NL1006371C2 - Inrichting en werkwijze voor het testen van de bereikbaarheid van ten minste een gebruiker van een telecommunicatienetwerk. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het testen van de bereikbaarheid van ten minste een gebruiker van een telecommunicatienetwerk A Achtergrond van de uitvinding

Voor gebruikers van een telecommunicatienetwerk is het belangrijk om bereikbaar te zijn. Dit geldt zeker voor zakelijke 5 gebruikers, zoals bedrijven, die om goed te kunnen werken afhankelijk zijn van het goed functioneren van hun eigen telecommunicatie-apparatuur en van het telecommunicatienetwerk waarop ze aangesloten zijn.

Soms zijn er echter storingen in het telecommunicatienetwerk of 10 in de apparatuur van de gebruikers zelf, waardoor de gebruikers onbereikbaar zijn. In het grootste gedeelte van de storingsgevallen, komt de gebruiker er zelf achter, dat hij onbereikbaar is en stelt hij de beheerder van het telecommunicatienetwerk daar van op de hoogte. Vaak is dit echter al enige tijd, nadat de storing is begonnen en zijn 15 er al veel oproepen voor de gebruiker, bijvoorbeeld van belangrijke klanten, verloren gegaan. Bovendien is het in de perceptie van de gebruikers geen goede zaak, dat ze zelf storingen bij de netwerkbeheerder moeten aangeven.

Er kunnen echter ook andere oorzaken zijn, dat een gebruiker 20 onbereikbaar is. Het is bijvoorbeeld mogelijk, dat een gebruiker over te weinig lijnen beschikt om de op zijn nummer binnenkomende hoeveelheid verkeer te verwerken, of dat het personeel van een gebruiker binnenkomende oproepen niet of niet op tijd beantwoordt.

25 B Samenvatting van de uitvinding

Het is daarom een doel van de uitvinding om onbereikbaarheid van een gebruiker in een vroegtijdig stadium te kunnen constateren.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een inrichting voor het testen van 30 de bereikbaarheid van ten minste een gebruiker van een telecommunicatienetwerk, welke inrichting oproepmiddelen, bevat voor het oproepen van de gebruiker en welke inrichting detectiemiddelen bevat voor het detecteren van een door de gebruiker te genereren responsiesignaal. De gebruiker moet dus de oproep van de inrichting 35 volgens de uitvinding beantwoorden en door het genereren van een 1006371 2 responsiesignaal aangeven, dat hij bereikbaar is. Met de inrichting volgens de uitvinding kan onbereikbaarheid van de gebruiker geconstateerd worden in zowel het geval, dat er een storing in het telecommunicatienetwerk is, als in het geval, dat er een storing in de 5 apparatuur van de gebruiker is maar ook in andere gevallen, bijvoorbeeld in het geval, dat het aantal lijnen van de gebruiker niet toereikend is om de op zijn nummer binnenkomende hoeveelheid verkeer te verwerken, of het geval, dat de gebruiker een bedrijf is, dat personeel heeft, dat binnenkomende gesprekken niet of niet tijdig 10 beantwoordt. De inrichting volgens de uitvinding wordt bij voorkeur gebruikt door de netwerkbeheerder om de bereikbaarheid te testen van op zijn telecommunicatienetwerk aangesloten gebruikers, die hebben aangegeven aan een dergelijke bereikbaarheidstest behoefte te hebben. De beheerder is door het gebruik van de inrichting snel op de hoogte 15 van een probleem en kan dit, als het probleem zich in het telecommunicatienetwerk bevindt proberen op te lossen, voordat de gebruiker het probleem bemerkt. Als het probleem niet snel opgelost kan worden of als het probleem zich bij de gebruiker bevindt, kan de netwerkbeheerder zelf de gebruiker van het probleem op de hoogte 20 stellen, hetgeen zeer klantvriendelijk is.

Een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, heeft het kenmerk, dat de oproepmiddelen zijn ingericht voor het opnieuw oproepen van de gebruiker, als er bij een oproep geen responsiesignaal gedetecteerd is. Door het herhalen van de test wordt 25 vermeden, dat bijvoorbeeld een gebruiker, die korte tijd afwezig is of in gesprek is en daarom de eerste oproep niet beantwoordt, direct de status onbereikbaar krijgt. De gebruiker wordt bij voorkeur niet meteen na het niet-beantwoorden van de eerste oproep opnieuw opgeroepen maar enige tijd later, bijvoorbeeld na een kwartier of een 30 half uur.

