NL1008377C2 - Werkwijze en inrichting voor het automatisch toedienen van vloeibare voedingsmiddelen aan planten. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het automatisch toedienen van vloeibare voedingsmiddelen aan planten.

De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze voor het 5 automatisch toedienen van vloeibare voedingsmiddelen aan planten, waarbij die planten zijn geplaatst op een absorberend substraat, dat is aangebracht in een bak, die is voorzien van tenminste een afvoer, waarbij die werkwijze omvat de stappen van: a) het periodiek toedienen van een hoeveelheid voedingsmiddelen asm 10 het substraat, b) het meten van het gewicht van de bak.

In de stand van de techniek is een werkwijze bekend van het in de inleiding genoemde soort. In het bekende systeem worden automatisch 15 voedingsmiddelen aan een substraat, wanneer een druksensor waarneemt dat het gewicht van een bak, met daarin op substraat geplaatste planten, onder een bepaald minimaal ijkgewicht komt.

Met de bekende werkwijze kan automatisch een gewenst niveau aan voedingsmiddelen in een substraat worden gehandhaafd. Voor tal van 20 kweek- en teeltprocessen zijn de mogelijkheden van de bekende werkwijze echter te beperkt. Bij veel teeltprocessen van groente en fruit, bijvoorbeeld bij de teelt van komkommers, is het gewenst dat niet alleen een bepaald minimaal niveau aan voedingsmiddelen in net substraat wordt gehandhaafd, maar dat aan het substraat bovendien een 25 zekere overmaat aan voedingsmiddelen kan worden toegevoerd. De overmaat aan voedingsmiddelen kan uit het substraat lekken, en wordt ook wel 'drain' genoemd. In het substraat kunnen zich in het gebruik namelijk zuren en zouten ophopen. Met behulp van de drain kan het substraat als het ware worden uitgespoeld. Daardoor kunnen de concen-30 traties aan zuren en zouten in het substraat onder bepaalde maxima worden gehouden.

Het is van groot belang dat juist voldoende voedingsmiddelen worden toegevoerd aan het substraat, zodat er juist voldoende drain is om het substraat uit te spoelen. Het toevoeren vein teveel voe-35 dingsmiddelen brengt in de eerste plaats onnodige kosten met zich mee. In de tweede plaats veroorzaakt het teveel toegevóerde voedingsmiddel onnodige belasting van het milieu.

1008377 2

Het is daarom het doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een werkwijze met behulp waarvan automatisch vloeibare voedingsmiddelen aan planten kunnen worden toegediend, waarbij de werkwijze bovendien voorziet in een automatische regeling van het toe 5 te voeren voedingsmiddel voor het bewerkstelligen van een gewenste hoeveelheid drain.

Dat doel wordt in de onderhavige uitvinding bereikt doordat: c) men periodiek ijkt door het verzadigingsniveau van het te 10 substraat te bepalen, en het gewicht van de bak en de inhoud daarvan op het moment van bereiken van het verzadigingsniveau als ijkgewicht te nemen; d) men aan de hand van het bij c) bepaalde ijkgewicht voor het gewicht van de bak en de inhoud daarvan een drempelwaarde 15 bepaalt; e) men een bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen toedient bij het onderschrijden van de drempelwaarde.

Het effect van deze maatregel is, dat de aan het substraat toe te 20 voeren hoeveelheid voedingsmiddel kan worden afgestemd op de verzadigingsgraad van het substraat. Dat betekent onder meer dat naar keuze automatisch een bepaalde minimale verzadigingsgraad in het substraat kan worden gehandhaafd, of automatisch een overvloed aan voedingsmiddelen aan het substraat kan worden toegevoerd.

25

Het is voordelig dat men 's nachts de bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen uit stap e) zodanig kiest dat men bij het toevoeren van de hoeveelheid voedingsmiddelen onder het verzadigingsniveau blijft.

30 Om de wortels vein de planten tot volledige ontwikkeling te laten komen is het van belang dat de wortelgroei gedurende de nacht wordt gestimuleerd. Dat kan worden bereikt door het toedienen van de voedingsmiddelen zodanig te beperken dat het niveau van de voedingsmiddelen gedurende de nacht daalt. Om nu te voorkomen dat het 35 substraat gedurende de nacht geheel uitdroogt, kan het van belang zijn ook gedurende de nacht voedingsmiddelen toe te voeren en wel zodanig dat in de nacht een bepaalde minimale verzadigingsgraad gehandhaafd blijft in het substraat.

