NL1009532C2

NL1009532C2 - Mower.

Info

Publication number: NL1009532C2
Application number: NL1009532A
Authority: NL
Inventors: Leonardus Hendrikus Mar Amstel; Jacobus Isaak Van De Walle
Original assignee: Greenland Geldrop Bv
Priority date: 1998-07-01
Filing date: 1998-07-01
Publication date: 2000-01-07
Also published as: ATA109099A; AT407326B; DE19927966A1

Description

Korte aanduiding: Maaimachine.Short designation: Mower.

De uitvinding heeft betrekking op een (naaimachine voorzien van een gestel, tenminste vier naast elkaar gelegen, om assen 5 roteerbare maai-inrichtingen die elk tenminste een mes omvatten, waarvan een uiteinde in bedrijf een maaicirkel beschrijft, waarbij de buitenste maai-inrichtingen tegengesteld roteerbaar zijn en de nabij een buitenste maai-inrichting gelegen binnenste maai-inrichting tegengesteld aan de nabij gelegen buitenste maai-inrichting roteerbaar is.The invention relates to a (sewing machine provided with a frame, at least four adjacent mowing devices rotatable about shafts 5, each comprising at least one blade, one end of which in operation describes a mowing circle, the outer mowing devices being rotatable in opposite directions and the inner mowing device located near an outer mowing device is rotatable opposite to the adjacent outer mowing device.

10 Bij een dergelijke, uit EP-B1-0.132.012 bekende maaimachine worden de buitenste maai-inrichtingen tegengesteld aan elkaar geroteerd en de nabij een buitenste maai-inrichting gelegen binnenste maai-inrichting tegengesteld geroteerd aan die buitenste maai-inrichting. Op deze wijze wordt het afgesneden gewas tussen elk paar van buitenste en 15 binnenste maai-inrichtingen verplaatst en komt in twee stroken op het gemaaide gewas, ook wel stoppel genoemd, te liggen. Om een geheel terrein te maaien wordt de maaimachine meestal spiraal vormig over het terrein verpl aatst. Indien alle maai-inrichtingen van de maaimachine over te maaien gewas worden verplaatst zullen de stroken met afgesneden gewas, ook wel 20 zwaden genoemd, symmetrisch zijn gelegen ten opzichte van een hoofdvlak dat zich dwars op de drager, tussen de beide binnenste maai-inrichtingen uitstrekt. Een dergelijke symmetrische ligging van de zwaden is bijvoorbeeld van belang indien het afgesneden gewas met een andere machine moet worden opgepakt.In such a mowing machine known from EP-B1-0.132.012, the outer mowing devices are rotated in opposite directions and the inner mowing device located near an outer mowing device is rotated in opposite manner to said outer mowing device. In this manner, the cut crop is moved between each pair of outer and inner mowers and is placed in two strips on the cut crop, also called stubble. To mow an entire area, the mower is usually machined in a spiral manner over the area. If all mowing devices of the mower are moved over crop to be mowed, the cut crop strips, also referred to as 20 swaths, will be located symmetrically with respect to a main plane extending transversely of the carrier between the two inner mowing devices . Such a symmetrical position of the swaths is important, for example, if the cut crop has to be picked up with another machine.

25 In de praktijk wordt echter een buitenste maai- inrichting gedeeltelijk over het reeds gemaaide gewas en gedeeltelijk over het nog te maaien gewas verplaatst om te verzekeren dat al het gewas wordt gemaaid. Hierdoor zal echter door deze buitenste maai-inrichting minder gewas worden gemaaid dan door de andere buitenste maai-inrichting ten 30 gevolge waarvan de zwaden niet symmetrisch ten opzichte van het hoofdvlak komen te liggen.In practice, however, an outer cutting device is moved partly over the already cut crop and partly over the crop yet to be cut to ensure that all of the crop is cut. As a result, however, less crop will be cut by this outer mowing device than by the other outer mowing device, as a result of which the swaths will not lie symmetrically with respect to the main plane.

De uitvinding heeft tot doel een maaimachine te verschaffen waarbij symmetrisch gelegen zwaden worden verkregen terwijl een buitenste maai-inrichting gedeeltelijk verplaatsbaar is over reeds 35 gemaaid gewas.The object of the invention is to provide a mowing machine in which symmetrically located swaths are obtained while an outer mowing device is partly movable over already cut crop.

Dit doel wordt bij de maaimachine volgens de uitvinding 1009532 2 bereikt doordat de door het mes van de eerste buitenste maai-inrichting in bedrijf beschreven maaicirkel groter is dan de door het mes van de tweede buitenste maai-inrichting in bedrijf beschreven maaicirkel.This object is achieved with the mowing machine according to the invention 1009532 2 in that the mowing circle described by the blade of the first outer mower in operation is greater than the mowing circle described by the blade of the second outer mower in operation.