Een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, heeft het kenmerk, dat de inrichting telmiddelen bevat voor het ophogen van een tellerwaarde, als er bij een oproep geen responsiesignaal gedetecteerd is, en dat de inrichting 35 vergelijkmiddelen bevat voor het vergelijken van de tellerwaarde met een grenswaarde, welke vergelijkmiddelen zijn ingericht voor het afgeven van een alarmsignaal, als de tellerwaarde gelijk is aan de grenswaarde. Volgens deze uitvoeringsvorm wordt er pas een 1006371 3 alarmsignaal afgegeven als de gebruiker een aantal keer achter elkaar onbereikbaar is geweest. Hoe groot dit aantal keer is, wordt bepaald door de keuze van de grenswaarde. Bij het optreden van een alarmsignaal wordt er bijvoorbeeld automatisch een facsimileboodschap 5 gestuurd of wordt er automatisch gebeld naar een storingsdienst van de netwerkbeheerder, die het probleem mogelijk kan oplossen.

Een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van boodschapgenereermiddelen voor het genereren van een boodschap voor de 10 gebruiker. De boodschap bevat bijvoorbeeld de mededeling dat het om een bereikbaarheidstest gaat en instructies voor het door de gebruiker genereren van het responsiesignaal.

Een vierde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de detectiemiddelen DTMF-15 toonherkenningsmiddelen bevatten voor het detecteren van het responsiesignaal van de gebruiker. In dit geval wordt het responsiesignaal door één of meerdere DTMF-tonen gevormd en kan de gebruiker het responsiesignaal genereren door middel van op zijn telefoontoestel aanwezige DTMF-toetsen.

20 Een vijfde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de detectiemiddelen spraakherkenningsmiddelen bevatten voor het detecteren van het responsiesignaal van de gebruiker. In dit geval wordt het responsiesignaal door spraak gevormd en kan de gebruiker het 25 responsiesignaal simpelweg genereren door het inspreken van een bepaald woord of een bepaalde zin.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het testen van de bereikbaarheid van ten minste een gebruiker van een telecommunicatienetwerk bevattende de volgende stappen: 30 - het oproepen van de gebruiker en het detecteren of er een responsiesignaal gegenereerd wordt.

In de Europese octrooiaanvrage EP 0 710 045 Al wordt een systeem voor het testen van verbindingen in een telecommunicatienetwerk getoond. Het systeem bevat een testapparaat en een antwoordapparaat.

35 Om de routing in het netwerk te testen zet het testapparaat een verbinding op naar het antwoordapparaat. Het antwoordapparaat zendt vervolgens een identificatiecode terug, die in het testapparaat wordt vergeleken met een verwachte identificatiecode. Als deze twee 1006371 4 identificatiecodes overeenkomen, is de routering in het netwerk in orde. In het systeem, dat beschreven is in deze octrooiaanvrage, wordt dus niet de bereikbaarheid van een gebruiker van het netwerk getest.

5 C Referenties EP 0 710 045 Al D Uitvoeringsvoorbeeld 10

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Daarbij toont: figuur 1 een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, en 15 figuur 2 een flowchart van de werking van de inrichting getoond in figuur 1.

In de figuren worden alleen die onderdelen getoond, die voor het begrip van de uitvinding van belang zijn.

