig weergegeven. De drankcontainer 503 omvat een opstaande cilindrische langswand 535 en een schouderdeel 539, waarbij de langswand 535 met het schouderdeel 539 is verbonden door een 5 verticaal wanddeel 500 dat enigszins buitenwaarts is verplaatst ten opzichte van de cilindrische wand 535 en zich rond de omtrek van de drankcontainer 503 uitstrekt. De onderzijde van het verticaal deel 500 ligt aan op een zich buitenwaarts uitstrekkend flensdeel 512 van de wand 509, 10 zodat de drankcontainer zich vanuit de getoonde positie niet neerwaarts kan bewegen. Op het flensdeel 512 is een rondlopende, uit een enigszins flexibel materiaal als rubber gevormde ring 514 gestoken, welke aan de binnenzijde is voorzien van een bovenste rondlopende lip 516 en een 15 onderste rondlopende lip 518, waartussen een drukkamer 520 is gevormd. De bovenste 516 en onderste lip 518 liggen tijdens gebruik elastisch vervormd aan tegen de buitenzijde van het verticale wanddeel 500, onder luchtdichte afsluiting van de kamer 520. In het verticale wanddeel 500 20 is ten minste één en bij voorkeur een reeks openingen 522 voorzien welke de binnenzijde van de drankcontainer 503 verbinden met de drukkamer 520. De drukkamer 520 staat via een aanvoerleiding 521 in verbinding met de pomp 517 voor het via de opening 519 aanvoeren van lucht of een ander 25 drukmedium. Over de ring 514 is een verstevigingsprofiel 524 aangebracht voor een vormvaste opsluiting daarvan. In de in figuur 6 getoonde uitvoeringsvorm is in de drankcontainer 503 een uit folie gevormde, relatief elastisch, althans vervormbare zak 544 opgenomen, welke 30 nabij de afgifte-opening 43 is opgehangen, althans bevestigd. Hierop wordt nog nader teruggekomen. Overigens wordt opgemerkt dat in plaats van de vervormbare zak 544 ook een vervormbare fles van het eerder beschreven type in een uitvoeringsvorm als getoond in figuur 6 kan worden 35 toegepast. De wand van de zak of fles 544 is bij voorkeur in hoofdzaak zuurstofdicht, vanwege eerder beschreven 4 ft ^ ΠΜ 1 5 | u 1 Uu · ^ 33 redenen. Bovendien wordt daarmee het voordeel bereikt dat de wand van de container uit relatief goedkoop materiaal en dunwandig kan worden uitgevoerd aangezien deze niet, althans minder zuurstofdicht hoeft te zijn. Echter, wanneer 5 ook de wand van de container zuurstofdicht wordt uitgevoerd wordt een nog betere bescherming van de drank in het opslagcompartiment verkregen. De container kan eventueel deelbaar zijn uitgevoerd, zodat de zak of fles 544 kan worden verwisseld, evenals bij de eerder beschreven 10 uitvoeringsvorm voorzien van een membraan, als weergegeven in figuur 5.
Tijdens gebruik kan bij de in figuur 6 schematisch weergegeven uitvoeringsvorm het drukmedium door de openingen 522 in de binnenruimte van de drankcontainer 15 worden gevoerd tussen de zak 544 en de langswand 535.
Hierdoor kan de zak worden samengeperst onder verdringing van de daarin aanwezige drank. Aangezien de doorlaatopeningen 522 nabij het schouderdeel zijn opgenomen kan de drankcontainer 503 elke gewenste lengte hebben 20 zolang deze in de tapinrichting 501 kan worden opgenomen. Dit betekent dat met dezelfde tapinrichting verschillende formaten drankcontainers kunnen worden toegepast. Tijdens gebruik ontstaat in de drukkamer 520 overdruk waardoor de bovenste 516 en onderste lip 518 zullen worden verdrongen 25 en nog steviger tegen het verticale wanddeel 500 van de drankcontainer worden gedrukt, waardoor een nog betere afdichting wordt verkregen terwijl bovendien vervormingen daardoor eenvoudiger kunnen worden opgevangen.
In de in figuur 6 getoonde uitvoeringsvorm sluit op 30 het boveneinde van het schouderdeel 539 een cilindrisch halsdeel 541 aan. In het halsdeel 541 is verschuifbaar een aansluitmof 552 opgenomen, waarvan de neerwaartse slag wordt begrensd door een nokrand 551 die zich nabij de onderzijde van het halsdeel 541 binnenwaarts uitstrekt en 35 waartegen een eerste flens 558 van de aansluitmof 552 aanloopt. Op enige afstand onder de eerste flens 558 is een 10100 1 5 34 tweede flens 554 op de aansluitmof 552 aangebracht, waarop de zak 544 afdichtend is vastgezet. De eerste 558 en tweede flens 554 strekken zich haaks uit op een cilindrische wand 556 welke de afgifte-opening van de zak 544 bepaalt. Op 5 deze cilindrische wand 556 is een vliesvormig zegelmiddel 545 afsluitend aangebracht. Dit strekt zich horizontaal, evenwijdig aan de beide flenzen uit. De cilindrische langswand 556 is boven het vlies 545 doorgezet in een cilindrische langswand 556a, welke aan het boveneinde 560 10 is verbonden met een flexibel, verend membraan 562 dat cirkelvormig is en met de buitenste langsrand is vastgezet op het boveneinde van het halsdeel 541. In het centrum van het membraan 562 strekt een knievormig aansluitdeel 595 zich daar doorheen uit, dat vergelijkbaar is met het eerste 15 koppeldeel 95 als getoond in bijvoorbeeld figuur 1. Op dit koppeldeel is een aansluitslang 599 aangesloten voor koppeling met de tapmiddelen, als eerder beschreven. Het koppeldeel 595 is vast verbonden met een primaire dop 547 die met behulp van een langsrand onder een richel 549 op 20 het halsdeel 541 is vastgezet. De primaire dop 547 omvat een gesloten bovenvlak 564 dat zich boven het verende membraan 562 uitstrekt. Boven de cilindrische wand 556 van de aansluitmof 552 is het bovenvlak 564 omhoog doorgezet, waardoor bij de aansluitmof in de onderste positie een 25 ruimte is vrijgelaten tussen het membraan 562 en de onderzijde van het bovenvlak 564. Het naar het vlies 545 gekeerde einde van het koppeldeel 595 is scherp.
Een samenstel volgens figuur 6 kan als volgt worden gebruikt.
30 Met behulp van de pomp 517 wordt een drukmedium via de drukkamer 520 in de drukruimte 511 tussen de zak 544 en de wand 535 van de container 503 gebracht, waardoor druk in de zak 544 wordt opgebouwd. Hierbij wordt de aansluitmof 552 omhoog weggedrukt, onder meer door druk uitgeoefend op 35 de flens 558. Hierbij wordt het verend membraan omhoog gebracht tegen de onderzijde van het bovenvlak 564 terwijl 1010015 35 het scherpe einde van het koppeldeel 595 door het vlies 545 wordt gedwongen, onder vrijgifte van de doorlaat van de leiding 599 naar de binnenruimte van de zak 544. Het membraan 562 en de primaire dop 547, in het bijzonder het 5 bovenvlak 564 daarvan zorgen voor een lucht- en vloeistofdichte afsluiting van het halsdeel 541. Een dergelijke uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding is bijzonder eenvoudig en praktisch in gebruik.
Figuur 7 toont een verdere alternatieve 10 uitvoeringsvorm van althans een bovenste deel van een drankcontainer 603 volgens de uitvinding geplaatst, in een tapinrichting 601, bijvoorbeeld als getoond in figuur 1.
Van de tapinrichting 601 en de drankcontainer 603 zijn slechts schematisch die delen getoond die voor een goed 15 begrip van deze uitvoeringsvorm van belang zijn. De verdere delen zijn reeds uitvoerig beschreven.
Bij de in figuur 7 getoonde uitvoeringsvorm is het opzetstuk 665 tweedelig uitgevoerd, waarbij een eerste, centraal gelegen deel 666 vast met de drankcontainer is 20 verbonden terwijl een tweede, ringvormig en tijdens gebruik nabij de wand 609 van de tapinrichting 601 gelegen deel 668 los kan worden geplaatst of bijvoorbeeld scharnierbaar met de tapinrichting is verbonden en over de drankcontainer kan worden gesloten. Het eerste centrale deel 666 is nabij de 25 afgifte-opening op één van de eerder beschreven wijzen met de flesvormige drankcontainer 603 verbonden, bijvoorbeeld onder toepassing van de primaire en secundaire dop. Langs de buitenste langsrand omvat het eerste deel 666 een zich neerwaarts uitstrekkende langsrand 670, waarbij zich vanaf 30 de onderrand daarvan buitenwaarts neerwaarts hellend een tweede langsrand 672 uitstrekt. Het ringvormige tweede deel 668 is langs de binnenste langsrand voorzien van een afdichtprofiel 674 dat afsluitend kan aanliggen tegen de langsranden 670 en 672. Vanaf het profiel 674 strekt een 35 hellend vlak 676 zich neerwaarts buitenwaarts uit tot aan een tweede afdichtprofiel 678 dat zich buitenwaarts vanaf 1010015 36 de buitenste langsrand van het tweede deel 668 uitstrekt en kan aanliggen tegen de binnenzijde van de langswand 609 van de tapinrichting 601. Met in figuur 7 niet getoonde grendelmiddelen, zoals getoond in bijvoorbeeld figuur 1 kan 5 het opzetdeel 665 in de tapinrichting 601 worden opgesloten door aangrijping op de bovenzijde van het tweede deel 668.
Op het centrale deel 666 is over de afgiftemiddelen een buitendop 716 vastgezet met behulp van met het eerste deel 666 verbonden, zich door openingen in de buitendop 10 uitstrekkende, verende nokken 680. Tijdens plaatsing van het tweede deel 668 van het opzetstuk 665 wordt dit over de buitendop 716 geschoven, waarbij de verende nokken 680 door een verende rand 682 op het tweede deel 668 binnenwaarts worden weggedrukt, onder vrijgifte van de buitendop 716.
