NL1009373C2 - Connector voor een afgeschermde kabel. - Google Patents

Description

Connector voor een afgeschermde kabel

De uitvinding heeft betrekking op een connector voor een afgeschermde kabel, omvattende een samenstel van ten minste twee modulen en in rijen en kolommen gerangschikte elektrische contactelementen, waarbij elke module is 5 voorzien van een huis van isolerend materiaal en van in het huis opgenomen, in kolomrichting naast elkaar gelegen elektrische contactelementen, waarbij elk huis in hoofdzaak doosvormig is met een voorwand, een achterwand, daartussen gelegen zijwanden, een bovenzijde en een onderzijde, waarbij 10 tussen de boven- en onderzijde door tussenwanden van elkaar gescheiden kanalen verlopen, waarin de contactelementen zijn opgenomen, waarbij het ene huis met zijn voorwand aansluit op de achterwand van het volgende huis.

Een dergelijke connector is bijvoorbeeld bekend uit 15 US-A-5 114 364. Bij deze bekende connector liggen de modulen met voorwand en achterwand tegen elkaar, waardoor de afstand in rijrichting tussen opeenvolgende contactelementen door de toleranties van de volledige vlakken van voor- en achterwand van het huis van elke module wordt bepaald.

20 De uitvinding beoogt een verbeterde connector van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de afstand tussen contactelementen in rijrichting met hogere nauwkeurigheid kan worden vastgelegd.

Hiertoe heeft de connector volgens de uitvinding 25 dat bij elk huis de voor- en achterwand zijn voorzien van drie overeenkomstige steunpunten, waarmee de opeenvolgende huizen tegen elkaar aanliggen en die de afstand in rijrichting tussen de contactelementen van opeenvolgende huizen bepalen, waarbij ten minste een huis is voorzien van een 30 afschermplaat, die is gemonteerd op de achterwand daarvan en die de steunpunten van de achterwand vrijlaat.

Hierdoor wordt een connector verkregen, waarbij de afstand tussen opeenvolgende contactelementen in rijrichting 1 Ö Ü ü 3 i o 2 nauwkeurig kan worden bepaald door de drie steunpunten op voor- en achterwand van het huis van elke module.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de 5 connector volgens de uitvinding schematisch is weergegeven.

Fig. 1 toont in perspectief een uitvoeringsvorm van de connector volgens de uitvinding in samengestelde toestand .

Fig. 2 toont in perspectief een samenstel van vier 10 modulen van de connector uit fig. l.

Fig. 3 toont het samenstel uit fig. 2 in uiteengenomen toestand.

Fig. 4 is een vooraanzicht in perspectief van een module van de connector uit fig. 1.

15 Fig. 5 toont een achteraanzicht in perspectief van de module uit fig. 4.

Fig. 6 toont gedeeltelijk opengebroken de module uit fig. 4, waarbij een elektrisch contactelement gedeeltelijk in het bijbehorende kanaal gestoken is weergegeven.

20 Fig. 7 toont in perspectief de module uit fig. 4, waarbij een losneembare afdekplaat is weggenomen.

Fig. 8 toont een detail uit fig. 7 op grotere schaal.

Fig. 9 toont een achteraanzicht van de module uit 25 fig. 7 in perspectief, waarbij de afschermplaat los van het huis van de module is getekend.

Fig. 10 toont in perspectief de module uit fig. 4 met losgenomen afdekplaat.

Fig. 11 toont een detail van de afdekplaat uit fig.

30 10 .

In fig. 1 is in perspectief een connector 1 weergegeven voor een niet getoonde afgeschermde kabel, welke bijvoorbeeld een aantal coax- en/of twinax-kabels omvat. De connector 1 omvat een samenstel van in dit geval vier 35 modulen 2, die in de figuren 2-11 meer in detail zijn weergegeven, en in rijen en kolommen gerangschikte elektrische contactelementen 3, die in het bijzonder in fig. 6 meer 1 0053 73 3 in detail zijn getoond. De modulen 2 zijn elk voorzien van een huis 4 van isolerend materiaal en van in dit huis 4 opgenomen, in kolomrichting naast elkaar gelegen elektrische contactelementen 3.