20 In figuur 1 wordt een inrichting 10 weergegeven voor het testen van de bereikbaarheid van gebruikers van een telecommunicatienetwerk. De inrichting 10 is door middel van een telefoonlijn 28 gekoppeld met het telecommunicatienetwerk (niet getoond). De inrichting 10 bevat een processor 14 met een werkgeheugen (niet apart getoond). Met de 25 processor 14 is een eerste geheugen 16 gekoppeld, waarin nummers van te testen gebruikers worden opgeslagen. Met de processor 14 is verder een tweede geheugen 18 gekoppeld waarin gegevens over de bereikbaarheid van de gebruikers worden opgeslagen. Verder bevat de inrichting 10 aankiesmiddelen 22 ("dial out"), spraakgeneratiemiddelen 30 24 en detectiemiddelen 26. De aankiesmiddelen 22, spraakgeneratiemiddelen 24 en detectiemiddelen 26 zijn allemaal met de telefoonlijn 28 gekoppeld. De aankiesmiddelen 22, spraakgeneratiemiddelen 24 en detectiemiddelen 26 zijn op zich bekende, commercieel verkrijgbare onderdelen. Een commercieel 35 verkrijgbaar produkt, waarin al deze onderdelen aanwezig zijn is bijvoorbeeld een voice response kaart van het merk DIALOGIC· van DIALOGIC CORPORATION. De processor 14 is verder nog gekoppeld met een facsimileapparaat 20, dat gekoppeld is met een verdere telefoonlijn 1006371 30.

5

De inrichting 10 volgens de uitvinding werkt als volgt. In het eerste geheugen 16 wordt een lijst opgeslagen van de telefoonnummers van de gebruikers, van wie de bereikbaarheid getest moet worden. De 5 nummers in de lijst bevinden zich in de volgorde waarin de tests moeten plaatsvinden. Verder wordt er in het geheugen bij ieder nummer ook een tijdstip of een tijdsinterval opgeslagen waarin de test moet plaatsvinden. Dit tijdstip of tijdsinterval wordt door de bij het te testen nummer behorende gebruiker opgegeven op het moment dat hij zich 10 aanmeldt voor de bereikbaarheidstest. De gebruiker kan verder ook aangeven hoe vaak de bereikbaarheidstest in een bepaalde periode, zoals een dag of een week, moet plaatsvinden. Voor iedere nieuw uit te voeren test, wordt het nummer van de gebruiker opnieuw in de lijst van te testen nummers gezet. De processor 14 leest het zich bovenaan de 15 lijst bevindende nummer uit en geeft dit door aan de aankiesmiddelen 22. Deze kiezen via de telefoonlijn 28 het betreffende nummer aan. De processor 14, het eerste geheugen 16 en de aankiesmiddelen 22 vormen gezamenlijk oproepmiddelen voor het oproepen van een te testen gebruiker. De detectiemiddelen 26 detecteren of er een verbinding tot 20 stand is gekomen en geven, als dit het geval is, een signaal, dat indicatief is voor deze situatie, af aan de processor 14. De processor 14 geeft vervolgens de spraakgeneratiemiddelen 24 de opdracht om een boodschap voor de gebruiker te genereren. Deze boodschap is opgeslagen in een speciaal daarvoor in de spraakgeneratiemiddelen 24 aanwezig 25 geheugen. De inhoud van de boodschap kan worden bepaald door de beheerder van de inrichting 10, die bij voorkeur ook de netwerkbeheerder is. De inhoud van de boodschap is bijvoorbeeld "Dit is een bereikbaarheidstest, toets een "0" in om aan te geven, dat u bereikbaar bent". De gebruiker weet dan, dat de binnenkomende oproep 30 een bereikbaarheidstest is en hoe hij er op moet reageren, namelijk door het Indrukken van de DTMF-toets "0" op zijn telefoontoestel. De detectiemiddelen 26, die verder geschikt zijn voor het detecteren van DTMF-tonen en andere tonen, zoals de bezettoon, detecteren vervolgens of de bij de toets "0" behorende DTMF-toon ook daadwerkelijk is 35 gegenereerd. De DTMF-toon vormt het door de gebruiker te genereren responsiesignaal. De detectiemiddelen 26 geven, als de DTMF-toon gedetecteerd is, een bevestigingssignaal af aan de processor 14. Het bevestigingssignaal geeft aan, dat de gebruiker bereikbaar is. De 1006371 6 processor 14 slaat het feit, dat de gebruiker bereikbaar is, op in het tweede geheugen 18. Optioneel kunnen er ook nog andere gegevens in het tweede geheugen 18 worden opgeslagen, zoals de snelheid waarmee de oproep is beantwoord, etc. Een periodiek rapport met deze gegevens kan 5 aan de gebruiker worden verstrekt. Vervolgens leest de processor 14 een volgend telefoonnummer uit de zich in het eerste geheugen 16 bevindende lijst uit en wordt het hierboven beschreven proces herhaald.