15 Hiermee wordt het voordeel bereikt dat de drankcontainer 603 aan de buitendop 716 kan worden aangegrepen tijdens plaatsing daarvan in de tapinrichting 601, zonder dat deze los kan raken. Immers, deze wordt door de verende nokken 680 vastgehouden. Dit maakt manipulatie van de 20 drankcontainer 603 tijdens plaatsing eenvoudig mogelijk. Bovendien wordt verhinderd dat de afgiftemiddelen, in het bijzonder de doorboringsmiddelen voortijdig worden bediend, aangezien deze tijdens plaatsing beschermd blijven door de buitendop 716. Pas wanneer de drankcontainer 603 in de 25 tapinrichting wordt vastgezet met behulp van het tweede deel 668 van het opzetstuk 665 en de grendelmiddelen 717 kan de buitendop 716 worden weggenomen, waarna de aansluitmiddelen op eerder beschreven wijze kunnen worden geplaatst en het deksel van de tapinrichting 601 kan worden 30 gesloten. Hierdoor is eenvoudig een hygiënische en veilige plaatsing van de drankcontainer mogelijk. De vastzetmiddelen voor de buitendop op de drankcontainer zijn slechts schematisch weergegeven en kunnen uiteraard op vele andere geschikte wijzen worden uitgevoerd. De tweedelige 35 uitvoering van het opzetstuk 665 heeft het voordeel dat het eerste deel 666, dat met de drankcontainer verbonden 1010015 37 blijft, relatief eenvoudig, licht en goedkoop kan worden uitgevoerd en met de drankcontainer kan worden verwijderd terwijl het tweede deel 668 voor meermalig gebruik geschikt kan worden gemaakt door een geschikte materiaalkeuze en 5 vormgeving. Hierdoor kunnen bovendien de optredende krachten nog beter worden opgevangen en doorgeleid. Voorts heeft een dergelijke uitvoeringsvorm milieutechnische voordelen wanneer de drankcontainer geheel of gedeeltelijk van het wegwerptype is.
10 Een drankcontainer 3, 203, 403, 503, 603, 701, 801, 901 volgens de uitvinding heeft het voordeel dat de afgiftemiddelen met de drankcontainer kunnen worden meegeleverd en daarmee ook worden afgevoerd. Dit betekent dat tijdens gebruik de drank uit de drankcontainer niet in 15 contact komt met de delen van de tapinrichting 1, anders dan met de genoemde afgiftemiddelen. Hierdoor wordt vervuiling van de tapinrichting op eenvoudige wijze verhinderd, waardoor reinigingshandelingen bij verwisseling van een drankcontainer achterwege kunnen blijven. Dit is 20 aangenaam voor de gebruiker en bovendien milieutechnisch voordelig, aangezien wordt verhinderd dat reinigingsmiddelen gebruikt hoeven te worden. Bovendien wordt hiermee vermeden dat bij verwisseling van een drankcontainer smaakproblemen ontstaan wanneer de inhoud 25 van de te verwijderen container anders was dan die van de nieuw te plaatsen container. Een verder voordeel hiervan is dat steeds een direct verband bestaat tussen het schildvormig element en de inhoud van de drankcontainer, waardoor het steeds voor de gebruiker duidelijk is welke 30 soort drank uit de tapinrichting zal worden afgegeven. Vergissingen worden hierdoor eenvoudig verhinderd.
Uiteraard kan althans een deel van de afgiftemiddelen voor hergebruik geschikt zijn.
In figuur 8 is een houder 701 volgens de uitvinding 35 weergegeven, in doorgesneden aanzicht. De houder 701 is fustvormig en omvat een houderlichaam 702, opgebouwd uit mi nni 5 3 5 een cilindrische langswand 703, een bodem 704 en een schouderdeel 705. Het houderlichaam 702 is in hoofdzaak gas- en vloeistof dicht, afgezien van een nog nader te bespreken aansluitopening 706 in de bodem 704 en een 5 afgifteopening 707 in het schouderdeel 705.
Tussen de bodem 704 en het schouderdeel 705 is aan de wand 703 een membraan 708 bevestigd dat de aansluitopening 706 van de afgifteopening 707 scheidt. Het membraan 708 is in uitgangs-toestand, dat wil zeggen voor plaatsing in de 10 houder 701 bij voorkeur cirkelvormig en heeft een grotere diameter dan de diameter van de wand 703. Het membraan 708 verdeelt de houder in een onderste compartiment 709, verder drukkamer 709 te noemen, en een bovenste compartiment 710, verder opslagcompartiment 710 te noemen.
15 In de in fig. 8 getoonde toestand is het opslagcompartiment 710 maximaal gevuld met een af te geven drank, waardoor het membraan tegen het zich daaronder uitstrekkende deel van de wand 703 en tegen de bodem 704 is gedwongen, over de aansluitopening 706. Daarbij ligt het 20 membraan 708 bij voorkeur nagenoeg spanningsvrij of enigszins elastisch opgerekt aan tegen de binnenzijde van de houder 701.
De houder 701 is aan de bovenzijde voorzien van afsluitmiddelen 711 in de vorm van een relatief grote dop 25 welke in de getoonde uitvoeringsvorm het gehele schouderdeel 705 overdekt. De dop 711 is voorzien van een bovenvlak 719 en een annulair schort 712. Het schort 712 is nabij de vrije langsrand voorzien van een annulaire groef 713 welke binnenwaarts open is en waarin een annulaire rand 30 714 van de houder 701 passend opneembaar is. Deze annulaire rand 714 is bijvoorbeeld gevormd door een op enige afstand onder het schouderdeel 705 naar buiten toe verzet wanddeel. De rand 714 heeft bij voorkeur een zodanige vorm dat de dop 711 niet zonder beschadiging van de dop 711 en/of de rand 35 714 wegneembaar is van de houder 701. Daartoe kan de rand 714 bijvoorbeeld zijn voorzien van een relatief scherp 1010015 39 randdeel 715 dat bij een verticale beweging van de dop 711 in de groef 713 snijdt. Overigens kan uiteraard ook bijvoorbeeld de rand 714 op de dop 711 zijn voorzien en de groef 13 in de wand van de houder 701, terwijl tevens de 5 rand 714 bijvoorbeeld los kan zijn vervaardigd en op de houder 701 of de dop 711 zijn bevestigd. Voorts is het uiteraard ook mogelijk de dop 711 bijvoorbeeld door lijmen of met dergelijke technieken vast met houder 701 te verbinden, ook wanneer de dop 711 een kleinere diameter 10 heeft dan de houder 701, of een daarvan afwijkende vorm. Belangrijk, doch niet noodzakelijk is dat de dop 711 niet op onherkenbare wijze van de houder 701 kan worden genomen en daarop eventueel weer kan worden teruggeplaatst, zodat de ruimte 716 binnen de dop 711 van de buitenwereld is en 15 blijft afgeschermd tot aan een nog nader te beschrijven, eigenlijk gebruik.
Een flexibele afgifteslang 717 is met een eerste einde verbonden met de afgifteopening 707, en is aan het tegenover-gelegen einde voorzien van koppelingsmiddelen 718 20 voor koppeling daarvan met een nog nader aan te duiden tapinrichting T. De dop 711 is in het bovenvlak 19 voorzien van een opening 720 waarin via een aantal zegellippen 721 (fig. 11) een wegbreekbaar dekdeel 722 de opening overdekkend is bevestigd. Aan de naar de binnenruimte 716 25 gekeerde zijde van het dekdeel 722 is de afgifteslang 717 bevestigd, nabij de koppelingsmiddelen 718. Bij wegnemen van het dekdeel 722 uit de opening 720, door verbreken van de zegellippen 721 wordt de afgifteslang 717 althans gedeeltelijk tot buiten de dop 711 getrokken, zodanig dat 30 de koppelingsmiddelen met de tapinrichting T kunnen worden verbonden. Overigens kan de slang 717 ook los van het dekdeel 722 binnen de dop 711 zijn gelegen, waarbij deze na wegnemen van het dekdeel 722 door de opening 720 kan worden aangegrepen. Vele variaties daarop zijn mogelijk, evenals 35 voor de plaatsing van de opening 720 in de dop 711. Door het dekdeel 722 nabij de koppelingsmiddelen 718 met de 10100 1 5 40 afgifteslang 717 te verbinden zal het dekdeel 722 steeds bij de tapinrichting T zichtbaar zijn. Zinvolle informatie kan op het dekdeel 722 worden aangebracht, bijvoorbeeld een indicatie van de inhoud van de houder, merk en reclame, 5 welke bij gebruik van de tapinrichting steeds zichtbaar blijft.
Aangezien voorafgaand aan gebruik het dekdeel 722 de opening 720 volledig afsluit, terwijl de afgiftemiddelen 707, 717, 718 onder de dop 11 zijn opgesloten, wordt op 10 eenvoudige wijze manipulatie met de inhoud van de houder en/of de afgiftemiddelen verhinderd.
Een houder volgens fig. 8 kan als volgt worden gebruikt.
De houder 701 wordt met de bodem 704 op een 15 drukbron 724 aangesloten (fig. 10), bijvoorbeeld door plaatsing in een opneemdeel 725, waarbij een drukleiding 726 automatisch in de aansluitopening 706 in de bodem 704 wordt aangesloten. Daartoe kan de aansluitopening enigszins uit het bodemvlak 704 zijn verheven, zodanig dat een deuk 20 727 in de bodem 704 ontstaat. In de aansluitopening 706 is daarbij bij voorkeur een in de tekening niet getoonde terugslagklep of dergelijke klepmiddel opgenomen, welke door koppeling of ontkoppeling van de drukleiding automatisch wordt geopend respectievelijk gesloten.
25 Daardoor wordt verhinderd dat gas of vloeistof uit de drukkamer kan wegstromen bij losnemen van de houder. Op gelijke wijze kan de drukleiding van dergelijke middelen zijn voorzien. De houder wordt op of in het opneemdeel 725 vastgezet, bijvoorbeeld door klemmiddelen of door een 30 schroefdraadverbinding 728 met de wand van de houder 701.
In figuur 10 is de schroefdraadverbinding 728 nabij de omtrek van de bodem van de houder aangebracht, waardoor slechts houders in het bodemdeel 725 kunnen worden geplaatst die de betreffende doorsnede hebben. In figuur 35 10A is de schroefdraadverbinding 728 aangebracht rond het einde van de aansluitleiding 726 in de deuk 727. Dit 1 o i 0515 41 betekent dat de schroefdraadverbinding 728 een relatief kleine doorsnede heeft waarbij de krachten op de betreffende koppeling relatief laag zullen zijn. Bovendien wordt hiermee het voordeel bereikt dat houders met 5 verschillende diameters op dezelfde wijze op dezelfde inrichting kunnen worden aangesloten. Uiteraard kan voor andere verbindingsmiddelen worden gekozen, bijvoorbeeld een bajonetsluiting of snelkoppeling of dergelijke voor de vakman bekende koppelingsmiddelen.
