NL1006806C2 - Werkwijze en inrichting voor het continu bereiden van granulaatmengsels. - Google Patents

Description

975134/WK/tnke

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het continu bereiden van granulaatmengsels.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van granulaatmengsels, in het bijzonder zand en/of grind, met voorafbepaalde samenstelling respectievelijk deeltjesgrootte-verdeling omvattende de stappen van: 5 - het verschaffen, bijvoorbeeld door winnen, van een ruw uitgangsgranulaat, in het bijzonder een zand- en/of grindmengsel, het scheiden van het uitgangsgranulaat in fracties van verschillende deeltjesgrootte-verdeling, het gedoseerd samenvoegen van ten minste twee fracties 10 tot een eerste granulaat-eindmengsel, het aan een eerste houder afgeven van het eerste granulaat-eindmengsel.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit NL-A-8105887. Volgens NL-A-8105887 wordt een ruw zandmengsel gewonnen en in afzonder-15 lijke fracties van onderscheidelijke deeltjesgrootte-verdeling gescheiden, waarna de fracties in afzonderlijke silo's worden opgeslagen. Uit de opgeslagen fracties kan een zandmengsel van een gewenste samenstelling worden vervaardigd, zonder daarbij direct afhankelijk te zijn van de samenstelling van het gewonnen 20 ruwe uitgangsmateriaal.

Eén van de nadelen van de werkwijze volgens NL-A-8105887 is het feit, dat zodra in het ruwe uitgangsmateriaal te weinig materiaal van een bepaalde deeltjesgrootte-verdeling aanwezig is, welk materiaal wel benodigd is voor het te vervaardigen 25 eindmengsel, de desbetreffende voorraad uitgeput raakt, zodat het samenstellen van het mengsel dient te worden onderbroken. Tegelijkertijd raken de silo's, waarin materiaal met een andere deeltjesgrootte-verdeling is opgenomen, gevuld, zodat uiteindelijk ook het scheiden in fracties gestopt dient te worden. De 30 betreffende eerste houder, bijvoorbeeld een vrachtwagen of vrachtschip, dient vervolgens door uit te rijden, respectievelijk te varen, te worden verwijderd om plaats te maken voor een andere houder voor het ontvangen van een mengsel met andere samenstelling (receptuur), waarin de betreffende fractie niet of in 35 geringe hoeveelheid aanwezig is en het scheiden in fracties - • .’’<**· t^· m 1006806' 2 weer hervat wordt.

De onderhavige uitvinding beoogt het bovengenoemde probleem op te lossen en bezit daartoe als kenmerk, dat voor het bereiden van een tweede granulaat-eindmengsel met een andere samenstel-5 ling, in hoofdzaak zonder onderbreking van de werkwijze de dosering van de betreffende fracties overeenkomstig de samenstelling van het tweede mengsel wordt gewijzigd en een aldus gevormd tweede granulaateindmengsel aan een tweede houder wordt af gegeven. Omdat zoals hierboven reeds uiteengezet, is de samen-10 stelling van een ruw uitgangsgranulaatmengsel in de praktijk snel kan variëren, waardoor er tekorten aan bepaalde fracties kunnen ontstaan, kan men zodra de samenstelling van het gewonnen ruwe uitgangsgranulaatmengsel daartoe aanleiding geeft de dosering wijzigen om een meer op de grondstof afgestemd 15 granulaat-eindmengsel te bereiden. Door dit tweede granulaateindmengsel in een tweede houder af te geven, behoeft de eerste houder resp. vrachtwagen of vrachtschip, niet te worden verwijderd om plaats te maken voor een volgende houder voor het tweede eindmengsel, zodat het gehele productieproces niet 20 behoeft te worden onderbroken. De eerste houder kan bovendien eventueel op zijn plaats of in de buurt blijven en worden vervangen door een andere houder en weer worden gevuld, zodra in het ruwe uitgangsgranulaatmengsel de betreffende fractie weer voldoende aanwezig is voor het vervaardigen van het eerstge-25 noemde eindmengsel.