5 Zoals uit de tekening blijkt, is elk huis 4 in hoofdzaak doosvormig met een voorwand 5, een achterwand 6 en daartussen gelegen zijwanden 7, 8 en met een open bovenzijde 9 en open onderzijde 10. Op de onderzijde 10 sluit een gemeenschappelijke plaat 11 aan met invoeropeningen 12, die 10 op gebruikelijke wijze de contactpennen van een niet weergegeven complementaire connector richten op de in de connector gelegen contactelementen 3. De plaat 11 is eveneens van isolerend materiaal vervaardigd.

De beschreven connector 1 is in het bijzonder 15 bestemd voor toepassing bij hoogfrequente signalen, waarbij de afscherming van belang is. Hiertoe is bij de beschreven connector 1 het samenstel van modulen 2 in een metalen huis 13 gemonteerd, zoals voor dergelijke toepassingen gebruikelijk is. Bovendien is hiertoe bij de beschreven connector 20 elke module 2 voorzien van een eigen afschermplaat 14 die op de achterwand 6 is gemonteerd. De afschermplaat 14 is aan het boveneinde voorzien van in dit geval vijf omgebogen lippen 15, die op de in de figuren 7-9 getoonde wijze om de bovenrand van de achterwand 6 grijpen en aldus de afscherm-25 plaat 14 op de achterwand 6 vasthouden.

Elke lip 15 steekt vanaf de open bovenzijde 9 omlaag in een kanaal 16 van het huis 4, waarbij aangrenzende kanalen 16 door tussenwanden 17 van elkaar zijn gescheiden. In elk kanaal 16 is een contactelement 3 opgenomen. Elke lip 30 15 is voorzien van een sleuf 15a, die aan het uiteinde van de lip breder uitloopt. Door één van de lippen 15 naar keuze over ongeveer 90° om te buigen op de in de fig. 7 en 8 getoonde wijze wordt in het betreffende kanaal 16 een massa-aansluiting van het zogenaamde IDC-type verkregen, waarop 35 een massageleider van bijvoorbeeld een twinax-kabel eenvoudig kan worden aangesloten door deze in de sleuf 15a te i V. ... _ , 4 drukken. Daarmee wordt de massageleider van de betreffende twinax-kabel verbonden met de afschermplaat 14.

Bij de beschreven uitvoering van de connector 1 wordt bovendien een eenvoudige verbinding met het contact-5 element 3 van het bijbehorende kanaal verkregen, doordat elk contactelement 3 eveneens is voorzien van een IDC-aanslui-ting 18, die bij over 90° gebogen lip 15 in lijn ligt met de door lip 15 gevormde IDC-aansluiting. De massageleider kan dan eenvoudig in de sleuven van de IDC-aansluiting 15 en de 10 IDC-aansluiting 18 worden gedrukt.

De beschreven constructie van de afschermplaat 14 met lippen 15 heeft het voordeel, dat naar keuze in elk kanaal 16 een IDC-massa aansluiting kan worden gerealiseerd door de betreffende lip 15 in de in fig. 8 in detail 15 getoonde werkzame stand te buigen, terwijl voor de overige kanalen 16 de lippen 15 vlak tegen de binnenzijde van de achterwand 6 blijven liggen in een onwerkzame stand. Bovendien worden de verschillende IDC-aansluitingen 15 verkregen bij een geringe afstand tussen de aansluitingen 20 van bijvoorbeeld 2 mm.

Opgemerkt wordt dat in de tekening een voorkeurs-uitvoering is weergegeven. Desgewenst zouden de lippen 15 aan een geleidestrook kunnen zijn gevormd, die op niet weergegeven wijze met een afscherming van het huis 4 is 25 verbonden.