Als de gebruiker niet bereikbaar is, wordt dit ook gedetecteerd 10 door de detectiemiddelen 26. Het niet-bereikbaar zijn van een gebruiker kan op verschillende manieren duidelijk worden. Een eerste manier is het optreden van een bezettoon. Een tweede manier is het niet-optreden van het door de gebruiker in te geven responsiesignaal binnen een zeker tijdsinterval. Deze beide situaties worden door de 15 detectiemiddelen 26 gedetecteerd. Bij het optreden van ieder van deze situaties geven de detectiemiddelen 26 een signaal af aan de processor 14, dat indicatief is voor het optreden van één van de situaties. Na ontvangst van dit signaal weet de processor 14, dat de gebruiker niet bereikbaar is. De processor 14 houdt voor ieder gebruiker waarvan de 20 bereikbaarheid getest wordt een tellerwaarde bij. Deze tellerwaarde is indicatief voor het aantal opeenvolgende keren, dat een gebruiker niet bereikbaar is geweest. Iedere keer, dat de processor 14 bij het uitvoeren van een bereikbaarheidstest voor een bepaald nummer een signaal van de detectiemiddelen 26 terugkrijgt, dat aangeeft dat de 25 gebruiker onbereikbaar is, wordt de tellerwaarde behorende bij dat nummer met één verhoogd. De processor 14 vergelijkt de tellerwaarde vervolgens met een grenswaarde. De grenswaarde is instelbaar en kan bijvoorbeeld worden opgegeven door de gebruiker op het moment dat hij zich aanmeldt voor de bereikbaarheidstest. Als de tellerwaarde gelijk 30 is aan de grenswaarde genereert de processor 14 een alarmsignaal. Dit alarmsignaal wordt toegevoerd aan het facsimileapparaat 20, dat via de verdere telefoonlijn 30 automatisch een facsimileboodschap stuurt naar bijvoorbeeld een storingsdienst van de netwerkbeheerder, waarin de onbereikbaarheid van de gebruiker wordt gerapporteerd. Uiteraard kan 35 de facsimileboodschap ook ergens anders naar toegestuurd worden, bijvoorbeeld naar de klant zelf. Zolang de tellerwaarde nog niet gelijk is aan de grenswaarde wordt het nummer van de gebruiker, voor wie de bereikbaarheidstest wordt uitgevoerd, door de processor 14 1006371 7 opnieuw toegevoerd aan de zich in het eerste geheugen 16 bevindende lijst. Het nummer wordt bij voorkeur niet bovenaan de lijst gezet maar wat verder naar onderen, zodat de herhaling van de bereikbaarheidstest niet meteen plaatsvindt maar pas naar enige tijd. In de tussentijd 5 gaat de inrichting 10 uiteraard verder met het uitvoeren van bereikbaarheidstesten van andere gebruikers. De processor 14 schrijft ook gegevens betreffende niet-gelukte bereikbaarheidstesten in het tweede geheugen 18. Deze gegevens worden opgenomen in het periodieke rapport voor de gebruiker.

10 Figuur 2 toont een vereenvoudigde flowchart van de werking van de inrichting 10. De flowchart geeft de belangrijkste processtappen weer, die gemaakt worden bij het testen van de bereikbaarheid van een gebruiker. De stappen hebben de volgende betekenis:

15 100 START

102 BEL NUMMER

104 GENEREER BOODSCHAP

106 RESPONSIESIGNAAL ? 108 TELLERWAARDE 0

20 110 STOP

112 TELLERWAARDE TELLERWAARDE + 1 114 TELLERWAARDE - GRENSWAARDE ?

116 ALARM

25 In stap 102 wordt het nummer van de te testen gebruiker gebeld.

In stap 104 wordt er een boodschap voor de gebruiker gegenereerd, die de mededeling bevat, dat de oproep in het kader van een bereikbaarheidstest plaatsvindt en instructies bevat voor het door de gebruiker genereren van het responsiesignaal. In stap 106 wordt er 30 getest of er door de gebruiker een responsiesignaal is gegenereerd.

