NL1009388C2

NL1009388C2 - Werkwijze om een product te ontdoen van een op het oppervlak daarvan zich bevindend materiaal.

Info

Publication number: NL1009388C2
Application number: NL1009388A
Authority: NL
Inventors: Antonius Paul Leo Mari Winters
Original assignee: Ht Idee Bv
Priority date: 1998-02-06
Filing date: 1998-06-12
Publication date: 1999-08-16
Also published as: EP1060034A1; CA2320281A1; AU753983B2; WO1999039845A1; AU2302599A

Description

WERKWIJZE OM EEN PRODUCT TE ONTDOEN VAN EEN OP HET 5 OPPERVLAK DAARVAN ZICH BEVINDEND MATERIAAL

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze om een product te ontdoen van een op het oppervlak daarvan zich bevindend materiaal, waarbij het product althans 10 gedeeltelijk in een vloeibaar medium wordt aangebracht. De uitvinding refereert tevens aan een inrichting ter uitvoering van de werkwijze.

Een dergelijke werkwijze en inrichting zijn algemeen 15 bekend. Bij de bekende werkwijze wordt een vervuild product bijvoorbeeld gewassen door dit onder stromend water te houden, waarbij het. vuil door het water van het product wordt afgespoeld. Eventueel wordt daarbij nog gebruik gemaakt van een reinigingsmiddel, bijvoorbeeld 20 een vloeibare zeep.

Een bezwaar van de bekende werkwijze is dat deze in de praktijk vaak langdurig onder gebruik van veel water en reinigingsmiddel dient te worden uitgevoerd om het 25 product geheel te ontdoen van het op het oppervlak daarvan aanwezige materiaal, hetgeen in de praktijk als weinig efficiënt en voor wat betreft de hoeveelheid gebruikt water en reinigingsmiddel uit milieu oogpunt als onaanvaardbaar wordt ervaren. Voorts is relatief 30 veel energie nodig om het water in stroming te krijgen en te houden, terwijl het gevaar bestaat dat het vervuilde product door het stromende water wordt beschadigd. Bovendien blijkt het product dikwijls toch nog restmateriaal op het oppervlak daarvan te bevatten. 35

Het is het doel van de uitvinding een werkwijze te verschaffen om een product op doelmatige en eenvoudige wijze volledig te ontdoen van een op het oppervlak

1 009 38 S

2 daarvan gehecht materiaal, waarbij het product althans gedeeltelijk in een vloeibaar medium wordt aangebracht, en hiertoe heeft een werkwijze van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding als bijzonderheid 5 dat aan het materiaal een gas, in het bijzonder lucht, wordt onttrokken. In het bijzonder wordt het gas j onttrokken onder toepassing van een onderdruk, in het i bijzonder vacuum. De uitvinding is gebaseerd op het | inzicht dat gasinsluitsels zich bevinden in het op het 10 oppervlak van het product aanwezige materiaal en tussen dit materiaal en het oppervlak, welke gasinsluitsels ; onder toepassing van een onderdruk "vrijkomen". Dit gas ! is meestal lucht. Het materiaal verliest daardoor zijn hechting op het oppervlak van het product, waarbij het 15 vloeibare medium een wekend effect op het materiaal j heeft en in de plaats van de vrijkomende gasinsluitsels komt. Uiteindelijk brokkelt het materiaal tijdens de : werkwijze volledig van het productoppervlak af, of is dit gemakkelijk achteraf te verwijderen. Het verdient de : 20 voorkeur uit te gaan van een verwarmd vloeibaar medium : om de werkwijze doeltreffender te laten verlopen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze = overeenkomstig de uitvinding wordt uitgegaan van een 25 althans in hoofdzaak stilstaand vloeibaar medium, in het bijzonder water. Bij voorkeur wordt het product daarbij : in een houder gevuld met het vloeibare medium ondergedompeld en wordt boven het vloeibare medium een ” onderdruk, in het bijzonder vacuum, toegepast. De eerder 30 genoemde luchtinsluitsels zullen dientengevolge door de onderdruk vrijkomen en naar het oppervlak van het ~ vloeibare medium omhoog borrelen. Eventueel worden de luchtinsluitsels via een eventueel aanwezige filter afgevoerd. Zoals gezegd, zorgen de onttrokken I 35 luchtinsluitsels voor het openbreken van het vaak hecht op het oppervlak van het product aanwezige materiaal.