Met voordeel worden de afzonderlijke fracties na scheiden ieder tijdelijk in een of meer bufferruimten opgevangen. Hierdoor kunnen fluctuaties in samenstelling van het ruwe uitgangsgranu-laat worden opgevangen. Door juiste dosering kan de gewenste 30 afgifte-hoeveelheid van de desbetreffende fractie uit de bijbehorende bufferruimte worden gewaarborgd.

De afgifte-snelheid van het granulaat-eindmengsel wordt bij voorkeur zodanig gekozen, dat het debiet waarmee de fractie, waarvan het minst wordt gevormd, in de bufferruimte wordt 35 opgevangen, in hoofdzaak gelijk is aan het debiet waarmee deze fractie uit genoemde bufferruimte wordt afgevoerd, één en ander zodanig, dat in deze bufferruimte een minimale in hoofdzaak constante hoeveelheid van genoemde fractie aanwezig is. Op deze wijze wordt het gewenste granulaat-eindmengsel met de op dat . w, 40 moment grootst mogelijke capaciteit gevormd. Zo kan men

Mv 'it 1 0068 06· -3- bijvoorbeeld, in het geval van het winnen van zand uit een zandput, de capaciteit van de werkwijze bij een laag aanbod van een benodigde fractie met behoud van de doseemauwkeurigheid te verlagen tot 5-6 ton/h en verhogen tot 300 ton/h bij 5 onbeperkte aanvoer van alle benodigde fracties.

Bij een gevulde bufferruimte wordt de betreffende daaraan toegevoerde fractie in een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze van de onderhavige uitvinding via een overloop uit genoemde bufferruimte afgevoerd. Hierdoor behoeft men bij het 10 volraken van de bufferruimte het winnen van het ruwe granulaat-mengsel en het scheiden daarvan in fracties niet te onderbreken, omdat de beschikbare bufferruimte voor een bepaalde fractie vol zou zijn. Voor het afvoeren van de op dat moment overtollige fracties, kan worden volstaan met hulpbufferruimten van relatief 15 kleine afmeting. Bij het winnen van zand is een volume van (ongeveer 140 m3) doelmatig gebleken, waarbij de bovengenoemde produktiecapaciteit kon worden behaald.

Bij voorkeur wordt de via de overloop afgevoerde fractie in een derde houder afgegeven, zodat niets van het gewonnen 20 materiaal verloren hoeft te gaan. Het is in principe mogelijk om de derde houder als een extra buffervoorraad te gebruiken door de betrokken fractie hieruit terug aan de bufferruimte af te geven, ofschoon dit geen directe voorkeur verdient.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze 25 volgens de onderhavige uitvinding wordt ten minste één voor het vervaardigen van een granulaat-eindmengsel ongeschikte fractie na het scheiden van de fracties afgezonderd en ongedoseerd in een vierde houder afgevoerd. In het geval van zandwinning wordt bijvoorbeeld ook veel grind met een 30 deeltjesgrootte-verdeling boven 5 mm niet gebruikt voor het vervaardigen van zand-eindmengsels. Door deze fractie af te zonderen en in een afzonderlijke vierde houder af te voeren gaat ook deze fractie niet verloren en kan voor andere doeleinden worden toegepast.

35 Zoals hierboven reeds is aangegeven, voorziet de onderhavige uitvinding in de mogelijkheid om bij geringe vorming van één der benodigde fracties voor de bereiding van het gewenste granulaatmengsel de dosering wijzigt tot een andere, eveneens gewenste samenstelling, welke samenstelling in de tweede houder 40 wordt afgegeven.

