NL1008507C2 - Inkleminrichting voor een zaagblad en daarmee uitgeruste zaag. - Google Patents

Description

INKLEMINRICHTING VOOR EEN ZAAGBLAD EN DAARMEE UITGERUSTE ZAAG

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het inklemmen van een zaagblad, voorzien van een ruimte voor het opnemen van een deel van het zaagblad en met de opnameruimte verbonden inklemmiddelen, welke 5 inklemmiddelen een beweegbaar bedieningselement en ten minste één tussen het bedieningselement en het zaagblad aangebracht, tussen een vrijgavestand en een inklemstand verplaatsbaar aandrukorgaan omvatten. Een dergelijke inkleminrichting is bekend, bijvoorbeeld uit EP-A-0 755 10 313.

De bekende inkleminrichting, die geschikt is om een van een opening voorzien zaagblad in een decoupeer-zaag te bevestigen, wordt gevormd door een staafvormig, aan een uiteinde ingesneden deel, waarin een uiteinde van 15 het zaagblad geschoven kan worden. In het staafvormig deel is een boring aangebracht die zich vanaf een zijkant uitstrekt tot aan de insnijding. In deze boring is een aandrukkogel opgenomen. Rond het staafvormig deel is een roteerbare huls geplaatst, die aan de binnenzijde is 20 voorzien van een in omtreksrichting verlopende, excentrische groef. De huls wordt door middel van een torsieveer voorgespannen naar een stand waarin het meest ondiepe deel van de excentrische groef tegenover de boring met de aandrukkogel gelegen is, waardoor dus de aandrukkogel zo 25 diep mogelijk in de boring gedrukt wordt en uitsteekt in de insnijding.

Door de huls tegen de kracht van de torsieveer in te verdraaien komt een dieper deel van de excentrische groef tegenover de boring met de kogel te liggen, waar-30 door de kogel naar buiten gedrukt kan worden wanneer een zaagblad in de insnijding gestoken wordt. Nadat het zaagblad zover in de insnijding gestoken is dat de opening in het zaagblad tegenover de boring gelegen is, kan de huls losgelaten worden, waardoor deze onder invloed 35 van de torsieveer terugdraait naar de stand waarin de 1008507 2 kogel in de boring gedrukt wordt. De kogel zal dan uitsteken tot in de opening in het zaagblad, waardoor dit gefixeerd wordt. Op deze wijze kan het zaagblad snel en eenvoudig worden ingespannen.

5 De bekende inrichting heeft het nadeel, dat deze slechts geschikt is voor het inspannen van zaagbladen die zijn voorzien van een opening voor het opnemen van de kogel. Dergelijke zaagbladen, die voorzien waren van een U-vormig uiteinde en bekend stonden als 'U-10 shank', vormden tot voor kort de norm. De laatste jaren zijn echter een aantal grote fabrikanten van zaagmachines en zaagbladen overgestapt een zaagbladontwerp met een T-= vormig uiteinde, de zogeheten 1T-shank', waarbij is , afgezien van de opening in het uiteinde. Een dergelijk 15 zaagblad zonder opening kan met de bekende inkleminrich-ting echter niet op betrouwbare wijze worden gefixeerd.

De uitvinding heeft derhalve tot doel een inkleminrichting van de hiervoor beschreven soort zodanig te verbeteren, dat daarmee ook zaagbladen met een uitein-20 de zonder opening op betrouwbare en eenvoudige wijze kunnen worden gefixeerd. Volgens de uitvinding wordt dit bij een dergelijke inkleminrichting bereikt, doordat de afmetingen van de opnameruimte in de inklemrichting beschouwd groter zijn dan die van het zaagblad, in de 25 opnameruimte ten minste één zich in hoofdzaak evenwijdig aan de inklemrichting uitstrekkend blokkeringsorgaan aangebracht is, en de inklemmiddelen zelfremmend zijn uitgevoerd. Door de opnameruimte zo groot uit te voeren dat het zaagblad met speling daarin kan worden opgenomen, 30 kan dit met zijn T-vormig uiteinde langs het blokkeringsorgaan geschoven worden, waarna het uiteinde door het aandrukorgaan voorbij het blokkeringsorgaan tegen een wand van de opnameruimte gedrukt wordt en daardoor tegen uitschuiven geblokkeerd wordt. Het zelfremmend karakter 35 van de inklemmiddelen voorkomt daarbij dat het aandrukorgaan als gevolg van een tegen de inklemrichting gerichte _ belasting op het zaagblad naar zijn vrijgavestand ver plaatst zou worden.

tl 1 1008507 "1 3

Bij voorkeur is de inkleminrichting verder voorzien van door met de inklemmiddelen samenwerkende voorspanmiddelen voor het naar zijn inklemstand dwingen van het aandrukorgaan. Hierdoor wordt het naar zijn 5 vrijgavestand bewegen van het aandrukorgaan verder tegengegaan .