1008377 3

Gedurende de nacht mag het substraat niet geheel uitdrogen. Wanneer het niveau aan voedingsmiddelen te laag wordt loopt men het risico dat het substraat inteert. Dat wil zeggen dat de massa van het substraat verkleeft. Het extra toedienen van voedingsmiddelen kan 5 verkleven van het substraat niet meer teniet doen.

Verder is het volgens de onderhavige uitvinding mogelijk, dat men overdag de bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen uit stap e) met een zodanige overmaat kiest dat men bij het toevoeren van de hoeveelheid 10 voedingsmiddel het verzadigingsniveau overschrijdt.

Het is daarbij voordelig dat f) men een gewenste hoeveelheid voedingsmiddelen bepaald die moet stromen uit de afvoer; g) men een bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen toedient aan het 15 substraat; h) men de bijbehorende hoeveelheid voedingsmiddelen meet die stroomt uit de afvoer; i) men op basis van de waarden onder h), i) en j) bedoelde waarden een tijdstip berekent voor het toedienen van een volgende 20 hoeveelheid voedingsmiddelen.

Zoals hierboven al vermeld werd, is een belangrijk voordeel van de onderhavige uitvinding dat naar keuze ofwel een bepaalde minimale verzadigingsgraad wordt gehandhaafd of een bepaalde drain wordt bewerkstelligd. Wanneer nu een bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen 25 wordt toegevoerd aan het substraat, en de daarop volgende drain te meten, verkrijgt men direct inzicht in de benodigde hoeveelheid voedingsmiddelen die moet worden toegevoerd om voldoende drain te kunnen garanderen. Bovendien kan na iedere voeding het moment vein toevoeren en de hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddelen direct 30 worden bijgeregeld. Dat is van belang omdat de drain afhankelijk is van wisselende invloeden. Van grote invloed op de hoeveelheid drain die resulteert na een voeding is onder meer de verdamping. De verdamping wordt gedefinieerd als het gedeelte van de voedingsmiddelen dat door de planten zelf wordt opgenomen. De verdamping hangt onder 35 meer af van de hoeveelheid instraling op de planten. Door de gekozen werkwijze kan de hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddelen direct worden aangepast aan wisselende omstandigheden, zoals een verandering van de instraling.

1008377 n

Volgens de onderhavige uitvinding is het verder voordelig, dat j) men het zout- en/of het zuurgehalte bepaalt in het substraat; k) men in afhankelijkheid van het bepaalde zout- of zuurgehalte de gewenste hoeveelheid voedingsmiddelen bepaalt die uit de afvoer 5 moet stromen.

Het voordeel van deze maatregel is, dat de hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddelen daardoor afhankelijk gemaakt worden van het zout- en/of zuurgehalte in het substraat. Wanneer het zoutgehalte in het substraat hoog is zal er een grotere behoefte zijn aan drain, dan 10 wanneer dit zoutgehalte laag is. Door de gekozen werkwijze wordt de hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddel verder geoptimaliseerd.

Verder is het volgens de onderhavige uitvinding mogelijk dat men het ijken volgens stap c) uitvoert bij het ingaan van de dag.

15 Het is daarbij voordelig dat men het ijken volgens stap c) uitvoert, door l) voedingsmiddelen toe te voeren aan het substraat, totdat fluïdum gaat stromen uit de afvoer van de bak; m) het ijkgewicht van de bak te bepalen op het moment dat het 20 fluïdum uit de afvoer begint te stromen.

Bij het ingaan van de dag zal volgens de onderhavige uitvinding van het handhaven van een relatief laag niveau een voedingsmiddelen in het substraat worden overgeschakeld op een relatief hoog niveau van voedingsmiddelen, waarbij bovendien een zekere mate van drain wordt 25 verzekerd. Door de gekozen werkwijze zal het toevoeren van de gewenste hoeveelheid drain, direct bij het ingaan van de dag, kunnen worden geoptimaliseerd. Door de gekozen ijk-methode wordt het toevoeren van voedingsmiddelen direct afgestemd op de eventueel veranderde omstandigheden in of rondom het substraat.

30

Verder kan men volgens de onderhavige uitvinding het ijken volgens stap c) uitvoeren bij het ingaan van de nacht.