Dit heeft tot gevolg dat het materiaal gedurende de

Hg 1 009 388 3 werkwijze geleidelijk zijn hechting ten opzichte van het productoppervlak verliest en telkens in de vorm van losgeraakte delen naar de bodem van de houder zinkt, of achteraf gemakkelijk van het oppervlak van het product 5 kan worden verwijderd. Dit laatste geschiedt door op het product korte tijd een vloeistof (water) te spuiten, waarbij het materiaal van het product wordt afgespoeld.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een 10 werkwijze volgens de uitvinding varieert de onderdruk tussen 0,01 en 17 bar, bij voorkeur tussen 0,01 bar en 0,2 bar (als onderdruk ten opzichte van de atmosferische druk, dat wil zeggen doorgaans circa 1 bar). De onderdruk is bij voorkeur regelbaar, in het bijzonder 15 traploos regelbaar.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt als product een kaas of een deel daarvan gekozen, en wordt de kaas 20 ontdaan van een deklaag. Om een kaas te beschermen tegen allerlei ziekten en plagen wordt deze veelal omhuld door een kunststof beschermlaag, die zich stevig op het oppervlak van de kaas gehecht. Teneinde deze kunststof beschermlaag van de kaas te verwijderen, wordt 25 hedentendage gebruik gemaakt van een houder gevuld met een waterstofperoxide oplossing (H202), waarin de kaas wordt ondergedompeld. Na een urenlang verblijf van de kaas in deze houder, wordt bereikt dat de kunststof beschermlaag grotendeels zijn hechting ten opzichte van 30 de kaas verliest. Niet alleen blijkt in de praktijk dat een verblijf van circa zestien tot achttien uur in de waterstofperoxide oplossing hiervoor noodzakelijk is, doch wordt veelal ook als bezwaar gevoeld dat een en ander zeer veel water aangelengd met waterstofperoxide 35 vergt. Deze bezwaren worden ondervangen door volgens de uitvinding de kaas te behandelen.

I 009388 4

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt als product knollen, bollen, stengelproducten of delen daarvan gekozen, bij voorkeur aardappelen, bieten , 5 respectievelijk bollen, en worden de knollen ontdaan van verontreinigingen.

i

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een ! werkwijze volgens de uitvinding wordt als product ; 10 (vaste) planten of delen daarvan gekozen, bij voorkeur | pioenrozen, en worden de planten ontdaan van j verontreinigingen.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een j 15 werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt als product j vezelachtige producten, in het bijzonder kleding en dergelijke, gekozen, en worden de vezelachtige producten ; ontdaan van verontreinigingen.

- 20 In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een ~ werkwijze volgens de uitvinding wordt als product ~ serviesgoed, bestek en dergelijke gekozen, en wordt het ξ serviesgoed, bestek en dergelijke ontdaan van = verontreinigingen.

25 _ In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt als product ~ een gevel gekozen, en wordt de gevel ontdaan van ® verontreinigingen, in het bijzonder graffiti.

3 0 I In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding wordt als product I (bevroren) vis, vlees of groente gekozen, en wordt de 1 vis, vlees of groente ontdaan van ijs. Hedentendage 2 35 worden veelal enorme hoeveelheden stromend water, al dan niet met een hogere temperatuur en voorzien van - additieven, gebruikt om tot een ontdooiing van I 1009388 5 bovengenoemde producten te komen. Dat is niet efficiënt, terwijl bovendien de ontdooiperiode als (te) lang wordt ervaren.

5 In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt als product een archeologisch object (voorwerp) gekozen, en wordt het object ontdaan van verontreinigingen. Met name zware kleigrond blijkt zeer eenvoudig en in korte tijd te 10 kunnen worden verwijderd.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding wordt als product een vloer, in het bijzonder een bestrating, gekozen, en 15 wordt de vloer ontdaan van verontreinigingen, zoals kauwgom, zand, klei, en/of minerale koolwaterstoffen.

Zoals gezegd, heeft de uitvinding tevens betrekking op een inrichting ter uitvoering van een werkwijze volgens 20 de uitvinding, welke is voorzien van een met een vloeibaar medium te vullen houder voor het daarin aanbrengen van het product, alsmede van middelen om boven het vloeibare medium een onderdruk, in het bijzonder vacuum, aan te leggen.

25

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding bevat de houder een oplegorgaan voor het product. In het bijzonder is voorzien in middelen om aan het vloeibare medium een 30 gas, bij voorkeur lucht, toe te voeren. Hierdoor wordt met name voorkomen dat bijvoorbeeld in het geval vis wordt ontdaan van ijs, het vloeibare medium (water) tengevolge van het ijs bevriest.