10 Wanneer de houder 701 op de drukbron 724 is aangesloten, kan het dekdeel 722 worden losgebroken en de flexibele slang 717 gedeeltelijk uit de ruimte 713 worden getrokken, tot buiten de dop 711. De koppelmiddelen 718 kunnen dan op een geschikte tapkraan van een tapinrichting 15 T worden aangesloten. Ten einde te verhinderen dat reeds voor aansluiting op de tapinrichting T drank uit de houder kan stromen, is voorzien in een afsluiter. Deze kan in de koppelmiddelen 718 of eventueel in de slang 717 zijn opgenomen en automatisch worden vrijgegeven bij aansluiting 20 van de slang of verhoging van de druk in de houder, doch bij voorkeur is een afsluiter nabij of in de afgifte opening opgenomen. Deze kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als weergegeven in fig. 9A, welke uitvoeringsvorm nog nader beschreven zal worden. Bij wegbreken van het dekdeel 722 25 kan de afsluiter 731 worden bereikt, door de opening 720. Deze afsluiter kan naar onder worden weggedrukt, onder vrijgave van een afgiftedoorlaat. In deze stand kan de afsluiter 731 worden vastgezet, bijvoorbeeld door een geringe rotatie of door vervorming. Ook kan een afsluiter 30 worden gebruikt die wordt bediend door wegnemen van het dekdeel 722. Vele variaties daarop zijn mogelijk. Geschikte afsluiters zijn voorts bekend uit de stand van de techniek. De slang 717 wordt op geschikte wijze aangesloten op een tapkraan 730 van een tapinrichting, waartoe de 35 koppelingsmiddelen 718 bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als 4 Λ 4 ΛΛ 4 £f i \J i \jsJ j 9 42 snelkoppelmiddelen die kunnen samenwerken met snelkoppelmiddelen van de tapkraan 730.
Als drukbron kan gebruik worden gemaakt van verschillende soorten gassen of vloeistoffen. Zo kan gas 5 onder druk vanuit een houder of drukleidingnet worden aangevoerd, of kan, zoals getoond in fig. 9, een gas of vloeistof met behulp van een pomp 729 worden aangevoerd.
Door invoer van een drukmedium in de drukkamer 709 wordt het membraan 708 althans gedeeltelijk in de richting 10 van de afgifteopening 707 verdrongen, daarbij het volume van het opslagcompartiment 710 verkleinend. Daardoor wordt de drank in het opslagcompartiment 710 onder druk gebracht. Bij opening van de afsluiter 731 wordt daardoor drank vanuit de houder 701 in de afgifteslang 717 gedwongen. Door 15 opening van de tapkraan kan de drank vervolgens vanuit de houder worden getapt. De drank in het opslagcompartiment 710 kan daarbij op druk worden gehouden door toevoer van het drukmedium in de drukkamer, onder verdere verdringing van het membraan 708. Op deze wijze kan het gehele 20 opslagcompartiment 710 worden leeggedrukt door het membraan, tot het membraan 708 aanligt tegen de binnenzijde van het bovenste gedeelte van de wand 703 en het schouderdeel 705, de afgifteopening 707 overdekkend (fig. 10). In deze toestand is het volume van de drukkamer 25 709 maximaal en het volume van het opslagcompartiment 710 minimaal.
Doordat de druk in het opslagcompartiment 710 wordt opgebouwd door verdringing van het membraan 708 met behulp van een drukmedium in de drukkamer 709, wordt verhinderd 30 dat het drukmedium in contact komt met de af te geven drank. Daardoor wordt verhinderd dat de drank wordt beïnvloed door het drukmedium. Met name bij koolzuurhoudende of anderszins gashoudende dranken is dit van belang wanneer als drukmedium een gas wordt gebruikt, 35 zoals bijvoorbeeld bij bier. Immers, de hoeveelheid koolzuur in het bier wordt niet door het drukmedium J M J ΛΛ 4 I·
f O < wy t O
beïnvloed. Bovendien treedt geen verdunning op indien als drukmedium een vloeistof wordt toegepast, in het bijzonder water.
T J
Indien het opslagcompartiment 710 volledig is leeg-5 gedrukt (fig. 10) kan, indien gewenst, de drukkamer weer worden geleegd door bijvoorbeeld omkering van de pomp-richting. Met name bij gebruik van een drukvloeistof is dit voordelig vanwege het gewicht van een dergelijk drukmedium. Daarbij zal het membraan weer in de uitgangstoestand 10 teruggebracht kunnen worden. Bovendien wordt daarmee mogelijk gemaakt dat hetzelfde drukmedium kan worden hergebruikt voor een volgende houder.
Het membraan 708 is bij voorkeur aan de wand bevestigd op een afstand A vanaf het schouderdeel 705 die 15 enigszins groter is dan de afstand B tussen de rand van het membraan 708 en de bodem 704. Het membraan 708 is in de in fig. 10 getoonde stand, bij nagenoeg leeg opslagcompartiment 710 bij voorkeur enigszins elastisch opgerekt. Daardoor wordt gegarandeerd dat het membraan in 20 die stand volledig gestrekt zal zijn, waardoor insluitingen van drank tussen het membraan 708 en de binnenzijde van het opslagcompartiment 710 worden verhinderd.
Het membraan kan uit een nagenoeg vlakke schijf rubber of kunststof of dergelijk materiaal zijn 25 vervaardigd, met een constante doorsnede. Op voordelige wijze kan het membraan een naar binnen toe enigszins toenemende dikte hebben, zodat tijdens het onder spanning brengen van het membraan vervormingen van buiten naar binnen zullen lopen. Hierdoor wordt nog beter verhinderd 30 dat insluitingen van drank kunnen optreden. Voorts kunnen bijvoorbeeld richels en/of groeven 732 op het membraan zijn aangebracht, zoals in- fig. 13 getoonde radiale groeven.
Door deze richels en/of groeven 732 wordt verhinderd dat het membraan aan de wand van de houder kleeft en worden 35 tevens insluitingen van drank verhinderd.
101001 5 44
In fig. 12 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding getoond, waarbij de houder 701 volledig in een tapinrichting T is opgenomen. Daartoe is de tapinrichting T voorzien van een bakvormig 5 opneemdeel 740 en een deksel 741 dat bijvoorbeeld scharnierend met het opneemdeel 740 is verbonden en daarop kan worden vastgeklemd met behulp van klemmiddelen 742. Het opneemdeel 740 heeft een cilindrische binnenruimte met een diameter die ongeveer overeenkomt met de buitendiameter van 10 het zich onder de dop 711 uitstrekkende deel van de houder 701. Langs de bovenrand is het opneemdeel 740 voorzien van een aan de binnenzijde gelegen, eerste annulaire opneemgroef 742 die een vorm heeft die correspondeert met de vorm van de vrije langsrand 743 van het schort 712 van 15 de dop 711. Deze vrije langsrand 743 is buitenwaarts bol als gevolg van de groef 714 aan de binnenzijde. De boiling 744 sluit bij in het opneemdeel 740 opgenomen houder 701 ten minste vloeistofdicht af tegen de eerste opneemgroef 742. Het deksel 741 heeft een binnenvorm die ten minste 20 voldoende ruimte biedt voor het opnemen van de dop 711 en is langs de tijdens gebruik naar het opneemdeel gekeerde zijde voorzien van een tweede annulaire opneemgroef 745 die passend kan aansluiten tegen de bovenzijde van de boiling 744 van de dop 711. Op deze wijze kan een houder 701 25 passend in de tapinrichting T worden opgenomen, waarbij tussen het zich onder de dop 711 uitstrekkende deel van de houder 701 en het omgevende opneemdeel 740 een afgesloten ruimte is gevormd.
Nabij de onderzijde van het opneemdeel 740 is een 30 drukmediumaanvoer 747 voorzien die uitmondt in de ruimte tussen de houder 701 en het opneemdeel 740, bij voorkeur nabij de aansluitopening 706 van de houder 701. Bij invoer van het drukmedium wordt dit in de drukkamer 709 gevoerd, waarbij een buitenwaarts gerichte druk op de houderwand 703 35 wordt uitgeoefend. Aangezien dit gedeelte door het opneemdeel 740 wordt ingesloten kan dit relatief dun worden 101001 5 45 uitgevoerd. Immers, het opneemdeel 740 zal de wand 703 tijdens gebruik voldoende steun bieden om beschadiging te verhinderen. In het deksel 741 is een opening 746 aangebracht waar doorheen voorafgaand of eventueel na het 5 sluiten van het deksel 741 de afgifteslang 717 kan worden gestoken, zodanig dat de koppelingsmiddelen 716 vanaf de buitenzijde bereikbaar zijn. In de in fig. 12 getoonde uitvoeringsvorm is op het deksel 741 een tapkraan 730 voorzien, uitgerust met contra-koppelingsmiddelen 748 voor 10 de koppelingsmiddelen 716.
De tapkraan 730 is in de getoonde uitvoeringsvorm van het slangkraan type. De tapkraan 730 omvat een hefboom 748 die via een zwenkas 749 is verbonden met een zich vanaf het deksel 741 uitstrekkende arm 750. Vanaf de zwenkas 749 15 strekt zich aan de naar het deksel 741 gekeerde zijde hellend een drukarm 751 uit die vast met de hefboom 748 is verbonden. Dwars op de lengterichting van de drukarm 751 en de arm 750 strekt zich vanaf het vrije einde van de drukarm 750 een drukrol 752 uit. Bij zwenking van de hefboom 748 20 wordt de drukrol 752 derhalve bewogen ten opzichte van de arm 750. Aan het vrije einde van de arm 750 is een gebogen afgiftebuis 753 voorzien die aan het op de arm 750 bevestigde einde, dat aan de van het deksel 741 afgekeerde zijde van de zwenkas 749 is gelegen, is voorzien van de 25 contra-koppelingsmiddelen 754. Na plaatsing van de houder 701 in de tapinrichting T wordt de afgifteslang 717 door het deksel 741 gestoken en onder de drukrol 752 op de arm 750 gelegd, waarbij de koppelingsmiddelen 716 met de contra-koppelingsmiddelen 754 worden gekoppeld. Wordt nu de 30 hefboom 748 naar een ongeveer verticale stand gebracht dan wordt de slang 717 door de drukrol 752 dichtgedrukt, wordt de hefboom 748 naar een ongeveer horizontale stand bewogen dan wordt de slang 717 vrijgegeven en kan drank uit de houder worden verdrongen, via de slang 717 en de 35 afgiftebuis 753, bijvoorbeeld naar een daaronder gehouden glas. Deze tapkraan is als voorbeeld beschreven en is 1010015 4b bijzonder goedkoop en eenvoudig in vervaardiging en gebruik. Uiteraard kunnen ook allerlei andere tapkranen, bijvoorbeeld van bestaande tapinrichtingen worden gebruikt. Drukmeetmiddelen kunnen zijn voorzien die de aanvoer van 5 het drukmedium in de drukkamer regelen op basis van een vooraf ingestelde, gewenste tapdruk, afhankelijk van de druk in bijvoorbeeld de afgifteslang 717 of het opslagcompartiment 710.