• >* “' 1 006806«« -4-

Indien de aanvoer van een bepaalde fractie bijvoorbeeld dusdanig gering is, dat het vormen van een gewenst granulaateind-mengsel daardoor noodgedwongen slechts zeer langzaam verloopt, terwijl tevens een granulaat-eindmengsel met een andere 5 samenstelling dient te worden vervaardigd, kan men de dosering dienovereenkomstig wijzigen, waarna de nieuwe samenstelling aan de tweede houder wordt afgegeven. Het tijdstip waarop de dosering van elke fractie wordt gewijzigd voor het verkrijgen van het gewenste tweede eindmengsel zonder het bereidingsproces 10 te onderbreken, kan plaatsvinden door het in het vakgebied bekende "sandwich"-principe, hetgeen verderop nader zal worden toegelicht.

De doseringen van de fracties worden bij voorkeur uitgevoerd met behulp van be sturingsmiddel en, die met een gegevensverwer-15 kingseenheid zijn verbonden, welke is ingericht om de besturingsmiddelen op geschikte wijze aan te sturen. Met behulp van een dergelijk geautomatiseerd systeem is het mogelijk, verschillende gewenste samenstellingen in te voeren en op een willekeurig moment af te roepen, waardoor de doseringen 20 automatisch voor de desbetreffende samenstelling zal worden gewij zigd.

Bij voorkeur wordt de besturing voor het af geven van het eindmengsel in de eerste danwel tweede houder eveneens met behulp van de gegevensverwerkingseenheid uitgevoerd. Op deze wijze 25 kan men ervoor zorgen dat de nieuwe samenstelling automatisch en op het juiste moment, dat wil zeggen op het moment dat een eindmengsel met andere samenstelling wordt aangevoerd, aan een andere houder wordt afgegeven. Veelal is optisch geen onderscheid te maken tussen de verschillende samenstellingen, waardoor een 30 handmatig wijzigen van het afgeven in de houders nagenoeg onmogelijk is, wanneer de verschillende eindmengsels volgens de werkwij ze van de onderhavige uitvinding in hoofdzaak zonder onderbreking worden gevormd.

De uitvinding verschaft voorts een inrichting voor het 35 bereiden van granulaatmengsels met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding omvattend: een toevoer voor ruw uitgangsgranulaat, middelen voor het scheiden van het uitgangsgranulaat in fracties met verschillende deeltjesgrootte-verdeling, 40 - middelen voor het geregeld samenvoegen van ten minste twee 1 rinss os-"' -5- van de fracties tot een eerste granulaat-eindmengsel, een eerste houder, en afvoermiddelen voor het naar de eerste houder voeren van het gevormde granulaateindmengsel, welke inrichting wordt 5 gekenmerkt, doordat deze een tweede houder omvat; en de afvoermiddelen zijn ingericht om naar keuze de eerste of tweede houder te voeden.

Met een dergelijke inrichting kan de werkwijze volgens 10 de onderhavige uitvinding zeer goed worden uitgevoerd.

Bij voorkeur omvat de inrichting voor elke fractie ten minste een bufferruimte. Deze bufferruimten zijn zeer voordelig voor tijdelijke opslag van de fracties.

Met voordeel omvatten de afvoermiddelen een verplaatsbare 15 lopende band. Deze lopende band kan gericht zijn naar hetzij de eerste houder of de tweede houder en naar behoefte door zwenken op de andere, te weten de tweede respectievelijk de eerste houder worden gericht, bijvoorbeeld als een van de houders vol is, of als een eindmengsel met andere samenstelling wordt 20 aangevoerd. Ook kan gebruik worden gemaakt van andere middelen, zoals bijvoorbeeld een zwenkbare klep, die het eindmengsel naar de ene of de andere houder geleidt eventueel onder tussenkomst van aanvullende lopende banden.

