NL1006296C2

NL1006296C2 - Bronst-/tochtigheids-detectiesysteem.

Info

Publication number: NL1006296C2
Application number: NL1006296A
Authority: NL
Inventors: Pieter Lieuwe Roosenschoon
Original assignee: Nedap Nv
Priority date: 1997-06-12
Filing date: 1997-06-12
Publication date: 1998-12-15

Description

Bronst-/tochtigheids-detectiesysteem.

In de veehouderij is het van groot belang dat dieren (bijv. koeien) op tijd drachtig worden. Omdat in veel gevallen gebruik wordt gemaakt van kunstmatige inseminatie is het waarnemen van het goede inseminatie· moment door de veehouder van essentieel belang.

5 In de octrooiliteratuur is een aantal inrichtingen, zogenaamde stappen-tellers, bekend dat zich richt op het registreren van de bewegingsacti-viteit van de dieren. Belangrijke octrooiplaatsen zijn o.m. Rodrian, OS 4,247,758 en Gettens et al. US 4,618, 861. Daarin wordt een aan het dier bevestigde activiteitsdetector beschreven, welke meestal is samengebouwd 10 met een, op zich bekende, radiografische identificatie-inrichting.

Ook zijn er inrichtingen bekend waarbij middels het aanbrengen van een, al dan niet elektronische, indicator op het achterstel (staartbasis) van een dier de veehouder geattendeerd wordt op die dieren die door anderen besprongen zijn. O.a. de octrooien van Starzl et al. U.S. 5,542,431, 15 Herriott et al. U.S. 5,566,679 , Senger et al. U.S. 5,111,799 , Blair et al. U.S. 4, 895,165, Leonardo et al. U.S. 4,846,106 en Bielka et al. U.S. 4,206,766 beschrijven een dergelijke inrichting.

Het probleem bij de bovengenoemde uitvindingen is dat elk dier voorzien moet worden van een sensor die op de een of andere manier een signaal 20 geeft bij mogelijke bronst. Bij de hieronder te beschrijven uitvinding is het niet meer nodig om elk dier te voorzien van een sensor. Hierdoor is de invoering van een dergelijk systeem eenvoudiger.

De uitvinding heeft tot doel het tijdig signaleren van die dieren die zich in de periode bevinden waarin dekken/insemineren tot succes (=con-25 ceptie) kan leiden. Bekend is dat dieren die zich in deze periode bevinden actiever zijn, proberen andere dieren, bij voorkeur ook bronstige, te bespringen en daarnaast zichzelf laten bespringen door andere dieren. Doordat het aantal dieren dat zich bij elkaar in dezelfde ruimte bevindt over het algemeen vrij klein is en het aantal dieren dat gelijktijdig 30 bronstig is ook klein is, komt het zelden voor dat er meerdere dieren gelijktijdig bronstig zijn. Het gevolg hiervan is dat er weinig tot geen dieren zijn die mee willen werken aan expressie van het tochtgedrag van een individueel dier. Hierbij kan gedacht worden aan flehmen, kop op staartbasis leggen, bespringen van andere dieren etc. Door nu in de 35 ruimte waarin de loslopende dieren zich bevinden een apparaat/frame (bijv. een kunstkoe) te positioneren dat zich bij uitstek leent om het 1 / .

' i · 2 tochtgedrag op te uiten, kan dit gedrag eenvoudig geregistreerd worden.

De aantrekkelijkheid van het frame voor tochtexpressie wordt verhoogd door het aanbrengen van geuren van bijv. tochtslijm of sperma op het frame. Indien mogelijk zou deze geur op een kunstmatige manier geprodu-5 ceerd moeten kunnen worden. Ook wordt de aantrekkelijkheid verhoogd door het frame geluiden te laten uitstoten die aantrekkelijk zijn voor bronstige dieren.

Door nu het gedrag rondom het frame te registreren, wordt afwijkend gedrag als gevolg van bronstigheid gesignaleerd.

