NL1008265C1 - Kettingsysteem van een fiets. - Google Patents

Description

Kettingsvsteem van een fiets.

De onderhavige uitvinding betreft een kettingsysteem van een fiets omvattende een fietsframe, een groot benedenomhulsel, een groot afsluitomhulsel, twee verende 5 krachtige vrijdraaiende wielen, een ketting, een grendellichaam, een groot tandwiel, een klein tandwiel, een inwendige overbrenging, een klein benedenomhulsel, een klein afsluitomhulsel en twee moeren, waarbij het fietsframe een met vijf aansluitingen heeft met twee zwenkassen die zich respectievelijk uitstrekken vanaf twee zijden daarvan, waarbij een boveneinde van elk vrij draaiend wiel vast verbonden is met een 10 grendelplaat uitgevoerd met twee draadgaten, waarbij twee rotatieassen zich respectievelijk uitstrekken vanaf de middens van twee eindvlakken van de inwendige overbrenging, waarbij een einde van elke rotatieas is uitgevoerd met uitwendig draad, waarbij een zijde van elke moer is uitgevoerd met een draadgat voor het schroeven met de uitwendige draad van de rotatieassen van de inwendige overbrenging.

15 Een gebruikelijke fietskettingconstructie is blootgesteld aan de lucht of slechts bedekt door een kettingscherm. Wanneer het sneeuwt, strooit men regelmatig zout over de weg om de sneeuw snel te smelten. Dit veroorzaakt zout sneeuwwater. Wanneer wordt gefietst op een dergelijke weg, zal het zoute sneeuwwater de ketting snel laten roesten of corroderen maken. Op of na een regendag wordt de ketting ook 20 makkelijk nat en onderworpen aan roesten of corrosie. De geroeste ketting heeft een verkorte gebruiksduur en kan breken of vastlopen hetgeen de veiligheid van de berei-der in gevaar brengt.

Het is daarom een primair doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een kettingsysteem van een fiets, waarin de ketting geheel is afgeschermd en 25 verborgen. De kettingconstructie kan gemakkelijk worden samengesteld en uit elkaar worden gehaald, en beschermd tegen zout sneeuwwater of regenwater teneinde roesten of corrosie te vermijden en de veiligheid van een fietser te verzekeren en de gebruiksduur van de ketting te verlengen.