Om de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding optimaal 25 uit te voeren zijn een of meer van de buf ferruimten van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding voorzien van een overloop en omvat de inrichting een derde houder, waarbij transportmiddelen aanwezig zijn voor het transporteren van het via de overloop afgegeven materiaal naar de derde houder. Deze 30 transportmiddelen kunnen bijvoorbeeld als lopende band of trilgoten of dergelijke zijn uitgevoerd. Indien niet alle buf ferruimten van een overloop zijn voorzien, is het tegelijkertijd continu in fracties scheiden en samenstellen van eindmengsels niet mogelijk.

35 Bij voorkeur omvat de inrichting volgens de onderhavige uitvinding een vierde houder voor het opnemen van een voor het vervaardigen van een granulaat-eindmengsel ongeschikte fractie. Zoals hierboven reeds is beschreven, kan genoemde fractie door de inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden 40 opgevangen, waardoor deze fractie niet verloren hoeft te gaan.

1006806* -6-

In het bijzonder omvat de inrichting volgens de uitvinding middelen voor het continu analyseren van de korrelgrootte-verdeling van een of meer fracties, waaruit de betreffende eindmengsels worden gevormd.

5 Voorts zijn er bovendien bij voorkeur middelen aanwezig voor het continu analyseren van de korrelgrootteverdeling van het gevormde eindmengsel.

Het biedt voor het gehele proces aanzienlijke voordelen wanneer zowel van de fracties als van het uiteindelijk daaruit 10 gevormde mengsel continu de korrelgrootteverdeling wordt bepaald.

Met deze gegevens kan de nauwkeurigheid van de werkwijze aanzienlijk worden verhoogd.

De onderhavige uitvinding verschaft voorts een drijvende inrichting voor het bereiden van granulaatmengsels uit een 15 gewonnen ruw uitgangsgranulaat, in het bijzonder van zand- en/of grindmengsels, welke inrichting wordt gekenmerkt doordat deze een inrichting volgens de uitvinding omvat. Met voordeel omvatten de houders met de inrichting te koppelen vaartuigen, welke vaartuigen geschikt zijn voor het opnemen van de betreffende 20 mengsels respectievelijk fracties.

Een dergelijke inrichting is bijzonder geschikt voor het winnen van zand uit bijvoorbeeld zandputten of rivier- respectievelijk zeebodems. Doordat er meerdere aanlegplaatsen aanwezig zijn en voorts de bufferruimten van een overloop zijn voorzien, 25 is een continue bereiding van eindmengsels mogelijk, zonder dat het winnen onderbroken behoeft te worden, wanneer er een eindmengsel met een andere samenstelling dient te worden vervaardigd. Een en ander is hierboven reeds uiteengezet.

Bij drijvende inrichtingen voor het bereiden van 30 granulaatmengsels, in het bijzonder door de continue aan- en afvoer van granulaat en bijbehorende leging van de bufferruimten kan het probleem van onbalans van de drijvende inrichtingen zich voordoen, veroorzaakt doordat de verschillende opslag-respectievelijk bufferruimten niet alle hetzelfde gewicht aan 35 de betreffende fracties bevatten. Door een continue variatie van de vulgraad van de bufferruimten zal er derhalve een voortdurende onbalans van de inrichting het gevolg zijn. De onbalans wordt tegengegaan, doordat de inrichting in de eerste plaats met voordeel per fractie een even aantal bufferruimten 40 omvat, welke zich telkens aan weerszijden van de lengte-as van ·.; -'· /1; "4 · " "RPn -7- het vaartuig bevinden. Doordat men voor het afgeven van een granulaat-eindmengsel de betrokken fracties zodanig doseert, dat uit de gezamenlijke bufferruimten aan de einde zijde van de lengte-as van de drijvende inrichting wat betreft gewicht 5 in hoofdzaak dezelfde hoeveelheid wordt afgegeven als uit de gezamenlijke bufferruimten aan de andere zijde van genoemde lengte-as, blijft de gewichtsverdeling, gemeten dwars ten opzichte van de drijvende inrichting in hoofdzaak gelijk.