35 In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is deze uitgevoerd als wasmachine of vaatwasmachine. In het bijzonder is deze 1009388 6 uitgevoerd als gevelreiniger, in het bijzonder graffitireiniger. In een andere voorkeursvariant is deze een vloer(bestrating)reiniger.

5 De uitvinding zal nog nader worden toegelicht aan de hand van enkele voorbeelden van voorkeursuitvoerings-; vormen.

! 1 Kaasbehandeling 10

Teneinde een deklaag in de vorm van een kunststof beschermlaag van een kaas te verwijderen, wordt de j kaas in een container gevuld met water ondergedompeld, waarna de ruimte in de container 15 boven het waterniveau wordt geëvacueerd, althans ! onder onderdruk wordt gebracht. Tussen de j eigenlijke kaas en de beschermlaag, alsmede tussen j sublagen van de beschermlaag bevinden zich " gasinsluitsels, die tengevolge van de onderdruk : 20 vrijkomen en naar de oppervlakte van het water : opborrelen. Daar waar zich voorheen de = gasinsluitsels bevonden, komt water in de plaats, waardoor de beschermlaag achteraf, dat wil zeggen : na circa drie uur, gemakkelijk kan worden i 25 verwijderd. Uit uitgebreid onderzoek is gebleken "] dat verwarming van het water, bij voorkeur tot een temperatuur van circa 50° Celsius, deze tijdsduur I kan verkorten. Ook het plaatsen van kazen in de container zonder dat deze onderling contact maken J 30 heeft een verkortende invloed op de tijdsperiode = waarbinnen de beschermlaag volgens de uitvinding kan worden verwijderd. Na die tijdsperiode kan de beschermlaag eenvoudig met een afspuittechniek ï worden verwijderd.

35 2 Behandeling van bevroren vis, vlees of groente I 1 π n o ^ « ,q 7

Vis, vlees of groente wordt in bevroren toestand in een container gevuld met water aangebracht, waarbij het product volledig is ondergedompeld. De container wordt vervolgens gesloten, waarna met 5 behulp van een vacuumpomp de overgebleven ruimte in de container onder onderdruk wordt geplaatst, in het bijzonder wordt geëvacueerd. In en om het ijs rondom de vis, vlees of groente zich bevindende luchtinsluitsels worden hierdoor onttrokken, 10 hetgeen een ontdooiend effect heeft. In het geval van vis is gebleken dat binnen drie uur bevroren vis geheel ontdooid is.

3 Behandeling van textiel, serviesgoed, bestek en 15 dergelijke

Zoals nog nader aan de hand van een beschrijving van figuren zal worden uiteengezet, is thans sprake van een wasmachine respectievelijk van een 20 vaatwasmachine. De bovengenoemde producten worden in een in de wasmachine respectievelijk vaatwasmachine aanwezige container geplaatst, waarna hierin water wordt gepompt teneinde op het oppervlak van deze producten aanwezig vuil te 25 weken. Vervolgens wordt in de container een onderdruk, bij voorkeur een vacuum, aangelegd, met het eerder genoemde effect overeenkomstig de uitvinding.

30 De uitvinding zal nog nader worden verduidelijkt aan de hand van in een tekening weergegeven figuren van voorkeursuitvoeringsvormen volgens de uitvinding, waarbij 35 - figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht toont van een inrichting voor het verwijderen van een deklaag van kazen; en 1 009 388 8 figuren 2 tot en met 5 een schematische verticale langsdoorsnede weergeven van inrichtingen voor het ontdooien van vis, voor het reinigen van een vloer of gevel, voor het reinigen van textiel 5 respectievelijk voor het reinigen van vaatwerk.

In figuur 1 onderscheidt men een container in de vorm ; van een stalen vacuumtank 1 die gedeeltelijk is gevuld met warm water 2 met een temperatuur liggend tussen 20° 10 en 50° Celsius, bij voorkeur tussen 25° - 40° Celsius.