De dop 711 heeft bij voorkeur een vlakke bovenzijde 10 719. Dit heeft het voordeel dat de houder 701 op de dop 711 kan worden neergezet, zodat de onderzijde van de houder niet noodzakelijkerwijs vlak hoeft te zijn en bovendien zodanig kan zijn uitgevoerd dat deze de houder althans in gevulde toestand kan dragen. Zo kan de onderzijde van de 15 houder bijvoorbeeld dubbelgekromd zijn, hetgeen sterkte- en vervormingstechnisch voordelig kan zijn. Aangezien de dop 711 het schouderdeel 705 overdekt, kan dit schouderdeel 705 eveneens een willekeurige, niet vlakke vorm hebben, bijvoorbeeld dubbelgekromd. Bovendien kan daardoor een 20 bijzonder herkenbaar uiterlijk worden verkregen.
Bij relatief grote houders, bijvoorbeeld 10, 25 of 50 liter fusten, verdient het echter de voorkeur de houder zodanig uit te voeren dat deze wel op de onderzijde kan worden opgesteld. Bij dergelijke fusten verdient een vrije 25 opstelling van de houder 701 veelal de voorkeur boven opsluiting daarvan in een tapinrichting zoals getoond in fig. 12. Bij dergelijke relatief grote fusten verdient het bovendien de voorkeur een andersoortige dop toe te passen, welke niet de gehele bovenzijde van de houder overspant.
30 Bij dergelijke fusten kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van aansluitingen zoals gebruikelijk bij bierfusten, welke uit de praktijk bekend zijn echter met slechts een aansluitleiding, waarbij overigens ook een omlopleiding kan zijn voorzien voor de toevoerleiding voor 35 het drukmedium vanaf nabij de bovenzijde van het fust tot bij de aansluiting van de drukkamer, waardoor deze bij 1010015 47 bestaande tapinstallaties kunnen worden gebruikt. Ook kan een dop worden toegepast die bijvoorbeeld slechts de afgifteopening 707 overdekt en op bekende wijze een zegelwerking biedt of zonder zegelwerking is uitgevoerd. De 5 dop kan in voorkomende gevallen ook worden weggelaten. Vele variaties hierop zijn mogelijk.
Fig. 9A toont schematisch een detail van een afsluiter 731. Deze afsluiter 731 omvat een zuiger 760 met een dekplaat 761 die in de sluitstand aan de onderzijde 10 afsluitend tegen de afgifteopening 707 ligt. Vanaf de dekplaat 761 strekt zich een stang 762 uit door de afgifteopening 707 tot in de ruimte 716. De stang 762 heeft een enigszins vlakke doorsnede met aan weerszijden een schouder 763. In de afgifteopening 707 is een tweetal 15 groeven 764 aangebracht welke de schouder 763 kunnen opnemen, zodanig dat de dekplaat 761 de afgifteopening 707 afsluit. De dekplaat 761 is door een veer 765 in deze stand voorgespannen. Indien de houder dient te worden geopend wordt de stang 762 naar onder gedrukt, in de richting van 20 de bodem 704, en vervolgens geroteerd, zodanig dat de schouders 763 ten opzichte van de groeven 764 worden verplaatst, naar de in fig. 9A in gebroken lijnen weergeven positie. Daardoor ontstaat een opening 766 langs de dekplaat 761, waar doorheen drank vanuit het 25 opslagcompartiment 710 naar de afgifteslang 717 kan stromen. In deze stand wordt de zuiger 760 losgelaten, waarbij de schouders 763 tegen het schouderdeel 705 naast de groeven 764 worden gedrukt door de veer 765. Aangezien de afsluiter 731 normaliter door de dop 711 wordt 30 afgeschermd, bestaat geen gevaar voor onbedoeld vrijkomen van de opening 766.
In een alternatieve uitvoeringsvorm, zoals getoond in fig. 9B, is de dop 711 via binnenschroefdraad in een zich vanaf het bovenvlak 719 uitstrekkende stomp 767 met 35 buitenschroefdraad op een halsdeel 768 rond de afgifteopening 707 met de houder 701 verbonden, waarbij de sf λ Ί nn λ c 1^ t V v 1 w 48 groef 713 zodanig is uitgevoerd dat een geringe verticale beweging van de dop 711 ten opzichte van de houder mogelijk is, terwijl de beide schroefdraden niet van elkaar los kunnen komen en steeds afdichtend op elkaar aansluiten. De 5 flexibele slang 717 is nabij het boveneinde van de stomp met de binnenruimte daarvan verbonden. Wanneer de dop 701 volledig omlaag is geschroefd, zoals in fig. 9B ter linker zijde in onderbroken lijnen weergegeven, is de aansluitslang 717 gesloten door het halsdeel 768. Wanneer 10 de dop 711 omhoog wordt geschroefd, zover tot de groef 713 aanloopt tegen de rand 714, zoals weergegeven in fig. 9B in volle lijnen, komt de aansluitslang 717 boven het halsdeel 768 in open verbinding met de afgifteopening 707 en kan drank worden afgegeven. Eventueel kan een scheurrand worden 15 voorzien langs de vrije onderrand van het schort 712 welke bij het omhoog schroeven van de dop 711 losscheurt en functioneert als verder zegelmiddel.
In de in de tekening getoonde uitvoeringsvormen is schematisch weergegeven dat het membraan 708 is vastgezet 20 tegen de binnenzijde van de houderwand 703. Daartoe kan het membraan bijvoorbeeld zijn gelijmd of met behulp van een klemring of dergelijke zijn vastgezet. In een niet getoonde uitvoeringsvorm is de houder uit twee helften opgebouwd, welke bijvoorbeeld op elkaar bevestigbaar zijn door middel 25 van een klemverbinding, schroefdraad, lijm of lastechnieken. Tussen de twee helften is een voorziening aangebracht waarin het membraan klembaar is. Daartoe kan bijvoorbeeld een klemring aan één van de helften van de houder bevestigbaar zijn voorafgaand aan koppeling van de 30 twee houderhelften, aan welke klemring het membraan is bevestigd. Een dergelijke uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat het membraan eenvoudig positievast te bevestigen is terwijl bovendien het membraan bereikbaar blijft voor inspectie, reparatie en vervanging, althans 35 wanneer de houderhelften losneembaar zijn gekoppeld.
inmni 5 49
Een houder 701 volgens de uitvinding kan op de gebruikelijke wijze worden gereinigd en gevuld. Voor reiniging kan de houder via de aansluitopening bijvoorbeeld op een drukbron, bijvoorbeeld een waterleiding worden 5 aangesloten, terwijl op de afgifteopening een spoelleiding kan worden aangesloten. Afwisselend kunnen de beide componenten worden gevuld, waardoor steeds het tegenoverliggende compartiment wordt geleegd, door verdringing van het membraan. Daarbij wordt vuil uit de 10 houder verwijderd en wordt tevens het membraan gespoeld. Beschadigingen van het membraan kunnen daarbij eenvoudig worden geconstateerd als gevolg van optredend drukverlies en samenvloeien van het drukmedium en het spoelmedium. Vulling van het opslagcompartiment met drank kan uiteraard 15 geschieden via de afgifteopening.
In Figuur 9C is een alternatieve uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding getoond waarbij de fustvormige houder 701 is opgebouwd uit een houderlichaam 702, waarbij op de bovenrand van de cilindrische langswand 20 703 het schouderdeel 705 dekselvormig is uitgevoerd en over genoemde bovenste langsrand is vastgezet, bijvoorbeeld met een bekende felsbewerking. Tussen het dekselvormig schouderdeel 705 en de langswand 703 is de bovenwand van het membraan 708 vastgezet in de felsrand. Het membraan 708 25 kan bijvoorbeeld uit relatief dun folie zijn vervaardigd en zich langs de gehele binnenwand van het houderlichaam 702 uitstrekken. Een dergelijke uitvoeringsvorm is in het bijzonder geschikt als eenmalig te gebruiken fust, hoewel ook hergebruik uiteraard mogelijk is. Voor de vervaardiging 30 van een fust volgens figuur 9C kunnen op zichzelf bekende technieken als diep- of duntrekken, persen en felsen worden toegepast.
Figuur 14 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een houder 801 volgens de uitvinding, waarbij 35 corresponderende delen corresponderende verwijzingscijfers hebben, vermeerderd met 800. De houder 801 omvat een 1010015 50 gesloten wand 803 en bodem 804, waarbij binnen de wand 803 zich evenwijdig aan het bodemvlak 804 een zuiger 808 uitstrekt, welke met zijn langswand afdichtend doch beweegbaar aanligt tegen de binnenzijde van de langswand 5 803. Deze zuiger 808 scheidt het onderste compartiment 809 van het bovengelegen opslagcompartiment 810. Door de opening 806 in de bodem 804 van de houder 801 strekt zich een schroefspindel 830 uit, welke met een eerste einde aanligt tegen de onderzijde van de zuiger 808, terwijl het 10 tegenover gelegen tweede einde zich buiten de houder 801 uitstrekt en roteerbaar is in de richting van de pijl R met behulp van daartoe geëigende middelen, bijvoorbeeld een electrische motor. In de bodem 804 is een moer 831 opgenomen welke kan samenwerken met de schroefspindel 830. 15 Bij een rotatie van de schroefspindel 830 binnen de moer 831 wordt een verticale beweging in de richting van de pijl P van de zuiger 808 verkregen, waardoor het compartiment 809 wordt vergroot en het compartiment 810 wordt verkleind en vice versa. De schroefspindel 830 is met het eerste 20 einde verbonden met de zuiger, zodanig dat de schroefspindel kan roteren om zijn lengteas en relatief ten opzichte van de zuiger 808, terwijl de zuiger niet axiaal ten opzichte van de schroefspindel 830 kan bewegen.
Hierdoor wordt een directe koppeling verkregen tussen de 25 bewegingen van de schroefspindel 830 en de zuiger 808.
