NL1007398C2 - Conformerende lichaamsondersteuning met luchtkamer en pompkamer. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Conformerende lichaamsondersteuning met luchtkamer en pompkamer

De uitvinding heeft betrekking op een conformerende lichaamsondersteuning volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke lichaamsondersteuning is, in de vorm van een matras, bekend uit de internationale octrooiaanvrage 5 WO 93/21803. Bij dergelijke matrassen wordt een luchtkern toegepast teneinde een goede conformiteit ten opzichte van het lichaam van een op het matras liggende gebruiker te verkrijgen. Dit principe kan echter ook toegepast worden voor andere lichaamsondersteuningen, zoals zit- en hoofdkussens.

10 In vergelijking met bijvoorbeeld een waterbed wordt daarbij het voordeel bereikt dat het matras aanzienlijk lichter is, niet verwarmd hoeft te worden, minder nadeint en dat in geval van lekkage geen waterschade optreedt. Teneinde de luchtdruk in de luchtkern - die in de praktijk, net als een 15 luchtband, niet absoluut luchtdicht is - op een constant niveau te houden, is bij matrassen volgens dit document de balg gekoppeld met een buffer-reservoir. Tussen het buffer-reser-voir en de luchtkem is een instelbare drukreduceerklep aangebracht die lucht uit het buffer-reservoir naar de luchtkern 20 doorlaat indien de overdruk in de luchtkem ten opzichte van de omgeving onder een bepaalde waarde daalt. Dit betekent, dat de luchtkern vanuit het buffer-reservoir bijgevuld wordt in afhankelijkheid van de druk in het matras in onbelaste toestand. In belaste toestand is de druk in de luchtkem ho-25 ger dan in onbelaste toestand. Het pompen van lucht naar het buffer-reservoir geschiedt in gebruik steeds automatisch door het indrukken en terugveren van in de zijrand opgenomen balgen, wanneer men op de rand van het matras plaats neemt, bijvoorbeeld bij het naar bed gaan en opstaan.

30 Een bezwaar van deze lichaamsondersteuning is, dat het buffer-reservoir tegen een verhoogde overdruk in moet worden opgepompt, waardoor de balgen relatief stugge elementen in de rand van de lichaamsondersteuning vormen die onprettig aanvoelen als men op de rand van de lichaamsondersteuning gaat 1007398 -2- zitten en die ook het lig- of zitcomfort in het randgebied van de 1ichaamsondersteuning nadelig beïnvloeden. Verder worden de balgen en het buffer-reservoir bij ruw gebruik, bijvoorbeeld door kinderen die erop springen of duiken, zwaar 5 belast, vooral als de druk in het buffer-reservoir hoog is. Ter voorkoming van schade aan de balg is derhalve een sterke constructie vereist.

De overdruk in de luchtkern is in onbelaste toestand zeer laag en wordt beïnvloed door op het bed liggende voor-10 werpen zoals dekens en/of dekbedden alsook door om het matras gespannen hoeslakens. De overdruk in de luchtkem in onbelaste toestand is derhalve moeilijk te regelen en door genoemde verstoringen minder geschikt als maat voor de hardheid van het matras. Tenslotte gaat bij een dergelijk matras het 15 in en uit bed stappen veelal gepaard met bijgeluiden ten gevolge van luchtverplaatsing van de balg naar de bufferkamer.

Uit de internationale octrooiaanvrage WO 95/09552 is een andere als matras uitgevoerde lichaamsondersteuning met een luchtkern bekend, waarbij de balg wordt gevormd door een 20 hoekgebied van de luchtkern. De balg communiceert via een permanent open beluchtingsopening met de rest van de luchtkern. Deze beluchtingsopening is dusdanig klein, dat daardoor terugstromende lucht het oppompen niet wezenlijk vertraagt.

De aanzuig-doorlaat voor het toelaten van lucht in de balg 25 wordt tijdens het oppompen telkens afgesloten door de gebruiker die het lichaamsdeel waarmee de balg wordt ingedrukt voor de aanzuigopening plaatst. Na het opblazen van de luchtkem wordt de aanzuig-doorlaat luchtdicht afgesloten en vereffent een resterend drukverschil tussen de balg en de rest van de 30 luchtkern zich via de beluchtingsdoorlaat.

