NL1009686C2 - Schrapertransporteur, en aandrijfwiel daarvoor. - Google Patents

Schrapertransporteur, en aandrijfwiel daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
NL1009686C2
NL1009686C2 NL1009686A NL1009686A NL1009686C2 NL 1009686 C2 NL1009686 C2 NL 1009686C2 NL 1009686 A NL1009686 A NL 1009686A NL 1009686 A NL1009686 A NL 1009686A NL 1009686 C2 NL1009686 C2 NL 1009686C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
scraper
chain
drive wheel
link
chain drive
Prior art date
Application number
NL1009686A
Other languages
English (en)
Inventor
Frits Etienne Van Aerde
Philippe Hippoliet Pia Maria
Jacques Robert Albert De Deyne
Original Assignee
Roxell Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Roxell Nv filed Critical Roxell Nv
Priority to NL1009686A priority Critical patent/NL1009686C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1009686C2 publication Critical patent/NL1009686C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G23/00Driving gear for endless conveyors; Belt- or chain-tensioning arrangements
    • B65G23/02Belt- or chain-engaging elements
    • B65G23/04Drums, rollers, or wheels
    • B65G23/06Drums, rollers, or wheels with projections engaging abutments on belts or chains, e.g. sprocket wheels
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G19/00Conveyors comprising an impeller or a series of impellers carried by an endless traction element and arranged to move articles or materials over a supporting surface or underlying material, e.g. endless scraper conveyors
    • B65G19/14Conveyors comprising an impeller or a series of impellers carried by an endless traction element and arranged to move articles or materials over a supporting surface or underlying material, e.g. endless scraper conveyors for moving bulk material in closed conduits, e.g. tubes

Description

Schrapertransporteur, en aandrijfwiel daarvoor
De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een schrapertransporteur. Daarmee wordt bedoeld een inrichting voor het door buizen transporteren van poedervormig of korrelvormig materiaal, zoals bijvoor-5 beeld voer in mesterijen voor pluimvee. In die buizen is een ketting geleid, aan welke ketting schijfvormige of schotelvormige meenemers zijn bevestigd. De ketting is van metaal, terwijl de meenemers uit kostenbesparend oogpunt zijn vervaardigd van kunststof. Wanneer de ketting door de 10 buis wordt getrokken, schrapen de schijfvormige meenemers langs de binnenwand van de buis, waarbij zij het korrelvormige of poedervormige materiaal meenemen. Dergelijke schrapertransporteurs zijn op zich bekend.
De van meeneemschijven voorziene ketting is een 15 eindloze, in zichzelf gesloten ketting, die in een buizenstelsel een bepaald traject aflegt, waarbij de ketting wordt aangedreven door een kettingaandrijfwiel. De onderhavige uitvinding heeft meer in het bijzonder betrekking op dit kettingaandrijfwiel.
20 In zijn algemeenheid kan het kettingaandrijfwiel worden beschouwd als een in hoofdzaak cirkelvormig lichaam dat langs zijn omtrek is voorzien van een aantal radiaal uitstaande aandrijfvingers. Bij een bekende schrapertransporteur zijn de aandrijfvingers van het aandrijfwiel 25 in aangrijping op de meeneemschijven, hetgeen op zich reeds een nadeel is omdat deze kunststof schijven relatief zwak zijn en snel beschadigen. Voorts is de door de meeneem-vingers uitgeoefende kracht op de schijven schuin gericht ten opzichte van de neutrale lijn van de ketting, waardoor 30 de meeneemschijf de neiging krijgt om te gaan kantelen, hetgeen extra slijtage en een onregelmatige voortbeweging van de ketting veroorzaakt.
1009686 2
Een verder belangrijk nadeel van de bekende schraper-transporteur is, dat het kettingaandrijfwiel zijn kracht uitoefent bij zijn uitgang, dat wil zeggen daar waar de ketting het aandrijfwiel verlaat. Als gevolg daarvan 5 schraapt een meeneemvinger langs een schijf juist voordat deze wordt losgelaten, waardoor de schijf wordt beschadigd en waardoor verlies aan vermogen optreedt.
Een ander gevolg van het feit, dat het aandrijfwiel zijn kracht uitoefent bij zijn uitgang, is dat er een 10 trekspanning heerst in dat deel van de ketting dat langs de omtrek van het aandrijfwiel ligt. Daarbij steunen de meeneemschijven met een naar de rotatieas van het aandrijf-wiel gericht gedeelte van hun omtrek tegen het lichaam van het aandrijfwiel. Derhalve wordt hierbij elke schakel 15 waaraan een meeneemschijf is bevestigd, op buiging belast. Dit is in het bijzonder daarom nadelig, omdat de schakels niet uit één stuk zijn gemaakt maar een las bezitten, welke las zich bevindt ter hoogte van de corresponderende meeneemschijf, zodat de sterkste buigbelasting juist ter 20 plaatse van die las optreedt. Na langdurig gebruik kunnen de schakels derhalve bij die las breken als gevolg van vermoeiing.
De uitvinding beoogt de genoemde nadelen te verminderen of zelfs te elimineren.
25 Veelal zijn de schakels van schrapertransporteurs vervaardigd uit een relatief goedkope staalsoort. Tijdens gebruik zullen de schakels onderhevig zijn aan slijtage, waarbij zij op bepaalde plaatsen wat dunner kunnen worden en effectief een wat grotere lengte kunnen krijgen. Voor de 30 transportfunctie van de schrapertransporteur maakt dit niet uit, maar het aandrijfwiel dient zodanig ontworpen te zijn dat het ook geschikt is voor gebruik bij kettingen waarbij in de praktijk variaties optreden in de afmetingen van de individuele schakels.