Dat doel wordt in de onderhavige uitvinding bereikt doordat het fietsframe 30 twee achterste vorken heeft met een elliptische dwarsdoorsnede, waarbij de benedenrand van de binnenzijde van het voorgedeelte van elke achtervork is uitgevoerd met een halfcirkelvormige uitsparing, waarbij een achtereinde van de achtervork is gelast met een plaatlichaam, waarbij een achtereindrand van het plaatlichaam is voorzien i(. '·?·'2 65 2 van een dwarsgleuf, waarbij het plaatlichaam van het achtereinde van de rechter achtervork is uitgevoerd met twee doorgaande gaten respectievelijk aan de boven- en benedenzijde van de gleuf, waarbij een buitenzijde van het voorgedeelte van de rechterachtervork open is met een holte, waarbij een binnenzijde van het voorgedeelte 5 daarvan is uitgevoerd met twee doorgaande gaten, waarbij een binnenzijde van het achtergedeelte van de rechter achtervork is opengesneden met een holte, waarbij een buitenzijde van het achtergedeelte daarvan is uitgerust met twee doorgaande gaten, waarbij een bovenste rand van de vijfstandenbuis van het fietsframe is gelast met de halfcirkelvormige uitsparing van de benedenrand van de binnenzijde van het voorge-10 deelte van de achtervork, waarbij een binnenrand van twee zijdes daarvan is uitgevoerd met inwendige draad; waarbij een midden van het grote benedenomhulsel is uitgevoerd met een j groot cirkelvormig gat, waarbij een achtergedeelte van het boveneinde van de rand van het grote benedenomhulsel is uitgevoerd met een inkeping, waarbij de rand 15 daarvan is uitgevoerd met meerdere aangrijpribben met gelijke tussenruimte; het grendellichaam twee diametersprongen heeft en het midden daarvan is uitgevoerd met een kleine cirkelvormig gat, waarbij de buitenwand van de diameter- j sprong met kleine diameter is uitgevoerd met uitwendige draad; i een midden van het kleine benedenomhulsel is uitgevoerd met een doorgaand i 20 gat, waarbij de rand daarvan is voorzien van meerdere aangrijpgaten met gelijke tussenruimten; en een midden van het kleine afsluitingsomhulsel is uitgevoerd met een doorgaand gat, waarbij een boven- en benedenzijde van het doorgaande gat respectievelijk uitgevoerd zijn met twee draadgaten, waarbij een vooreinde van de rand daarvan is 25 uitgevoerd met een inkeping, waarbij een rand daarvan is voorzien van verschillende aangrijpribben met gelijke tussenruimte, waardoor het grote benedenomhulsel wordt aangegrepen met de holte van het voorgedeelte van de rechter achtervork en bevestigd aan het rechtereindvlak van de vijfstandenbuis, waarbij de zwenkas die zich 4 uitstrekt vanaf de rechterzijde van de vijfstandenbuis past in het asgat van het grote 30 tandwiel, waarbij de twee vrijlopende wielen respectievelijk zijn bevestigd door schroeven in de holtes van het voor- en achtergedeelte van de rechter achtervork, ' waarbij het klein benedenomhulsel is bevestigd aan het rechter eindvlak van de in wendige overbrenging, waarbij de rotatieas die zich uitstrekt vanaf het rechter eind- ” 10C82 65 π 3 vlak van de inwendige overbrenging past in het asgat van het kleine tandwiel, waarbij de ketting wordt geleid door de rechter achtervork en gewonden om het kleine en grote tandwiel om in te grijpen met de tanden daarvan, waarbij de ketting ook wordt gelegd over de bovenranden van de vrijdraaiende wielen om in te grijpen met de 5 tanden daarvan, waarbij het grote afsluitomhulsel wordt gekoppeld met het grote benedenomhulsel om deze te verhullen waarbij het kleine afsluitomhulsel wordt gekoppeld met het kleine benedenomhulsel om deze te omhullen, waarbij de rotatie-assen voor inwendige transmissie worden geplaatst in de gleuven van de plaatlicha-men met het kleine benedenomhulsel passend in de holte van het achtergedeelte van 10 de rechter achtervork, waarbij schroeven worden bewogen door de doorgaande gaten van het plaatlichaam gelast met het achtereinde van de rechter achtervork om te schroeven in de draadgaten van het kleine afsluitomhulsel, waardoor de ketting geheel is afgeschermd en verborgen en beschermd tegen roesten of corrosie teneinde de veiligheid van een fietser te verzekeren en de gebruiksduur van de ketting te verlen-15 gen.

De uitvinding kan het beste worden begrepen door de volgende beschrijving en de bijgaande tekeningen, waarin:

Korte beschrijving van de tekeningen 20

Fig. 1 is een perspectivisch vergroot aanzicht van de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 is een perspectivisch samengesteld aanzicht van de onderhavige uitvinding; en

Fig. 3 is een samengesteld doorsnedeaanzicht van de onderhavige uitvinding.