In de fig. 4 en 5 is te zien, dat zowel op de voorwand 5 als de achterwand 6 een in dit geval cirkelvormige nok 19 respectievelijk 20 is gevormd. In het verlengde van de voorwand 5 respectievelijk achterwand 6 is een ribbe 30 21 respectievelijk 22 aangebracht. De nokken 19, 20 en ribben 21, 22 zijn verhoogd ten opzichte van het buitenvlak van de voorwand 5 respectievelijk achterwand 6 en zijn zodanig ten opzichte van de wanden 5, 6 gelegen, dat bij met zijn voorwand 5 tegen een achterwand 6 van een voorgaande 35 module geplaatse module 2 de nok 19 en ribbe 21 tegen de nok 20 en de ribbe 22 aanliggen. De breedte van een huis 4 van een module 2 wordt door die nokken 19, 20 en ribben 21, 22

4 fi O Γ- 0 '7 O

I Uü ΰ v.,' ( O

5 bepaald en daardoor tevens de tussenafstand in rijrichting tussen de contactelementen 3 van opeenvolgende modulen van de connector 1. Wanneer in het bijzonder deze onderdelen 19-22 nauwkeurig worden vervaardigd kan de tussenafstand tussen 5 opeenvolgende contactelementen in rijrichting nauwkeurig worden bepaald.

Zoals in fig. 1 is te zien, steken de nok 19 of 20 respectievelijk de ribben 21 of 22 uit ten opzichte van het betreffende buitenvlak van het metalen huis 13, zodat ook 10 bij opeenvolgende connectoren 1 de respectieve nokken en ribben tegen elkaar aanliggen. Hierdoor kunnen twee of meer connectoren naast elkaar in een complementaire connector worden gestoken, waarbij de tussenafstand tussen de contactelementen 3 van opeenvolgende connectoren 1 door de 15 nokken en ribben 19-22 wordt bepaald. De nokken 19, 20 bepalen als het ware elk een steunpunt en de ribben 21, 22 bepalen als het ware elk twee steunpunten, welke steunpunten de tussenafstand tussen opeenvolgende contactelementen 3 bepalen.

20 Zoals in fig. 9 zichtbaar is, is in de afscherm- plaat 14 een opening 23 aangebracht, waarin de nok 20 wordt opgenomen, waarbij de dikte van de afschermplaat 14 rekeninghoudende met de fabricagetoleranties zodanig is gekozen, dat de nok 20 altijd uitsteekt ten opzichte van het buiten-25 vlak van de afschermplaat 14. Dit geldt eveneens voor de ribbe 22. De ribbe 22 verhindert tevens dat de afschermplaat 14 ongewild aan de onderzijde van het huis 4 van de achterwand 6 kan worden afbewogen, bijvoorbeeld door een contact-pen bij onjuist insteken van de connector.

30 De gemeenschappelijke plaat 11 is aan weerzijden van een kolom invoeropeningen 12 voor een module 2 voorzien van sleuven 24, waarin de ribben 21, 22 worden opgenomen. De in rijrichting buitenste sleuven 24 zijn zijdelings open, zodat de desbetreffende ribben 21, 22 de breedte van de 35 connector bepalen. Zoals uit fig. 1 blijkt, ligt de gemeenschappelijke plaat 11 aan de onderzijde juist buiten het metalen huis 13. Nokken 25 van de plaat 11 grijpen in 6 openingen 26 van de aan de buitenzijde gelegen modulen 2 en bevestigen aldus de plaat 11 op het samenstel van modulen 2.

Opgemerkt wordt, dat de in het aanzicht van fig. 3 achterste module 2 zonder afschermplaat 14 is uitgevoerd, 5 omdat aan die zijde het metalen huis 13 de afscherming van deze module verschaft.