35 Het is derhalve een verder doel van de onderhavige 1009686 3 uitvinding een aandrijfkettingwiel te verschaffen dat in staat is tot het aandrijven van een schrapertransporteur-ketting, ongeacht het optreden van eventuele variaties in de afmetingen van de schakels.
5 Opgemerkt wordt, dat er kettingwielen zijn ontwikkeld die speciaal bedoeld zijn voor het aandrijven van transportkettingen of hijskettingen. Ook daarbij is een trekspanning aanwezig in dat deel van de ketting dat langs de omtrek van het aandrijfwiel ligt. Dit soort kettingen, 10 zijn relatief zware en dure kettingen waarbij in de praktijk weinig vervorming zal optreden, terwijl bovendien geen meeneemschijven aanwezig zijn, zodat dus niet de met meeneemschijven geassocieerde problemen optreden.
15 De bezwaren van de conventionele schraper- transporteurs worden volgens de onderhavige uitvinding overwonnen doordat het kettingwiel zodanig is uitgevoerd, dat dit steeds bij zijn ingang in aangrijping is op een schakel van de transporteurketting, waarbij het langs de 20 omtrek van het kettingwiel gelegen gedeelte van de ketting in hoofdzaak vrij is van trekspanning.
De genoemde aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt in de hiernavolgende beschrijving van een voorkeurs-25 uitvoeringsvorm van een kettingaandrijfwiel volgens de onderhavige uitvinding, onder verwijzing naar de tekeningen, waarin: figuur IA schematisch een perspectiefaanzicht toont van een kettingaandrijfwiel volgens de onderhavige uitvinding met 30 een gedeelte van een schraperketting; figuur 1B schematisch een aanzicht toont van een schakel; figuur 2 schematisch een dwarsdoorsnede toont door het kettingaandrijfwiel van figuur 1; figuur 3A een zijaanzicht toont van het binnenvlak van een 35 vingerplaat van het in figuur 1 weergegeven ketting- 1009686 4 aandrij fwiel; figuur 3B een dwarsdoorsnede toont volgens de lijn B-B in figuur 3A; figuur 3C een dwarsdoorsnede toont volgens de lijn C-C in 5 figuur 3A; en de figuren 4A en 4B perspectiefaanzichten zijn van een anti-torsieschakel voor een transporteurketting.
Thans wordt verwezen naar figuur IA, waar een 10 perspectiefaanzicht is getoond van een uitvoeringsvoorbeeld van een kettingaandrijfwiel 1 volgens de onderhavige uitvinding, met daarin ingetekend een gedeelte van een door het kettingaandrijfwiel 1 aan te drijven transporteurketting 100. De transporteurketting 100 is gevormd als een 15 opeenvolging van aan elkaar gekoppelde schakels 110, die in ; principe identiek zijn, maar die in de praktijk qua afmetingen variaties kunnen hebben, welke variaties tijdens gebruik kunnen verergeren. Elke schakel 110 heeft een in hoofdzaak ovale vorm, en is gevormd door het verbuigen van 20 een oorspronkelijk rechte staaf met een cirkelronde dwarsdoorsnede. Meer in het bijzonder heeft elke schakel 110 twee in hoofdzaak rechte benen 111, 112, en twee halfcirkelvormige bochtsecties 113, 114. Halverwege één van de benen 112 bevindt zich een las 115. De schakels 110 zijn 25 doorgaans van het zogenaamde lange type, waarmee bedoeld wordt dat de onderlinge afstand tussen de twee evenwijdige benen 111, 112, in figuur 1B aangeduid met de letter A, substantieel groter is dan de dikte van de benen 111, 112 en de bochtsecties 113, 114, in figuur 1B aangeduid met de 30 letter D.
Elke schakel 110 definieert een lichaamsvlak waarin de hartlijn van zijn benen 111, 112, en zijn bochtsecties 113, 114 is gelegen. Zoals duidelijk blijkt uit figuur IA, staan de lichaamsvlakken van aan elkaar grenzende schakels 35 in hoofdzaak loodrecht op elkaar.
1009686 5
De ketting 100 is voorzien van meeneemschijven of schraperschijven 120, welke schijven 120 in hoofdzaak loodrecht staan op de lengterichting van de ketting 100. De schijven 120 hebben een regelmatige onderlinge afstand tot 5 elkaar. De schijven 120 hebben een in hoofdzaak cirkelvormige buitencontour, die correspondeert met de binnencontour van een (ter wille van de eenvoud niet weergegeven) transportbuis waardoorheen de ketting 100 getransporteerd moet worden. Zoals duidelijk zal zijn, zullen de schijven 10 120 dan een eventueel in die buizen aanwezige poedervormige of korrelvormige massa meenemen en aldus door die buis transporteren.
Zoals duidelijk getoond in figuur IA, is niet aan elke schakel 110 een schraperschijf 120 gevormd. In het 15 hiernavolgende zullen de schakels 110 waaraan een schraper-schijf 120 is gevormd, ook worden aangeduid met de term schijfschakel en met het verwijzingscijfer 132, terwijl de schakels 110 waar geen schraperschijf 120 aan is gevormd, ook zullen worden aarigeduid met de term koppelschakel en 20 met het verwijzingscijfer 131. Tussen twee opeenvolgende schijfschakels 132 bevindt zich steeds minimaal één koppelschakel 131. Hoewel het aantal koppelschakels 131 tussen twee opeenvolgende schijfschakels 132 in principe groter mag zijn dan één, bijvoorbeeld gelijk mag zijn aan 25 drie, is dit aantal bij voorkeur, en zoals weergegeven in figuur IA, gelijk aan één.
