NL1009053C2 - Borginrichting voor een wisselcontainer. - Google Patents

Description

BORGINRICHTING VOOR EEN WISSELCONTAINER

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het borgen van een aan een laadperron geplaatste van steunpoten voorziene en met die steunpoten op het wegdek rustende wisselcontainer. Wisselcontainers zijn bijvoorbeeld bekend 5 uit de norm EN 284 van het Europese Comité voor Normalisatie (CEN).

Bij toepassing van een wisselcontainer in het goederenvervoer wordt een met goederen geladen container naar de plaats van bestemming gebracht door een vrachtwagen, die 10 de wisselcontainer tegen een laadperron parkeert. Vervolgens worden de steunpoten van de wisselcontainer uitgeklapt en kan de vrachtwagen onder de container vandaan wegrijden. De geparkeerde wisselcontainer wordt gewoonlijk met behulp van een heftruck gelost en vervolgens met andere goederen 15 geladen. Een belangrijk voordeel van het goederenvervoer met behulp van wisselcontainers is de kostenbesparing die voortvloeit uit het onmiddellijk beschikbaar zijn van de vrachtwagen nadat de wisselcontainer is geparkeerd.

Een ernstig nadeel van het gebruik van wisselcontainers 20 is de kans op ongevallen tijdens het laden en lossen.

Door het in- en uitrijden van de heftruck met lading onstaat er een dynamische beweging voor- en achterwaarts, die ertoe kan leiden dat de steunpoten van de wisselcontainer, die een relatief lichte constructie heeft, omklappen. De 25 leeftijd en de conditie van de wisselcontainer en de daarbij behorende steunpoten vormen hierbij een belangrijk aspect.

Ook bestaat het gevaar dat bij het laden van een lege wisselcontainer met een zware heftruck de van het perron afgewende zijde (de voorzijde) van de wisselcontainer onder 30 het gewicht van de daar opgestapelde lading omlaag zakt, doordat de steunpoten niet op de hoekpunten, maar op een afstand van ca. 1,5-2 m van de voorzijde zijn geplaatst, terwijl een doelmatige benutting van het containervolume uiteraard vereist dat met het laden van de container geheel 1009053 2 voorin wordt begonnen. Voorts bestaat nog het risico dat de steunpoten wegzakken in het wegdek, met name in een wegdek van asfalt of asfaltbeton, dat tijdens warme zomerdagen zeer zacht kan worden.

5 Doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting met behulp waarvan de kans op ongevallen tijdens het laden en lossen van een wisselcontainer wordt weggenomen, althans in belangrijke mate wordt verkleind. Een dergelijke inrichting dient geen obstakel te vormen voor een vrachtwagen 10 die een wisselcontainer afzet of opneemt, en dient gemakkelijk te bedienen en tegen lage kosten aan te schaffen en te onderhouden zijn.

Deze doelen worden gerealiseerd, en andere voordelen worden behaald, met een inrichting van de in de aanhef 15 genoemde soort, die overeenkomstig de uivinding omvat een in langsrichting van een aan het laadperron geplaatste wisselcontainer langs het wegdek geleide en vergrendelbare wagen, die verplaatsbaar is tussen een ruststand waarin de wisselcontainer niet wordt geborgd en een werkstand waarin de 20 wisselcontainer wordt geborgd, en een met de wagen gekoppelde borgarm die bij genoemde ruststand zich in hoofdzaak horizontaal langs of in het wegdek uitstrekt en bij genoemde werkstand zich uitstrekt tussen een scharnierpunt nabij of in het wegdek en een geschikt steunvlak op de wisselcontainer, 25 waarbij de borgarm de wisselcontainer borgt tegen een van het laadperron afgewende verplaatsing in langsrichting.

In een uitvoeringsvorm is het steunvlak op de onderzijde van de bodem van de wisselcontainer verschaft en is de borgarm scharnierbaar verbonden met de wagen, zodanig dat de 30 borgarm bij genoemde werkstand aan zijn naar het laadperron gerichte zijde een scherpe hoek insluit met zijn projectie op het wegdek.

In deze uitvoeringsvorm is de borgarm aan zijn van de wagen afgewende uiteinde bij voorkeur scharnierbaar gekoppeld 35 met een van een blokkeerelement voorzien hefbooraelement, dat zich bij genoemde ruststand in hoofdzaak uitstrekt langs de borgarm, en zich bij genoemde werkstand in hoofdzaak 1009053 3 uitstrekt langs de bodem van de wisselcontainer, waarbij het blokkeerelement samenwerkt met een daartoe geschikt onderdeel van de containerbodem, bijvoorbeeld met een dwarsbalk.