De drijvende inrichting kan voorts aan stuur- en/of bakboord 10 worden voorzien van een of meer balansherstellingslichamen, die de stabilisatie van de inrichting in zowel dwarsrichting als lengterichting waarborgen. In dit verband wordt gewezen op de eveneens ingediende Nederlandse octrooiaanvrage NL-A-yyyyyyy van Aanvraagster. Dergelijke lichamen kunnen verzwarings-15 of drijflichamen zijn.

In het navolgende zal de uitvinding aan de hand van de bijgaande tekening nader worden toegelicht, daarin toont - figuur IA en B schematisch de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding door middel van stroomschema's; en 2 0 - figuur 2 een schematische weergave van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

In figuur IA is met 1 schematisch het winnen van een ruw uitgangsgranulaat weergegeven, dat bij 2 in fracties met verschillende deeltjesgrootte-verdeling wordt verdeeld, waarbij 25 de afzonderlijke fracties I, II, III en IV worden doorgevoerd naar respectievelijk bufferruimten 3a, 3b, 3c en 3d, waarna de fracties bij 4 worden gedoseerd en via toevoermiddelen 5 worden getransporteerd naar 6, alwaar de fracties worden gemengd.

Hier wordt een eerste eindmengsel gevormd.

30 Ofschoon er voor elke fractie twee buf ferruimten zijn weergegeven is dit niet per se noodzakelijk; volstaan kan worden met één bufferruimte per fractie. Twee buf ferruimten per fractie verdienen echter de voorkeur uit het oogpunt van stabiliteit in het geval de werkwijze wordt uitgevoerd met een drijvende 35 inrichting, welke verderop zal worden besproken.

Het eerste eindmengsel wordt via een afvoer 7 aan een eerste houder 8 afgegeven. Zonder de winning en overige processen te onderbreken, kan de dosering ter plaatse van 4 worden gewij zigd, zodat aan de toevoermiddelen 5 een andere hoeveelheid van de 40 verschillende fracties wordt toegevoerd, waardoor een tweede . .. ·. . ·νΥΥΐ·- 1006806« -8- granulaat-eindmengsel wordt gevormd. Juist voordat dit tweede granulaatmengsel met andere samenstelling de afvoer 7 bereikt, kan deze afvoer worden verplaatst (gestippelde pijl) zodat het tweede eindmengsel in een tweede houder 9 wordt afgegeven. Men 5 kan de dosering zodanig aansturen, dat bij het wijzigen van de samenstelling in dit geval eerst de dosering van de fracties IV, die zich in bufferruimten 3d bevinden wordt gewijzigd, vervolgens dosering van de fracties III die zich in bufferruimten 3c bevinden, en wel op een zodanig later tijdstip, dat de nieuw 10 gedoseerde fracties III aan de toevoermiddelen worden afgegeven op het moment, dat de tevens nieuw gedoseerde fractie IV de plaats bereikt waar fractie III aan de toevoermiddelen wordt afgegeven. Hierdoor ontstaat een nieuw "front", stroomopwaarts waarvan de samenstelling van fractie III en IV overeenkomen 15 met die, zoals die in het tweede eindmengsel gewenst is.

Stroomafwaarts van het "front" bevindt zich nog de volledige samenstelling van het eerste eindmengsel, zij het in nog ongemengde toestand. De dosering van fracties II kan dan zo zijn ingesteld, dat de nieuwe dosering van deze fractie juist 20 aan de toevoermiddelen V wordt af gegeven op het moment, dat het front deze plaats passeert, etc. Deze doseerwijze wordt ook wel het "sandwich"-principe genoemd. Hierdoor gaan er geen materialen verloren, noch kan een mengsel met onjuiste samenstelling worden afgegeven. Fractie V wordt na scheiding 25 bij 2 ongedoseerd naar houder 11 afgevoerd. De sorteerwijzen kunnen bijvoorbeeld met behulp van trilling en zeven of met stromend water worden bewerkstelligd. Dergelijke scheidingswerk-wijzen zijn in het vakgebied algemeen bekend.