Een eenvoudig bedienbare inkleminrichting wordt verkregen wanneer het bedieningselement roteerbaar is, en een althans gedeeltelijk spiraalvormig bedieningsvlak 10 vertoont. Daarbij heeft het aandrukorgaan bij voorkeur de gedaante van een althans ten dele in de opnameruimte stekende kogel, waardoor in combinatie met het spiraal-vormig bedieningsvlak ook een geringe bedieningskracht vereist is.

15 Een optimale fixatie van het zaagblad in de opnameruimte wordt overigens bereikt, wanneer het of elk blokkeringsorgaan de opnameruimte een met het profiel van het zaagblad overeenkomende inwendige vorm verschaft.

Teneinde het zaagblad eenvoudig uit de inklem-20 inrichting te kunnen verwijderen wanneer het aandrukorgaan naar zijn vrijgavestand is verplaatst, vertoont de inrichting bij voorkeur in hoofdzaak dwars op de klem-richting werkzame, met het zaagblad samenwerkende veer-middelen. Hierdoor wordt het zaagblad dus uit de inrich-25 ting gedrukt.

Om het zaagblad buiten aangrijping te brengen met het blokkeringsorgaan van de inrichting, kan deze zijn voorzien van een met het bedieningselement samenwerkend, aan de van het aandrukorgaan afgekeerde zijde 30 van de opnameruimte aangebracht uitstootorgaan. Zo kan door het bewegen van het bedieningselement tegelijkertijd het aandrukorgaan naar zijn vrijgavestand verplaatst worden, en het uitstootorgaan tegen het zaagblad gedrukt worden, dat dan als het ware wordt opgewipt tot boven het 35 blokkeringsorgaan.

De uitvinding heeft ook betrekking op een zaag, in het bijzonder een decoupeerzaag, welke is voorzien van een inkleminrichting als hiervoor beschreven.

ï 008507 4

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen zijn aangeduid met gelijke verwijzingscijfers, en 5 waarin: fig. 1 een langsdoorsnede is door een inklemin-richting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, fig. 2 een dwarsdoorsnede is langs de lijn II-10 II in fig. 1, fig. 3 een langsdoorsnede is door het staafvor-mig deel van de inkleminrichting, genomen langs de lijn III-III in fig. 1, fig. 4, 5 en 6 respectievelijk een zijaanzicht, 15 onderaanzicht en vooraanzicht zijn van het staafvormig deel, fig. 7 de krachten toont op het aandrukorgaan en het bedieningselement van de inrichting bij een dwarskracht op het zaagblad, 20 fig. 8 schematisch een langsdoorsnede toont van een alternatieve uitvoeringsvorm van het staafvormig deel, met een daarin opgenomen uitwerpveer, en fig. 9 een schematische dwarsdoorsnede is door een andere alternatieve uitvoeringsvorm van de inklemin-25 richting, met een door het bedieningselement geactiveerd uitstootorgaan.

Een inrichting 1 voor het inklemmen van een zaagblad 2 met een T-vormig uiteinde 3 is voorzien van een staafvormig deel 4 waarin een opnameruimte 5 voor het 30 uiteinde 3 van het zaagblad 2 is uitgespaard. In de opnameruimte 5, die door een opening 8 in een onderzijde 9 van het staafvormig deel 4 toegankelijk is, is een paar onderste blokkeringsorganen 6 en een paar bovenste blok-keringsorganen 7 aangebracht. Deze vier blokkeringsorga-35 nen 6, 7, die zich vanaf een achterwand 10 van de opnameruimte 5 uitstrekken in de inklemrichting, bepalen een vorm die overeenkomt met het T-vormig profiel van het uiteinde 3 van het zaagblad 2. De diepte D van de opname- 1008507 5 ruimte 5, gezien in de inklemrichting, is groter dan de dikte d van het zaagblad 2, zodat dit met zijn T-vormig uiteinde 3 langs de onderste blokkeringsorganen 6 geschoven kan worden, waarna het zaagblad 2 in de opnameruimte 5 5 gefixeerd wordt doordat dit door de hierna te bespreken inklemmiddelen 11 tussen de blokkeringsorganen 6, 7 tegen de achterwand 10 gedrukt wordt.