Hoewel de druk in het balgvormige gedeelte van de luchtkem in rust-toestand in beginsel gelijk is aan de druk in de rest van de luchtkem, verschilt de veerkarakteristiek van het balgvormige gedeelte van de luchtkern aanzienlijk van 35 de veerkarakteristiek van de rest van de luchtkem. Bij in-drukking van de rest van de luchtkern wordt lucht verdrongen. Verdringing van lucht zou bij indrukken van het balg-gedeelte 1007398 -3- van de luchtkern via de beluchtingsdoorlaat en de oppomp-doorlaat moeten verlopen. Bij het snel verdringen van lucht kan de beluchtingsdoorlaat geen rol van betekenis spelen, omdat de luchtkern einders bij het oppompen telkens te snel leeg 5 zou lopen. Als de pomp-doorlaat klein is, kan bij belasting van het balg-gedeelte nauwelijks lucht worden verdrongen. Het balg-gedeelte van de luchtkern is dan relatief hard en de balg wordt bij sterke locale indrukking zwaar belast. Als de pomp-doorlaat daarentegen groot is, wordt wel een redelijk 10 volume lucht verdrongen, maar duurt het na indrukken van de balg geruime tijd voordat de vorm daarvan weer hersteld is. Via de beluchtingsopening kan per tijdseenheid immers slechts weinig lucht naar het balg-gedeelte stromen.

Voorts is het regelen van de druk van dergelijke ma-15 trassen omslachtig, omdat de aanzuig-doorlaat telkens voorafgaand aan het proefliggen moet worden afgesloten met een dop.

De uitvinding heeft als doel een lichaamsondersteuning met een luchtkern te verschaffen, waarbij de balg qua indruk-baarheid bij gegeven belastingen beter is aangepast aan de 20 omliggende gedeeltes van de lichaamsondersteuning, waarbij de balg bij extreme locale krachtsuitoefening op de lichaamsondersteuning in het gebied van de balg niet bijzonder zwaar belast wordt maar toch snel terugveert, en waarbij minder bijgeluiden optreden bij locale belastingen die bijvoorbeeld 25 optreden bij het in en uit bed stappen en bij het gaan zitten op stoel.

Dit doel wordt bereikt door een de lichaamsondersteuning met een geïntegreerde opblaas-balg uit te voeren conform het kenmerkende gedeelte van conclusie 1.

30 Doordat de balg in rust-toestand in open verbinding staat met de omgeving, kan bij indrukken van de lichaamsondersteuning in het gebied van de balg zonder dat het de bedoeling is de lichaamsondersteuning op te pompen, telkens lucht uit de balg stromen en weer in de balg stromen als de 35 balg terugveert. Door voor het vulmateriaal in de balg een geschikte soort en een geschikte structuur te kiezen, kan de indrukbaarheid vein de balg derhalve eenvoudig worden aange- 1007398 -4- past aan de indrukbaarheid van omliggende gedeeltes van de lichaamsondersteuning en in het bijzonder aan de indrukbaarheid van aansluitende zijrand-gedeeltes uit meegevend vulmateriaal. Doordat bij plotselinge sterke indrukking van de 5 balg lucht uit de balg naar de omgeving kan ontsnappen, blijft de belasting van de balg bij plotselinge indrukking beperkt en wordt de kans op schade aan de balg bij springen op de lichaamsondersteuning en dergelijke sterk beperkt.

Doordat de communicatie tussen de binnenruimte vein de 10 balg en de omgeving zonder bezwaar via een groot doorlaat-op-pervlak plaats kan hebben, kan een groot volume lucht snel en met betrekkelijke lage stroomsnelheden uit de balg verdrongen worden naar de omgeving en uit de omgeving weer toestromen naar de balg. Bijgeluiden bij het indrukken van de lichaams-15 ondersteuning in het gebied van de balg blijven aldus beperkt .

Bijzondere uitvoeringen van de lichaamsondersteuning volgens de uitvinding zijn neergelegd in de afhankelijke conclusies .