Door de maai-inrichting met de grotere maaicirkel kan 5 meer gewas worden afgesneden dan door de andere buitenste maai-inrichting. Door deze maai-inrichting met de grotere maaicirkel echter gedeeltelijk over reeds gemaaid gewas te verplaatsen zal de werkelijke hoeveelheid gemaaid gewas minder zijn en bij voorkeur gelijk zijn aan de hoeveelheid gewas die door de andere buitenste maai-inrichting wordt afgesneden om 10 op deze wijze symmetrisch gelegen zwaden te verkrijgen. De diameters van de maaicirkels van de beide buitenste maai-inrichtingen kunnen experimenteel of theoretisch worden bepaald om een symmetrische ligging van de zwaden ten opzichte van het hoofdvlak te verkrijgen. Het is uiteraard ook mogelijk om op deze wijze bewust asymmetrisch gelegen zwaden te verkrijgen. 15 Een uitvoeringsvorm van de maaimachine volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de diameter van de maaicirkel van de eerste buitenste maai-inrichting gelijk is aan de diameter van de maaicirkel van de tweede buitenste maai-inrichting vermeerderd met een overlapbreedte die in bedrijf ongeveer gelijk is aan de afstand waarover 20 de eerste buitenste maai-inrichting over reeds gemaaid gewas wordt verplaatst.The mowing device with the larger cutting circle allows more crop to be cut than by the other outer mowing device. However, by moving this larger cutting mowing device partially over already cut crop, the actual amount of cut crop will be less and preferably equal to the amount of crop cut by the other outer cutting device to be symmetric in this manner to obtain situated swaths. The diameters of the cutting circles of the two outermost mowing devices can be determined experimentally or theoretically to obtain a symmetrical position of the swaths relative to the main plane. It is of course also possible to obtain swaths deliberately asymmetrically located in this way. An embodiment of the mower according to the invention is characterized in that the diameter of the mowing circle of the first outer mower is equal to the diameter of the mowing circle of the second outer mower increased by an overlap width which in operation is approximately equal to the distance by which the first outer cutting device is moved over already cut crop.

Op deze wijze worden door de buitenste maai-inrichtingen gelijke breedten van het gewas gemaaid waarbij de eerste buitenste maai-inrichting met de overlapbreedte over het reeds gemaaide gewas wordt 25 verplaatst.In this way, the outer mowing devices mow equal widths of the crop, the first outer mowing device being moved with the overlap width over the already mown crop.

Een andere uitvoeringsvorm van de maaimachine volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de assen van de maai-inrichtingen onder een hoek staan ten opzichte van de verticaal, waarbij onderste zijden van de maaicirkels van de maai-inrichtingen, die in bedrijf nabij het gewas 30 zijn gelegen, nabij eenzelfde raaklijn zijn gelegen.Another embodiment of the mowing machine according to the invention is characterized in that the axes of the mowing devices are at an angle to the vertical, with lower sides of the mowing circles of the mowing devices located in operation near the crop 30 are located near the same tangent line.

Indien de onderste zijde van de maaicirkel s van de maai-inrichtingen op eenzelfde raaklijn zijn gelegen kan met alle maai-inrichtingen gewas tot op eenzelfde hoogte worden afgesneden.If the lower side of the mowing circle s of the mowing devices are on the same tangent line, crop can be cut to the same height with all mowing devices.

Een verdere uitvoeringsvorm van de maai-inrichting 35 volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de buitenste maai-inrichtingen elk zijn voorzien van een centraal gedeelte, waarbij de 1 0 0 9532 3 afstand tussen de maaicirkel en het centrale gedeelte bij de buitenste maai-inrichtingen nagenoeg gelijk is.A further embodiment of the mowing device 35 according to the invention is characterized in that the outer mowing devices each have a central part, the distance between the mowing circle and the central part at the outer mowing devices being substantially is equal.

Op deze wijze wordt een nog betere symmetrische ligging van de zwaden verkregen.In this way an even better symmetrical position of the swaths is obtained.

5 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin een bovenaanzicht van de maaimachine volgens de uitvinding is weergegeven.The invention will be further elucidated with reference to the drawing, which shows a top view of the mower according to the invention.