In een eenvoudige uitvoeringsvorm is het steunvlak op de 5 onderzijde van de bodem van de wisselcontainer verschaft en is de borgarm schamierbaar verbonden met een schamierbaar met de wagen verbonden schoorarm, zodanig dat de borgarm bij genoemde werkstand aan zijn naar het laadperron gerichte zijde een stompe hoek insluit met het verlengde van zijn 10 projectie op het wegdek.

In deze eenvoudige uitvoeringsvorm is de borgarm aan zijn van de wagen afgewende uiteinde bijvoorbeeld door een dwarsarm gekoppeld met twee in dwarsrichting ten opzichte van de eerste borgarm aan weerszijden geplaatste tweede 15 borgarmen, zodanig dat elk van de borgarmen bij genoemde werkstand aan zijn naar het laadperron gerichte zijde een stompe hoek insluit met het verlengde van zijn projectie op het wegdek. Beide tweede (buitenste) borgarmen en de verbindende dwarsarm vormen bij genoemde werkstand een 20 omgekeerde U-constructie, waarvan de benen ten opzichte van het laadperron enigzins achterover hellen en de verbindende dwarsarm tegen de onderzijde van de bodem van de wisselcontainer drukt.

In weer een volgende uitvoeringsvorm is het steunvlak op 25 de buitenzijde van de van het laadperron afgewende korte wand van de wisselcontainer verschaft en is de borgarm aan een van zijn uiteinden schamierbaar verbonden met de wagen en is deze borgarm tussen zijn uiteinden schamierbaar verbonden met een met de wagen koppelbare schoorarm die bij genoemde 30 ruststand zich in hoofdzaak horizontaal langs of in het wegdek uitstrekt en bij genoemde werkstand zich uitstrekt tussen een scharnierpunt nabij of in het wegdek en de borgarm, zodanig dat de borgarm bij genoemde werkstand met een deel van zijn naar het laadperron gerichte zijde tegen 35 het steunvlak rust.

Een borginrichting volgens deze uitvoeringsvorm biedt een uiterst betrouwbare blokkering van een geparkeerde 1 0 0 9 0 5 3 4 wisselcontainer tegen een van het laadperron weg gerichte verplaatsing in langsrichting.

De borgarm en de schoorarm zijn bijvoorbeeld kopelbaar door een zich tussen die armen uitstrekkend 5 verbindingselement.

In en zeer gunstige uitvoeringsvorm staat de borgarm bij genoemde werkstand verticaal en omvat deze een langs door de schoorarm daarlangs verplaatsbaar en vergrendelbaar hefelement dat bij genoemde werkstand tegen de onderzijde van 10 de wisselcontainer drukt en vergrendeld is, waarbij de borgarm de wisselcontainer eveneens borgt tegen verplaatsing in neerwaartse richting.

Bij een inrichting volgens deze laatste uivoeringsvorm is de wagen op voordelige wijze verplaatsbaar met behulp van 15 aandrijfmiddelen die zijn gekoppeld met de schoorarm, op zodanige wijze dat het scharnierpunt van de schoorarm nabij of in het wegdek bij genoemde ruststand door de aandrijfmiddelen verplaatsbaar is in de richting van de wagen tot een positie waarbij de borgarm de in de werkstand in te 20 nemen oriëntatie heeft verkregen, en zijn vervolgens genoemd scharnierpunt en de wagen tezamen verplaatsbaar tot een positie waarin de wagen in genoemde werkstand is.

De uitvinding zal in het volgende worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden, met verwijzing naar de 25 bijgevoegde tekeningen.

In de tekeningen tonen

Fig. 1 in zijaanzicht een aan een laadperron geparkeerde wisselcontainer die is geborgd door twee inrichtingen volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, 30 Fig. 2 een detail van de borginrichtingen van fig. 1,

Fig, 3 in vooraanzicht de geborgde wisselcontainer van fig. 1,

Fig. 4 in zijaanzicht een aan een laadperron geparkeerde wisselcontainer die is geborgd door twee inrichtingen volgens 35 een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding,

Fig. 5 in vooraanzicht de geborgde wisselcontainer van fig. 3, 1009053 5

Fig. 6 in zijaanzicht een aan een laadperron geparkeerde wisselcontainer die is geborgd door een inrichting volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding,

Fig. 7 in bovenaanzicht de borginrichting van fig. 6 in 5 ruststand,

Fig. 8 in zijaanzicht de borginrichting van fig. 6 in ruststand,

Fig. 9 in zijaanzicht de borginrichting van fig. 6 in een eerste stand tussen ruststand en werkstand, 10 Fig. 10 in zijaanzicht de borginrichting van fig. 6 in een volgende stand tussen ruststand en werkstand, en

Fig. 11 in vooraanzicht de borginrichting van fig. 6 in ruststand.