Voorts dient te worden opgemerkt, dat aanvullende 30 behandelingsstappen, die in het vakgebied bekend zijn in de bereidingswerkwijze volgens de uitvinding kunnen worden opgenomen. Zo kunnen de gesorteerde fracties bijvoorbeeld nog aan een ontwateringsstap of reinigingsstap worden onderworpen, of kan het vochtgehalte van de gesorteerde fracties worden 35 bepaald. In dit verband wordt gewezen op de door aanvraagster ingediende octrooiaanvrage NL-A-xxxxxxx, waarin door wegen van een bepaald volume een op een lopende band afgegeven fractie het vochtgehalte van het gewogen materiaal wordt berekend aan de hand van een bekend drooggewicht van de betreffende fractie, 40 dat door wegen-drogen-wegen van monsters bepaald wordt. · 1006806* -9-

In figuur lb is het via een overloop afvoeren van een fractie uit de bufferruimten naar een derde houder 10 schematisch weergegeven. Zodra een bufferruimte 3 tot een bepaalde hoogte is gevuld, zal aanvullend toegevoerd materiaal via de 5 bijbehorende overloop 15 worden afgevoerd en afgegeven aan de derde houder 10. Ofschoon hier wordt weergegeven, dat de uit de buf ferruimten af gevoerde materialen via afzonderlijke stromen aan de derde houder 10 worden afgevoerd, is het tevens mogelijk, dat de afzonderlijke stromen eerst op een gemeenschappelijk 10 transportmiddel, zoals een lopende band samenkomen, die dan het materiaal naar de derde houder afvoert. Vermenging van verschillende fracties behoeft echter niet op te treden indien men er bijvoorbeeld door geschikte dosering voor zorgt, dat er niet gelijktijdig twee verschillende fracties via de overlopen 15 15 van hun respectievelijke buf ferruimten 3 aan het gemeenschappelijke transportmiddel worden afgegeven.

In het geval van toepassing van de werkwijze in een drijvende inrichting is het van belang, de balans van de inrichting zoveel mogelijk te regelen. Dit kan worden 20 bewerkstelligd, door er, al dan niet computer gestuurd, voor zorg te dragen, dat het totale gedoseerde gewicht per tijdseenheid, gedoseerd uit bufferruimten 3A1, 3B1, 3C1 en 3D1 in hoofdzaak gelijk is aan het overeenkomstige gewicht, gedoseerd uit buf ferruimten 3A2, 3B2 , 3C2 en 3D2 . Zo kan men bijvoorbeeld 25 voor het verkrijgen van een bepaalde hoeveelheid van fractie I, ongelijke hoeveelheiden uit beide doseerbunkers 3A1 en 3A2 doseren, hetgeen een afgifte uit bufferruimte 3C1 betreft gewichtsverdeling kan compenseren. Eén en ander is met behulp van automatisering van de dosering uitvoerbaar.

30 In figuur 2 is een drijvende inrichting volgens de onderhavige uitvinding met A aangeduid. De verwijzingscijfers zijn in analogie met figuur 1 gebruikt. Via een zuigmond 1 wordt een ruw uitgangsgranulaat gewonnen en in een sorteerinrichting 2 in vijf fracties met verschillende deeltjesgrootte gescheiden.