Bij voorkeur is aan een schijfschakel 132, zoals weergegeven, steeds één meeneemschijf 120 bevestigd. De wijze waarop een meeneemschijf 120 is bevestigd aan een 30 schijfschakel 132, is voor de onderhavige uitvinding niet relevant en zal derhalve niet gedetailleerd worden besproken. Volstaan wordt met op te merken, dat de schijven 120 bij voorkeur zijn gemaakt van een kunststof, en door middel van een spuitgietproces kunnen zijn gevormd aan een 35 metalen schijfschakel 132. Het is echter ook mogelijk, dat 1009686 6 de combinatie van een schijfschakel 132 en een meeneem-schijf 120 als een geïntegreerd geheel is gemaakt uit één materiaal, bij voorkeur metaal.
5 Het kettingaandrijfwiel 1 omvat een wiellichaam 2 met een in hoofdzaak cirkelvormige contour. Langs zijn omtreks-rand is het wiellichaam 2 voorzien van op regelmatige onderlinge afstand geplaatste, radiaal naar buiten wijzende duwvorken 3. Het aantal duwvorken bedraagt in het weerge-10 geven voorbeeld elf. Tussen twee opeenvolgende duwvorken 3 is steeds een schijfopneemruimte 4 aanwezig, waarvan de bodem 5, die een deel is van de omtreksrand van het wiellichaam 2, bestemd is om een schraperschijf 120 te steunen, zoals duidelijk getoond in figuur IA. Elke duwvork 3 omvat 15 twee naast elkaar geplaatste duwvingers 6 en 7, waarvan de onderlinge afstand een weinig groter is dan de dikte van de koppelschakels 131, zodat een koppelschakel 131 met een geringe speling kan worden opgenomen in een schakelopneem-ruimte 8 tussen de twee duwvingers 6, 7 van een duwvork 3. 20 Figuur 2 toont een mogelijke constructie van het kettingaandrijfwiel 1 van figuur 1. Het kettingaandrijfwiel 1 omvat een cilindrische naaf 10 met een daardoorheen reikend cilindrisch gat 11 en een spiebaan 12, waardoor de naaf 10 kan worden gemonteerd op een niet weergegeven as 25 die, eventueel onder tussenkomst van een reductie-mechanisme, wordt aangedreven door een eveneens niet weergegeven motor. De naaf 10 is voorzien van een ringvormige bevestigingsflens 13, die is voorzien van montagegaten 14.
30 Het kettingaandrijfwiel 1 omvat verder twee in hoofdzaak identieke vingerplaten 20. Elke vingerplaat 20 heeft een ringvormig lichaamsgedeelte 22, waarvan de binnenomtrek correspondeert met de buitenomtrek van de naaf 10, in welk lichaamsgedeelte 22 montagegaten 24 zijn 35 voorzien. De twee vingerplaten 20 zijn over de naaf 10 1009686 7 geschoven, aan weerszijden van de bevestigingsflens 13, waarbij de montagegaten 14 en 24 met elkaar zijn uitgelijnd. De vingerplaten 20 worden vast op de naaf 10 bevestigd door middel van bouten die door genoemde 5 montagegaten 14, 24 worden gestoken en vervolgens met moeren worden vastgezet, hetgeen ter wille van de eenvoud echter in de figuren niet is weergegeven. Het zal echter duidelijk zijn, dat de vingerplaten 20 ook op andere geschikte manieren kunnen worden bevestigd aan de naaf 10. 10 Het zal duidelijk zijn, dat het aantal montagegaten 24 van de vingerplaten 20 niet kritisch is. Voorts zal het duidelijk zijn dat de vingerplaten 20 voorzien kunnen zijn van een enkele reeks montagegaten 24, die alle op een zelfde cirkel zijn gelegen, zoals geïllustreerd in figuur 15 IA en 2, maar dat de vingerplaten 20 ook kunnen zijn voorzien van meerdere reeksen montagegaten, gelegen op meerdere cirkels, zoals geïllustreerd in figuur 3A en 3B.
Elke vingerplaat 20 heeft een gegolfde omtreksrand, waarbij van het lichaamsgedeelte 22 vingergedeelten 23 20 radiaal naar buiten uitsteken, welke vingergedeelten 23 de duwvingers 6 en 7 definiëren. Daarbij wordt de onderlinge afstand tussen de duwvingers 6 en 7 gedefinieerd door de dikte van de bevestigingsflens 13 van de naaf 10, welke dikte dus een weinig groter is dan de dikte D van de 25 koppelschakels 131.
