NL1008380C2 - Plaatsruimte voor een toeschouwer van een evenement, verwarmingsmiddelen voor een dergelijke plaatsruimte, en tribune voorzien van dergelijke plaatsruimten. - Google Patents

Description

985054/ME/kfa

Korte aanduiding: Plaatsruimte voor een toeschouwer van een evenement, verwarmingsmiddelen voor een dergelijke plaatsruimte, en tribune voorzien van dergelijke plaatsruimten.

De uitvinding heeft betrekking op een plaatsruimte voor een toeschouwer van een evenement, waarbij is voorzien in verwarmingsmiddelen voor het toevoeren van warmte aan de toeschouwer. De uitvinding heeft tevens betrekking op de 5 verwarmingsmiddelen bestemd voor een dergelijke plaatsruimte, en op een tribune die is voorzien van een aantal van dergelijke plaatsruimten.

Het is bekend, bij sport-, pop- of andere evenementen onder koude weersomstandigheden boven zit- of staanplaatsen 10 van toeschouwers in de open lucht of in een andere niet van ruimteverwarming voorziene, met de open lucht gelijk te stellen omgeving gasgestookte stralingsbranders te bedrijven om de afkoeling van de toeschouwers door gebrek aan beweging te verminderen.

15 Het aantal stralingsbranders is echter op economische gronden beperkt, zodat althans een deel van de toeschouwers onvoldoende profiteert van de door de stralingsbranders opgewekte warmte. Bovendien bereikt de warmte in het ideale geval voornamelijk het hoofd en het naar de 20 stralingsbranders toegekeerde bovenste gedeelte van het lichaam, waardoor op den duur de onverwarmde onderzijde van het lichaam kan afkoelen tot een niveau dat onaangenaam is. Aangezien de stralingsbranders slechts op discrete plaatsen boven de toeschouwermassa zijn geplaatst, zullen de 25 toeschouwers op een kleine afstand van de stralingsbranders relatief (te) veel warmte ontvangen, terwijl de toeschouwers op grotere afstand van de stralingsbranders onvoldoende warmte zullen ontvangen. Daarbij zullen relatief kleine toeschouwers gehinderd worden door de 30 "schaduw" van relatief grote toeschouwers bij de ontvangst van de stralingswarmte. Verder zal gezien de relatief grote afstand die de stralingswarmte moet overbruggen van de stralingsbranders naar de toeschouwers het rendement van de 10033 8 0 * 2 aldus teweeggebrachte verwarming erg laag zijn, in het bijzonder indien de lucht rondom de toeschouwers (sterk) in beweging is.

In schouwburgzalen en andere afgesloten ruimten met 5 beperkte afmetingen wordt wel warmte aan de aanwezige toeschouwers toegevoerd door onder de stoelen warme lucht in de ruimte te blazen: de verwarming vindt door convectie plaats. In de open lucht kan deze wijze van verwarming echter niet met vrucht toegepast worden, aangezien de 10 uitstromende warme lucht zich direct vermengt met de aanwezige koude lucht en omhoog wegstroomt, zodat de warme lucht de toeschouwer niet of nauwelijks bereikt.

De uitvinding beoogt de verwarming van de toeschouwersplaatsruimte zodanig te verbeteren dat het 15 comfort voor de individuele toeschouwer substantieel wordt verbeterd.

De uitvinding beoogt voorts een gelijkmatige verdeling van de verwarming over de toeschouwers, waarbij de lengte van de individuele toeschouwer geen rol speelt.

20 Tevens beoogt de uitvinding het rendement van de verwarming te verbeteren, ook indien de toeschouwer zich in stromende, onverwarmde lucht bevindt.

Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een vandaalbestendige verwarming.

25 Voor het bereiken van de bovengenoemde en andere doelen is de plaatsruimte volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de verwarmingsmiddelen een stralingsinrichting omvatten met ten minste een warmtestralend oppervlak dat behoort bij de plaatsruimte en 30 naar het onderste gedeelte van de plaatsruimte is gericht. In tegenstelling tot de stand van de techniek bezit de plaatsruimte volgens de uitvinding een eigen stralingsinrichting, zodat een zich op de plaatsruimte bevindende toeschouwer met zekerheid een vooraf bepaalde 35 hoeveelheid stralingswarmte ontvangt. Het warmtestralend oppervlak van de stralingsinrichting is naar het onderste gedeelte van de plaatsruimte gericht en verwarmt aldus in i ·'·' Λ ; · '· ft f· ·* j · -" - -L *' i 3 hoofdzaak het onderlichaam, en/of de benen en voeten van de staande of zittende toeschouwer. Dit geeft subjectief een groter gevoel van comfort dan een vergelijkbare op het hoofd of de schouders ontvangen warmtestraling.