20 Navolgend worden verdere doelen, uitvoeringen, effecten en voordelen van de uitvinding beschreven en toegelicht aan de hand van een op dit moment de meeste voorkeur genietend uitvoeringsvoorbeeld en enkele varianten, waarbij wordt verwezen naar de tekening. Daarbij toont: 25 fig. 1 een schematisch perspectivisch en opengewerkt aanzicht van een voorbeeld van een matras volgens de uitvinding, fig. 2 een schematische weergave van een voorbeeld van een matras volgens de uitvinding en in het bijzonder van het 30 oppomp-systeem daarvan, fig. 3 een schematische weergave van een tweede voorbeeld van een matras volgens de uitvinding en in het bijzonder van het oppomp-systeem daarvan, fig. 4 een aanzicht in doorsnede van een samenstel van 35 kleppen en poorten dat deel uitmaakt vein een matras volgens fig. 2, 1007398 -5- fig. 5 een aanzicht in doorsnede van een balg van een matras volgens de uitvinding, en fig. 6 een schematisch perspectivisch en uiteengetrokken aanzicht van een klep voor toepassing als terugslagklep 5 in een aanzuig-doorlaat die in de balg uitmondt.

De uitvinding wordt allereerst nader beschreven aan de hand van een op dit moment de meeste voorkeur genietend uit-voeringsvoorbeeld, dat wordt gevormd door het matras als getoond in fig. 1 en de uitvoering van onderdelen daarvan als 10 getoond in de figuren 2, 4 en 5.

Het in fig. 1 getoonde matras heeft een in het algemeen rechthoekige buitencontour 1 en is uitgevoerd als een tweepersoons matras. Uiteraard kan het matras zoals gebruikelijk in verschillende lengtes en breedtes voor gebruik door een of 15 twee personen uitgevoerd worden. Verder is ook een gesegmenteerde uitvoering aangepast aan bedden met een zitstand mogelijk. Binnen de buitencontour 1 van het getoonde matras zijn twee luchtkernen 2, 3 (in gebruikstoestand met lucht gevulde kamers), zijrand-gedeeltes 4, 5 uit een meegevend vulmateri-20 aal die aan de luchtkemen 2, 3 grenzen, en in de zijrand-gedeeltes 4, 5 geïntegreerde, in rust-toestand luchtdicht van de luchtkernen 2 resp. 3 gescheiden balgen 6, 7 met daarin meegevend vulmateriaal 8 (zie fig. 5) voor het doen terugzwellen van de balgen 6, 7 na indrukking ondergebracht.

25 De gescheiden luchtkernen 2, 3 met elk bij een van de luchtkernen 2, 3 behorende oppomp-balgen 6, 7 maken het mogelijk de linker- en rechterhelft van het matras aan te passen aan de individuele gebruikers.

Verder is het matras voorzien van een "topping" 9 uit 30 polyether die zorgt voor het afvoeren van transpiratievocht en die bijdraagt aan het verhogen van het comfort. Onder de luchtkernen 2, 3 is een bodem 10 gelegen die als warmte-iso-latie, geluiddemper (de luchtkamers vormen klankkasten), als bescherming van de luchtkemen 2, 3 en als afscherming van de 35 bedbodem bij zeer locale belasting van het matras (bijv. bij staan op het matras) dient. De buitenlaag van de contour 1 wordt gevormd door een matrashoes 11 die afneembaar is, ten- 1007398 -6- einde assemblage van het matras alsmede reiniging en vervanging van delen van het binnenwerk mogelijk te maken.

De luchtkernen 2, 3 zijn voorzien van schotten 12 die bij belasting van een gebied van het matras overmatig opbol-5 len van andere gebieden van het matras tegengaan.

Het matras is verder voorzien van stelsels van doorlaten 13, 14, 15 die de balgen 6, 7 met de bijbehorende luchtkernen 2 resp. 3 verbinden en die de balgen 6, 7 alsook de luchtkernen 2, 3 met de omgeving verbinden. In de figuren 2 10 en 4 is een van die stelsels doorlaten 13, 14, 15 behorend bij een van de luchtkernen weergegeven. In de stelsels van doorlaten 13, 14, 15 zijn afsluiter-stelsels 16, 17 voor het in rust-toestand blokkeren van luchtstroming van de luchtkernen 2, 3 af ondergebracht. De afsluiters 16, 17 worden door 15 een veer 18 naar de in de figuren 2, 4 getoonde rust-toestand gedrongen. In de getoonde rust-toestand communiceert de binnenruimte van elk van de balgen 6, 7 vrij met de omgeving.