In de figuren worden overeenkomstige onderdelen aangeduid 15 door dezelfde verwijzingsgetallen.

Fig. 1 toont een wisselcontainer 1 die op steunpoten 2 op een wegdek 3 is geparkeerd tegenover een laadperron 4, en geborgd wordt door borginrichtingen 5, die elk een langs rails 6 geleide wagen 7 omvatten, waarmee door middel van een 20 scharnier 9 aan zijn ene uiteinde een borgarm 8 is gekoppeld. De borgarmen 8 zijn elk aan hun uiteinde voorzien van een blokkeerarm 14 (in detail getoond in fig. 2) en zijn scharnierbaar verbonden met een schoorarm 12 die op zijn beurt scharnierbaar is gekoppeld met een zich van de wagen 7 25 uitstrekkend vergrendelelement (niet getoond). De borgarmen 8 zijn schuin achterwaarts naar het laadperron 4 gericht, en sluiten aldus een scherpe hoek in met hun projectie op het wegdek 3.

Fig. 2 is een uitvergroting van het detail II van fig. 1, 30 en toont de bodem van de wisselcontainer 1 met langsbalk 18 en dwarsbalk 10, en het van de wagen 7 verwijderde uiteinde van de borgarm 8, waaraan om een scharnieras 17 een blokkeerarm 14, voorzien van een contactrol 15, een geleiderol 16 en een blokkeerhaak 13, scharnierbaar is 35 bevestigd.

Fig. 3 toont de wisselcontainer 1 van fig. 1 in vooraanzicht.

1009053 6

De borgarm 8, de schoorarm 12 en de blokkeerarm 14 van het in de figuren 1-3 getoonde borgsysteem liggen in ruststand nagenoeg horizontaal op het wegdek 3, zodat een oplegger met wisselbak daar gemakkelijk overheen kan rijden 5 teneinde de wisselbak te parkeren. Nadat de wisselbak is geparkeerd worden de respectieve wagens 7 langs de rails 6 door middel van een op zich bekende aandrijving (bijvoorbeeld kettingen of schroefspindels) in de richting van het laadperron 4 getrokken, waarbij de schoorarmen 12 de 10 borgarmen 8 omhoog duwen, totdat de contactrol 15 en vervolgens de geleiderol 16 tegen de langsbalk 18 van de wisselcontainer 1 gedrukt zijn, en de schoorarm 12 ten opzichte van de wagen 7 wordt vergrendeld, waarna de wagen 7 verder naar het laadperron 4 wordt geleid, 15 totdat de respectieve blokkeerhaken 13 tegen de respectieve dwarsbalken 10 drukken en de wisselcontainer 1 aldus tegen een van het laadperron 4 afgewende beweging in langsrichting blokkeren. De pijlen in fig. 2 tonen de beweging van blokkeerarm 14 en borgarm 8 bij het lossen van de borging.

20 Fig. 4 toont een wisselcontainer 1 die geborgd wordt door borginrichtingen 19, waarvan een borgarm 8 scharnierbaar is verbonden met een scharnierbaar met de wagen 7 verbonden schoorarm 12, zodanig dat de borgarm 8 bij genoemde werkstand aan zijn naar het laadperron 4 gerichte zijde een stompe hoek 25 insluit met het verlengde van zijn projectie op het wegdek 3.

Fig. 5 toont hoe elke borgarm 8 aan zijn van de wagen 7 afgewende uiteinde door een dwarsarm 20 is gekoppeld met twee in dwarsrichting ten opzichte daarvan aan weerszijden geplaatste tweede borgarmen 8', 8", zodanig dat elk van de 30 borgarmen 8, 8', 8" bij genoemde werkstand aan zijn naar het laadperron 4 gerichte zijde een stompe hoek insluit met het verlengde van zijn projectie op het wegdek 3, waarbij de dwarsarm 20 tegen de onderzijde 11 van de bodem van wisselcontainer 1 drukt en de container aldus borgt.