5 In een eenvoudige en zeer effectieve voorkeursuitvoe ringsvorm omvat de stralingsinrichting tenminste twee in hoofdzaak evenwijdige, zich bij voorkeur in horizontale richting uitstrekkende kanalen, welke kanalen zijn bestemd om te worden doorstroomd door een verwarmd fluïdum, zoals 10 water, in het bijzonder water waaraan een anticorrosiemiddel en/of een antivriesmiddel is toegevoegd, en meer in het bijzonder een water-glycolmengsel. Een waterglycolmengsel, bij voorkeur van een zodanige samenstelling dat tot -20 °C geen bevriezing optreedt, 15 heeft als gunstige eigenschap dat corrosie van de stralingsinrichting wordt voorkomen, indien deze uit aluminium bestaat. Een dergelijke corrosie met resulterende lekkages zou wel kunnen optreden indien uitsluitend leidingwater als fluïdum zou worden gebruikt.

20 Het warme fluïdum van bijvoorbeeld 60 tot 90 graden

Celsius zorgt ervoor dat de stralingsinrichting warmtestraling afgeeft via haar warmtestralend oppervlak. Dit warmtestralend oppervlak bestaat bij voorkeur in hoofdzaak uit een plaatvormig lichaam van warmtegeleidend 25 materiaal, zoals aluminium, dat tussen de kanalen is aangebracht en daarmee warmtegeleidend is verbonden. Het lichaam neemt de temperatuur van het fluïdum aan, of althans de gemiddelde temperatuur van het fluïdum in elk van de kanalen van de stralingsinrichting. De warmtestraling kan 30 worden geoptimaliseerd door het aanbrengen van een geschikte, bij voorkeur zwarte coating op althans het warmtestralend oppervlak van de stralingsinrichting.

In een voorkeursuitvoeringsvorm bevindt de stralingsinrichting zich onder een zitting voor een 35 toeschouwer, en is deze bij voorkeur bevestigd aan een ondersteuningsconstructie voor de zitting. De stralingsinrichting kan echter ook aan een in hoofdzaak 100 83 8 0*** 4 rechtopstaande wand zijn bevestigd, of in een uitsparing daarvan zijn aangebracht.

In het geval van een tribune met achter de kuiten van de zittende of staande toeschouwers aangebrachte 5 stralingsinrichtingen, waarbij verschillende reeksen plaatsruimten trapsgewijs ten opzichte zijn geplaatst, zullen de toeschouwers ook tussen de benen en lichamen van zich achter hen bevindende toeschouwers door gestraalde warmte ontvangen op hun bovenbenen en/of rug, in het 10 bijzonder wanneer de plaatsruimten staanplaatsen zijn of zittingen omvatten met ontbrekende, lage of opengewerkte rugleuningen.

De uitvinding wordt in het navolgende nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, waarin: 15 fig. 1 in zijaanzicht en gedeeltelijk in dwarsdoorsnede een eerste uitvoeringsvorm van een tribune met plaatsruimten volgens de uitvinding toont; fig. 2 in zijaanzicht en gedeeltelijk in dwarsdoorsnede een tweede uitvoeringsvorm van een tribune 20 met plaatsruimten volgens de uitvinding toont; fig. 3 een dwarsdoorsnede van een stralingsinrichting volgens de uitvinding toont; fig. 4 een dwarsdoorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van een stralingsinrichting volgens de 25 uitvinding toont; en fig. 5 een schematisch vooraanzicht van een reeks plaatsruimten toont.

In de verschillende figuren hebben gelijke verwijzingscijfers betrekking op gelijke onderdelen of 30 onderdelen met een gelijke functie. Van een pijl voorziene slingerlijnen duiden de afgegeven warmtestraling symbolisch aan.