25

Gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoering

Verwijzing wordt gevraagd naar fig. 1. De onderhavige uitvinding omvat een fietsframe 10, een groot benedenomhulsel 20, een groot afsluitomhulsel 21, twee 30 verende vrijdraaiende wielen 30, een ketting 40, een grendellichaam 50, een groot tandwiel 60, een klein tandwiel 61, een inwendige overbrenging 70, een klein benedenomhulsel 80, een klein afsluitomhulsel 81 en twee moeren 90. Het fietsframe 10 heeft twee achtervorken 11 met een elliptische dwarsdoorsnede. De benedenrand van i ()',}(ί b 5 4 de binnenzijde van het voorgedeelte van de achtervork 11 is uitgevoerd met een halfcirkelvormige uitsparing 111. Het achtereinde van de achtervork 11 is gelast met een plaatlichaam 12. De achtereindrand van het plaatlichaam 12 is voorzien van een dwarsgleuf 121. Het plaatlichaam 12 van het achtereinde van de rechter achtervork 5 11 is uitgevoerd met twee doorgaande gaten 122, respectievelijk aan boven- en bene denzoden van de gleuf 121. De buitenzijde van het voorgedeelte van de rechter achtervork 11 is opengesneden met een holte 112. De binnenzijde van het voorgedeelte daarvan is voorzien van twee doorgaande gaten 113. De binnenzijde van het achtergedeelte van de rechterachtervork 11 is opengesneden met een holte 114. De 10 buitenzijde van het achtergedeelte daarvan is voorzien van twee doorgaande gaten 115. De bovenrand van de buis met vijf aansluitingen 13 van het fietsframe 10 is gelast met de halfcirkelvormige uitsparing 111 van de bodemrand van de binnenzijde van het voorgedeelte van de achtervork 11. De binnenranden van twee zijden daarvan - zijn voorzien van inwendige draad 131 en zich naar buiten uitstrekkende zwenkassen 15 132. Het midden van het grote benedenomhulsel 20 is uitgevoerd met een groot cirkelvormig gat 201. Het achtergedeelte van het boveneinde van de rand van het grote benedenomhulsel 20 is uitgevoerd met een inkeping 202. De rand daarvan is bovendien voorzien van meerdere aangrijpribben 203 met gelijke tussenruimte. Het midden van het grote afsluitomhulsel 221 is uitgevoerd met een klein cirkelvormig . 20 gat 211. De rand is voorzien van verschillende aangrijpgaten 212 met gelijke tussen ruimte. Het boveneinde van het verende vrijdraaiende wiel 30 is bevestigd met een ! grendelplaat 31 met twee draadgaten. Het grendellichaam 50 heeft twee diameter- sprongen en het midden daarvan wordt gevormd door een klein cirkelvormig gat 51. De buitenrand van de diametersprong met de kleine diameter is uitgevoerd met uit-25 wendige draad 52. Het midden van elk eindvlak van de inwendige overbrenging 70 heeft een zich uitstrekkende rotatieas 71. Het einde van de rotatieas 71 is uitgevoerd met uitwendige draad 711. Het midden van het kleine benedenomhulsel 80 is uitgevoerd met een doorgaand gat 101. De rand daarvan is voorzien van meerdere aangrijpgaten 802 met gelijke tussenruimte. Het midden van het kleine afsluitomhulsel 30 81 is uitgevoerd met een doorgaand gat 811. De boven- en benedenzijde van het doorgaand gat 811 zijn respectievelijk uitgevoerd met twee draadgaten 812. Het vooreinde van de rand daarvan is uitgevoerd met een inkeping 813. De rand daarvan is voorzien van meerdere aangrijpribben 814 met gelijke tussenruimten. Een zijde van

i« r-> r% C

, - r> O

5 de moer 90 is voorzien van een draadgat.