35 De eerste fractie, bijvoorbeeld met een deeltjesgrootte-verdeling tussen ongeveer 50 en 250 μπι bevindt zich in buf ferruimten 3A1 en 3A2, die zich respectievelijk aan weers- zijden van de langsas van de inrichting A bevinden. Een tweede fractie II, met een deeltjesgrootte-verdeling die bijvoorbeeld varieert tussen 40 ongeveer 250 en 500 μπι, bevindt zich in buf ferruimten 3B1 en - .'kV·"» -·· - 1 0068 0 6-* -10- 3B2. Voorts zijn bufferruimten 3C1, 3C2 voor een derde fractie III met een deeltjesgrootte-verdeling, variërend tussen ongeveer 500 en 2.000 μπι en ruimten 3D1 en 3D2 voor een vierde fractie IV met een deelt jesgrootte-verdeling, variërend tussen ongeveer 5 2.000 en 5.000 μπι aanwezig. Fractie V, met een deeltjesgrootte- verdeling boven ongeveer 5.000 μπι, wordt direct na scheiden via een transportband 14 afgevoerd naar een vaartuig 11. Met 12 is reeds afgevoerd materiaal, dat tot fractie V behoort, weergegeven. Met 5 zijn de toevoermiddelen aangegeven, waarop 10 de gedoseerde fracties naar een menginrichting 6 worden getransporteerd. Na mengen wordt het eindmengsel via een om as 7a zwenkbare lopende band 7 afgevoerd. In de tekening is de zwenkbare lopende band gericht boven een vaartuig 8. Door zwenking kan deze lopende band tevens naar een vaartuig 9 worden 15 gericht, om het betreffende eindmengsel aan het gewenste vaartuig 9 af te geven.

Met 16 zijn de transportmiddelen voor het af voeren van via de overlopen van de bufferruimten afgegeven fracties weergegeven. Via een zwenkbare lopende band 17 worden de 20 getransporteerde fracties in een vaartuig 13 verzameld. Dit vaartuig 13 kan afzonderlijke compartimenten omvatten voor het verzamelen van afzonderlijke fracties. Het is echter ook mogelijk, dat vaartuig 13 slechts 1 compartiment omvat, waarin 1 of meer afzonderlijke fracties al dan niet gescheiden van 25 elkaar worden opgevangen.

De zwenkbare lopende band 7 zou ook kunnen worden vervangen door een zwenkklep en een tweetal aanvullende vaste lopende banden. De zwenkklep leidt de stroom uit de menginrichting 6 hetzij naar de ene of de andere lopende band, welke respectievelijk naar het vaartuig 8 of het vaartuig 9 leiden.

1006806'

Claims (18)

1. Werkwijze voor het bereiden van granulaatmengsels, in het bijzonder zand en/of grind, met voorafbepaalde samen- stelling respectievelijk deeltjesgrootte-verdeling omvattende de stappen van: 5. het verschaffen, bijvoorbeeld door winnen, van een ruw uitgangsgranulaat, in het bijzonder een zand- en/of grindmengsel, het scheiden van het uitgangsgranulaat in fracties van verschillende deeltjesgrootte-verdeling, - het gedoseerd samenvoegen van ten minste twee fracties tot 10 een eerste granulaat-eindmengsel, - het aan een eerste houder afgeven van het eerste granulaat-eindmengsel, met het kenmerk, dat voor het bereiden van een tweede granulaat-eindmengsel met een andere samenstelling, in hoofdzaak zonder onderbreking van de werkwij ze de dosering van 15 de betreffende fracties overeenkomstig de samenstelling van het tweede eindmengsel wordt gewijzigd en het aldus gevormde tweede granulaat-eindmengsel aan een tweede houder wordt afgegeven.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afzonderlijke fracties na scheiden ieder tijdelijk worden opgevangen in één of meer bufferruimten.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 25 afgiftesnelheid van het granulaat-eindmengsel zodanig wordt gekozen, dat het debiet waarmee de fractie, waarvan het minste wordt gevormd, in de bufferruimte wordt opgevangen, in hoofdzaak gelijk is aan het debiet waarmee deze fractie uit genoemde bufferruimte wordt afgevoerd, één en ander zodanig, dat in deze 30 bufferruimte een minimale in hoofdzaak constante hoeveelheid van genoemde fractie aanwezig is.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat bij een gevulde bufferruimte de betreffende toegevoerde fractie 35 via een overloop uit genoemde bufferruimte wordt afgevoerd. ,.'.'γ' . * 1006806' * -12-

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de via de overloop afgevoerde fractie in een derde houder wordt afgegeven.