Elke vingerplaat 20 heeft een buitenoppervlak 25 en een binnenoppervlak 26, waarbij de binnenoppervlakken 26 van de respectieve vingerplaten 20 naar elkaar toe zijn gericht. Figuur 3A toont een aanzicht op het binnenopper-30 vlak 26 van een vingerplaat 20, en de figuren 3B en 3C
tonen doorsneden van de vingerplaat 20 volgens respectievelijk de lijnen B-B en C-C. Elk vingergedeelte 23 van de vingerplaat 20 heeft in het axiale zijaanzicht volgens figuur 3A in hoofdzaak een trapeziumachtige vorm met een 35 basis 27, een bovenzijde 28, en twee schuine zijden 29. De 1009686 8 vrije uiteinden van de vingergedeelten 23, dat wil zeggen de bovenzijden van genoemde trapeziumvormen, zijn aan de kant van het binnenvlak 26 afgeschuind om aan het vrije uiteinde 28 van de vingergedeelten 23 een inloopgeleidings-5 vlak 30 te definiëren. Dit inloopgeleidingsvlak 30 maakt, zoals geïllustreerd in figuur 3B, een hoek cc met het buitenoppervlak 25 en het binnenoppervlak 26, waarvan de waarde bij voorkeur is gelegen in het gebied van 20° tot 50° en met meer voorkeur ongeveer 30° bedraagt. Deze inloop-10 geleidingsvlakken 30 verzekeren dat de koppelschakels 131, ook wanneer zij een weinig gedraaid zijn, probleemloos de schakelopneemruimte 8 tussen de duwvingers 6 en 7 kunnen binnengaan bij de ingang van het wiel 1.
Ook de zijkanten 29 van de vingergedeelten 23 zijn 15 aan de zijde van het binnenoppervlak 26 afgeschuind, om aan de zijkanten 29 van de duwvingers 23 duwvlakken 31 te vormen welke duwvlakken 31 een hoek β maken met het binnenoppervlak 26 van de vingerplaat 20. Deze hoek β heeft een waarde in het gebied van ongeveer 20° tot 70°, bij voorkeur 20 ongeveer 45°, zodanig dat tijdens gebruik de buitenzijde van een bochtsectie 113, 114 van een schakel 110 aanligt tegen, dat wil zeggen raakt aan, de duwvlakken 31.
Het kettingaandrijfwiel 1 draait, voor het aandrijven van de ketting 100, in figuur IA linksom. In figuur IA is 25 met het verwijzingscijfer 120' een schraperschijf 120 aangeduid die op het punt staat de schijfopneemruimte 4 tussen twee duwvorken 3' en 3" binnen te treden. De schijfschakel 132' van deze schraperschijf 120' heeft een lichaamsvlak dat in hoofdzaak evenwijdig staat aan de 30 rotatieas van het kettingaandrijfwiel 1. De koppelschakel 131" vóór de schijfschakel 132', in figuur IA links van de schijfschakel 132', heeft een lichaamsvlak dat in hoofdzaak loodrecht staat op de rotatieas van het kettingaandrijfwiel 1 en bevindt zich tussen de duwvingers 6 en 7 van de 35 duwvork 3". De duwvork 3’ van het roterende ketting- 1009686 9 aandrijfwiel 1 nadert de koppelschakel 131' achter de genoemde schraperschijf 120', in figuur IA rechts van deze schraperschijf 120', en de duwvingers 6 en 7 van deze duwvork 3' zullen'aan weerszijden langs deze koppelschakel 5 131’ glijden, waarbij de koppelschakel 131’ dus de schakel- opneemruimte 8 van deze duwvork 3’ zal binnentreden, daarbij eventueel geholpen door de inloopgeleidingsvlakken 30 aan de uiteinden van de duwvingers 6 en 7. Uiteindelijk zullen de schuine duwvlakken 31 van de duwvingers 6 en 7 10 van deze duwvork 3' in aanraking komen met de buitenkant van de bochtsectie 114 van de genoemde schijfschakel 132', welke toestand in figuur IA is geïllustreerd voor de duwvork 3" en de schijfschakel 132" met de schijf 120". Hierbij is het van voordeel, dat de duwvork 3" niet met een 15 klap maar juist op een gelijkmatige wijze in aanraking komt met de schijfschakel 132".
De dimensionering van de schijfopneemruimten 4 van het kettingaandrijfwiel 1 is bij voorkeur zodanig, dat op het moment dat de duwvingers 6 en 7 van de duwvork 3" de 20 bochtsectie 114 van de schijfschakel 132” raken, de buitenomtrek van de betreffende schraperschijf 120" op dat moment nog niet in aanraking is met de bodem 5 van de betreffende schijfopneemruimte 4. Aldus wordt volgens de onderhavige uitvinding het belangrijke voordeel geboden, 25 dat het kettingaandrijfwiel 1 in hoofdzaak geen krachten uitoefent op deze schraperschijf 120".
Zoals vermeld, hebben de duwvingers 6 en 7 van de duwvorken 3 in hoofdzaak een trapeziumachtige vorm, waarmee wordt bedoeld dat de zijvlakken 29 van de vingergedeelten 30 23 van de vingerplaten 20 een hoek γ maken met de radiaal gerichte hartlijn van de betreffende vingergedeelten 23, welke hoek γ substantieel groter is dan 0°, bij voorkeur is gelegen in het gebied van 5° tot 30°, en met meer voorkeur in het weergegeven voorbeeld ongeveer 15° bedraagt. Door 35 deze schuine stand van de zijvlakken 29 van de vinger- 1009686 10 gedeelten 23 oefent de duwvork 3" een kracht uit op de schijfschakel 132" met een radiaal naar buiten gerichte component, die een tegenkracht biedt voor de naar binnen gerichte component van de kracht die wordt uitgeoefend door 5 de koppelschakel 131" achter deze schijfschakel 132" naarmate het aandrijfwiel 1 verder draait.