Verwijzing wordt gevraagd naar figuren 2 en 3. Wanneer samengesteld, wordt het grote benedenomhulsel 20 geplaatst in en in aangrijping met de holte 112 van het voorgedeelte van de rechter achtervork 11 en bevestigd aan het rechter eindvlak van 5 de vijfstandenbuis 13. De diametersprong met kleine diameter van het grendellichaam 50 wordt bewogen door het grote cirkelvormige gat 201 van het grote benedenomhulsel 20 met de uitwendige draad geschroefd met de inwendige draad 131 van de binnenrand van de rechterzijde van de vijfstandenbuis 13. Het eindvlak van de diametersprong met grote diameter ligt aan tegen het eindvlak van het grote benedenomhul-10 sel 20 om het grote benedenomhulsel 20 te bevestigen. Dan wordt de zwenkas 132 die zich uitstrekt vanaf de rechterzijde van de vijfstandenbuis 13 gepast in het asgat van het grote tandwiel 60. De twee vrijdraaiende wielen 30 worden respectievelijk geplaatst in de holtes 112, 114 van de voor- en achtergedeeltes van de rechter achtervork 11. Schroeven worden respectievelijk bewogen door de twee doorgaande gaten 15 113 van de binnenzijde van het voorgedeelte van de rechter achtervork 11 en de twee doorgaande gaten 115 van de buitenzijde van het achtergedeelte daarvan om te schroeven in twee draadgaten van de grendelplaat 31 van de vrijdraaiende wielen 30. Daardoor, worden de vrijdraaiende wielen 30 respectievelijk bevestigd in de holtes 112, 114 van de voor- en achtergedeeltes van de rechter achtervork 11. Het kleine 20 benedenomhulsel 80 wordt bevestigd aan het rechter eindvlak van de inwendige overbrenging 70 waarbij de rotatieas 71 zich uitstrekt vanaf het midden vanaf het rechter eindvlak bewogen door het doorgaande vlak 801 van het kleine benedenomhulsel 180. Dan wordt de rotatieas 71 gepast in het asgat van het kleine tandwiel 61. De ketting 40 wordt gewonden rondom het kleine tandwiel 61 om in te grijpen met 25 de tanden daarvan. De ketting wordt verder bewogen door de rechter achtervork 11 om gewonden te worden om het grote tandwiel 60 om in te grijpen met de tanden daarvan. De ketting wordt ook gelegd over de bovenranden van vrijdraaiende wielen 30 om in te grijpen met de tanden daarvan. Dan wordt het grote afsluitende omhulsel 121 gekoppeld met het grote benedenomhulsel 20 om deze te bedekken met de aan-30 grijpende gaten 212 aangegrepen met de aangrijpribben 203. Dan wordt het kleine afsluitende omhulsel 81 gekoppeld met het kleine benedenomhulsel 80 om deze te bedekken met de aangrijpribben 814 aangegrepen met de aangrijpingsgaten 802. De rotatieassen 71 tenslotte van de inwendige overbrenging 70 worden geplaatst in de •2 65 6 sleuven 121 van de plaatlichamen 12 met het kleine benedenomhulsel 80 passend in de holte 114 van het achtergedeelte van de rechter achtervork 11. Schroeven worden bewogen door de doorgaande gaten 122 van het plaatlichaam 12 gelast met het achtereinde van de rechter achtervork 11 om te schroeven in de draadgaten 812 van het 5 kleine afsluitomhulsel 81. De buitendraden 711 van de einden van de rotatieassen 71 van de inwendige overbrenging 70 worden geschroefd met de moeren 90. De moeren 90 stoten tegen de buiteneindvlakken van de plaatlichamen 12 gelast met de achtereinden van de achtervorken 11 om de inwendige overbrenging 70 te bevestigen om het samenstel af te maken.

10 Door middel de bovenstaande inrichting, wordt de ketting 40 geheel afge- schermd en verborgen en beschermd tegen roesten of corrosie teneinde de veiligheid van de fietser te verzekeren en de gebruiksduur van de ketting te verlengen.

De bovenstaande uitvoering is slechts een voorbeeld van de onderhavige uitvinding en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding moet niet worden beperkt 15 tot het voorbeeld. Elke modificatie of variatie afgeleid van het voorbeeld moet vallen binnen de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

a

Claims (1)