Het is daarbij voordelig dat n) men voedingsmiddelen toedient aan het substraat, tenminste totdat 35 een bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen uit de afvoer stroomt; o) men de bak laat uitlekken; p) men het ijkgewicht meet van de bak met inhoud, op het moment dat de bak juist niet meer lekt of juist niets meer uit de afvoer 1008377 5 komt.

het voordeel van deze werkwijze is, dat op het moment dat wordt overgeschakeld van het handhaven van een relatief hoog niveau aan voedingsmiddelen op een relatief laag niveau aan voedingsmiddelen een 5 meting beschikbaar is van het momentane verzadigingsniveau van het substraat. De hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddelen voor het bereiken van het relatief lage niveau aan voedingsmiddelen, is vervolgens te relateren aan deze meting.

10 Verder is het volgens de onderhavige werkwijze voordelig dat het vruchtdragende gedeelte van de in de bak geplaatste planten wordt ondersteund, zodat het gewicht van het vruchtdragende gedeelte van de planten niet worden gewogen met behulp van de weegmiddelen voor het meten van het gewicht van de bak.

15 Bij tal van teelt- en kweekprocessen is de groei van de planten, of van de vruchten aan de planten aanzienlijk. Bij het meten van de bak en de bijbehorende inhoud van de bak, kan de groei van de planten en/of de vruchten de nauwkeurigheid van de metingen nadelig beïnvloeden. Daarom is het voordelig juist het vruchtendragende 20 gedeelte van de planten los te laten hangen van de bak.

Het is daarbij mogelijk dat met behulp van meetmiddelen het gewicht van het vruchtdragende gedeelte van de planten wordt gemeten.

Het effect van deze maatregel is, dat ook het gewicht van het vruchtdragende gedeelte van de planten kan worden benut als 25 ingangssignaal voor het bepalen van de benodigde hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddel.

Het doel van de onderhavige uitvinding is bovendien te voorzien in een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

30 Dat doel wordt in de onderhavige uitvinding bewerkstelligd door een inrichting voor het automatisch toedienen van vloeibare voedingsmiddelen aan planten, omvattende een bak, voorzien van ten minste een afvoer, substraat aangebracht in die bak, waarbij in het gebruik planten 35 geplaatst zijn op dat substraat, weegmiddelen voor het wegen van de bak met inhoud, middelen voor het toedienen van voedingsmiddelen aan dat substraat, 1008377 6 regelmiddelen voor het aansturen van de middelen voor het toedienen van voedingsmiddelen aan die planten, waarbij die regelmiddelen werkzaam verbonden zijn met de weegmiddelen voor het wegen van de bak met inhoud, 5 waarbij de regelmiddelen zijn ingericht voor het uitvoeren van de werkwijze.

De regelmiddelen in de inrichtingen kunnen elke geschikte processor, chip, computer of ander geschikt middel omvatten.

10 De inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt verbeterd doordat de inrichting meetmiddelen omvat voor het meten van de hoeveelheid voedingsmiddelen die uit de afvoer stromen, waarbij die meetmiddelen werkzaam verbonden zijn met die regelmiddelen.

Het is daarbij voordelig dat de afvoer uitstroomt in een 15 opvangba'., en waarbij die meetmiddelen voor het meten van de hoeveelheid voedingsmiddelen weegmiddelen omvatten voor het wegen van die opvangbek.

Op deze wijze wordt een robuuste, nauwkeurige en relatief goedkope uitvoering bewerkstelligd van de inrichting.

20

Verder is het volgens de onderhavige uitvinding mogelijk dat de inrichting middelen omvat voor het ondersteunen van het vruchtdragende gedeelte van de in de bak geplaatste planten, waarbij die middelen zodanig zijn aangebracht dat wisselingen in het gewicht van het 25 vruchtdragende gedeelte van de planten niet worden gewogen met behulp van de weegmiddelen voor het meten van het gewicht van de bak.

Door de maatregel wordt bereikt dat de meting van de bak niet wordt verstoord door veranderingen in het gewicht van de planten zelf.

30 De inrichting volgens de uitvinding kan verder worden verbeterd doordat het vruchtdragende gedeelte van de planten met behulp van een geleiding bevestigd is aan een meetopnemer, waarbij die meetopnemer werkzaam verbonden is met die regelmiddelen.

Door deze maatregel wordt bewerkstelligd dat ook de toename in 35 het gewicht van de planten kan worden gemeten. Door gebruik te maken van de geleiding, die doorgaans toch al aanwezig is, kan de meetopnemer gemakkelijk in een conventioneel kweeksysteem worden genomen.