; Van een gebruikelijke (veelal kunststof) deklaag j voorziene kazen zijn los of in een aantal pakken 3 op j een transportband 4 geplaatst, welke door een aandrijfrol 5 wordt aangedreven. Tijdens de werkwijze j 15 overeenkomstig de uitvinding liggen de kazen volledig ondergedompeld, dat wil zeggen onder de waterlijn 6, op de stilstaande transportband 4. Het verdient de voorkeur , de kazen vóór reiniging in de dan nog niet met warm : water gevulde, dat wil zeggen lege vacuumtank 1 I 20 verspreid over de transportband 4 te leggen, waartoe ‘ deze band 4 telkens beweegt om daarop ruimte vrij te maken voor het daarop telkens leggen van kazen aan het ” naar de dwarsopening van de vacuumtank 1 toegekeerde I uiteinde van de transportband 4. Daarna wordt de | 25 vacuumtank 1 gesloten en gevuld met warm water totdat het water de lijn 6 bereikt. Vervolgens wordt de ruimte Z 7 binnen de vacuumtank 1 zich bevindend boven de | waterlijn 6 geëvacueerd, waardoor - zoals al eerder is ü aangegeven - gasinsluitsels tussen deellagen van de om 3 30 de kazen aanwezige deklaag, alsmede tussen deze deklaag ;; en het kaasoppervlak bovenwaarts wegborrelen. De deklaag is hierdoor binnen enkele uren zodanig "los" om de kazen komen te zitten, dat deze gemakkelijk achteraf daarvan kan worden verwijderd, bij voorbeeld door de kazen 35 (licht) met een waterstraal te bespuiten. Na de “ evacuatiefase wordt lucht in de ruimte 7 toegelaten, Z wordt het water 2 weggepompt, wordt de vacuumtank 1 i ( 1009388 9 geopend en kunnen de kazen telkens door beweging van de transportband 4 aan het uiteinde daarvan worden afgetild teneinde - zoals hierboven vermeld - de deklaag in zijn geheel te verwijderen met behulp van een spuittechniek.

5 Indien, zoals nog nader aan de hand van figuur 2 zal worden toegelicht, sprake is van ontdooiing van produkten, bevat de vacuumtank 1 nog een luchtinlaat 8 met een geperforeerde luchtplaat 9 om bevriezing van het water 2 te voorkomen.

10

Figuur 2 heeft betrekking op ontdooiing van bevroren visprodukten 10 die door ijs veelal aan elkaar gehecht in de vacuumtank 1 zijn aangebracht. Delen van de vacuumtank 1 die met die van figuur l corresponderen, 15 zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Nadat de bevroren visdelen 10 in de dan nog niet met water gevulde vacuumtank 1 op de geperforeerde luchtplaat 9 zijn gelegd, wordt de vacuumtank 1 gesloten en gedeeltelijk, dat wil zeggen tot de lijn 6 met water 2 20 gevuld, waarbij de visdelen 10 volledig zijn ondergedompeld. Het vullen met water 2 geschiedt met behulp van een vloeistofklep 11 die in een open stand water 2 middels sproeiers 12 in de vacuumtank l doet vloeien. In de gesloten stand van de vloeistofklep 11 is 25 de waterstroom naar de sproeiers 12 geblokkeerd. Indien de vulfase is voltooid, wordt de ruimte 7 boven de waterlijn 6 in de vacuumtank l geëvacueerd, waartoe deze is voorzien van een gaspomp/klep-inrichting 13. Het gasinsluitsels bevattende ijs rondom de visdelen 10 zal 30 daardoor in korte tijd ontdooien, zonder de vis met name voor wat betreft de visstructuur te beschadigen, hetgeen toe te schrijven is aan het door het vacuum bovenwaarts ontsnappen van gasinsluitsels in en om het ijs. Om te voorkomen dat het water 2 gedurende het ontdooien door 35 het nog resterende ijs bevriest, is voorzien in een luchtinlaat 8 die door de geperforeerde luchtplaat 9 luchtbellen omhoog doet gaan en daardoor het water 2 1 009 338 i 10 voldoende "dynamiek" geeft om bevriezing daarvan tegen te gaan. De luchtinlaat 8 wordt bekrachtigd door een gasklep 19 die in een open stand een luchtstroom naar de ] luchtplaat 9 toestaat en in een gesloten stand de ! 5 luchtstroom daar naar toe afsluit. Na ontdooiing wordt de ruimte 7 weer met lucht gevuld en wordt het water 2 door een vloeistofpomp/klep-inrichting 15 weggepompt, ! waarna de ontdooide visdelen 10 één voor één uit de ' vacuumtank 1 kunnen worden genomen om verder te worden J 10 verwerkt.