De duwvork 3" die nu in aanraking is met de schijf-schakel 132", zal nu in hoofdzaak alle trekkracht aan de ketting 100 leveren, en de duwvork 3"T die gelegen is vóór 10 genoemde duwvork 3", zal in hoofdzaak geen trekkracht meer leveren. Hierdoor wordt bereikt, dat de schakels 110 van het zich langs de omtrek van het kettingaandrijfwiel 1 bevindende gedeelte van de ketting 100 in hoofdzaak vrij zijn van trekspanning. De schraperschijven 120 van dit 15 gedeelte van de ketting 100 worden derhalve niet belast. Voorts zullen de schakels 110 en de duwvorken 3 bij de uitgang van het kettingaandrijfwiel 1 eenvoudigweg uit elkaar gaan, zonder dat de duwvorken 3 langs de schakels schrapen.
20 Doordat de ketting 100 langs de omtrek van het kettingaandrijfwiel 1 vrij is van trekspanning, is het niet nodig dat de ketting 100 ter plaatse van het kettingaandrij fwiel 1 een bocht maakt van ongeveer 180°, maar is het toegestaan dat de ketting 100 hier een bocht maakt van 25 zelfs minder dan 90°.
Opgemerkt wordt, dat normaliter voorbij de uitgang van het kettingaandrijfwiel 1 een kettingspaninrichting (niet weergegeven) zal zijn opgesteld, die tot taak heeft de ketting 100 strak te houden. Een dergelijke ketting-30 spaninrichting zal een zekere spankracht in de ketting 100 onderhouden, die vele malen kleiner zal zijn dat de trekkracht tijdens bedrijf, maar die wel tot gevolg heeft dat de schakels 110 van de ketting 100 in het spannings-vrije deel van de ketting langs de omtrek van het aandrijf-j 35 wiel 1 naar het middelpunt van het aandrijfwiel getrokken 1 1009686 11 zullen worden, waarbij dan de schraperschijven 120 zullen aanliggen tegen de bodem 5 van de schraperopneemruimte 4. Dit is dan echter een "losjes" aanliggen van de schraper-schijven 120, en niet een belasting.
5 In het hiernavolgende zal, onder verwijzing naar figuur 3A, worden toegelicht hoe de hiervoor genoemde voordelen bereikt kunnen worden zelfs in het geval van een ketting 100 met variaties in de afmetingen van de schakels. In het hiernavolgende zal de lengte van een schakel 110 10 worden aangeduid met de letter L. De periode van de ketting 100 zal worden aangeduid met de letter P, waarvoor dus geldt P = 2L - 4D.
Het aantal duwvorken 3 van het kettingaandrijfwiel 1 15 wordt aangeduid met de letter N.
Neem aan dat een dergelijke ketting op een dergelijk kettingaandrijfwiel wordt gelegd op een dusdanige manier, dat opeenvolgende duwvorken in aanraking zijn met een schakel; laat de contactpunten tussen de duwvorken en de 20 (fictieve) schakels in figuur 3A zijn aangeduid met de letter X. Deze contactpunten X liggen op een cirkel waarvan het middelpunt M samenvalt met de rotatieas van het kettingaandrijfwiel, welke cirkel een radius R heeft. Door beschouwing van een driehoek XMX zal duidelijk zijn dat R 25 dan voldoet aan de formule P = XX = 2R-sin((p/2), waarbij φ = 360°/N.
Bij een groter aantal duwvorken N hoort dus een grotere radius R.
Bij voorkeur staat elke zijrand 29 (bijv. 29x in 30 figuur 3A) van een vingergedeelte 23 in hoofdzaak loodrecht op een respectieve verbindingslijn (bijv. XX x in figuur 3A) tussen opeenvolgende raakpunten X. Hieruit kan worden afgeleid, dat de genoemde hoek γ bij voorkeur in hoofdzaak gelijk dient te zijn aan ongeveer 180°/N.
35 Aangezien de diameter van de schraperschijven 120 1009686 12 bekend is, zal nu ook duidelijk zijn hoe de diepte van de schijfopneemruimten 4 moet worden gekozen om de schraper-schijven 120 te kunnen opnemen zodat deze bij de ingang van het kettingaandrijfwiel 1 vrij blijven van de bodem 5 van 5 deze schijfopneemruimten 4. De afstand van de bodem 5 van de schijfopneemruimten 4 tot de rotatieas van het kettingaandrij fwiel 1 moet enigszins kleiner worden gekozen dan R-cos(<p/2) - D120/2, waarbij met D12o de diameter van de schraperschijven 120 is aangeduid. Bij voorkeur wordt hier 10 echter wat extra speling geboden om rekening te houden met toleranties.
Aangezien, zoals vermeld, in de praktijk de waarde P voor de verschillende schakels niet constant is, zal in de praktijk de positie van het raakpunt X een variërende 15 afstand hebben ten opzichte van de rotatieas van het kettingaandrijfwiel 1. Bij relatief lange schakels 110 liggen de raakpunten X relatief hoog op de duwvorken 3, dat wil zeggen relatief ver van de rotatieas van het ketting-aandrijfwiel 1, terwijl voor relatief korte schakels 110 de 20 raakpunten X relatief laag op de duwvorken 3 zullen liggen. De positie van de bodem 5 van de schijfopneemruimten 4 wordt bepaald uitgaande van de kortste te verwachten lengte van de schakels 110. De hoogte van de duwvingers 6 en 7 van de duwvorken 3 wordt bepaald in afhankelijkheid van de 25 grootste te verwachten lengte van de schakels 110 en de diameter van de schijven 120. De breedte van de duwvorken 3 wordt bepaald in afhankelijkheid van de kortste te verwachten onderlinge afstand tussen twee schijfschakels 132, dat wil zeggen L - 4D.