1 008377 7

Verder is de onderhavige uitvinding geschikt voor de registratie van de aansturing van het systeem met behulp van software. Daarom is de onderhavige uitvinding bovendien gericht op een door een computer leesbaar medium, waarbij deze een computerprogramma omvat, die na het 5 inladen op een van computermiddelen voorziene inrichting volgens een van de conclusies 11 t/m 14, de inrichting de functionaliteit verschaft van de werkwijze volgens een van de conclusies 1 t/m 10.

Hierna zal, bij wijze van voorbeeld, een mogelijke 10 uitvoeringsvorm worden besproken aan de hand van de bijgaande tekening, waarin een schematisch een inrichting is weergegeven voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.

In de tekening is een bak 1 weergegeven met daarin een substraat 15 2. De bak 1 is bijvoorbeeld gemaakt van RVS. Aan de onderzijde omvat de bak 1 een afvoer 3· De afvoer 3 kan bijvoorbeeld worden gevormd door uitstroomopeningen die zijn aangebracht in de onderzijde van de bak, of door een afvoer 3 zoals in de het weergegeven geval. De afvoer 3 stroomt bijvoorbeeld uit in een opvangbak 4.

20 Het substraat 2 kan bestaan uit een ieder geschikt absorberend materiaal, zoals een kunststof schuim, steenwol, grond of ieder ander geschikt materiaal. Het substraat 2 kan een ononderbroken eenheid vormen of uit losse elementen bestaan.

De bak 1 wordt aan weerszijden ondersteund door een weegschaal 25 20. Met behulp van de weegschalen 20 kan het gewicht van de bak met de inhoud daarvan worden bepaald. Deze regelmiddelen De gebruikte weegschalen 20 zijn bij voorkeur robuust, hebben bij voorkeur een hoge mechanische sterkte en hebben bij voorkeur een grote meetnauwkeurigheid (bijvoorbeeld van 2-5 gram).

30 Ook de opvangbak 4 wordt ondersteund door een weegschaal 22.

Daardoor is ook het gewicht van uit de afvoer 3 gestroomde voedingsmiddelen te meten.

In het gebruik zijn op het substraat 2 een of meer planten 5 geplaatst. Het vruchtdragende gedeelte van deze planten 5· kan met 35 behulp van ondersteuningen 6 worden ondersteund. De ondersteuningen 6 kunnen bijvoorbeeld verticaal opgespannen draden omvatten. Daardoor wordt bereikt dat het vruchtdragende gedeelte van de planten 5 niet wordt gemeten door de weegschalen 20. Het vruchtdragende gedeelte van 1008377 8 de planten 5 kan worden geleid langs verticaal gespannen draden 40. Deze draden kunnen aan de bovenzijde worden bevestigd aan meetopnemers 4l. Het effect van deze maatregel is, dat met behulp van de meetopnemers 4l het gewicht van het vruchtdragende gedeelte van de 5 planten 5 bijvoorbeeld periodiek kan worden bepaald.

Verder is in de bak 1, in de afvoer 3. in de opvangbek 4 of op een andere geschikte plaats meters 24, 25 geplaatst voor het meten van de zuurgraad en het zoutgehalte van de voedingsmiddelen, zoals het water, in het systeem. De zuurgraad kan bijvoorbeeld worden gemeten 10 met behulp van een standaard pH-meter, bijvoorbeeld gevuld met KC1.

Het zoutgehalte kan worden bepaald met een standaard meter, die bijvoorbeeld de elektrische geleidbaarheid van de voedingsmiddelen, zoals het water, kan bepalen.

Om de in de bak geplaatste planten 5 te kunnen voorzien van 15 voedingsmiddel, zoals water, *s voorzien in een leidingenstelsel, schematisch weergegeven met 10. In het leidingenstelsel is tenminste een pomp 11 opgenomen. Het leidingenstelsel 10 is enerzijds verbonden met een bron van vloeibaar voedingsmiddel (niet weergegeven) en mondt anderzijds uit in een pijp 12, die voorzien is van een of meer 20 uitstroomopeningen, bijvoorbeeld voorzien van slangen 13.