j Figuur 3 refereert aan een bij voorkeur met de hand ! draagbare gevelreiniger voor het in het bijzonder j verwijderen van graffiti van gevels en dergelijke, i 15 respectievelijk een vloer(bestrating)reiniger voor het 1 reinigen van vloeren en dergelijke, waarbij gedacht kan 1 worden aan kauwgum, teer, etc. Delen die met die van I figuren 1 en 2 corresponderen, zijn met dezelfde ~ verwijzingscijfers aangeduid. Thans is een ondergrond 1 20 (gevel, vloer) met 16 aangegeven, terwijl een afdichting 5 tussen de ondergrond 16 en de reiniger met 17 is 2 aangeduid. Het van de ondergrond 16 te verwijderen 1 materiaal heeft verwijzingscijfer 18. Daar de werking 2 van de reiniger 1 overeenkomt met die van de vacuumtank 25 1 van figuren 1 en 2, wordt die thans onbesproken ï gelaten.

In figuur 4 is een trommelwasmachine 19 getoond met een 7 huis 20 voorzien van een deur 21. In het huis 20 is een = 30 kuip 22 geplaatst met daarin een roterende trommel 23 ~ die geperforeerd is. De binnenzijde van de roterende trommel 23 vormt een wasruimte 24. In de kuip 22 en de roterende trommel 23 kan water staan met een voldoende waterniveau waardoor het in de trommel 23 liggende 35 wasgoed wordt ondergedompeld. De roterende trommel 23 is _ bevestigd aan een roterende as 25, die is gelagerd in “! lagers 26 en die is voorzien van een riemschijf 27, _ 1009338 11 waarmee de as kan worden aangedreven. De trommelwasmschine 19 is verder voorzien van alle componenten die gebruikelijk zijn voor zover hierna niet als afwijkend beschreven. Aan de binnenzijde van de 5 trommel 23 zijn sproeiers 28 gemonteerd, welke corresponderen met de sproeiers 12 uit figuren 2 en 3.

De sproeiers 28 zijn met een waterleiding 29 verbonden met een niet nader aangegeven pomp, terwijl voorts is voorzien in een vloeistofpomp/klep-inrichting 30 om het 10 waswater na het wassen uit de kuip 22 weg te pompen. De functie van de inrichting 30 correspondeert met die van de inrichting 15 uit figuren 2 en 3. Teneinde de waswerking te versterken bevat de trommelwasmachine 19 een gaspomp/klep-inrichting 31 teneinde de boven het 15 waterniveau in de trommel 23 zich bevindende ruimte te kunnen evacueren. Hierdoor zal het in de trommel 23 liggende wasgoed optimaal worden gereinigd, doordat gasinsluitsels in en om het vuil op het wasgoed omhoog borrelen en een openbreking van dat vuil teweeg brengen. 20 Dit heeft tot gevolg dat het door de vloeistofpomp/klep-inrichting 30 vervuilde waswater kan worden weggepompt, schoon wasgoed in de trommel 23 achterlatend.

In figuur 5 is een afwasmachine 32 getoond, die met een 25 kast 33 en een deur 34 een wasruimte 35 vormt. In de wasruimte 35 zijn op bekende wijze te reinigen voorwerpen geplaatst. De afwasmachine 32 is voorzien van voor een dergelijke machine bekende componenten voorzover ze hierna niet als afwijkend worden 30 beschreven. Bovenin de wasruimte 35 zijn sproeiers 36 gemonteerd, die corresponderen met de sproeiers 12 en 28 van figuren 2, 3 en 4. Deze sproeiers 36 zijn op reeds aangegeven wijze middels een waterleiding 37 met een watertoevoer verbonden. Onderin de wasruimte 35 is een 35 vloeistofpomp/klep-inrichting 38 aangebracht, die qua functie en werking correspondeert met de inrichtingen 15, 30 van figuren 2, 3 en 4. De inrichting 38 bevat een 1 nnp 3R ft 12 niet-getoonde zeef. Overeenkomstig de werkwijze volgens de uitvinding wordt het te reinigen vaatwerk in de wasruimte 35 met behulp van de sproeiers 36 geheel ondergedompeld, waarna een gaspomp/klep-inrichting 39, 5 die qua functie en werking correspondeert met de ; inrichting 13, 31 van figuren 2, 3 en 4, de ruimte in de wasruimte 35 boven het waterniveau evacueert. Gasinsluitsels in het vuil op het vaatwerk en tussen het j vuil en het vaatwerk borrelen omhoog, aldus het vuil op ! 10 het vaatwerk openbrekend, waarbij losse vuildelen naar j j beneden zakken en tesamen met het water met behulp van de vloeistofpomp/klep-inrichting 38 kunnen worden ! weggepompt. Uitstekend gereinigd vaatwerk blijft in de wasruimte 35 over. Het spreekt voor zich dat dit ! 15 vaatwerk pas een voor een uit de wasruimte kan worden genomen, nadat de evacuatie is opgeheven en het vuile waswater is weggepompt, i

Opgemerkt wordt dat aan de hand van de figuur-i 20 beschrijving gemakshalve is gesproken over vacuum _ respectievelijk evacueren, doch hieronder wordt ook ? verstaan onderdruk respectievelijk aanlegging van r onderdruk.