De inklemmiddelen 11 worden gevormd door een aandrukkogel 12 die gedeeltelijk in de opnameruimte 5 is 10 opgenomen, en een roteerbaar om het staafvormig deel 4 aangebrachte bedieningsring 13. De bedieningsring is voorzien van een spiraalvormig bedieningsvlak 14 dat uitkomt in een uitsparing 15, waarin de kogel 12 komt te rusten wanneer deze zijn vrijgavestand inneemt. De bedie-15 ningsring 13 wordt door middel van een torsieveer 16 ten opzichte van het staafvormig deel 4 voorgespannen naar een stand waarin de uitsparing 15 zo ver mogelijk van de opnameruimte 5 verwijderd is, en de kogel 12 stevig in de opnameruimte 5 gedrukt wordt. In deze stand wordt een in 20 de opnameruimte 5 aanwezig zaagblad 2 dus met kracht tegen de achterwand 10 gedrukt en zo door de blokkeringsorganen 6, 7 gefixeerd. De rotatiebeweging van de bedieningsring 13 ten opzichte van het staafvormig deel 4 wordt overigens beperkt door samenwerkende aanslagen 29, 25 30.

De bedieningsring 13 is opgebouwd uit een door de gebruiker eenvoudig te hanteren, bij voorkeur geruwde of geribbelde buitenring 17, waarin een binnenring 18 is opgenomen, die het eigenlijke bedieningsvlak 14 en de 30 uitsparing 15 bepaalt. In deze binnenring 18 is een uiteinde 19 van de torsieveer 16 bevestigd. Het ander uiteinde 20 van de torsieveer is uiteraard bevestigd aan het staafvormig deel 4. De torsieveer 16 zelf is verder opgenomen in een ruimte 21 die bepaald wordt door een 35 deksel 22 dat de binnenring 18 en de buitenring 17 ten opzichte van elkaar fixeert.

Het staafvormig deel 4 van de inkleminrichting 1 is in het getoonde voorbeeld met zijn bovenste uiteinde

1 008507 I

6 23 opgenomen in een buisvormig element 24, dat op zijn beurt verbonden is met de aandrijving van de (hier niet getoonde) zaagmachine. Deze zaagmachine kan een decou-peerzaag zijn, waarbij het zaagblad 2 volgens de pijl E 5 omhoog en omlaag bewogen wordt.

Omdat de opnameruimte 5 een diepte D vertoont die groter is dan de dikte d van het zaagblad 2, bestaat het gevaar dat bij een grote belasting van het zaagblad 2 dwars op de inklemrichting dit blad 2 een zo grote kracht 10 op de aandrukkogel 13 zou uitoefenen, dat hierdoor spontaan de bedieningsring tegen de kracht van de voorspan-veer 16 in geroteerd zou worden naar een positie waarin de aandrukkogel 12 los zou komen van het zaagblad 2. Om s dit te voorkomen is het inklemmechanisme zelfremmend 15 uitgevoerd. Daartoe is de hoek a tussen de raaklijn 25 aan het spiraalvormig bedieningsvlak 14 en de denkbeeldige raaklijn 26 aan een cilindervlak rond het middelpunt MR van het staafvormig deel 4 zo klein gekozen, dat de daaruit voortvloeiende hoek £ tussen de werklijn 27 van 2 0 de resulterende kracht KB op de aandrukkogel 12 en de radiaal 28 vanuit het middelpunt MR van het staafvormig deel 4 ligt binnen de kritische wrijvingshoek γ, die bepaald wordt door de wrijvingscoëfficiënt, dus door het materiaal en de oppervlakteruwheid van de bedieningsring 25 13, de aandrukkogel 12 en het staafvormig deel 4. Door een zorgvuldige keuze van deze twee parameters, in verhouding tot de gekozen afmetingen van het staafvormig deel 4, de kogel 12 en de bedieningsring 13, kan worden gewaarborgd dat het zaagblad 2 bij elke in de praktijk 30 optredende dwarskracht zeker ingeklemd blijft.