De weegschalen 20 en 23, de meetopnemers 41 en de meters 24 en 25 zijn met behulp van bijvoorbeeld leidingen verbonden met regelmiddelen 30. Deze regelmiddelen 30 omvatten een verwerkingseenheid, zoals een processor, een PC of ieder ander geschikt middel, die de door de 25 meters gegenereerde gegevens kan verwerken. De regelmiddelen bevatten bovendien een display, zoals een beeldscherm, om de door de gemeten en de door de computer berekende gegevens te kunnen weergegeven.

Bovendien zijn de regelmiddelen 30 op hun beurt verbonden met de toevoermiddelen 10, 11, 12, 13 voor de vloeibare voedingsmiddelen. Met 30 behulp van de regelmiddelen kan bijvoorbeeld de klep 11 kan worden bediend, om toevoer van voedingsmiddelen naar de bak 1 te kunnen regelen.

De werking van inrichting volgens de tekening is als volgt: 35 Afhankelijk van het soort planten 5 in bijvoorbeeld een kas bepaald een gebruiker de gewenste hoeveelheid voedingsmiddelen die er gedurende een etmaal aan de planten moet worden toegevoerd.

Bijvoorbeeld: 1008377 9 24.00 - 07.00 uur: bak 40¾ gevuld met voedingsmiddelen, geen drain 07.00 - 10.00 uur: bak 100¾ gevuld met voedingsmiddelen, geen drain 10.00 - 12.00 uur: bak 100¾ gevuld met voedingsmiddelen, 20 % drain 12.00 - I5.OO uur: bak 100¾ gevuld met voedingsmiddelen, 40 % drain 5 i5.OO-l8.OO uur: bak 100¾ gevuld met voedingsmiddelen, 20 ¾ drain 18.00 - 22.00 uur: bak 100¾ gevuld met voedingsmiddelen, geen drain 22.00 - 24.00 uur: bak 40¾ gevuld met voedingsmiddelen, geen drain

Het verzadigingsniveau is daarbij de hoeveelheid voedingsmiddelen die 10 het substraat maximaal kan opnemen. Extra toegevoerd voedingsmiddel zal uit het substraat stromen.

Om in werkelijkheid aan het bovenstaande gewenste schema te kunnen voldoen, wordt bijvoorbeeld bij de overgang van de dag naar de dag (18.00 - 22.00 uur) zoveel voedingsmiddel aan de bak toegevoerd 15 dat de bak drain geeft. Vervolgens mag re bak 1 uitlekken. Op het moment dat de bak niet meer lekt wordt het gewicht van de bak gemeten. De gemeten waarde is een nieuwe ijkwaarde van het gewicht van de bak 1, op het moment dat het substraat volledig verzadigd is. In deze ijkwaarde zijn dus alle, eventueel veranderde omstandigheden in de 20 bak, zoals bijvoorbeeld wortelgroei, opgenomen. Deze ijkwaarde kan gedurende de nacht gebruikt worden om een bepaald gewenst niveau aan voedingsmiddelen in de bak 1 te garanderen. Omdat met de weegschalen 20 het gewicht van de bak 1 wordt gemeten is het mogelijk, door tussenkomst van de regelmiddelen 30, op basis van de het momentane 25 gewicht van de bak 1, de toevoer van de voedingsmiddelen naar de bak zo aan te sturen dat het gewicht van de bak 1 met inhoud relatief constant blijft en dus dat het niveau aan voedingsmiddelen in de bak relatief constant is.

30 Bij de overgang van de nacht naar de dag, bijvoorbeeld tussen 06.00 en 08.00 uur, wordt opnieuw net zoveel voedingsmiddel aan de bak toegevoerd totdat de bak gaat lekken. Op het moment dat de bak 1 juist gaat lekken wordt het gewicht van de bak gemeten en het op dat moment gemeten gewicht van de bak kan vervolgens dienen als nieuw ijkgewicht 35 voor het aansturen van de voedingsmiddelen toevoer.

Wanneer volgens het bovenstaande schema gedurende de dag een bepaalde hoeveelheid drain is gewenst, kan het ijkgewicht worden 1008377 10 gebruikt als uitgangspunt voor de hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddel. Aangezien de omstandigheden in bijvoorbeeld de kas kunnen wijzigen kan de hoeveelheid drain die volgt op het toevoeren van voedingsmiddelen afwijken van de voorspelde en gewenste waarde.