Het matras voelt in het gebied van een van de balgen 6, 7 weinig anders aan dan in andere gedeeltes van de randgebie-20 den 4, 5, doordat de balgen 6, 7 zijn gevuld met een vulmateriaal 8, dat qua meegevendheid is afgestemd op het -vulmateriaal waaruit de rest van de zijrand-gedeeltes 4, 5 zijn gevormd en doordat bij indrukken van de balgen 6, 7 lucht gemakkelijk kan ontsnappen naar de omgeving via de ruim bemeten 25 doorlaten 13, 15. Doordat bij uitoefeningen van grote, locale krachten op de balgen 6, 7 lucht gemakkelijk uit de balgen kan ontsnappen, wordt de overdruk die in dergelijke situaties in de balgen kan ontstaan beperkt. De maximale belasting van de balgen wordt aldus beperkt. De balgen 6, 7 worden ove-30 rigens gevormd door een huls uit vinyl dat om een blok polyether is aangebracht en is dichtgelast. In het polyether 8 zijn gaten uitgespaard, teneinde het effectieve slagvolume van de balgen 6, 7 te vergroten.

Bij normaal gebruik blijven de stroomsnelheden in de 35 doorlaten 13, 15 tussen de balgen 6, 7 en de omgeving beperkt en stroomt slechts zeer kort lucht door deze doorlaten totdat een nieuw evenwicht is bereikt. Het optreden van storende ge- *007398 -7- luiden blijft bij normale belasting van het matras aldus beperkt .

Bij elk van de balgen 6, 7 vormt de bijbehorende aan-zuig-doorlaat 14, 15 zowel de verbinding tussen de balg 6, 7 5 en de omgeving via welke de balg 6, 7 in rust-toestand met de omgeving communiceert als de verbinding tussen de balg 6, 7 en de omgeving via welke de balg 6, 7 tijdens pompen lucht uit de omgeving inneemt. Er is aldus telkens volstaan met slechts een verbinding tussen de balg 6, 7 en de omgeving.

10 De aanzuig-doorlaat via welke tijdens het oppompen van de balg lucht wordt aangezogen vanuit de omgeving en die telkens bij het samendrukken van de balg moet worden afgesloten hoeft niet te zijn voorzien van een afsluiter voor het telkens afsluiten van die doorlaat tijdens het oppompen. Zoals 15 op zich bekend is uit de internationale octrooiaanvrage WO 95/09552 kan de aanzuigdoorlaat tijdens het pompen telkens bij het samendrukken van de balg afgesloten worden door de voet, de hand of een ander object waarmee men de balg samendrukt.

20 Bij het matras volgens de figuren 1, 2, 4 en 5 is het afsluiter-stelsel echter uitgerust met in rust-toestand open afsluiters 16 voor het sluiten van de open verbinding tussen de balgen 6, 7 en de omgeving wanneer de desbetreffende balg 6, 7 bij het oppompen van de luchtkern wordt samengedrukt.

25 Als de afsluiter 16 wordt gesloten, wordt automatisch de afsluiter 17 geopend voor het opheffen van de blokkering van luchtstroming van en naar de bijbehorende luchtkern 2, 3. Door de balg 6, 7 vervolgens in te drukken wordt lucht uit de balg 6, 7 naar de bijbehorende luchtkamer 2, 3 verdrongen.