De maaimachine 1 volgens de uitvinding omvat een balkvormige drager 2 waaraan maai-inrichtingen 3-6 roteerbaar zijn 10 opgehangen. De maai-inrichtingen 3-6 zijn elk voorzien van tenminste een mes 7 welke bij rotatie om de rotatieassen 8-11 een maaicirkel 12-15 beschrijft. De langgestrekte drager 2 is met behulp van een verplaatsings-inrichting (niet weergegeven) verplaatsbaar in een door pijl PI aangegeven richting. Tijdens het verplaatsen van de drager 2 in de door pijl PI 15 aangegeven richting worden de messen 7 van de maai-inrichtingen 3-6 geroteerd in respectievelijk de door pijlen P2-P5 aangegeven richtingen waarbij de buitenste maai-inrichtingen 3, 6 tegengesteld aan elkaar roteren en de nabij elke buitenste maai-inrichting 3, 6 gelegen maai-inrichtingen 4, 5 tegengesteld wordt geroteerd aan die maai-inrichting 3, 6. Door het 20 op deze wijze verplaatsen van de drager 2 en het roteren van de maai-inrichtingen 3-6 wordt op het land 16 aanwezig gewas 17 afgesneden en tussen de paren tegengesteld roterende maai-inrichtingen 3, 4 en 5, 6 in zwaden 18, 19 op het land gedeponeerd.The mowing machine 1 according to the invention comprises a beam-shaped carrier 2 from which mowing devices 3-6 are rotatably suspended. The mowing devices 3-6 are each provided with at least one blade 7, which describes a mowing circle 12-15 when rotating about the rotation axes 8-11. The elongated carrier 2 is movable in a direction indicated by arrow P1 with the aid of a displacing device (not shown). During the movement of the carrier 2 in the direction indicated by arrow PI 15, the blades 7 of the mowing devices 3-6 are rotated in the directions indicated by arrows P2-P5, respectively, the outer mowing devices 3, 6 being opposite to each other rotating and the mowing devices 4, 5 located near each outer mowing device 3, 6 is rotated opposite to that mowing device 3, 6. By moving the carrier 2 in this way and rotating the mowing devices 3-6, crop 17 present on the land 16 is cut off and deposited on the land in swaths 18, 19 between the pairs of oppositely rotating mowing devices 3, 4 and 5, 6.

Bij de in de figuur weergegeven maaimachine 1 is de 25 diameter van de maaicirkel 12 van de buitenste maai-inrichting 3 groter dan de diameter van de maaicirkel 15 van de andere buitenste maai-inrichting 6. De buitenste maai-inrichting 3 wordt echter met een overlapbreedte Y verplaatst over reeds gemaaid gewas 20. De diameter Dl van de maaicirkel 12 van de maai-inrichting 3 is zodanig dat de breedte BI 30 waarover de maai-inrichting 3 over te maaien gewas wordt verplaatst gelijk is aan de maaibreedte B4 van de maai-inrichting 6. Dl = Y + BI = Y + B4.In the mower 1 shown in the figure, the diameter of the mowing circle 12 of the outer mowing device 3 is larger than the diameter of the mowing circle 15 of the other outer mowing device 6. However, the outer mowing device 3 is adjusted with a overlap width Y displaced over already mown crop 20. The diameter D1 of the mowing circle 12 of the mowing device 3 is such that the width B1 30 over which the mowing device 3 is to be mowed is equal to the mowing width B4 of the mowing device 6. D1 = Y + B1 = Y + B4.

Bij de in de figuur weergegeven maaimachine 1 zijn de maaibreedten B2, B3 van de binnenste maai-inrichtingen 4, 5 gelijk aan de maaibreedte BI, B4 van de buitenste maai-inrichtingen 3, 6. In de 35 praktijk is B2 bijvoorbeeld ongeveer 60 a 70 cm en de overlapbreedte Y ongeveer 5 a 25 cm. Doordat de maaibreedten B1-B4 van alle maai- 1009532 4 inrichtingen 3-6 gelijk is zullen zwaden 18, 19 worden verkregen die symmetrisch zijn gelegen ten opzichte van een hoofdvlak 21 dat zich dwars op de drager 2 en symmetrisch tussen de binnenste maai-inrichtingen 4, 5 uitstrekt.In the mowing machine 1 shown in the figure, the cutting widths B2, B3 of the inner cutting devices 4, 5 are equal to the cutting width B1, B4 of the outer cutting devices 3, 6. In practice, for example, B2 is approximately 60 a 70 cm and the overlap width Y about 5 to 25 cm. Since the cutting widths B1-B4 of all mowing units 1009532 4 devices 3-6 are equal, swaths 18, 19 will be obtained which are located symmetrically with respect to a main plane 21 transverse to the carrier 2 and symmetrically between the inner mowing devices. 4, 5.