In figuur 15 is schematisch een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding getoond, in het bijzonder geschikt voor gebruik in bijvoorbeeld horecagelegenheden met een relatief beperkt 30 volume per tijdseenheid aan af te geven drank, welke drank gekoeld dient te worden. Corresponderende delen hebben wederom vergelijkbare verwijzingscijfers, voorafgegaan door een 9. In deze uitvoeringsvorm zijn de koppelingsmiddelen 918 van de afgifteslang 917 gekoppeld met een zogenaamde 35 in-line koelinrichting 980, bijvoorbeeld een doorstroomwarmtewisselaar 981 welke in verbinding staat met 1010015 51 koelmiddelen 982. Aan de van de koppelingsmiddelen 918 afgekeerde zijde sluit een aansluitleiding 983 op de inline koelmiddelen 980 aan welke verdere aansluitleiding 983 is verbonden met een tapinrichtig 930 met bijvoorbeeld een 5 uit de horeca bekende soort. Op eerder beschreven wijze is een drukbron via een pomp 929 aangesloten op het drukcompartiment van de houder 901. Uit de houder 901 af te geven drank wordt door de in-line koelinrichting 980 gevoerd en daarbij op temperatuur gebracht, dan wel 10 gehouden. Met behulp van de in-line koelmiddelen 980 kan bijvoorbeeld de temperatuur van de drank, in het bijzonder bier, tussen 5 en 9°C, in het bijzonder op ongeveer 6 a 7°C, worden gebracht, dan wel gehouden, waardoor zelfs bij ongekoelde houder en relatief lange leidingen 917 en 983 de 15 drank op optimale temperatuur kan worden afgegeven. Strikte regulering van de temperatuur van de drank in met name de leidingen 917 en 983 is uit hygiënische oogpunt van bijzonder belang. Indien de houder 901 met relatief hoge temperatuur in een koeling wordt opgesteld, kan met een 20 inrichting volgens figuur 15 toch direct drank op de juiste temperatuur worden afgegeven, terwijl na verloop van tijd wanneer de drank in de houder 901 op de juiste temperatuur is gebracht de in-line koelmiddelen 980 kunnen worden uitgeschakeld of eventueel in gebruik kunnen worden 25 gehouden, hetgeen met name voordelig is wanneer de afgifteleidingen 917, 983 relatief lang zijn. Uiteraard kunnen ook meer of andersoortige in-line koelmiddelen 980 worden toegepast. De in-line koelmiddelen 980 kunnen zodanig zijn uitgevoerd, dat de af te geven drank in direct 30 contact komt met vast delen van de koelmiddelen 980 doch kunnen ook zodanig zijn uitgevoerd dat bij voorbeeld de afgifteslang 917 zich daar doorheen uitstrekt en indirecte warmtewisseling wordt verkregen. Bij een dergelijke laatstgenoemde uitvoeringsvorm zal het koelingsrendement 35 enigszins lager zijn, doch hiermee worden hygiëne-technische voordelen bereikt.
1010015 52
Doordat bij gebruik van een inrichting volgens de uitvinding de af te geven drank, in het bijzonder bier van het drukmedium is gescheiden kan zonder ingewikkelde regeling voor de druk in de houder en de stroomsnelheid van 5 de drank tijdens het afgeven gebruik worden gemaakt van de conbinatie van een koeling waarin de houder wordt geplaatst en een in-line koeling. Zolang de druk in de drukkamer hoger wordt gehouden dan de evenwichtsdruk in het bier in het gehele temperatuurtraject voor de drank in de houder 10 (bijvoorbeeld tussen 5 en 30°C) en constant wordt gehouden kan de in-line koeler 980 eenvoudig zo worden ontworpen dat een constante stroomsnelheid van de drank wordt verkregen onafhankelijk van de verpakkingstemperatuur. Regeling van de stroomsnelheid door het ontwerp van de koelspiraal van 15 de in-line koeler 980 biedt het voordeel dat toegevoegde weerstanden voor de drank in de leiding of tapkraan achterwege kunnen worden gelaten. Dergelijke weerstanden zijn slecht te reinigen en vormen derhalve een bron van infecties voor de drank.
20 Aangezien de aansluiting voor de drank aan de tapinrichting een eenweg-aansluiting is kan eenvoudig worden verhinderd dat via deze weg schadelijke bacteriën of lucht bij de drank in de verpakking kunnen treden, in tegenstelling tot conventionele aansluitingen waarbij een 25 tweeweg-aansluiting wordt toegepast waardoor bacteriën en lucht uit de tapkop direct in de verpakking worden gepompt bij aansluiten van de tapkop. Daar de gehele inrichting gekoeld wordt, zullen bacteriën die eventueel in de leiding aanwezig zijn langzaam of niet groeien. De houdbaarheid van 30 de verpakking kan daardoor worden opgevoerd tot bijvoorbeeld 3 tot 6 weken, terwijl bovendien de tapinrichting minder vaak gereinigd hoeft te worden, bijvoorbeeld 2 tot 4 keer per jaar. De bekende C02-flessen zijn bij een inrichting volgens de uitvinding niet meer 35 nodig, hoewel uiteraard wel C02 kan worden toegepast als drukmedium, hoewel dit niet de voorkeur geniet.
1010015 53
In figuur 16 is een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding getoond, omvattende een houder 901 opneembaar in een bakvormig opneemdeel 940 van een tapinrichting T, 5 bijvoorbeeld als getoond in figuur 12. Het opneemdeel 940 is slechts schematisch aangegeven. De houder 901 omvat een bodem 904, een opstaande cilindrische langswand 903 en een in de getoonde uitvoeringsvorm op de langswand 903 gefelst schouderdeel 905 dat de afgifte-opening 907 omvat. In een 10 verticaal deel 905a van het schouderdeel 905 is in de omtrek een aantal aansluitopeningen 906 voorzien voor aansluiting op de drukbron 929 via een aansluitleiding 926. Voor deze aansluiting is een annulaire, bij voorkeur flexibele ring 990 voorzien in het opneemdeel 940. De ring 15 990 heeft twee zich binnenwaarts uitstrekkende, naar elkaar hellende vingervormige randen 991 waartussen een kamer 992 is bepaald. De kamer 992 sluit aan op de aansluitleiding 926. Tijdens gebruik liggen de randen 991 boven resp. onder de aansluitopeningen 906 aan tegen het verticale deel 905a 20 van het schouderdeel 905. Daarbij zijn de randen 991 elastisch vervormd, waardoor een luchtdichte afsluiting wordt verkregen tegen het schouderdeel 905. Tijdens gebruik wordt daarbij het voordeel bereikt dat door opvoeren van de druk in de kamer 992 de randen 991 stevig tegen het 25 schouderdeel 905a worden gedrukt, waardoor een nog betere afsluiting wordt verkregen. Aangezien de aansluitopeningen 906 zich nabij het boveneinde van de houder 901 bevinden, kan de houder elke willekeurige lengte hebben zolang deze binnen het opneemdeel 940 past, zonder dat de hoogte van de 30 aansluitopening 907 daardoor verandert. Dit biedt het voordeel dat in dezelfde inrichting zowel houders met een relatief kleine inhoud (bijvoorbeeld 1,5 liter) als houders met een relatief grote inhoud (bijvoorbeeld 5 liter of meer) kunnen worden opgenomen. Overigens kunnen 35 inrichtingen volgens de onderhavige uitvinding ook bijzonder geschikt worden toegepast met houders met grote 1010015 54 inhoud (bijvoorbeeld 10, 25 of 50 liter), in het bijzonder geschikt voor horeca-toepassingen.
Bij de in figuur 16 getoonde uitvoeringsvorm is het opslagcompartiment 910 gevormd door een relatief flexibele, 5 folievormige zak of samendrukbare kunststof fles 908, opgehangen in, althans bevestigd nabij de afgifte-opening 907. Bij invoer van het drukmedium via de aanvoerleiding 926 en de aansluitopeningen 906 wordt tijdens gebruik de zak 908 samengedrukt onder verdringing van de drank uit het 10 opslagcompartiment 910, waarbij de drukruimte 909 wordt vergroot. De zak 908 kan, verdeeld over zijn omtrek, op een aantal plaatsen met de cilindrische langswand 903 zijn verbonden, zodanig dat de zak in hoofdzaak in radiale richting zal worden samengedrukt, waardoor nog beter wordt 15 verzekerd dat het gehele opslagcompartiment 910 zal worden leeggedrukt. Hoewel in de getoonde uitvoeringsvorm de drankcontainer uit twee delen is samengesteld, kan deze uiteraard ook eendelig zijn uitgevoerd, waardoor bijvoorbeeld een fles- of fustvormige houder 901 wordt 20 verkregen waarin het opslagcompartiment 910 zak- of flesvormig is uitgevoerd.
De positionering van de aansluitopeningen 906 nabij het boveneinde van de houder, althans op afstand van de bodem 904 in de langswand 903 of het schouderdeel 905 kan 25 uiteraard ook worden toegepast bij de eerder getoonde uitvoeringsvoorbeelden, voorzien van een membraan 708, zolang uiteraard de aansluitopeningen 706, 906 uitmonden aan de naar de drukzijde gekeerde zijde van het membraan 708 of de zak 908. Bovendien kan een zak 208 ook worden 30 toegepast bij uitvoeringsvormen waarbij de aansluitopening 906 in het bodemdeel is gelegen.
Bij de in figuur 16 getoonde uitvoeringsvorm kan de houder 901 met behulp van de schouders 914 in het opneemdeel 940 worden opgesloten, vergelijkbaar met de 35 uitvoeringsvorm als getoond in figuur 12, terwijl bovendien andere wijzen van bevestiging kunnen worden verkregen, T010015 55 bijvoorbeeld aangrijping op de cilindrische wand. Combinaties van uitvoeringsvormen volgens de uitvinding worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen.
Het zal duidelijk zijn dat bij een inrichting volgens 5 figuur 15 allerlei verschillende houders 701, 801, 901, drukbronnen, koelmiddelen en dergelijke kunnen worden toegepast, in het bijzonder zoals in het voorgaande beschreven.
Bij een inrichting en samenstel volgens de uitvinding 10 kan de houder worden hergebruikt, door inzamelen en hervullen, waarbij de afgiftemiddelen geheel of gedeeltelijk na gebruik kunnen worden weggeworpen. Dit is met name van belang uit hygiënisch oogpunt. Het is echter ook mogelijk de afgiftemiddelen na gebruik althans 15 gedeeltelijk her te gebruiken, na grondige reiniging daarvan. Dit is milieutechnisch voordelig.