Fig. 1 en 2 tonen een gedeelte van een tribune 1 waarop trapsgewijs in verschillende rijen stoelen 2 voor 35 toeschouwers 4 is voorzien. Elke zitplaats heeft een zitting 2a en een rugleuning 2b. De stoelen 2 zijn elk op een ondersteuningsconstructie 6 bevestigd.

i U L, .. w - « 5

Volgens fig. 1 is een stralingsinrichting 28 met een stralend oppervlak 10 onder de zitting 2a van de stoel 2 aan de ondersteuningsconstructie 6 op niet nader getoonde wijze onder een hoek bevestigd. De stralingsinrichting 28 5 is in meer detail in fig. 4 getoond, en omvat een onderste fluïdumkanaal 30 en een bovenste fluïdumkanaal 32, welke kanalen 30, 32 zich beide in horizontale richting onder de zitting 2a uitstrekken.

Volgens fig. 2 is een stralingsinrichting 16 met een 10 stralend oppervlak 18 onder de zitting 2a van de stoel 2 tegen een rechtopstaande wand 20 op niet nader getoonde wijze bevestigd. De stralingsinrichting 16 omvat een onderste fluïdumkanaal 22 en een bovenste fluïdumkanaal 24, tussen welke kanalen zich een warmtegeleidend plaatvormig 15 lichaam 2 6 uitstrekt. Het lichaam 26, dat in warmtegeleidend contact met de kanalen 22 en 24 is, neemt in hoofdzaak de gemiddelde temperatuur van de fluïda in de kanalen 22 en 24 aan.

De stralende oppervlakken 10 en 18 zijn voorzien van 20 een zwarte coating ter maximalisering van de afgifte van warmtestraling. Uit fig. 1 en 2 blijkt dat warmtestraling die wordt afgegeven door de stralingsinrichting 28 resp. 16 op een bepaald niveau van de tribune 1, de rugleuning 2b van stoelen 2 op een lager gelegen niveau van de tribune 25 bereikt. Hierdoor zal deze rugleuning verwarmd worden en warmte afgeven aan de daarop gezeten toeschouwer 4. Deze toeschouwer zal een nog directer warmte-effect waarnemen indien de rugleuning 2b is vervaardigd van een materiaal dat warmtestraling goed absorbeert of doorlaat, of indien 30 de rugleuning 2b is opengewerkt, laag is, of zelfs ontbreekt.

Fig. 4 toont de stralingsinrichting 28 met het onderste fluïdumkanaal 30 en een bovenste fluïdumkanaal 32, alsmede een plaatvormig lichaam 34 dat zich tussen de 35 kanalen 30 en 32 bevindt. De linkerzijde van de stralingsinrichting 28 heeft het grootste stralende oppervlak en is derhalve bij voorkeur naar de toeschouwer 4 1008380¾ 6 gekeerd.

Fig. 5 toont drie aluminium stralingsinrichtingen 28 achter en onder zittingen 2a, waarbij een stralingsinrichting 28 zich langs twee zittingen uitstrekt.

5 Zowel de onderste kanalen 30 als de bovenste kanalen 32 zijn onderling gekoppeld via flexibele koppelingen 36a-36g om uitzetting en krimp van de stralingsinrichtingen 28 te kunnen opvangen. Zoals aangeduid met behulp van de pijlen, wordt door de flexibele koppeling 36a aan het onderste 10 kanaal 30 een water-glycolmengsel met een temperatuur van 80 graden Celsius toegevoerd. Dit mengsel is ter hoogte van de koppeling 36b afgekoeld tot 77 graden, ter hoogte van de koppeling 36c afgekoeld tot 73 graden, ter hoogte van de j koppeling 36d af gekoeld tot 70 graden, ter hoogte van de I 15 koppeling 3 6e af gekoeld tot 67 graden, ter hoogte van de koppeling 36f afgekoeld tot 63 graden, en ter hoogte van de koppeling 36g afgekoeld tot 60 graden. De stralingsinrichtingen 28 hebben als gevolg hiervan elk een gemiddelde temperatuur van 70 graden Celsius.

20 Het water-glycolmengsel wordt aangevoerd door de onderste kanalen teneinde luchtbellen in het mengsel, die de warmteoverdracht van het mengsel naar de stralingsinrichting verminderen, gemakkelijk te kunnen afvoeren.