Als dit zo is, wordt vervolgens in stap 108 de tellerwaarde gelijk aan nul gemaakt en is de test afgelopen. Als er geen responsiesignaal is gegenereerd wordt vervolgens in stap 112 de tellerwaarde met één verhoogd. Vervolgens wordt in stap 114 de tellerwaarde vergeleken met 35 een vooraf bepaalde grenswaarde. Als de tellerwaarde gelijk is aan de grenswaarde wordt er in stap 116 een alarmsignaal gegenereerd. Als de tellerwaarde niet gelijk is aan de grenswaarde (en dus kleiner is) wordt er teruggegaan naar stap 102 en wordt de bereikbaarheidstest 1006371 8 herhaald. Zoals reeds beschreven wordt de herhaling bij voorkeur enige tijd later uitgevoerd.

Voor het uitvoeren van de in deze flowchart getoonde stappen is de processor 14 geladen met geschikte software. Dus in het beschreven 5 uitvoeringsvoorbeeld worden door de met software geladen processor telmiddelen voor het ophogen van de tellerwaarde en vergelijkmiddelen voor het vergelijken van de tellerwaarde met de grenswaarde gerealiseerd. Het is echter uiteraard ook mogelijk om een gedeelte van de stappen, die getoond zijn in figuur 2 of zelfs al deze stappen te 10 laten uitvoeren door geschikte hardwarecomponenten. In dat geval kunnen de telmiddelen worden gerealiseerd door een commercieel verkrijgbare teller en de vergelijkmiddelen door een commercieel verkrij gbare comparator.

Het versturen van alarmboodschappen kan ook op andere manieren 15 gebeuren dan door middel van het facsimileapparaat 20. De processor 14 kan bijvoorbeeld worden uitgerust met een E-mailfaciliteit voor het versturen van deze boodschappen. Een andere manier voor het versturen van de alarmboodschappen is door middel van een automatisch opbelsysteem. De reeds in de inrichting 10 aanwezige voice response 20 kaart kan hier eventueel voor gebruikt worden.

Ten slotte is het ook mogelijk de detectiemiddelen 26 niet alleen voor het herkennen van tonen maar ook voor het herkennen van spraak geschikt te maken. Dit geeft de gebruiker de mogelijkheid om het responsiesignaal te genereren door het simpelweg inspreken van een 25 woord of een zin.

Het zal deskundigen duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de weergegeven uitvoeringsvormen en dat vele wijzigingen en aanvullingen mogelijk zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de inrichting 30 10 van verscheidene voice response kaarten te voorzien, zodat er verscheidene bereikbaarheidstesten tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden.

1006371

Claims (7)

1. Inrichting voor het testen van de bereikbaarheid van ten minste een gebruiker van een telecommunicatienetwerk, welke inrichting 5 oproepmiddelen, bevat voor het oproepen van de gebruiker en welke inrichting detectiemiddelen bevat voor het detecteren van een door de gebruiker te genereren responsiesignaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de oproepmiddelen zijn ingericht voor het opnieuw oproepen van de 10 gebruiker, als er bij een oproep geen responsiesignaal gedetecteerd is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de inrichting telmiddelen bevat voor het ophogen van een tellerwaarde, als er bij een oproep geen responsiesignaal gedetecteerd is, en dat de 15 inrichting vergelijkmiddelen bevat voor het vergelijken van de tellerwaarde met een grenswaarde, welke vergelijkmiddelen zijn ingericht voor het afgeven van een alarmsignaal, als de tellerwaarde gelijk is aan de grenswaarde.

4. Inrichting volgens één der conclusies 1 tot en met 3, met het 20 kenmerk, dat de inrichting is voorzien van boodschapgenereermiddelen voor het genereren van een boodschap voor de gebruiker.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de detectiemiddelen DTMF-toonherkenningsmiddelen bevatten voor het detecteren van het responsiesignaal van de gebruiker.

6. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat de detectiemiddelen spraakherkenningsmiddelen bevatten voor het detecteren van het responsiesignaal van de gebruiker.

7. Werkwijze voor het testen van de bereikbaarheid van ten minste een gebruiker van een telecommunicatienetwerk bevattende de volgende 30 stappen: het oproepen van de gebruiker en het detecteren of er een responsiesignaal gegenereerd wordt. 100 6371