1. Kettingsysteem van een fiets omvattende een fietsframe, een groot bene-denomhulsel, een groot afsluitomhulsel, twee veerkrachtige vrij-draaiende wielen, een 5 ketting, een grendellichaam, een groot tandwiel, een klein tandwiel, een inwendige overbrenging, een klein benedenomhulsel, een klein afsluitomhulsel, twee moeren, waarbij het fietsframe een vijfstandenbuis heeft met twee zwenkassen die zich respectievelijk uitstrekken vanaf twee zijden daarvan, waarbij een boveneinde van elk vrijdraai end wiel vastverbonden is met een grendelplaat uitgevoerd met twee draadga-10 ten, waarbij twee rotatieassen zich respectievelijk uitstrekken vanaf de middens van twee eindvlakken van de inwendige overbrenging, waarbij een einde van elke rotatie-as is uitgevoerd met uitwendig draad, waarbij een zijde van elke moer is uitgevoerd met een draadgat voor het schroeven met de uitwendige draad van de rotatieassen van de inwendige overbrenging, waarbij die kettingconstructie wordt gekenmerkt doordat: 15 het fietsframe twee achterste vorken heeft met een elliptische dwarsdoorsnede, waarbij de benedenrand van de binnenzijde van het voorgedeelte van elke achtervork is uitgevoerd met een halfcirkelvormige uitsparing, waarbij een achtereinde van de achtervork is gelast met een plaatlichaam, waarbij een achtereindrand van het plaatli-chaam is voorzien van een dwarsgleuf, waarbij het plaatlichaam van het achtereinde 20 van de rechter achtervork is uitgevoerd met twee doorgaande gaten respectievelijk aan de boven- en benedenzijde van de gleuf, waarbij een buitenzijde van het voorgedeelte van de rechterachtervork open is met een holte, waarbij een binnenzijde van het voorgedeelte daarvan is uitgevoerd met twee doorgaande gaten, waarbij een binnenzijde van het achtergedeelte van de rechter achtervork is opengesneden met een 25 holte, waarbij een buitenzijde van het achtergedeelte daarvan is uitgerust met twee doorgaande gaten, waarbij een bovenste rand van de vijfstandenbuis van het fietsframe is gelast met de halfcirkelvormige uitsparing van de benedenrand van de binnenzijde van het voorgedeelte van de achtervork, waarbij een binnenrand van twee zijdes daarvan is uitgevoerd met inwendige draad; 30 waarbij een midden van het grote benedenomhulsel is uitgevoerd met een groot cirkelvormig gat, waarbij een achtergedeelte van het boveneinde van de rand van het grote benedenomhulsel is uitgevoerd met een inkeping, waarbij de rand daarvan is uitgevoerd met meerdere aangrijpribben met gelijke tussenruimte; 100 8? 65 het grendellichaam twee diametersprongen heeft en het midden daarvan is uitgevoerd met een kleine cirkelvormig gat, waarbij de buitenwand van de diameter-sprong met kleine diameter is uitgevoerd met uitwendige draad; een midden van het kleine benedenomhulsel is uitgevoerd met een doorgaand 5 gat, waarbij de rand daarvan is voorzien van meerdere aangrijpgaten met gelijke tussenruimten; en een midden van het kleine afsluitingsomhulsel is uitgevoerd met een doorgaand gat, waarbij een boven- en benedenzijde van het doorgaande gat respectievelijk uitgevoerd zijn met twee draadgaten, waarbij een vooreinde van de rand daarvan is 10 uitgevoerd met een inkeping, waarbij een rand daarvan is voorzien van verschillende aangrijpribben met gelijke tussenruimte, waardoor het grote benedenomhulsel wordt aangegrepen met de holte van het voorgedeelte van de rechter achtervork en bevestigd aan het recntereindvlak van de vijfstandenbuis, waarbij de zwenkas die zich uitstrekt vanaf de rechterzijde van de vijfstandenbuis past in het asgat van het grote 15 tandwiel, waarbij de twee vrijlopende wielen respectievelijk zijn bevestigd door schroeven in de holtes van het voor- en achtergedeelte van de rechter achtervork, waarbij het klein benedenomhulsel is bevestigd aan het rechter eindvlak van de in-1 wendige overbrenging, waarbij de rotatieas die zich uitstrekt vanaf het rechter eind- 1 vlak van de inwendige overbrenging past in het asgat van het kleine tandwiel, waarbij ] 20 de ketting wordt geleid door de rechter achtervork en gewonden om het kleine en grote tandwiel om in te grijpen met de tanden daarvan, waarbij de ketting ook wordt gelegd over de bovenranden van de vrijdraaiende wielen om in te grijpen met de tanden daarvan, waarbij het grote afsluitomhulsel wordt gekoppeld met het grote benedenomhulsel om deze te verhullen waarbij het kleine afsluitomhulsel wordt 25 gekoppeld met het kleine benedenomhulsel om deze te omhullen, waarbij de rotatie-assen voor inwendige transmissie worden geplaatst in de gleuven van de plaatlicha-men met het kleine benedenomhulsel passend in de holte van het achtergedeelte van de rechter achtervork, waarbij schroeven worden bewogen door de doorgaande gaten van het plaatlichaam gelast met het achtereinde van de rechter achtervork om te 30 schroeven in de draadgaten van het kleine afsluitomhulsel, waardoor de ketting geheel is afgeschermd en verborgen en beschermd tegen roesten of corrosie teneinde de ^ veiligheid van een fietser te verzekeren en de gebruiksduur van de ketting te verlen- ” gen. -H— i'i U> - ·.·' KG