Bij de in figuur 16 getoonde uitvoeringsvorm is de drank in de houder geheel omsloten door de zak 908. Hiermee wordt het voordeel bereikt dat de zak in hoofdzaak 20 zuurstofdicht kan worden uitgevoerd, waardoor de wand van de houder eventueel in relatief zuurstofdoorlatend kunststof kan worden uitgevoerd. Een dergelijke uitvoeringsvorm kan economisch gezien voordelig zijn, vanwege gebruik van relatief goedkoop materiaal.
25 Bovendien bestaat de mogelijkheid de zak dubbelwandig uit te voeren, waarbij de ten minste ene aansluitopening 906 uitmondt tussen de dan aanwezige binnen- en buitenzak, in de daartussen gevormde drukruimte 911. Hierdoor zal tijdens gebruik de druk van het drukmedium in hoofdzaak 30 worden gedragen door de buitenzak, waardoor de wand van de houder relatief dun en flexibel kan worden uitgevoerd en waarbij relatief grote ontwerpvrijheid voor de vorm van de houder bestaat. In figuur 16A-C is schematisch een drietal mogelijke uitvoeringsvormen van een dergelijke 35 dubbelwandige foliezak getoond.
1010015 56
In figuur 16A is een bijvoorbeeld geblazen binnenste foliezak 908a omgeven door een buitenste foliezak 908b. Eén of beide foliezakken 908a,b kunnen overigens meerlagig zijn uitgevoerd, afhankelijk van de gewenste barrière-5 eigenschappen daarvan. De drukruimte 911 is daarbij tussen de binnenzak 908a en de buitenzak 908b gevormd, rondom de binnenzak 908a.
Figuur 16B toont een uitvoeringsvorm waarbij de zak 908 is gevormd uit een drietal lagen 908c, 908d en 908e, 10 die onderling zijn verbonden voor de vorming van een tweetal compartimenten 910 en 911. Bij invoer van een drukmedium tussen de eerste laag 908c en de tweede laag 908d zal het volume van de drukruimte 911 vergroten onder verdringing van de drank uit het opslagcompartiment 910.
15 Overigens kunnen bijvoorbeeld de tweede laag 908d en de derde laag 908e onderdeel vormen van een kokervormig folieprofiel waartegen de eerste laag 908c is geseald.
Nabij de onderzijde zijn de drie lagen onderling verbonden en kunnen bovendien aan de containerwand of bodem zijn 20 bevestigd waardoor de zak 908 positievast in de container is opgenomen.
In de in figuur 16C getoonde uitvoeringsvorm is de foliezak 908 opgebouwd uit een viertal folielagen 908f-i. Hiertoe kan bijvoorbeeld een tweetal folievormige 25 kokerprofielen over elkaar zijn aangebracht en nabij de onderzijde zijn geseald, waarbij nabij de bovenzijde de wand van de buitenste folielagen 908f en 908i tegen de buitenzijde van de binnenste folielagen 908g en 908h zijn geseald. Ook kan een dergelijke foliezak uit vier gesealde 30 folielagen zijn samengesteld. Tussen de folielagen 908g en 908h is het opslagcompartiment 910 gevormd, waaromheen binnen de folielagen 908f en 908i de drukruimte 911 is ingesloten. Inbreng van het drukmedium in de drukruimte 911 zal voor samendrukking van het opslagcompartiment 910 35 zorgdragen onder verdringing van de daarin opgenomen drank. Wederom kan de zak 908 aan de bodem en/of de langswand zijn 1010015 vastgezet ter verhindering van beweging van de zak relatief ten opzichte van de houder 901. De folielagen kunnen wederom meerlagig zijn uitgevoerd, om eerder genoemde redenen.
5 Met name de in de figuren 16b en 16c getoonde uitvoeringsvormen bieden de mogelijkheid tot vulling van de zakvormige houders in een continu proces. Daartoe kan een kokerprofiel met een ten opzichte van de lengte van de zak relatief grote lengte worden gevuld en op geschikte 10 plaatsen worden ingesnoerd, geseald en losgesneden onder vorming van steeds een met de gewenste drank gevulde zak. Hierdoor wordt bovendien op eenvoudige wijze verhinderd dat lucht in de zak zal worden opgenomen. Overigens zijn uiteraard ook andere wijzen van vulling mogelijk.
15 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de tekening en de beschrijving getoonde en beschreven uitvoeringsvormen. Vele variaties daarop zijn mogelijk.
Een drankcontainer volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een zich enigszins 20 binnenwaarts uitstrekkend halsdeel, waardoor de totale hoogte van de drankcontainer wordt beperkt. Voorts kan een drankcontainer worden toegepast die op afstand van de afgifte-opening is voorzien van een vulopening, bijvoorbeeld nabij de onderzijde van de drankcontainer.
25 Hierdoor kan de drankcontainer reeds voorafgaand aan het vullen worden samengesteld, waarbij het zegelmembraan integraal met de drankcontainer kan zijn gevormd. In de wand van de drankcontainer kunnen vervormingszones zijn opgenomen, bijvoorbeeld facetvormige, ring- of 30 strookvormige vlakken die er tijdens gebruik zorg voor dragen dat de drankcontainer een voorkeursrichting voor samendrukken heeft onder invloed van in de drukkamer opgebouwde druk. Hierdoor kan het samendrukken van de drankcontainer in een voorkeursrichting worden 35 bewerkstelligd. Voorts kunnen bijvoorbeeld verschillende delen worden geïntegreerd, zoals de primaire en secundaire
1Π1ΠΠ1R
f V v w ♦ w bö dop of het eerste koppeldeel, het verbindingsdeel en het tweede koppeldeel. Alhoewel slechts een tapinrichting is getoond voor het opnemen van één drankcontainer, zijn ook uitvoeringsvormen mogelijk waarbij twee of meer 5 drankcontainers bij voorkeur naast elkaar in één of meerdere drukkamers in dezelfde tapinrichting zijn opgenomen. De mate van leegdrukken van elke drankcontainer zal daarbij tijdens gebruik worden bepaald door de druk in de of elke drukkamer en de mate van afname van drank uit 10 elk der containers.
Uiteraard kunnen naast of in plaats van een drukmedium mechanische drukmiddelen worden toegepast voor het ten minste ondersteunen van het samendrukken van de drankcontainer of het verplaatsen van een membraan in een 15 membraanfust. Bij toepassing van een beschreven onvervormbaar fust kan het membraan zakvormig zijn uitgevoerd en aan, althans nabij het halsdeel aan de drankcontainer zijn bevestigd.
Zo kan de houder 1 een andere vorm hebben, 20 bijvoorbeeld een veelhoekige doorsnede en een bol einde, terwijl bovendien de dop 11, indien aanwezig, allerlei andere vormen kan hebben. De dop kan bovendien op allerlei geschikte wijzen zijn vastgezet aan de houder. De houder kan op andere wijze aansluitbaar zijn op een drukbron, 25 waarbij de drukbron op elke geschikte wijze kan zijn uitgevoerd. Het membraan kan zodanig elastisch zijn uitgevoerd dat dit bij ontspannen toestand zich op afstand van de wand van de houder uitstrekt, bijvoorbeeld vlak is. Bovendien kan het membraan in elke gewenste positie worden 30 aangebracht, zolang het de drukkamer van het opslagcompartiment scheidt. De aansluitmiddelen voor de drukbron en de aansluitmiddelen voor de afgiftemiddelen kunnen op andere wijze en op andere posities zijn aangebracht, bijvoorbeeld beide nabij de bovenzijde van de 35 houder, waarbij een kanaal is voorzien voor doorleiding van het drukmedium naar de drukkamer. Een dergelijk kanaal kan *4nmnic 1 U t ^ w 1 59 bijvoorbeeld in een beschreven opneemdeel zijn voorzien. In de beschrijving is gesproken van bier als af te geven drank. Duidelijk zal zijn dat ook allerlei andere dranken in de houder kunnen worden opgenomen, zoals frisdranken en 5 andere alcoholische dranken. Ook kunnen verschillende dranken zijn voorzien in bijvoorbeeld naast elkaar gelegen opslagcompartimenten in één houder.
Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen.
1Λ1 ΠΓΜ C

Claims (58)

1. Samenstel van een tapinrichting en een container voor via de tapinrichting af te geven fluïdum, in het bijzonder bier of frisdrank, waarbij afgiftemiddelen zijn voorzien voor het fluïdum, waarbij in de tapinrichting een 5 drukkamer is voorzien waarin de container zich tijdens gebruik althans gedeeltelijk uitstrekt, waarbij drukmiddelen zijn voorzien voor het in de drukkamer voeren van een drukmedium voor het via de afgiftemiddelen uit de container drukken van het fluïdum zonder dat het drukmedium 10 in contact komt met het fluïdum, met het kenmerk, dat de drukruimte tijdens gebruik althans gedeeltelijk wordt bepaald en naar de omgeving wordt afgesloten door een sluitdeel van de container, op afstand van de afgifteopening van de container en waarbij de 15 afgifteopening van de container zich buiten de drukkamer V-. /^ +- uc v i.üuL .
2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het sluitdeel een kraagvormig deel omvat en zich op afstand van de vul- en/of afgifteopening rond de container 20 uitstrekt, welk kraagvormig deel afsluitend opneembaar is in de tapinrichting.
3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de container fles- of fustvormig is, voorzien van een schouderdeel waarin ten minste de afgifteopening is 25 opgenomen, waarbij het sluitdeel zich nabij de van de afgifteopening afgekeerde langsrand van het schouderdeel uitstrekt.
4. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het sluitdeel vast is verbonden met de 30 container, in het bijzonder daarmee integraal is vervaardigd.
5. Samenstel volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het sluitdeel is opgenomen in een opzetdeel i uu i 5 dat op, althans rond een de afgifteopening omgevend deel van de container, in het bijzonder een halsdeel daarvan bevestigbaar is.
6. Samenstel volgens een der conclusies 1-4, met het 5 kenmerk, dat de container door de tijdens gebruik in de drukkamer opgebouwde druk in hoofdzaak niet vervormbaar is, waarbij de drukkamer althans gedeeltelijk is opgenomen in de container en waarbij binnen de container ten minste een door de opgebouwde druk vervormbaar deel een 10 opslagcompartiment voor het af te geven fluïdum scheidt van de drukkamer.
7. Samenstel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het vervormbare deel membraanvormig is.
8. Samenstel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 15 het vervormbare deel zak- of flesvormig is, waarbij ten minste een kraagdeel van het vervormbare deel met de container is verbonden, bij voorkeur in of nabij de afgifte-opening.