30 Door juist voor het terugveren van de balg ook het afsluiter-stelsel 16, 17 los te laten keren de afsluiters 16, 17 weer in de weergegeven stand terug en wordt door de balg 6, 7 lucht uit de omgeving aangezogen. Bij de volgende pompslag moet het afsluiter-stelsel nu weer in de stand worden ge-35 bracht, waarin de uitlaat 14 naar de omgeving is geblokkeerd en de doorlaten 13, 15 tussen de balg 6, 7 en de bijbehorende luchtkern geopend zijn. Voor het bijregelen van de druk in de 1007355 -8- desbetreffende luchtkem 2, 3 volstaat het, de bijbehorende balg 6, 7 een keer of enkele keren in te drukken. Het is derhalve niet bezwaarlijk, dat de afsluiter 16 telkens voor het samendrukken van de bijbehorende balg 6, 7 moet worden be-5 diend om deze te sluiten en na het samendrukken van de desbetreffende balg 6, 7 moet worden bediend om deze te openen.

De enkele kanalen 13, 14 tussen elk van de luchtkemen 2, 3 en de omgeving vormen elk zowel een pomp-doorlaat als een afblaas-doorlaat, zodat bij het vervaardigen slechts één 10 kanaal op elk van de luchtkamers 2, 3 hoeft te worden aangesloten. Het afsluiter-stelsel 16, 17 sluit daarbij in rusttoestand slechts een enkel kanaal tussen elk van de luchtkernen 2, 3 en de omgeving in beide doorlaat-richtingen af, zodat dit eenvoudig van opbouw is.

15 Teneinde lucht uit een van de luchtkemen 2, 3 te laten ontsnappen, kan het desbetreffende afsluiter-stelsel 16, 17 in een tussenstand worden gebracht, waarin de afsluiter 17 in de kanaal-sectie 13 die naar de luchtkem 2, 3 voert is geopend, maar waarbij de afsluiter 16 in de kanaal-sectie 14 die 20 naar de omgeving voert niet is gesloten.

Doordat de afsluiters 16, 17 in de pomp-doorlaat 13, 14 tevens de afsluiters in de afblaas-doorlaat 13, 14 vormen en elk in geopende toestand het passeren van lucht in twee tegengestelde richtingen toelaten, is voor het afblazen van 25 lucht uit de luchtkamers 2, 3 geen verdere bedieningshande-ling nodig en kan wat betreft de afsluiters 16, 17 met een eenvoudige uitvoering worden volstaan.

Zoals te zien is in fig. 4 zijn de afsluiters 16, 17 opgenomen in een T-stuk 29 met drie benen die gedeeltes van 30 de naar de omgeving, de bijbehorende balg 6, 7 en de bijbehorende luchtkamer 2, 3 voerende kanaal-secties 13, 14, 15 vormen. In het T-stuk is een kleplichaam 30 heen en weer verplaatsbaar opgehangen dat alle afsluiter-functies van het matras vervult. Het kleplichaam 30 strekt zich uit in de ka-35 naal-secties 13, 14 in de richting van de omgeving resp. in de richting van de bijbehorende luchtkern 2, 3 en sluit in de getoonde rust-toestand de kanaal-sectie 13 in de richting van 1 0 0 7 39 8 -9- de bijbehorende luchtkem 2, 3 af. In een opblaas-stand, waarin het kleplichaam 30 omlaag verplaatst is en de veer 18 ingedrukt is, sluit het kleplichaam 30 de kanaal-sectie 14 in de richting van de omgeving af terwijl de kanaal-sectie 13 in 5 de richting van de bijbehorende luchtkem 2, 3 vrij is gegeven. In de afblaas-stand tussen de genoemde standen in laat het kleplichaam 30 de kanaal-secties 13, 14 in de richtingen van zowel de omgeving als de bijbehorende luchtkern 2, 3 vrij .

10 Het T-stuk kan in kleine series en grote afmetingen te gen acceptabele kosten worden vervaardigd door het hoofdzakelijk samen te stellen uit standaard PVC componenten die voor waterafvoer worden gebruikt. Indien de seriegrootte voldoende is, kunnen uiteraard ook meer geïntegreerde, uit één stuk ge-15 vormde onderdelen toegepast worden. Het kleplichaam 30 heeft een uiteinde 31, dat is uitgevoerd als een kap met doorlaten 32. De doorlaten 32 zijn in de getoonde rust-toestand gelegen voorbij het uiteinde van een wand 33 die de naar de omgeving voerende kanaal-sectie 13 begrenst en overlappen die wand 33 20 in ingedrukte toestand. Aldus kan de kanaal-sectie 14 door indrukken van de kap 31 worden afgesloten.