30
Zoals in het voorgaande is vermeld, kunnen de koppel-schakels 131 van een ketting 100 probleemloos de schakel-opneemruimte 8 tussen de duwvingers 6 en 7 binnengaan, ook wanneer zij ten opzichte van elkaar een weinig zijn 35 gedraaid om de lengterichting van de ketting 100. Bij het 1009586 i } 13 installeren van de ketting 100 kan het echter gebeuren, dat de ketting in zijn geheel een zekere draaiing heeft, dat wil zeggen dat er tussen de twee vrije uiteinden van de ketting een schroefvormige verdraaiing van meerdere slagen 5 kan zijn opgetreden voordat die vrije uiteinden aan elkaar zijn bevestigd om de ketting te sluiten. Het is in de praktijk vrij lastig om een dergelijke verdraaiing te vermijden. Initieel zal die verdraaiing zijn verdeeld over de gehele lengte van de ketting, zodat de relatieve 10 verdraaiing tussen opeenvolgende schakels vrij klein zal zijn, maar bij het in bedrijf nemen van de ketting zal de verdraaiing door het kettingaandrijfwiel worden "opgeveegd" zodat de gehele verdraaiing van de ketting zich zal gaan concentreren in een vrij klein gedeelte van de ketting 15 juist voor de ingang van het kettingaandrijfwiel. Het binnentreden van de schakelopneemruimten 4 kan dan worden bemoeilijkt, en kan gepaard gaan met relatief veel lawaai en onnodige slijtage.
Tot nog toe moet dit probleem in de praktijk worden 20 opgelost door de installateur, die tijdens het proefdraaien van de ketting het aanwezig zijn van genoemde verdraaiing moet constateren, het systeem moet stilzetten, de ketting-uiteinden moet losmaken en ten opzichte van elkaar verdraaien om genoemde verdraaiing te verminderen, en ten 25 slotte de kettinguiteinden weer aan elkaar moet vastmaken. Dit alles is een tijdrovende procedure. Daarbij speelt het probleem, dat de transportbuizen niet-transparant zijn, zodat het voor de installateur vrij moeilijk is om te bepalen hoe groot de totale verdraaiing is, waardoor in de 30 praktijk genoemde procedure meerdere malen nodig kan zijn.
De onderhavige uitvinding verschaft ook voor dit probleem een elegante oplossing, en wel in de vorm van een draaischakel 140, waarvan de figuren 4A en 4B perspectief-aanzichten vanuit verschillende richtingen tonen. Hoewel de 35 draaischakel 140 in principe constant aanwezig kan zijn in 1009686 14 een ketting 100, is dat niet nodig. Veeleer is de draai-schakel 140 bedoeld als een hulpmiddel bij het installeren van een ketting, dat na gebruik kan worden verwijderd en bij het installeren van andere kettingen kan worden 5 gebruikt.
De draaischakel 140 omvat twee schakelhelften 141 en 142, die roteerbaar aan elkaar zijn bevestigd. In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat de ene schakelhelft 141 een ringvormige schijf 143 waarvan de afmetingen bij 10 voorkeur in hoofdzaak overeen komen met de afmetingen van de schraperschijven 120, en een aan die schijf 143 bevestigde, in hoofdzaak V-vormige beugel 144. De beugel 144 heeft twee benen 145 en 146 die met hun vrije uiteinden zijn bevestigd nabij de buitenomtrek van de schijf 143, 15 waarbij die benen 145 en 146 zich bevinden in een vlak dat in hoofdzaak loodrecht staat op het schijfoppervlak. De benen 145 en 146 ontmoeten elkaar bij een bochtsectie 147, die correspondeert met de ene bochtsectie 113 van een schakel 110.
20 Nabij zijn middelpunt heeft de ringvormige schijf 143 een opening, waardoorheen een koppelbeen 148 reikt van de andere schakelhelft 142. Bij zijn naar de V-vormige beugel 144 gerichte vrije uiteinde 149 is het koppelbeen 148 verbreed, waarbij de breedte van dat uiteinde 149 groter is 25 dan de diameter van genoemde opening in de schijf 143.
Tussen dat verbrede uiteinde 149 van het koppelbeen 148 en de ringvormige schijf 143 is een kogellager 150 geplaatst.
Bij zijn andere uiteinde 151 is het koppelbeen 148 gebogen in de vorm van een vraagteken. Dit gebogen gedeelte 30 151 van het koppelbeen 148 correspondeert met de andere bochtsectie 114 van een schakel 110.
Bij het installeren van een ketting 100 monteert men een draaischakel 140 volgens de onderhavige uitvinding in de plaats van een schijfschakel 132, naast een ter wille 35 van de eenvoud niet weergegeven sluitschakel. Dan stelt men 1009686 15 het aandrijfwiel 1 in werking. Een eventueel in de ketting aanwezige verdraaiing zal zich concentreren voor de ingang van het aandrijfwiel. Op een bepaald moment nadert de draaischakel 140 de ingang van het kettingwiel, en ontmoet 5 de daarvoor geconcentreerde verdraaiing. Deze verdraaiing zal op elke passerende schakel een torsiekracht uitoefenen, waardoor de volgende schakels ook steeds worden verdraaid, maar wanneer de draaischakel nadert, zal die torsiekracht in hoofdzaak niet worden doorgegeven naar een volgende 10 schakel maar in plaats daarvan veroorzaken, dat de twee schakelhelften 141 en 142 ten opzichte van elkaar roteren om een door het koppelbeen 148 gedefinieerde rotatieas. Hierdoor zal de in de ketting aanwezige verdraaiing vrijwel geheel zijn verdwenen. Indien er na passage van de draai-15 schakel nog enige verdraaiing over is, zal die verdraaiing bij een volgende passage van de draaischakel verder worden verminderd. In een praktijkproef is gebleken, dat zelfs een verdraaiing van 20 slagen (7200°) volledig is geëlimineerd na enkele passages van de draaischakel.