10 Deze uitvinding onderscheidt zich van de in de hierboven genoemde octrooien doordat er geen detector aan het bronstig te worden dier wordt bevestigd, maar dat het gedrag rondom het frame geregistreerd wordt.

Het systeem bestaat dus minimaal uit een frame dat indien mogelijk, de uiterlijke kenmerken heeft van de diersoort waarvan men het bronstgedrag 15 wenst te detecteren. Door nu visueel het gedrag rondom het frame te registreren, worden bronstige dieren gesignaleerd.

Het registreren van dit gedrag is mogelijk middels diverse geavanceerde technieken. Eén daarvan is m.b.v. een time-lapse videocamera. Hiermee kunnen opnamen worden gemaakt van het diergedrag rondom het frame. Door 20 de opgenomen beelden door de veehouder visueel te laten analyseren, worden de (mogelijk) bronstige dieren gedetecteerd. Nog geavanceerder is het om de opgenomen beelden middels beeldverwerking met een computer te analyseren. De dieren die afwijkend gedrag vertonen, worden dan gedetecteerd. De veehouder wordt op de geattendeerde dieren opmerkzaam gemaakt 25 door de beelden van de geattendeerde dieren op een beeldscherm of een printer weer te geven. Ook kan de computer de beelden van dieren met afwijkend gedrag vergelijken met beelden uit een koebibliotheek, waardoor er een lijst met diernummers met afwijkend gedrag gegenereerd kan worden.

30 Een andere uitvoering is het aanbrengen van zogenaamde elektromagnetische labels aan de dieren in combinatie met een identificatie-inrichting die is geplaatst op of in de omgeving van het frame. E.e.a. volgens het principe zoals beschreven in het Nederlandse octrooi nr. 176404 van aanvraagster. Door nu de dieren die zich in de nabije omgeving van het 35 frame bevinden te identificeren en het aantal contacten (“bezoeken ), respectievelijk de aard van de bezoeken (=wel/niet bespringen van het frame etc.) te registreren, worden die dieren gesignaleerd die t.o.v. het gedrag in de voorgaande dagen een afwijkend aantal contacten realiseren.

40 Het is zinvol de verschillende vormen van tochtexpressie zoals flehmen, 1 0 ü 6 ri' 9 6 3 kop op staartbasis leggen, bespringen van het frame te voorzien van een puntenwaardering. De som van het totaal gescoorde aantal punten kan dan vergeleken worden met een norm. Indien deze norm overschreden wordt krijgt het betreffende dier een attentie. De gegevens, verzameld m.b.v.

5 een dergelijke inrichting, kunnen doorgegeven worden aan een boerderij-managementcomputer. In deze computer worden de verkregen gegevens gecombineerd met andere diergebonden gegevens waarvan bekend is dat er een relatie ligt met tochtgedrag. O.a. kan gedacht worden aan melkproductie, (melk)temperatuur, (kracht-)voeropname, dieractiviteit etc.

10 Door de combinatie van de verschillende gegevens wordt de uitspraak omtrent het wel/niet bronstig zijn van het dier betrouwbaarder.

Figuur 1 toont het systeem waarbij gebruik wordt gemaakt van elektromagnetische identificatie. Het systeem bestaat uit een frame 1 dat de uiterlijke kenmerken heeft van de diersoort waarvan men het bronstgedrag 15 wenst te detecteren. Achter en/of op de rug van het frame wordt een zogenaamde elektromagnetische identificatie-eenheid 2 aangebracht. De vrij rondlopende dieren worden alle voorzien van een elektromagnetisch identificatielabel 3. Rondom de staartinplant van de dummy is een medium 4 aangebracht (bijv. spons) waarop de geurstof aangebracht wordt die 20 bronstige dieren aantrekt. In de dummy is een luidspreker 5 ingebouwd die geluiden kan produceren die aanlokkelijk werken op bronstige dieren. Het systeem kan stand-alone uitgevoerd worden. D.w.z. dat er geen koppeling bestaat met een andere computer op het bedrijf. In dit geval zal de identificatie-eenheid voorzien zijn van een display en een toetsenbord 25 voor het ingeven van drempelwaarden en het regelmatig uitlezen van door het systeem geattendeerde dieren.