In de figuren 10 en 11 is meer in detail weergegeven dat de voorwand 5 van het huis 4 van een module 2 een losneembare afdekplaat 27 omvat, die bij wegnemen toegang 10 tot de IDC-aansluitingen 15, 18 verschaft. In de afdekplaat 27 zijn vensters 28 gevormd, waarin stroken 29 worden opgenomen bij op de module 2 gemonteerde afdekplaat, welke stroken 29 op de zijwanden 7, 8 respectievelijk de tussenwanden 17 zijn gevormd. In fig. 11 zijn nokken 30 te zien, 15 die achter deze stroken 29 grijpen en aldus de afdekplaat 27 op het huis 4 vasthouden.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kan worden 20 gevarieerd.

1 η π r. c· ' o ï 6 O v. ' w (

Claims (7)

1. Connector voor een afgeschermde kabel, omvattende een samenstel van ten minste twee modulen en in rijen en kolommen gerangschikte elektrische contactelementen, waarbij elke module is voorzien van een huis van isolerend 5 materiaal en van in het huis opgenomen, in kolomrichting naast elkaar gelegen elektrische contactelementen, waarbij elk huis in hoofdzaak doosvormig is met een voorwand, een achterwand, daartussen gelegen zijwanden, een bovenzijde en een onderzijde, waarbij tussen de boven- en onderzijde door 10 tussenwanden van elkaar gescheiden kanalen verlopen, waarin de contactelementen zijn opgenomen, waarbij het ene huis met zijn voorwand aansluit op de achterwand van het volgende huis, met het kenmerk, dat bij elk huis de voor- en achterwand zijn voorzien van drie overeenkomstige steunpunten, 15 waarmee de opeenvolgende huizen tegen elkaar aanliggen en die de afstand in rijrichting tussen de contactelementen van opeenvolgende huizen bepalen, waarbij ten minste een huis is voorzien van een afschermplaat, die is gemonteerd op de achterwand daarvan en die de steunpunten van de achterwand 20 vrijlaat.

2. Connector volgens conclusie 1, waarbij elk huis aan de onderzijde in het verlengde van de voor- en achterwand is voorzien van een ribbe, die uitsteekt ten opzichte van de voor- resp. achterwand en twee steunpunten bepaalt.

3. Connector volgens conclusie 2, waarbij een voor het samenstel van modulen gemeenschappelijke plaat met invoeropeningen is aangebracht, welke invoeropeningen op de kanalen in de verschillende huizen aansluiten, waarbij aan weerszijden van de invoeropeningen voor een huis een sleuf 30 in de plaat is gevormd voor het opnemen van de ribben van het betreffende huis, waarbij de sleuven voor de buitenste ribben van het samenstel open zijn en de ribben in rijrichting uitsteken ten opzichte van de gemeenschappelijke plaat,

100 S3 73 zodanig dat de steunpunten van de buitenste modulen de afmeting van de connector in rijrichting bepalen.

4. Connector volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de voorwand van elk huis een losneembaar 5 wanddeel omvat, dat door middel van een klikverbinding met het huis is verbonden.

5. Connector volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elke afschermplaat is voorzien van omgebogen lippen, waarmee de afschermplaat op de achterwand is 10 gemonteerd en die elk in een bijbehorend kanaal van het huis uitsteken.

6. Connector volgens conclusie 5, waarbij elke afschermplaat is voorzien van een opening voor het doorlaten van een steunpunt van de achterwand.

7. Connector volgens één der voorgaande conclu sies, waarbij het samenstel van modulen is opgenomen in een metalen huis, waarvan twee tegenover elkaar liggende wanden een opening bezitten voor het doorlaten van een steunpunt van de voor- resp. achterwand van het aangrenzende huis, 20 waarbij de gemeenschappelijke plaat met invoeropeningen buiten het metalen huis ligt, zodanig dat de steunpunten van de op het metalen huis aansluitende modulen de afmeting van de connector in rijrichting bepalen.