25 Het zal duidelijk zijn dat de toepassing van de stra lingsinrichting volgens de uitvinding niet beperkt is tot een plaatsruimte voor een toeschouwer van een evenement, maar dat deze stralingsinrichting ook kan worden toegepast in andere relatief koude ruimten waar mensen langdurig in 30 een bepaalde plaatsruimte moeten verblijven, zoals in een kerk.

·. ” "·>' . · · >... · / ^ '·· '

Claims (22)

1. Plaatsruimte voor een toeschouwer van een evenement, waarbij is voorzien in verwarmingsmiddelen voor het toevoeren van warmte aan de toeschouwer, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen een stralingsinrichting omvatten 5 met ten minste een warmtestralend oppervlak dat behoort bij de plaatsruimte en naar het onderste gedeelte van de plaatsruimte is gericht.

2. Plaatsruimte volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stralingsinrichting tenminste twee in hoofdzaak 10 evenwijdige kanalen omvat, welke kanalen zijn bestemd om te worden doorstroomd door een verwarmd fluïdum.

3. Plaatsruimte volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de kanalen zich in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken.

4. Plaatsruimte volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat tussen de kanalen, en in warmtegeleidend contact daarmee, een lichaam van een warmtegeleidend materiaal is aangebracht.

5. Plaatsruimte volgens conclusie 4, met het kenmerk, 20 dat het lichaam plaatvormig is.

6. Plaatsruimte volgens een van de conclusies 2-5, met het kenmerk, dat het fluïdum in hoofdzaak bestaat uit water, in het bijzonder water waaraan een antivriesmiddel is toegevoegd.

7. Plaatsruimte volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het fluïdum bestaat ui een water-glycolmengsel.

8. Plaatsruimte volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat althans een gedeelte van het 100GS30 > δ warmtestralend oppervlak is voorzien van een de warmtestraling maximaliserende coating.

9. Plaatsruimte volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de coating zwart is.

10. Plaatsruimte volgens een van de conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de stralingsinrichting in hoofdzaak is vervaardigd van aluminium.

11. Plaatsruimte volgens een van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat deze een zitting voor de toeschouwer 10 omvat.

12. Plaatsruimte volgens conclusie 11, met het kenmerk, , dat de zitting althans gedeeltelijk is vervaardigd van een : materiaal dat warmtestraling goed absorbeert of doorlaat.

13. Plaatsruimte volgens conclusie 11 of 12, met het 15 kenmerk, dat de stralingsinrichting in hoofdzaak lager dan de zitting is opgesteld voor het leveren van stralingswarmte aan de benen van de toeschouwer.

14. Plaatsruimte volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de stralingsinrichting is bevestigd aan een 20 ondersteuningsconstructie voor de zitting.

15. Plaatsruimte volgens een van de conclusies 1-14, met het kenmerk, dat de stralingsinrichting is bevestigd aan een in hoofdzaak rechtopstaande wand.

16. Plaatsruimte volgens een van de conclusies 1-14, met 25 het kenmerk, dat de stralingsinrichting is aangebracht in een uitsparing van een in hoofdzaak rechtopstaande wand.

17. Stralingsinrichting bestemd voor toepassing bij een plaatsruimte volgens een van de conclusies 1-16. H Jti /E.· 3

18. Tribune, voorzien van een aantal zich naast elkaar bevindende plaatsruimten volgens een van de conclusies 1- 16.

19. Tribune volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de 5 stralingsinrichting zich uitstrekt langs een aantal van een reeks plaatsruimten.

20. Tribune volgens conclusie 2 en 18, of 2 en 19, met het kenmerk, dat de kanalen van verschillende stralingsinrichtingen van aangrenzende plaatsruimten 10 onderling zijn gekoppeld door middel van een flexibele koppeling.

21. Tribune volgens een van de conclusies 18-20, met het kenmerk, dat verschillende reeksen plaatsruimten trapsgewijs ten opzichte van elkaar zijn geplaatst.

22. Tribune volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de plaatsruimten zittingen omvatten met ontbrekende, lage of opengewerkte rugleuningen. f ) ‘ 2b fry, fig. 1. H&. ^x^Xxkx /1¾ X/l ί 20'^/K>_^2aj / χ/j F/G. 2. 1 0083 80