Het andere uiteinde van het kleplichaam 30 is voorzien van een klepschotel 34 die in de rust-toestand aanligt tegen een klepzitting 35 en vrij is van de klepzitting 35 indien 25 het kleplichaam 30 ingedrukt is.

Aldus is met een enkel, eenvoudig te bedienen kleplichaam 30 een klep verkregen die door het bedienen van een enkel bedieningsorgaan (de kap 31) drie bedrijfstoestanden in kan nemen.

30 In fig. 3 is een variant weergegeven, waarbij de balg 56 via doorlaten 64, 65 communiceert met de omgeving wanneer een afsluiter 67 in rusttoestand verkeert. De balg 56 is voorzien van een aparte aanzuig-doorlaat 69 waarin een afsluiter 70 is gelegen. Deze afsluiter is meer in detail weer-35 gegeven in fig. 6.

Deze afsluiter 70 is opgebouwd uit een draagring 71 met een flens 72 die aan materiaal van de balg 6, 7 kan worden * A i' V t’ k) i >

:> :.V' ö O

-10- gelast. In de draagring 71 kan een afsluiter-behuizing worden geplaatst die bestaat uit een bodemdeel 73 en een kap-deel 74 dat over het bodexn-deel 73 past en in de ring 71 kan worden gemonteerd. In de behuizing is een afsluitplaat 75 opgesloten 5 die heen en weer verplaatsbaar is tussen een bovenste stand, waarin een doorlaat 76 in het kap-deel 74 is afgesloten en een onderste stand waarin de doorlaat 76 alsook de doorlaat 69 in het bodemdeel 73 vrij wordt gelaten, doordat de plaat 75 is voorzien van poten 76 die dan op de bodem 77 van het 10 bodem-deel 73 steunen. Bij het snel samendrukken van de balg 56 verplaatst de plaat 75 naar de bovenste stand, zodat de afsluiter 70 wordt gesloten. Bij het terugveren van de balg 56 keert de plaat 75 weer naar de oorspronkelijke, onderste stand terug, zodat lucht via de doorlaat 69 kan worden aange-15 zogen.

In ruststand keert lucht die wordt verplaatst als de balg 56 voldoende snel wordt ingedrukt om de afsluiter 70 te doen sluiten via de doorlaten 64, 65 weer terug naar de omgeving. Als de afsluiter 67 in de stand wordt gehouden waarin 20 de luchtkern 52 communiceert met de balg 56, dan wordt de verplaatste lucht naar de luchtkern 52 verplaatst. Omdat de overdruk in de lege luchtkern 52 tamelijk gering is en de doorlaat 69 veel groter is dan de kanaal-sectie 63 die naar de luchtkern 2 voert, wordt bij het terugveren van de balg 56 25 voornamelijk lucht uit de omgeving aangezogen. Het is echter ook mogelijk, de afsluiter 67 steeds los te laten tijdens het terugveren van de balg 56, teneinde het ontsnappen van lucht uit de luchtkern 52 tijdens het aanzuigen van lucht door de balg 56 tegen te gaan. Het is echter ook mogelijk in de ka-30 naal-sectie 63 een terugslagklep op te nemen die het terugstromen van lucht tegengaat. Dan zijn echter nog voorzieningen nodig voor het weg laten lopen van lucht uit luchtkernen.

Indien het gewenst is lucht uit de luchtkamer 52 te laten ontsnappen, kan de afsluiter 67 in de stand worden ge-35 bracht, waarin de luchtkamer 52 communiceert met de balg 56. Eventueel ondersteund door het belasten van de luchtkamer 52 kan men dan lucht uit de luchtkamer 52 laten ontsnappen. Een 1007398 -11- dergelijke trage luchtstroom is niet voldoende om de plaat 75 naar zijn bovenste stand te verplaatsen, waarin de afsluiter 70 is gesloten.