5 Dat· kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een grotere instraling (hele warme dag) dan verwacht was. Omdat in de onderhavige werkwijze ook de feitelijke drain wordt gemeten kan de toe voeren hoeveelheid voedingsmiddel worden aangepast om zo dicht mogelijk de gewenste hoeveelheid drain te kunnen bewerkstelligen. Voor het bijstellen van 10 de hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddel is het bijvoorbeeld mogelijk om op het moment dat bij een bepaalde toevoer teveel drain wordt gemeten, het teveel aan drain af te trekken van de drempelwaarde die op dat moment wordt gehanteerd voor het toevoeren een volgende hoeveelheid. Door op deze wijze de drempelwaarde te verlagen, zal de 15 hoeveelheid drain die bij de volgende voeding wordt gemeten afnemen.

Omdat in het systeem ook de zuurgraad (pH-waarde) en het zoutgehalte (EC-waarde) wordt gemeten, kan ook op basis van eventueel gemeten afwijkingen in deze waarden de hoeveelheid toe te voeren 20 voedingsmiddel worden bijgesteld. Wanneer de zuurgraad te hoog wordt kan bijvoorbeeld de doseertijd, dat is de tijd die ligt tussen twee opvolgende doseringen, worden verkort. Het heeft daarbij de voorkeur niet te regelen op basis van de momentane zuurgraad- of zoutmeting, maar om het verloop van de zuurgraad of het zoutgehalte te gebruiken 25 als stuur-ingang. In het algemeen zal gelden dat hoe hoger de zuur- of zout-afwijking zal zijn, des te groter de gewenste drain zal worden. Door gewenste drain en de bijbehorende hoeveelheid toe te voeren voedingsmiddel kan, indien gewenst, continu worden aangepast.

30 Aangezien in de onderhavige werkwijze ook het gewicht van de planten 5 zelf wordt gemeten met behulp van de meetopnemers 4l, kan ook het gewicht van de planten worden gebruikt als ingangssignaal voor het doseren van de toe te voeren hoeveelheid voedingsmiddel.

35 Wanneer het systeem volgens de uitvinding bij de teelt in bijvoorbeeld kassen wordt ingezet, zal niet iedere plant in een bak 1 worden geplaatst. Per oppervlakte-eenheid zal de optimale hoeveelheid toe te dienen voeding worden afgemeten aan een beperkt aantal 1008377 11 'controle-planten' die wel geplaatst worden in een bak 1. De omstandigheden in de relatief kleine bak 1 zijn daarmee bepalend voor het toedienen van voedingsmiddelen aan een relatief groot aantal planten. Het is daarom zaak dat het toedienen vein de 'controle-5 planten’ met zeer veel zorg gebeurd, en dat de omstandigheden van de planten groei in de bak nauwkeurig wordt gemeten en dat wordt mogelijk met de in de figuur weergegeven inrichting.

1008377

Claims (15)

1. Werkwijze voor het automatisch toedienen van vloeibare voedingsmiddelen aan planten (5), waarbij die planten (5) zijn 5 geplaatst op een absorberend substraat (2), dat is aangebracht in een bak (1), die is voorzien van tenminste een afvoer (3). waarbij die werkwijze omvat de stappen van: a) het periodiek toedienen van een hoeveelheid voedingsmiddelen aan het substraat (2), 10 b) het meten van het gewicht van de bak (1); met het kenmerk, dat c) men periodiek ijkt door het verzadigingsniveau van het te substraat (2) te bepalen, en het gewicht van de bak (1) en de inhoud daarvan op het moment van bereiken van het 15 verzadigingsniveau als ijkgewicht te nemen; d) men aan de hand van het bij c) bepaalde ijkgewicht voor het gewicht van de bak (1) en de inhoud daarvan een drempelwaarde bepaalt; e) men een bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen toedient bij het 20 onderschrijden van de drempelwaarde.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men 's nachts de bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen uit stap e) zodanig kiest dat men bij het toevoeren van de hoeveelheid voedingsmiddelen 25 onder het verzadigingsniveau blijft.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat men overdag de bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen uit stap e) met een zodanige overmaat kiest dat men bij het toevoeren van de hoeveelheid 30 voedingsmiddel het verzadigingsniveau overschrijdt. k. Werkwijze volgens conclusie 3t met het kenmerk, f) men een gewenste hoeveelheid voedingsmiddelen bepaald die moet stromen uit de afvoer (3); 35 g) men een bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen toedient aan het substraat (2); h) men de bijbehorende hoeveelheid voedingsmiddelen meet die stroomt uit de afvoer (3); 1008377 i) men op basis van de waarden onder h), i) en j) bedoelde waarden een tijdstip berekent voor het toedienen van een volgende hoeveelheid voedingsmiddelen. 5 5· Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat j) men het zout- of het zuurgehalte bepaalt in het substraat (2); k) men in afhankelijkheid van het bepaalde zout- of zuurgehalte de gewenste hoeveelheid voedingsmiddelen bepaalt die uit de afvoer 10 (3) moet stromen.