9. Samenstel volgens één der conclusies 6-8, met het 20 kenmerk, dat in de buitenzijde van de container ten minste één doorlaatopening voor een drukfluïdum is voorzien welke de drukkamer in de container verbindt met de omgeving.
10. Samenstel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de ten minste ene doorlaatopening zich nabij het boveneinde 25 van de container, althans op afstand van de bodem daarvan bevindt.
11. Samenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de container door de tijdens gebruik in de drukkamer opgebouwde druk althans bij geopende afgiftemiddelen 30 vervormbaar, bij voorkeur althans in hoofdzaak geheel samendrukbaar is, waarbij ten minste het sluitdeel en bij voorkeur het opzetdeel door de opgebouwde druk althans zodanig onvervormbaar is dat de afdichtende werking daarvan behouden blijft.
12. Samenstel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de container binnen het opzetdeel vervormbaar is. tut 001S b Z
13. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de container dunwandig, zelfdragend is vervaardigd uit kunststof, in het bijzonder een thermoplastische polymeer, meer in het bijzonder PEN, bij 5 voorkeur een combinatie van PEN en PET.
14. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de container is voorzien van een met de afgifteopening in verbinding staande of te brengen, relatief vast met de container verbonden buisvormig 10 afgiftemiddel dat tijdens gebruik contact verhindert tussen het af te geven fluïdum en de verdere afgiftemiddelen.
15. Samenstel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het buisvormige afgiftemiddel althans gedeeltelijk flexibel, slangvormig is, zodanig dat dit relatief 15 eenvoudig elastisch kan worden dichtgedrukt.
16. Samenstel volgens één der conclusies 14 of 15, met het kenmerk, dat ten minste het vrije einde van het buisvormig afgiftemiddel zich tijdens gebruik buiten de afgifteinrichting uitstrekt, waarbij het afgiftemiddel 20 althans gedeeltelijk is opgenomen in een klemmechanisme waarmee de doorgang in het afgiftemiddel naar wens kan worden vrijgegeven of worden afgesloten, waarbij de tapinrichting zodanig is uitgevoerd dat na gebruik het afgiftemiddel uit het klemmechanisme kan worden genomen en 25 met de container kan worden weggevoerd.
17. Samenstel volgens één der conclusies 14 - 16, met het kenmerk, dat het buisvormig afgiftemiddel is voorzien van een aangrijpmiddel waarmee althans het vrije einde daarvan tot op afstand van de afgifteopening kan worden 3. gebracht.
18. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de container in gevulde toestand, voorafgaand aan gebruik, is voorzien van doorboorbare zegelmiddelen in of nabij de afgifteopening, waarbij 35 middelen zijn voorzien voor het doorboren van de zegelmiddelen tijdens of na het aanbrengen van een overdruk i 1010015 ó3 in de drukkamer, welke doorboringsmiddelen daarbij de binnenruimte van de container in verbinding brengen met een afgiftekanaal voor het fluïdum.
19. Samenstel volgens conclusie 18 en één der conclusies 5 14-17, met het kenmerk, dat het buisvormig afgiftemiddel ten minste de doorboringsmiddelen en het afgiftekanaal omvat.
20. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de container binnen de tapinrichting op 10 enige afstand door een wand van de drukkamer wordt omgeven, waarbij het sluitdeel bij drukloze drukkamer enigszins vrij ligt van de daarmee samenwerkende sluitmiddelen, aangebracht in de tapinrichting, waarbij het sluitdeel bij drukopbouw in de drukkamer tegen de samenwerkende 15 sluitmiddelen van de tapinrichting wordt aanbewogen voor het verder afsluiten van de drukkamer.
21. Samenstel volgens conclusie 20 en één der conclusies 18 of 19, met het kenmerk, dat tijdens de beweging van de container tegen de samenwerkende sluitmiddelen de 20 doorboringsmiddelen door de zegelmiddelen worden gedwongen.
22. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tapinrichting een vatvormig eerste deel omvat met een daarop bij voorkeur scharnierbaar bevestigd dekseldeel, waarbij de container ongeveer rechtstandig in 25 het eerste deel plaatsbaar is onder vorming van de drukkamer, waarbij het dekseldeel over de container sluitbaar is en waarbij drukbeveiligingsmiddelen zijn voorzien om openen van het dekseldeel te verhinderen zolang de druk in de drukkamer hoger is dan ongeveer de 30 omgevingsdruk en waarbij de container naar de omgeving toe afgesloten blijft totdat de eerste maal de druk in de drukkamer rond en/of in de container tot boven de omgevingsdruk is opgevoerd.
23. Werkwijze voor het tappen van drank, in het 35 bijzonder een koolzuurhoudende drank zoals bier of koolzuurhoudende frisdranken, waarbij: JOfOOlè b4 de drank in een afgesloten container in een bakvormig deel van een tapinrichting wordt geplaatst, waarbij de container is voorzien van een afgifteopening en een op afstand de afgifteopening omgevend 5 afsluitdeel dat afsluitend tegen het bakvormig deel wordt aangelegd onder vorming van een drukkamer, ten minste tussen de container, de binnenwand van het bakvormig deel en het afsluitdeel, waarbij een vrij einde van een met de container 10 nabij de afgifteopening verbonden, althans gedeeltelijk relatief flexibel buisvormig afgiftemiddel tot buiten de tapinrichting wordt bewogen, waarna een dekseldeel over de container wordt gesloten en wordt vastgezet, 15. waarbij het zich buiten de tapinrichting uitstrekkende deel van het buisvormige afgiftemiddel in een kleminrichting wordt geplaatst waarmee naar wens de doorgang in het afgiftemiddel kan worden geopend en kan worden afgesloten, 20. waarbij met behulp van drukmiddelen de druk in de drukkamer wordt opgevoerd, waarna het inwendige van de container in vrije verbinding wordt gebracht met de omgeving, ten minste met behulp van de kleminrichting, 25. waarbij door verkleinen van ten minste het drank bevattende deel van de container onder invloed van de drukopbouw althans een deel van de drank door het buisvormig afgiftemiddel naar de omgeving wordt weggevoerd.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat 30 tijdens of voorafgaand aan het in open verbinding brengen van het inwendige van de container met de omgeving, antiseptisch afsluitende zegelmiddelen door doorboringsmiddelen worden doorboord, bij voorkeur door doorboringsmiddelen op het buisvormige afgiftemiddel en 35 onder invloed van de drukopbouw in de drukkamer. 1010015
25. Werkwijze volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de container bij drukopbouw in de kamer relatief ten opzichte van de doorboringsmiddelen wordt bewogen, zodanig dat de doorboringsmiddelen door de zegelmiddelen worden 5 gedwongen.
26. Werkwijze volgens één der conclusies 23 - 25, met het kenmerk, dat als container een samendrukbare container wordt toegepast, waarbij het afsluitdeel op een ten opzichte van de container relatief stijf opzetdeel is 10 aangebracht, waarbij de container tijdens de drukopbouw in de drukkamer, onder afgifte van de drank, in het opzetdeel wordt samengedrukt.
27. Werkwijze volgens één der conclusies 23 - 25, met het kenmerk, dat als container een relatief stijve 15 container wordt toegepast, voorzien van een opslagcompartiment en ten minste een gedeelte van de drukkamer, gescheiden door een flexibel membraanmiddel, waarbij door opvoeren van de druk in de drukkamer het membraanmiddel althans gedeeltelijk in de richting van de 20 afgifteopening wordt gedwongen, onder verdringing van de drank uit het kleiner wordende opslagcompartiment.
28. Container voor gebruik in een samenstel volgens één der conclusies 1 - 22 of een werkwijze volgens één der conclusies 23 - 27.
29. Container volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de container is vervaardigd uit kunststof, in het bijzonder PEN en bij voorkeur een combinatie van PET en PEN, welke container is ingericht voor het opslaan van bier, in het bijzonder lager, met een C02 gehalte van meer dan 3 g/kg, 30 in het bijzonder meer dan 4,5 g/kg, waarbij de container een inhoud heeft van 2 liter of meer, bij voorkeur een inhoud van ten minste 4 liter.
30. Container volgens conclusie 28 of 29, met het kenmerk, dat in de wand van de container vervormingszones 35 zijn aangebracht voor het onder invloed van externe druk in een voorkeursrichting doen samendrukken van althans een Tt) f ϋϋ i b 6 6 gedeelte van de container in ten minste radiale richting, bij voorkeur in axiale richting en/of in radiale richting.
31. Container volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de container een tijdens gebruik in hoofdzaak niet te 5 vervormen wand heeft, waarbij binnen de container een zak-of flesvormig opslagcompartiment is opgenomen dat samendrukbaar is en ten minste in of nabij de afgifte-opening van de container is vastgezet, waarbij ten minste de wand van het opslagcompartiment in hoofdzaak 10 zuurstofdicht is.
32. Tapinrichting voor gebruik in een samenstel volgens één der conclusies 1 - 22 of een werkwijze volgens één der conclusies 23 - 27.
33. Gebruik van een container volgens één der conclusies 15 28 - 31 en/of een tapinrichting volgens conclusie 28 in een samenstel volgens één der conclusies 1 - 22 of een werkwijze volgens één der conclusies 23 - 27.
34. Opzetdeel voor gebruik in een samenstel volgens één der conclusies 5-22, een werkwijze volgens één der 20 conclusies 23 - 27, bij een container volgens één der conclusies 28 - 31 of bij een tapinrichting volgens conclusie 32.
35. Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere, bij voorkeur koolzuurhoudende dranken, bij voorkeur 25 volgens één der conclusies 1-22, omvattende een houder voor de betreffende drank en afgiftemiddelen voor de drank, waarbij de houder is voorzien van scheidingsmiddelen die een opslagcompartiment in de houder scheiden van een drukkamer, waarbij de afgiftemiddelen aansluitbaar zijn op 30 het opslagcompartiment en een drukbron aansluitbaar is op de drukkamer, één en ander zodanig dat tijdens gebruik met behulp van de drukbron een drukmedium in de drukkamer brengbaar is, zodat bij open afgiftemiddelen drank uit het opslagcompartiment wordt verdreven onder althans 35 gedeeltelijke verplaatsing van de scheidingsmiddelen en verkleining van het opslagcompartiment. inmni c
36. Samenstel volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat de scheidingsmiddelen membraanmiddelen omvatten, in het bijzonder een enigszins velvormig membraan.
37. Samenstel volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat 5 het membraan op afstand van de afgiftemiddelen met de wand van de houder is verbonden, zodanig dat bij nagenoeg geheel geleegd opslagcompartiment het membraan aanligt tegen de binnenzijde van de wand van het opslagcompartiment.