Ook is het mogelijk het systeem te koppelen aan een zogenaamde boerderij-managementcomputer waardoor de gegevens omtrent de “bezoeken aan het frame te combineren zijn met andere gegevens binnen het systeem 30 zoals bijv. temperatuur en voeropname.

Het systeem kan eventueel op wielen gemonteerd worden waardoor het mogelijk is het systeem te verplaatsen. Hierdoor kan een systeem ook buiten in een weiland geplaatst worden.

Voorts kan het systeem zodanig ontwikkeld worden dat het op basis van 35 het ingeven van welke dieren als gevolg van nader hormonaal onderzoek tochtig zijn bevonden, zelflerend is.

1006296

Claims

1. Een inrichting die registreert welke dieren bronstgedrag vertonen rondom een in de omgeving van de dieren geplaatst apparaat.

2. Een inrichting volgens conclusie 1 waarbij het apparaat de uiter- 5 lijke kenmerken heeft van de diersoort waarvan men het bronstge drag wenst te registreren.

3. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij het apparaat/frame voorzien wordt van voor de diersoort op het moment van bronst aantrekkelijke geuren zoals dat van bijvoor- 10 beeld tochtslijm en/of sperma.

4. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij het apparaat/frame zodanig uitgerust wordt dat voor de diersoort op het moment van bronst aantrekkelijke geluiden worden geproduceerd.

5. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij afzonderlijke bronstgedragingen rondom het frame, zoals o.a. flehmen, kop op staartbasis leggen, bespringen van het frame, etc. afzonderlijk kunnen worden geregistreerd.

6. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 20 waarbij het gedrag m.b.v. een videocamera wordt vastgelegd en de opnamen middels menselijke visuele analyse van de beelden worden geanalyseerd.

7. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij het gedrag m.b.v. een videocamera wordt vastgelegd en de 25 opnamen middels beeldverwerking met een computer worden geanaly seerd en de gegevens middels het weergeven van een afbeelding van het dier en/of het bijbehorende diernummer aan de veehouder worden aangeboden

8. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 30 waarbij de dieren voorzien worden van een identificatielabel en het frame en/of de omgeving van het frame voorzien worden van identificatie-eenheden zodat de afzonderlijke “contacten van de bronstige dieren aan/met het frame worden vastgelegd. 100 6:9 6

9. Een inrichting volgens conclusie 7 waarbij de identificatie plaatsvindt volgens het elektromagnetische principe zoals beschreven in aanvraagsters octrooi 176404.

10. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 5 waarbij aan de afzonderlijke bronstgedragingen middels getallen een waarde wordt toegekend waarbij indien de optelsom van de bronstgedragingen een in te stellen grenswaarde overschrijdt er een attentie wordt gegeven.

11. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 10 waarbij het systeem mobiel wordt uitgevoerd en derhalve ook in het weiland toepasbaar is.

12. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij het systeem voorzien wordt van een toetsenbord, display en een lokale verwerkingseenheid en derhalve stand-alone kan werken.

13. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij het systeem gekoppeld wordt aan een boerderij-computersysteem waardoor de resultaten gecombineerd kunnen worden met andere in het systeem aanwezige, aan bronst gerelateerde data zoals o.a. diertemperatuur, (kracht)voeropname etc. en derhalve de 20 betrouwbaarheid omtrent de bronst-uitspraak zal toenemen.

14. Een inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies waarbij het systeem zodanig ontwikkeld wordt dat het op basis van het ingeven van welke dieren als gevolg van nader hormonaal onderzoek tochtig zijn bevonden, zelflerend is. 1006236