35 Fig. 6 toont een wisselcontainer 1 die geborgd wordt door een borginrichting 21 waarvan de borgarm 8 aan een van zijn uiteinden scharnierbaar verbonden met de wagen 7 en tussen . U 0 9 0 5 3 7 zijn uiteinden scharnierbaar verbonden is met een schoorarm 12 die met de wagen 7 koppelbaar is. De schoorarm 12 strekt zich bij ruststand nagenoeg horizontaal uit langs of in het wegdek 3, en strekt zich bij de in de figuur getoonde 5 werkstand uit tussen een scharnierpunt 22 dat zich ter hoogte van het wegdek 3 bevindt en de borgarm 8, zodanig dat de borgarm 8 bij de werkstand met een deel van zijn naar het laadperron 4 gerichte zijde tegen een steunvlak op de voorzijde van de wisselcontainer 1 rust, waarbij de borgarm 8 10 en de schoorarm 12 onderling vergrendeld zijn met behulp van een tandheugel 23. Bij wijze van illustratie is een heftruck 24 getekend die vanaf het laadperron 4 de container 1 aan de achterzijde binnenrijdt. De postie van de wagen 7 in ruststand is weergegeven door driehoek 25.

15 Figuren 7 en 8 tonen de borginrichting van fig. 6 in ruststand, aangeduid door driehoek 25 ter plaatste van de wielen van de de wagen 7. De inrichting is verplaatsbaar door middel van een schroefspindel 26, die wordt aangedreven door een motor 27, langs op dwarsliggers 32 rustende rails 6.

20 Figuren 9 en 10 tonen de borginrichting van fig. 6 in opeenvolgende posities uit de ruststand, waarbij de as waarom de schoorarm 12 scharniert, met aan zijn uiteinden wielen 22 door de schroefspindel 26 in de richting van de wagen 7 wordt getrokken, waarbij de borgarm 8 en een langs die borgarm door 25 de schoorarm 12 verplaatsbaar en vergrendelbaar hefelement 28 omhoog worden gedrukt, totdat deze een verticale stand (fig. 10) hebben bereikt. Zolang borgarm 8 nog niet in verticale positie is, is wagen 7 vergrendeld tegen verplaatsing langs rails 6. Op het moment dat borgarm 8 de verticale stand heeft 30 bereikt ontgrendelt schoorarm 12 door het bedienen van een pal 29 de wagen 7, en wordt de gehele inrichting in de richting van de geparkeerde container getrokken (naar rechts in de figuur). Bij contact tussen de borgarm 8 en de voorzijde van de container wordt het hefelement 28, dat met 35 behulp van wielen 30 in de borgarm 8 verrijdbaar is, door de schoorarm 12 omhoog gedrukt totdat het hefelement 28 tegen de onderzijde van de container stuikt, in de met streeplijnen 1 0 0 9 0 5 3 8 getekende positie 28', waarna de schoorarm in de met streeplijnen getekende positie 12', met behulp van tandheugel 23 wordt vergrendeld aan de borgarm 8, waarmee tevens het hefelement 28' wordt vergrendeld en de container zowel tegen 5 verplaatsing in voorwaartse als in neerwaartse richting geborgd is. De figuur toont voorts nog een veer 33 voor het na ontgrendelen langs borgarm 8 terugdrijven van het hefelement van positie 28' naar positie 28.

Fig. 11 toont in vooraanzicht volgens de pijl in fig. 7 10 de borginrichting in ruststand.

^ 1009053

Claims (9)

1. Inrichting (5, 19, 21) voor het borgen van een aan een laadperron (4) geplaatste van steunpoten (2) voorziene en met die steunpoten (2) op het wegdek (3) rustende wisselcontainer (1), omvattend 5 een in langsrichtirig van een aan het laadperron (4) geplaatste wisselcontainer (1) langs het wegdek (3) geleide en vergrendelbare wagen (7), die verplaatsbaar is tussen een ruststand waarin de wisselcontainer (1) niet wordt geborgd en een werkstand waarin de wisselcontainer (1) wordt geborgd, en 10 een met de wagen (7) gekoppelde borgarm (8) die bij genoemde ruststand zich in hoofdzaak horizontaal langs of in het wegdek (3) uitstrekt en bij genoemde werkstand zich uitstrekt tussen een scharnierpunt (9) nabij of in het wegdek (3) en een geschikt steunvlak (10, 18) op de wisselcontainer 15 (l), waarbij de borgarm (8) de wisselcontainer (1) borgt tegen een van het laadperron (4) afgewende verplaatsing in langsrichting.