6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na scheiden van de fracties ten minste één voor het vervaardigen van een granulaat-eindmengsel ongeschikte fractie wordt afgezonderd en in een vierde houder wordt afgevoerd. 10

7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat men bij geringe vorming van één der benodigde fracties voor de bereiding van het gewenste granulaatmengsel de dosering wijzigt tot een andere, eveneens gewenste 15 samenstelling, welke samenstelling in de tweede houder wordt afgegeven.

8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doseringen van de fracties worden uitgevoerd 2. met behulp van besturingsmiddelen, die met een gegevensverwer-kingseenheid zijn verbonden, welke is ingericht om de besturingsmiddelen op geschikte wijze aan te sturen.

9. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat de besturing voor het af geven van het eindmengsel in de eerste danwel tweede houder met behulp van een gegevensverwerkingseenheid wordt uitgevoerd.

10. Inrichting voor het bereiden van granulaatmengsels met 30 behulp van de werkwijze volgens één of meer van de voorgaande conclusies, omvattend: toevoer voor ruw uitgangsgranulaat, middelen voor het scheiden van het uitgangsgranulaat in fracties met verschillende deeltjesgrootte-verdeling, 35. middelen voor het geregeld samenvoegen van tenminste twee van de fracties tot een eerste granulaat-eindmengsel, een eerste houder, en afvoermiddelen voor het naar de eerste houder voeren van het gevormde granulaat-eindmengsel, 40 met het kenmerk, φ·- ··». .·>**·< V'··· ,-.r 1006806 -13- dat de inrichting een tweede houder omvat; en de afvoermiddelen zijn ingericht om naar keuze de eerste of tweede houder te voeden. 5

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de inrichting voor elke fractie ten minste een bufferruimte omvat.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de 10 instelbare afvoermiddelen een verplaatsbare lopende band omvatten.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat een of meer bufferruimten voorzien zijn van een overloop 15 en de inrichting een derde houder omvat, waarbij transportmiddelen aanwezig zijn voor het transporteren van het via de overloop afgegeven materiaal naar de derde houder.

14. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 11-13, 2. met het kenmerk, dat de inrichting een vierde houder voor het opnemen van een voor het vervaardigen van een voor het granulaat-eindmengsel ongeschikte fractie omvat.

15. Drijvende inrichting voor het bereiden van granulaatmengsels 25 uit een gewonnen ruw uitgangsgranulaat, in het bijzonder zand, met het kenmerk, dat deze een inrichting volgens één of meer van de conclusies 10-14 omvat.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de 30 houders met de inrichting te koppelen vaartuigen omvatten, welke vaartuigen geschikt zijn voor het opnemen van de betreffende mengsels respectievelijk fracties.

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, 35 dat in de inrichting per fractie een even aantal bufferruimten aanwezig is, welke zich telkens aan weerszijden van de langsas van het vaartuig bevinden. 1006306 -14-

18. Werkwijze voor het bedrijven van een drijvende inrichting volgens een of meer van de conclusies 15-17, waarbij men voor het af geven van een granulaat-eindmengsel de betrokken fracties zodanig doseert, dat uit de gezamenlijke bufferruimten aan de 5 ene zijde van de lengte-as van de drijvende inrichting wat betreft gewicht in hoofdzaak dezelfde hoeveelheid wordt af gegeven als uit de gezamenlijke bufferruimten aan de andere zijde van genoemde lengte-as, zodat de gewichtsverdeling, gemeten dwars ten opzichte van de drijvende inrichting in hoofdzaak gelijk 10 blijft. 1 0068 06'