De uitvinding is hiervoor nader beschreven aan de hand 5 van voorbeelden in de vorm van matrassen. De genoemde voorbeelden, waaronder de in fig. 1 getoonde lichaamsondersteu-ning kunnen bij geschikte dimensionering echter ook uitgevoerd worden als een andere soort lichaamsondersteuning die zich aan de vorm van het ondersteunde gedeelte van het li-10 chaam van de gebruiker aanpast, zoals een kussen voor een stoel of voor een zit-bank of als een hoofdkussen.

1007398

Claims (8)

1. Conformerende lichaamsondersteuning met een buitencontour (1) en, binnen genoemde buitencontour (1), een luchtkern (2, 3; 52), een aan de luchtkem (2, 3; 52) grenzend zijrand-gedeelte (4, 5) uit een meegevend vulmateriaal, en 5 een in genoemd zijrand-gedeelte (4, 5) geïntegreerde, in rust-toestand luchtdicht van de luchtkern (2, 3; 52) gescheiden balg (6, 7; 56) met meegevend vulmateriaal in een binnenruimte, verder omvattende: een stelsel van doorlaten (13, 14, 15; 63, 64, 65) dat genoemde balg (6, 7; 56) met genoemde 10 luchtkern (2, 3; 52) verbindt en genoemde balg (6, 7; 56) en genoemde luchtkern (2, 3; 52) met de omgeving verbindt en een afsluiter-stelsel (16, 17; 67, 70) voor het ten minste· in rust-toestand blokkeren van luchtstroming uit de luchtkern (2, 3; 52), gekenmerkt doordat de binnenruimte van de balg 15 (6, 7; 56) in rust-toestand in open verbinding staat met de omgeving.

2. Lichaamsondersteuning volgens conclusie 1, waarbij genoemde open verbinding tussen de balg (6, 7) en de omgeving en de verbinding tussen de balg (6, 7) en de omgeving via 20 welke de balg (6, 7) tijdens pompen lucht uit de omgeving inneemt worden gevormd door eenzelfde doorlaat (14, 15).

3. Lichaamsondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij genoemd afsluiter-stelsel (16, 17; 67, 70. verder omvat een in rust-toestand open afsluiter (16; 67, 25 70) voor het afsluiten van genoemde open verbinding tussen de balg (6, 7; 56) en de omgeving.

4. Lichaamsondersteuning volgens conclusie 3, waarbij genoemd afsluiter-stelsel (16, 17; 67, 70) reactief is voor het vrijgeven van luchtstroming van de luchtkern (2, 3; 52) 30 af, in reactie op het bedienen van genoemde afsluiter (16; 67. voor het afsluiten van genoemde open verbinding tussen de balg (6, 7; 56) en de omgeving.

5. Lichaamsondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij genoemd stelsel van doorlaten (13, 14, 35 15; 63, 64, 65) een enkel kanaal (13; 63, 64, 65) tussen de 1 0 07 3 9 8 -13- luchtkem (2, 3; 52) en de omgeving omvat, welk kanaal een pomp-doorlaat en een afblaas-doorlaat vormt.

6. Lichaamsondersteuning volgens conclusie 5, waarbij de afsluiter (17; 67) in de pomp-doorlaat (13; 63, 64, 65) 5 tevens de afsluiter in de afblaas-doorlaat (13; 63, 64, 65) vormt en in geopende toestand het passeren van lucht in twee tegengestelde richtingen toelaat.

7. Lichaamsondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij afsluiters (17; 67) van het afsluiter- 10 stelsel in rust-toestand een enkel kanaal (13; 63) tussen de luchtkem (2, 3; 52) en de omgeving in beide doorlaat-richtingen afsluiten.

8. Lichaamsondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een T-stuk (29), met benen (13, 14, 15 15) in richtingen van de balg (6, 7), de luchtkern (2, 3) en de omgeving en met een kleplichaam (30) dat zich in de benen (13, 14) in de richting van de omgeving en van de luchtkern (2, 3) uitstrekt voor het in de rust-toestand afsluiten van het been (13) in de richting van de luchtkem (2, 3), voor 20 het in een opblaas-stand afsluiten van het been (14) in de richting van de omgeving en voor het in een afblaas-stand vrijgeven van de benen (13, 14) in de richtingen van de omgeving en van de luchtkern (2, 3). 1007398