5 Bij de in de figuur weergegeven maaimachine 1 strekken de rotatieassen 8-11 zich verticaal uit en zijn de maaicirkels 12-15 ongeveer evenwijdig aan het land 17 gelegen. Het is echter ook mogelijk om de rotatieassen 8-11 een hoek met de verticaal te laten insluiten ten gevolge waarvan alleen de naar de transportrichting PI toegekeerde voorste 10 zijden 22 van de maaicirkels 12-15 het land 17 raken. Bij dergelijke schuin opgestelde maai-inrichtingen 3-6 wordt de maai-inrichting 3 met de grotere maaicirkel 12 enigszins naar achteren verplaatst waarbij de rotatieas 8’ zodanig komt te liggen dat de voorste zijden 22 van alle maai-inrichtingen 3-6 op eenzelfde raaklijn met het land 17 zijn gelegen. Dit is uiteraard 15 ook mogelijk bij de in de figuur weergegegeven maaimachine.In the mower 1 shown in the figure, the rotary axes 8-11 extend vertically and the mowing circles 12-15 are located approximately parallel to the land 17. However, it is also possible to have the rotary axes 8-11 enclose an angle with the vertical, as a result of which only the front 10 sides 22 of the mowing circles 12-15 facing the conveying direction P1 touch the land 17. In such oblique mowing devices 3-6, the mowing device 3 with the larger cutting circle 12 is moved slightly rearwardly with the axis of rotation 8 'so that the front sides 22 of all mowing devices 3-6 are on the same tangent line with the country 17 are located. This is of course also possible with the mower shown in the figure.

Bij de in de figuur weergegeven maaimachine 1 zijn alle maai-inrichtingen 3-6 voorzien van een centraal gedeelte 23 waarvan de diameters bij alle maai-inrichtingen 3-6 gelijk zijn. Het is echter ook mogelijk om de diameters van de centrale gedeeltes 23 zodanig te kiezen 20 dat de afstand tussen de maaicirkel 12-15 en het centrale gedeelte 23 bij alle of alleen de buitenste maai-inrichtingen 3-6 gelijk is.In the mowing machine 1 shown in the figure, all mowing devices 3-6 are provided with a central part 23, the diameters of which are the same for all mowing devices 3-6. However, it is also possible to choose the diameters of the central portions 23 such that the distance between the mowing circle 12-15 and the central portion 23 is the same for all or only the outer mowing devices 3-6.

Het is ook mogelijk om de diameters van de maaicirkels 13, 14 van de binnenste maai-inrichtingen 4, 5 kleiner of groter te kiezen dan bij de in de figuur weergegeven maaimachine 1 waarbij de vorming van 25 de zwaden 18, 19 niet in door pijlen P6, P7 aangegeven richtingen geschiedt, welke richtingen P6, P7 tegengesteld zijn aan de transportrichting PI maar in richtingen geschiedt die onder een hoek staan ten opzichte van de transportrichting PI. Bij gelijke diameters van de maaicirkels 13, 14 zullen de beide richtingen P6, P7 bij de maaimachine volgens de 30 uitvinding wederom symmetrisch zijn gelegen ten opzichte van het hoofdvlak 21.It is also possible to choose the diameters of the mowing circles 13, 14 of the inner mowing devices 4, 5 smaller or larger than with the mower 1 shown in the figure, in which the swaths 18, 19 are not formed by arrows P6, P7 indicated directions take place, which directions P6, P7 are opposite to the conveying direction PI but in directions which are at an angle to the conveying direction PI. With equal diameters of the mowing circles 13, 14, the two directions P6, P7 in the mower according to the invention will again be symmetrical with respect to the main plane 21.

10095321009532

Claims

1. Mowing machine provided with a frame, at least four adjacent mowing devices rotatable about axes, each comprising at least one blade, one end of which in operation describes a mowing circle, the outer mowing devices being rotatable in the opposite direction and the near one outer mower located inner grinding device is rotatable opposite to the adjacent outer mowing device, characterized in that the mowing circle described by the blade of the first outer mowing device in operation is greater than the mowing circle described by the blade of the second outer cutting unit in operation described cutting circle.

Mower according to claim 1, characterized in that the diameter of the mowing circle of the first outer mower 15 is the diameter of the mowing circle of the second outer mower increased by an overlap width which is approximately the same in operation the distance the first outer mower is moved over already cut crop.

Mower according to claim 1 or 2, characterized in that the axes of the mowing devices are angled relative to the vertical, with lower sides of the mowing circles of the mowing devices operating in close proximity to the crop are located near the same tangent line.

4. Mowing machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the outer mowing devices each have a central part, the distance between the mowing circle and the central part at the outer mowing devices being substantially the same.

Mower according to any one of the preceding claims, characterized in that the diameters of the mowing circles of the inner mowing devices are the same in pairs.

Mower according to claims 1 to 5, characterized in that the diameters of the mowing circles of the inner mowing devices are smaller than or equal to the diameter of the mowing circle of the second outer mowing device. 1009532