20
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot het in het voorgaande besproken voorbeeld van een ketting-aandrijfwiel volgens de onderhavige uitvinding, maar dat 25 diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies. Zo is het bijvoorbeeld niet nodig dat de zijwanden 29 van de duwvingers 6 en 7 recht zijn: zij mogen ook enigszins gebogen zijn.
30 Voorts zijn de duwvingers in het geïllustreerde voorbeeld symmetrisch, zodat het aandrijfwiel in twee richtingen kan worden gebruikt, maar dit is uiteraard niet noodzakelijk.
Samenvattend wordt gesteld, dat de uitvinding een kettingaandrijfwiel 1 verschaft voor het aandrijven van een 35 ketting 100 van een schrapertransporteur, welk ketting- 1009686 16 aandrijfwiel is ontworpen om steeds uitsluitend bij zijn ingang een kracht uit te oefenen op arriverende schraper-schakels 132, zodanig dat het langs de omtrek van het kettingaandrijfwiel 1 gelegen gedeelte van de ketting 100 5 in hoofdzaak vrij is van trekspanningen.
1009686

Claims (12)

1. Schrapertransporteur, geschikt voor het transporteren van korrelvormig of poedervormig materiaal, omvattende: a) een ketting (100), omvattende schraperschakels (110; 132) waaraan schraperorganen (120) zijn bevestigd en/of 5 gevormd, en koppelschakels (110; 131); b) ten minste één kettingaandrijfwiel (1) voor het aandrijven van een verplaatsing van de ketting (100), welk kettingaandrijfwiel (1) langs zijn omtrek is voorzien van duwvorken (3) voor aangrijping op een schakel (110) van de 10 ketting (100), waarbij tussen opeenvolgende duwvorken (3) steeds een schraperopneemruimte (4) aanwezig is, waarbij elke duwvork (3) twee axiaal ten opzichte van elkaar gescheiden duwvingers (6, 7) omvat met daartussen een schakelopneemruimte (8). 15
2. Schrapertransporteur volgens conclusie 1, waarbij de schraperorganen (120) zijn uitgevoerd als cirkelvormige kunststof schijven.
3. Schrapertransporteur volgens conclusie 1 of 2, waar bij de ketting (100) steeds afwisselend een schraperschakel (132) en een koppelschakel (131) omvat, zodat tussen twee opeenvolgende schraperschakels (132) een koppelschakel (131) aanwezig is en tussen twee opeenvolgende koppel-25 schakels (131) een schraperschakel (132) aanwezig is.
4. Schrapertransporteur volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de schakels (110; 131, 132) van de ketting (100) lange schakels zijn. f009635 30
5. Kettingaandrijfwiel (1), voor het aandrijven van een verplaatsing van een ketting (100) van een schraper-transporteur, welk kettingaandrijfwiel (1) langs zijn omtrek is voorzien van duwvorken (3) voor aangrijping op 5 een schakel (110) van de ketting (100), waarbij tussen opeenvolgende duwvorken (3) steeds een schraperopneemruimte (4) aanwezig is, waarbij elke duwvork (3) twee axiaal ten opzichte van elkaar gescheiden duwvingers (6, 7) omvat met daartussen een schakelopneemruimte (8). 10
6. Kettingaandrijfwiel volgens conclusie 5, waarbij de duwvingers (6, 7) van de duwvorken (3) in axiaal aanzicht een in hoofdzaak trapezium-vormige contour hebben met een bovenzijde (28) en ten minste één schuine zijde (29), 15 waarbij de bovenzijde (28) van elke duwvinger (6, 7) is afgeschuind voor het verschaffen van een inloopgeleidings-vlak (30), en waarbij genoemde schuine zijde (29) is afgeschuind voor het verschaffen van een duwvlak (31).
7. Kettingaandrijfwiel volgens conclusie 6, waarbij genoemde schuine zijde (29) een hoek γ maakt met de radiaal, welke hoek γ bij voorkeur is gelegen in het gebied van ongeveer 5° tot ongeveer 30°. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1009686
8. Kettingaandrijfwiel volgens conclusie 6, waarbij 2 genoemde schuine zijde (29) een hoek γ maakt met de 3 radiaal, welke hoek γ in hoofdzaak gelijk is aan 180°/N, 4 waarbij N het aantal duwvorken (3) van het kettingaandrijf- 5 wiel is. 6 7
9. Kettingaandrijfwiel volgens één der conclusies 5-8, 8 waarbij de diepte van de schraperopneemruimten (4) zodanig 9 is gekozen in relatie tot de hoekafstand φ tussen opeen 10 volgende duwvorken en in relatie tot de afmetingen van de 11 schraperorganen (120) van de schrapertransporteur, dat een schraperorgaan (120") vrij blijft van de bodem (5) van de schraperopneemruimte (4) bij het binnentreden van het kettingaandrijfwiel (1).