ï I 1009388

Claims

1. Werkwijze om een product te ontdoen van een op het 10 oppervlak daarvan zich bevindend materiaal, waarbij het product althans gedeeltelijk in een vloeibaar medium wordt aangebracht, met kenmerk dat aan het materiaal een gas, in het bijzonder lucht, wordt onttrokken, waarbij het gas wordt onttrokken onder 15 toepassing van een onderdruk, in het bijzonder vacuum, en waarbij wordt uitgegaan van een althans in hoofdzaak stilstaand vloeibaar medium, in het bijzonder water.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het product in een houder gevuld met het vloeibare medium wordt aangebracht en waarbij boven het vloeibare medium een onderdruk, in het bijzonder vacuum, wordt toegepast. 25

3. Werkwijze volgens conclusies 1 of 2, waarbij de onderdruk varieert tussen 0,01 bar en 17 bar, bij voorkeur tussen 0,01 bar en 0,2 bar (als onderdruk ten opzichte van de atmosferische druk, i.e. circa 30. bar).

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de onderdruk regelbaar is, in het bijzonder traploos regelbaar is. 35

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij als product een kaas of een deel daarvan wordt gekozen, en de kaas wordt 1009388 - 14 - ontdaan van een deklaag.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 5 tot en met 4, waarbij als product knollen, bollen, stengelproducten of delen daarvan wordt gekozen, bij voorkeur aardappelen, bieten respectievelijk bollen, en de knollen worden ontdaan van verontreinigingen. ' 10 i

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij als product (vaste) planten of delen daarvan wordt gekozen, bij voorkeur pioenrozen, en de planten worden ontdaan van ! 15 verontreinigingen. i

8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij als product vezelachtige | producten, in het bijzonder kleding en dergelijke, 20 wordt gekozen, en de vezelachtige producten worden ontdaan van verontreinigingen.

9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij als product serviesgoed, | j 25 bestek en dergelijke wordt gekozen, en het ï serviesgoed, bestek en dergelijke wordt ontdaan van verontreinigingen.

10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 : 30 tot en met 4, waarbij als product een gevel wordt T gekozen, en de gevel wordt ontdaan van I verontreinigingen, in het bijzonder graffiti. a

11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 : 35 tot en met 4, waarbij als product (bevroren) vis, vlees of groente wordt gekozen, en de vis, vlees of groente wordt ontdaan van ijs. ! 1009388 - 15 -

12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij als product een archeologisch 5 object wordt gekozen, en het object wordt ontdaan van verontreinigingen.

13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij als product een vloer, in het 10 bijzonder een bestrating, wordt gekozen, en de vloer wordt ontdaan van verontreinigingen.

14. Inrichting ter uitvoering van een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 13, 15 welke is voorzien van een met een vloeibaar medium te vullen houder voor het daarin aanbrengen van het product, alsmede van middelen om boven het vloeibare medium een onderdruk, in het bijzonder vacuum, aan te leggen. 20

15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de houder een oplegorgaan voor het product bevat.

16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij is 25 voorzien in middelen om aan het vloeibare medium een gas, bij voorkeur lucht, toe te voeren.

17. Inrichting volgens conclusie 14, 15 of 16 ter uitvoering van de werkwijze volgens conclusie 8, 30 waarbij deze is uitgevoerd als wasmachine.

18. Inrichting volgens conclusie 14, 15 of 16 ter uitvoering van de werkwijze volgens conclusie 9, waarbij deze is uitgevoerd als vaatwasmachine. 35

19. Inrichting volgens conclusie 14, 15 of 16 ter uitvoering van de werkwijze volgens conclusie 10, waarbij deze is uitgevoerd als gevelreiniger, in 1009388 - 16 - het bijzonder graffitireiniger.

20. Inrichting volgens conclusie 14, 15 of 16 ter 5 uitvoering van de werkwijze volgens conclusie 13, waarbij deze is uitgevoerd als vloer(bestrating)reiniger. i ! i i 3 f * 1009388