6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men het ijken volgens stap c) uitvoert bij het ingaan van de dag. 15

7- Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men het ijken volgens stap c) uitvoert, door l) voedingsmiddelen toe te voeren aan het substraat, totdat voedingsmiddel gaat stromen uit de afvoer (3) van de bak (1); 20 m) het ijkgewicht van de bak te bepalen op het moment dat het voedingsmiddel uit de afvoer (3) begint te stromen.

8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men het ijken volgens stap c) uitvoert bij het ingaan van de nacht. 25

9· Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat n) men voedingsmiddelen toedient aan het substraat (2), tenminste totdat een bepaalde hoeveelheid voedingsmiddelen uit de afvoer 30 (3) stroomt; o) men de bak (1) laat uitlekken; p) men het ijkgewicht meet van de bak (1) met inhoud, op het moment dat de bak (1) juist niet meer lekt of juist niets meer uit de afvoer (3) komt. 35

10. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vruchtdragende gedeelte van de in de bak (1) geplaatste planten (5) wordt ondersteund, zodat het gewicht van het 1008377 vruchtdragende gedeelte van de planten (5) niet worden gewogen met behulp van de weegmiddelen (20) voor het meten van het gewicht van de bak (1).

11. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met behulp van meetmiddelen (4l) het gewicht van het vruchtdragende gedeelte van de planten (5) wordt gemeten.

12. Inrichting voor het automatisch toedienen van vloeibare 10 voedingsmiddelen aan planten (5), omvattende een bak (1), voorzien van ten minste een afvoer (3), substraat (2) aangebracht in die bak (1), waarbij in het gebruik planten (5) geplaatst zijn op dat substraat (2), weegmiddelen (20) voor het wegen van de bak (1) met inhoud, 15. middelen (10, 11, 12, 13) voor het toedienen van voedingsmiddelen aan dat substraat (2), regelmiddelen (30) voor het aansturen van de middelen (1, 11, 12, 13. voor het toedienen van voedingsmiddelen aan die planten (5). waarbij die regelmiddelen (30) werkzaam verbonden zijn met de 20 weegmiddelen (20) voor het wegen van de bak (1) met inhoud, met het kenmerk, dat de regelmiddelen (30) zijn ingericht voor het uitvoeren van de werkwijze.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat die 25 inrichting meetmiddelen (23) omvat voor het meten vein de hoeveelheid voedingsmiddelen die uit de afvoer (3) stromen, waarbij die meetmiddelen (23) werkzaam verbonden zijn met die regelmiddelen (30).

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13. met het kenmerk, dat 30 de afvoer (3) uitstroomt in een opvangbek (4), en waarbij die meetmiddelen voor het meten van de hoeveelheid voedingsmiddelen weegmiddelen (23) omvatten voor het wegen van die opvangbek (4).

15. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, met het kenmerk, 35 dat de inrichting middelen (6) omvat voor het ondersteunen van het vruchtdragende gedeelte van de in de bak (1) geplaatste planten (5), waarbij die middelen (6) zodanig zijn aangebracht dat wisselingen in het gewicht van het vruchtdragende gedeelte van de planten (5) niet 1008377 worden gewogen met behulp van de weegmiddelen (20) voor het meten van het gewicht van de bak (1).

16. Inrichting volgens een van de conclusies 12 t/ra 15. met het 5 kenmerk, dat het vruchtdragende gedeelte van de planten (5) met behulp van een geleiding (40) bevestigd is aan een meetopnemer (4l), waarbij die meetopnemer (41) werkzaam verbonden is met die regelmiddelen (30).

17· Computer leesbaar medium, met het kenmerk, dat deze een 10 computerprogramma omvat, die na het inladen op een van computermiddelen voorziene inrichting volgens een van de conclusies 11 t/m 14, de inrichting de functionaliteit verschaft van de werkwijze volgens een van de conclusies 1 t/m 10. 1008377