10. Schrapertransporteur volgens een willekeurige der conclusies 1-4, waarbij het kettingaandrijfwiel is uitgevoerd zoals omschreven in een willekeurige der conclusies 5-9.
11. Werkwijze voor het aandrijven van een ketting (100) van een schrapertransporteur door middel van een ketting-aandrijfwiel (1), welke ketting (100) schakels (132) bezit waaraan schraperorganen (120) zijn bevestigd en/of gevormd, waarbij de ketting (100) langs een voorafbepaald gedeelte 15 van de omtrek van het kettingaandrijfwiel (1) wordt geleid, en waarbij het kettingaandrijfwiel (1) bij een ingangs-gedeelte daarvan aangrijpt op een arriverende schakel (110), zodanig dat het gedeelte van de ketting (100) dat langs de omtrek van het kettingaandrijfwiel (1) is gelegen, 20 in hoofdzaak vrij is van trekspanningen.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij steeds een duworgaan (3) van het kettingaandrijfwiel (1) een duwkracht uitoefent tegen een buitenzijde van een bochtsectie (114) 25 van een een schraperorgaan (120) dragende schakel (132). 1 2 1009686 Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het duworgaan (3) steeds op twee posities aan weerszijden van een koppel-schakel (131) aangrijpt op een schraperschakel (132). 30 2 Draaischakel (140) voor een schrapertransporteur volgens een willekeurige der conclusies 1-4 en 10, omvattende twee schakelhelften (141; 142) die roteerbaar met elkaar zijn gekoppeld. 35
NL1009686A 1998-07-17 1998-07-17 Schrapertransporteur, en aandrijfwiel daarvoor. NL1009686C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009686A NL1009686C2 (nl) 1998-07-17 1998-07-17 Schrapertransporteur, en aandrijfwiel daarvoor.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1009686A NL1009686C2 (nl) 1998-07-17 1998-07-17 Schrapertransporteur, en aandrijfwiel daarvoor.
NL1009686 1998-07-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1009686C2 true NL1009686C2 (nl) 2000-01-18

Family

ID=19767519

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1009686A NL1009686C2 (nl) 1998-07-17 1998-07-17 Schrapertransporteur, en aandrijfwiel daarvoor.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1009686C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2776042A (en) * 1953-07-01 1957-01-01 Peter P Ruppe Propelling linkage for tube type conveyor
FR2313609A1 (fr) * 1975-06-04 1976-12-31 Politechnika Slaska Im Wincent Roue a chaine notamment pour machines minieres
US4343614A (en) * 1978-12-23 1982-08-10 Klockner-Werke Ag Drive sprocket wheel
US4473364A (en) * 1981-04-22 1984-09-25 Gewerkschaft Eisenhutte Westfalia Sprocket wheel
DE4214046A1 (de) * 1992-04-29 1993-10-14 Remmer Schrage Kettenrad zur Umlenkung der Förderkette eines Rohrkettenförderers

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2776042A (en) * 1953-07-01 1957-01-01 Peter P Ruppe Propelling linkage for tube type conveyor
FR2313609A1 (fr) * 1975-06-04 1976-12-31 Politechnika Slaska Im Wincent Roue a chaine notamment pour machines minieres
US4343614A (en) * 1978-12-23 1982-08-10 Klockner-Werke Ag Drive sprocket wheel
US4473364A (en) * 1981-04-22 1984-09-25 Gewerkschaft Eisenhutte Westfalia Sprocket wheel
DE4214046A1 (de) * 1992-04-29 1993-10-14 Remmer Schrage Kettenrad zur Umlenkung der Förderkette eines Rohrkettenförderers

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20080017483A1 (en) Belt of a chain conveyor with innovative drive links
JP5085328B2 (ja) 高速コンベヤ切換用の装置及び方法
US5238101A (en) Conveyor for transporting containers
US4909380A (en) Low backline pressure chain
US5096050A (en) Low backline pressure chain
CN107074459B (zh) 弹起式输送机传送系统
EP1760015A1 (en) Drive assembly for conveyor belt with a plurality of drive sprockets
AU2016252635B2 (en) Infeed and outfeed assemblies for a conveyor
CA2497639A1 (en) Apparatus for the distribution of a random stream of cylindrical items for example drinks bottles into several lanes
JP2008273744A (ja) コンベヤ
US4197938A (en) Conveyor for bulk materials
EP2176147A2 (fr) Procede et dispositif de formation de lots d&#39;objets sensiblement parallelepipediques circulant sur une bande de convoyage
NL1009686C2 (nl) Schrapertransporteur, en aandrijfwiel daarvoor.
US3586155A (en) Tubular conveyor with spool-shaped conveyor flights
JP2005138023A (ja) チェーンフライト式汚泥掻寄機
KR840005996A (ko) 콘베이어 및 그 추진기 장치
TWI576298B (zh) 區分裝置及板條
KR960005536B1 (ko) 컨베이어 체인용 베어링
US6481567B2 (en) Conveyor system with intermediate drive and related method
BE1012939A3 (nl) Kokertransportinrichting.
US20050126885A1 (en) Directional transition module for use in conjunction with a roller-type conveyor
RU2658478C1 (ru) Устройство для соскребания материала с конвейерной ленты ленточного конвейера
FR2654710A1 (fr) Dispositif d&#39;acheminement plan, a geometrie adaptable, pour des supports de pieces a traiter dans une pluralite de postes.
JPS5932363B2 (ja) 連続移動する製品処理装置で製品を搬送する無端チエ−ン
NL1018669C2 (nl) Transportband.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20040201