2. Inrichting (5) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steunvlak (10) op de onderzijde van de bodem (11) van 20 de wisselcontainer (1) is verschaft en de borgarm (8) * scharnierbaar is verbonden met de wagen (7), zodanig dat de borgarm (8) bij genoemde werkstand aan zijn naar het laadperron (4) gerichte zijde een scherpe hoek insluit met zijn projectie op het wegdek (3).

3. Inrichting (5) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de borgarm (8) aan zijn van de wagen (7) afgewende uiteinde scharnierbaar is gekoppeld met een van een blokkeerelement (13) voorzien hefboomelement (14), dat zich bij genoemde rustststand in hoofdzaak uitstrekt langs de 30 borgarm (8), en zich bij genoemde werkstand in hoofdzaak uitstrekt langs de bodem (11) van de wisselcontainer (1), waarbij het blokkeerelement (13) samenwerkt met een daartoe geschikt onderdeel (10) van de containerbodem (11).

4. Inrichting (19) volgens conclusie 1, met het kenmerk. 1009053 ♦ dat het steunvlak op de onderzijde van de bodem (11) van de wisselcontainer (1) is verschaft en de borgarm (8) scharnierbaar is verbonden met een scharnierbaar met de wagen (7) verbonden schoorarm (12), zodanig dat de borgarm (8) bij 5 genoemde werkstand aan zijn naar het laadperron (4) gerichte zijde een stompe hoek insluit met het verlengde van zijn projectie op het wegdek (3).

5. Inrichting (19) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de borgarm (8) aan zijn van de wagen (7) afgewende 10 uiteinde door een dwarsarm (20) is gekoppeld met het corresponderende uiteinde van twee in dwarsrichting ten opzichte van de eerste borgarm (8) aan weerszijden geplaatste tweede borgarmen (8', 8"), zodanig dat elk van de borgarmen (8, 8', 8") bij genoemde werkstand aan zijn naar het 15 laadperron (4) gerichte zijde een stompe hoek insluit met het verlengde van zijn projectie op het wegdek (3).

6. Inrichting (21) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steunvlak op de buitenzijde van de van het laadperron (4) afgewende korte wand van de wisselcontainer (1) is 20 verschaft en de borgarm (8) aan een van zijn uiteinden scharnierbaar is verbonden met de wagen (7) en tussen zijn uiteinden scharnierbaar is verbonden met een met de wagen (7) koppelbare schoorarm (12) die bij genoemde ruststand zich in hoofdzaak horizontaal langs of in het wegdek (3) uitstrekt en 25 bij genoemde werkstand zich uitstrekt tussen een scharnierpunt (22) nabij of in het wegdek (3) en de borgarm (8) , zodanig dat de borgarm (8) bij genoemde werkstand met een deel van zijn naar het laadperron (4) gerichte zijde tegen het steunvlak rust.

7. Inrichting (21) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de borgarm (8) en de schoorarm (12) kopelbaar zijn door een zich tussen die armen (8, 12) uitstrekkend verbindingselement (23).

8. Inrichting (21) volgens conclusie 6 of 7, met het 35 kenmerk. dat de borgarm (8) bij genoemde werkstand verticaal staat en een langs die borgarm (8) door de schoorarm (12) verplaatsbaar en vergrendelbaar hefelement (28) omvat dat bij 1009053 * genoemde werkstand tegen de onderzijde (11) van de wisselcontainer (1) drukt en vergrendeld is, waarbij de borgarm (8) de wisselcontainer (1) eveneens borgt tegen verplaatsing in neerwaartse richting.

9. Inrichting (21) volgens een der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de wagen (7) verplaatsbaar is met behulp van aandrijfmiddelen (26, 27) die zijn gekoppeld met de schoorarm (12), op zodanige wijze dat het scharnierpunt (22) van de schoorarm (12) nabij of in het wegdek (3) bij genoemde 10 ruststand door de aandrijfmiddelen (26, 27) verplaatsbaar is in de richting van de wagen (7) tot een positie waarbij de borgarm (8) de in de werkstand in te nemen oriëntatie heeft verkregen, en vervolgens genoemd scharnierpunt (22) en de wagen (7) tezamen verplaatsbaar zijn tot een positie waarin 15 de wagen (7) in genoemde werkstand is. i u 0 9 0 5 3