38. Samenstel volgens conclusie 36 of 37, met het 10 kenmerk, dat het membraan bij toename van het volume van de drukkamer enigszins elastisch wordt opgerekt.
39. Samenstel volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat de scheidingsiddelen zuigermiddelen omvatten.
40. Samenstel volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat 15 in de houder geleidingsmiddelen zijn voorzien voor de zuigermiddelen, ingericht voor het in de gewenste stand houden van de zuigermiddelen tijdens de beweging daarvan.
41. Samenstel volgens conclusie 39 of 40, met het kenmerk, dat de zuigermiddelen een zuiger omvatten, 20 voorzien van een naar de afgiftemiddelen gekeerd bovenvlak, aangepast aan de vorm van het binnenvlak waarin de afgiftemiddelen zijn opgenomen, één en ander zodanig dat bij tegen het binnenvlak bewogen zuiger het volume van het opslagcompartment minimaal, bij voorkeur nul is.
42. Samenstel volgens één der conclusies 35-41, met het kenmerk, dat bij maximaal gevuld opslagcompartiment het volume van de drukkamer kleiner is dan het volume van het opslagcompartiment, waarbij de scheidingsmiddelen in voornoemde toestand bij voorkeur aanliggen tegen de 30 binnenwand van de drukkamer.
43. Samenstel volgens één der conclusies 35-42, met het kenmerk, dat de afgiftemiddelen in een wanddeel van de houder tegenover de scheidingsmiddelen zijn aangebracht.
44. Samenstel volgens één der conclusies 35-43, met het 35 kenmerk, dat de houder losneembaar is van de drukbron en 1010015 6 ö althans een deel van de afgiftemiddelen, waarbij de houder hervulbaar is met drank.
45. Samenstel volgens een der conclusies 35-44, met het kenmerk, dat de drukbron is ingericht voor het in de 5 drukkamer voeren van een vloeistof, in het bijzonder water.
46. Samenstel volgens één der conclusies 35-45, met het kenmerk, dat de drukbron en tapmiddelen voor verbinding met de afgiftemiddelen onderdeel vormen van een tapinrichting, waarbij de tapinrichting een bakvormig bodemdeel omvatten 10 waarin de houder plaatsbaar is, waarbij het bodemdeel door de houder drukdicht wordt afgesloten en waarbij de houder is voorzien van een opening, zodanig dat de drukkamer in verbinding kan worden gebracht met de drukbron welke tijdens gebruik is aangesloten op de binnenruimte.
47. Samenstel volgens conclusie 46, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een annulaire rand welke tijdens gebruik aanligt tegen een wand van het bodemdeel onder afsluiting van het bodemdeel.
48. Samenstel volgens een der conclusies 35-45, met het 20 kenmerk, dat de drukbron en tapmiddelen voor verbinding met de afgiftemiddelen onderdeel vormen van een tapinrichting, waarbij de tapinrichting opneemmiddelen omvatten voor het althans gedeeltelijk omvatten van de houder, waarbij de houder op afstand van de onderzijde daarvan, bij voorkeur 25 in een zijwand is voorzien van ten minste één opening, op welke ten minste ene opening de drukbron aansluitbaar is, een en ander zodanig dat tijdens gebruik een open verbinding bestaat tussen de drukbron en de drukruimte in de houder.
49. Samenstel volgens één der conclusies 35-48, met het kenmerk, dat het opslagcompartiment wordt omsloten door een relatief flexibele zak, bevestigd in, althans nabij de afgifte-opening van de houder, waarbij de ten minste ene drukruimte is ingesloten tussen de wand van de houder en de 35 zak. 1010015
50. Samenstel volgens een der conclusies 35-49, met het kenmerk, dat de drukbron is ingericht voor het uit de drukkamer verwijderen van althans een deel van het daarin tijdens gebruik ingevoerde drukmedium.
51. Samenstel volgens een der conclusies 35-50, met het kenmerk dat de houder is voorzien van een dop welke vast met het overige deel van de houder is verbonden, waarbij althans een gedeelte van de afgiftemiddelen door de dop worden afgedekt, waarbij de dop is voorzien van ten minste 10 één opening welke is afgesloten door een dekdeel, waarbij zegelmiddelen zijn voorzien voor het dekdeel ten opzichte van de dop, een en ander zodanig dat de door de dop afgedekte afgiftemiddelen vanaf de buitenzijde van de houder slechts bereikbaar zijn na verbreking van de 15 zegelmiddelen.
52. Samenstel volgens conclusie 51, met het kenmerk, dat de zegelmiddelen aan aantal het dekdeel met de dop verbindende elementen omvatten.
53. Samenstel volgens één der conclusies 35-52, met het 20 kenmerk, dat de afgiftemiddelen een althans gedeeltelijk flexibel buisdeel omvatten dat aansluitbaar is op tapmiddelen.
54. Samenstel volgens een der conclusies 35-53, met het kenmerk, dat in of nabij de afgiftemiddelen koelmiddelen 25 zijn opgenomen voor het tijdens het afgeven van drank koelen daarvan.
55. Samenstel volgens een der conclusies 35-54, met het kenmerk, dat aangrijpmiddelen zijn voorzien aan de afgiftemiddelen, waarbij de aangrijpmiddelen ten minste één 30 vlak omvatten dat tijdens gebruik naar buiten toe zichtbaar is en waarop informatie is aangebracht, in het bijzonder informatie omtrent merk en/of inhoud van de houder.
56. Houder voor gebruik bij een samenstel volgens één der conclusies 35-55.
57. Werkwijze voor het opslaan en afgeven van bier en andere, bij voorkeur koolzuurhoudende dranken, waarbij de 1 (Ί 1 ΠΛ 1 f? drank in een opslagcompartiment wordt opgeslagen, welk opslagcompartiment aan ten minste één zijde wordt begrensd door een althans gedeeltelijk flexibele wand, in het bijzonder een membraan, waarbij aan de van het 5 opslagcompartiment afgekeerde zijde een drukkamer is aangebracht en waarbij aan een van de flexibele wand afgekeerde zijde van het opslagcompartiment een afgifteopening is aangebracht, waarbij aansluitmiddelen tussen de afgifteopening en tapmiddelen worden aangebracht, 10 waarna een drukmedium in de drukkamer wordt gebracht, onder gedeeltelijke verdringing van de flexibele wand in de richting van de afgifteopening, zodanig dat drank uit het opslagcompartiment wordt verdrongen, door de aansluitmiddelen en de tapmiddelen zonder dat de drank in 15 aanraking komt met het drukmedium.
58. Werkwijze volgens conclusie 57, met het kenmerk, dat nadat althans een gedeelte van de drank uit het opslagcompartiment is verdrongen het drukmedium uit de drukkamer wordt verwijderd, waarbij de flexibele wand althans 20 gedeeltelijk in de uitgangsstand wordt teruggebracht. tt)1 00 1 5
NL1010015A 1997-09-04 1998-09-04 Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken. NL1010015C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1010015A NL1010015C2 (nl) 1997-09-04 1998-09-04 Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken.

Applications Claiming Priority (10)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US5781497P 1997-09-04 1997-09-04
US5761697P 1997-09-04 1997-09-04
US5781497 1997-09-04
NL1006950 1997-09-04
NL1006950A NL1006950C2 (nl) 1997-09-04 1997-09-04 Inrichting voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken.
US5761697 1997-09-04
NL1006949A NL1006949C2 (nl) 1997-09-04 1997-09-04 Thuistap.
NL1006949 1997-09-04
NL1010015A NL1010015C2 (nl) 1997-09-04 1998-09-04 Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken.
NL1010015 1998-09-04

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1010015A1 NL1010015A1 (nl) 1999-03-05
NL1010015C2 true NL1010015C2 (nl) 1999-05-10

Family

ID=27532445

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1010015A NL1010015C2 (nl) 1997-09-04 1998-09-04 Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1010015C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2001094250A1 (en) * 2000-06-09 2001-12-13 Heineken Technical Services B.V. Container for drink provided with a chamber containing a flexible dispensing line

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US7246727B2 (en) 2000-06-09 2007-07-24 Heineken Technical Services B.V. Container for drink provided with a chamber containing a flexible dispensing line

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2001094250A1 (en) * 2000-06-09 2001-12-13 Heineken Technical Services B.V. Container for drink provided with a chamber containing a flexible dispensing line
NL1015411C2 (nl) * 2000-06-09 2001-12-14 Heineken Tech Services Houder voor drank voorzien van een kamer met een flexibele afgifteleiding alsmede van positioneringsmiddelen.
EP1721863A2 (en) * 2000-06-09 2006-11-15 Heineken Technical Services B.V. Container for drink
EP1721863A3 (en) * 2000-06-09 2006-11-29 Heineken Technical Services B.V. Container for drink

Also Published As

Publication number Publication date
NL1010015A1 (nl) 1999-03-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR100532205B1 (ko) 맥주와 다른 탄산음료를 저장 및 분배하는 조립체
CN1125770C (zh) 用于储存和分配饮料尤其啤酒的容器
EP1798194B1 (en) A method for producing a beverage dispenser
NL1008601C2 (nl) Inrichting voor het afgeven van een fluïdum.
NL1019562C2 (nl) Klepsamenstel voor gebruik bij drankafgifte.
EP2164798B1 (en) Paper-based beer container and dispensing apparatus therefor
EA012761B1 (ru) Устройство для выдачи напитка
DK2001790T3 (en) BEVERAGE CONTAINER AND COLLECTION OF SUCH A CONTAINER AND A DRAFT DEVICE
NL1010015C2 (nl) Samenstel voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken.
BE1018940A3 (nl) Inrichting voor het tappen van drank uit een herbruikbaar vaatje en herbruikbaar vaatje voorzien van deze inrichting.
NL1006950C2 (nl) Inrichting voor het opslaan en afgeven van bier en andere koolzuurhoudende dranken.
NL1006949C2 (nl) Thuistap.
US20170313567A1 (en) Beverage container assembly for holding a beverage
AU2003204060B2 (en) Assembly for storing and dispensing beer and other carbonated beverages
MXPA00002248A (en) Assembly for storing and dispensing beer and other carbonated beverages
UA57806C2 (uk) Пристрій для зберігання і видачі пива та інших газованих напоїв (варіанти ) , спосіб для його здійснення і контейнер та видачний пристрій для використання в пристрої

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
PD2A A request for search or an international type search has been filed