Teneinde het zaagblad 2 eenvoudig over de j onderste blokkeringsorganen 6 te kunnen drukken wanneer de kogel 12 naar zijn vrijgavestand bewogen wordt, kan de bedieningsring 13 voorzien zijn van een tweede spiraal-35 vormig bedieningsvlak 31, dat ongeveer symmetrisch is met het eerste bedieningsvlak 14. Dit tweede bedieningsvlak 31 kan dan samenwerken met een uitstootorgaan 32, dat door het staafvormig deel steekt en naar het zaagblad 2 1 008507 1 7 bewogen wordt wanneer de aandrukkogel 12 naar zijn vrij-gavestand wordt verplaatst.

Daarnaast kan bovenin de opnameruimte 5 nog een uitwerpveer 33 zijn aangebracht, waardoor het zaagblad 2 5 door de opening 8 uit het staafvormig deel 4 wordt gedrukt wanneer de kogel 12 naar zijn vrijgavestand is verplaatst. Deze uitwerpveer 33 en het uitstootorgaan 32 zijn vooral van belang wanneer het zaagblad 2 na langdurig zagen vervangen dient te worden, omdat dit dan in het 10 algemeen te heet zal zijn geworden om te hanteren. Zo behoeft niet gewacht te worden tot het zaagblad 2 afgekoeld is, alvorens dit te verwisselen.

De inkleminrichting volgens de uitvinding maakt het mogelijk zaagbladen zonder doorgaande opening en met 15 uitstekende einddelen op snelle en eenvoudige wijze zodanig in te spannen, dat zij zeker gefixeerd blijven bij alle voorkomende zaagbewerkingen.

De uitvinding is niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Zo zou het inklemmechanisme ook 20 bij andere zaagmachines dan decoupeerzagen kunnen worden toegepast, of zelfs voor andere gereedschappen dan zagen. Ook zou in plaats van een aandrukkogel een aandrukrol of anders gevormd aandrukorgaan kunnen worden toegepast. Ook de getoonde spiraalvorm van het bedieningsvlak is niet 25 essentieel, en zou door een andere progressief verlopende vorm vervangen kunnen worden. Van belang is slechts dat het inklemmechanisme zelfremmend is. De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de navolgende conclusies.

1 0 085 07 ·

Claims (8)

1. Inrichting voor het inklemmen van een zaagblad, voorzien van een ruimte voor het opnemen van een deel van het zaagblad en met de opnameruimte verbonden inklemmiddelen, welke inklemmiddelen een beweegbaar 5 bedieningselement en ten minste één tussen het bedie-I ningselement en het zaagblad aangebracht, tussen een vrijgavestand en een inklemstand verplaatsbaar aandrukor-gaan omvatten, met het kenmerk, dat de afmetingen van de [ opnameruimte in de inklemrichting beschouwd groter zijn ! 10 dan die van het zaagblad, in de opnameruimte ten minste één zich in hoofdzaak evenwijdig aan de inklemrichting ' uitstrekkend blokkeringsorgaan aangebracht is, en de inklemmiddelen zelfremmend zijn uitgevoerd.

2. Inkleminrichting volgens conclusie 1, geken- 15 merkt door met de inklemmiddelen samenwerkende voorspanmiddelen voor het naar zijn inklemstand dwingen van het aandrukorgaan.

3. Inkleminrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het bedieningselement roteerbaar is, 20 en een althans gedeeltelijk spiraalvormig bedieningsvlak vertoont.

4. Inkleminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aandrukorgaan de gedaante heeft van een althans ten dele in de opname- 25 ruimte stekende kogel.

5. Inkleminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het of elk blokkeringsorgaan de opnameruimte een met het profiel van het zaagblad overeenkomende inwendige vorm verschaft.

6. Inkleminrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door in hoofdzaak dwars op de klemrichting werkzame, met het zaagblad samenwerkende veermiddelen.

7. Inkleminrichting volgens één der voorgaande ~ 35 conclusies, gekenmerkt door ten minste één met het bedie- —-^ ningselement samenwerkend, aan de van het aandrukorgaan 1008507 afgekeerde zijde van de opnameruimte aangebracht uit-stootorgaan.

8. Zaag, voorzien van een inkleminrichting volgens één der voorgaande conclusies. 1008507