NL1006015C2 - Toedieninrichting. - Google Patents

Description

TOEDIENINRICHTING Technisch Gebied

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op toedieninrichtingen 5 voor afgifte van geneesmiddelen aan dieren.

Achtergrond van de Uitvinding

In USA octrooi 4.673*395 is een injecteur met tweevoudig reservoir beschreven. De injecteur heeft twee cilinders en zuigers die 10 daarmee samenwerken, waarbij de cilinders leiden naar een gemeenschappelijke uitlaat die zich uitstrekt naar een afgiftemondstuk of afgif-tenaald. De twee cilinders ontvangen afzonderlijk vloeistoffen, welke vloeistoffen voorafgaand aan injectie gemengd worden.

De bovengenoemde injecteur met tweevoudige houder laat geen af-15 zonderlijke afgifte van vloeistoffen toe, bijvoorbeeld wanneer het gewenst is om de vloeistoffen gescheiden te houden.

Doel van de Uitvinding

Het is het doel van de onderhavige uitvinding om voornoemde 20 nadelen te overkomen of deze aanzienlijk te verminderen.

Samenvatting van de Uitvinding

Er wordt hier geopenbaard een toedieninrichting omvattende: een lichaam; 25 een afgifte-orgaan dat beweegbaar is bevestigd op het lichaam en bedienbaar is om een eerste geneesmiddel af te geven; een samenwerkende zuiger en cilinder, welke zijn bevestigd op het lichaam en een ruimte van variabel volume omsluiten; eerste kanaalmiddelen voor het afgeven van een vloeistof aan die 30 ruimte; tweede kanaalmiddelen waardoor die vloeistof vanuit die ruimte gaat om te worden uitgestoten; en waarbij dat eerste afgifte-orgaan en die samenwerkende zuiger en cilinder werkzaam zijn verbonden zodanig dat bekrachtiging van dat eerste af-35 gifte-orgaan het volume van die ruimte vermindert om afgifte van die vloeistof teweeg te brengen.

10060^5 2

Korte Beschrijving van de Tekeningen

Een de voorkeur hebbende uitvoering van de onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: 5 Figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een toedieninrich- ting;

Figuur 2 een schematische doorsnede in zijaanzicht is van een gedeelte van de toedieninrichting van Figuur 1;

Figuur 3 een schematische doorsnede in eindaanzicht is van de 10 toedieninrichting volgens Figuur 2, doorgesneden langs de lijn A-A; en

Figuur 4 een schematisch onderaanzicht is van een gedeelte van de toedieninrichting, zoals getoond in Figuur 2.

Gedetailleerde Beschrijving van de 15 de Voorkeur hebbende Uitvoeringsvorm

In de bijgaande tekeningen is schematisch weergegeven een toedieninrichting 10. De toedieninrichting 10 is geschikt voor het afgeven van twee vloeistoffen. De eerste vloeistof kan, bijvoorbeeld, zijn een aan een dier af te geven geneesmiddel. Het geneesmiddel kan 20 een "pour on" behandeling betreffen. De tweede vloeistof kan zijn een verder geneesmiddel of in dit specifieke voorbeeld een markeerkleur, welke aan het dier wordt afgegeven om aan te geven dat het dier het geneesmiddel heeft ontvangen.

De toedieninrichting 10 omvat een lichaam 11 bestaande uit een 25 basis 12 waarvan een handgreep 13 uitsteekt. Door middel van een scharnierpen is een trekker 14 bevestigd aan de handgreep 13, typisch aan het benedeneind daarvan. Tijdens bedrijf grijpt een gebruiker van de inrichting de toedieninrichting zodanig dat de handgreep 13 en trekker 14 in de palm van de hand liggen. Beweging van de trekker naar 30 de handgreep 13 toe zorgt voor bediening van de toedieninrichting 10.

De basis 12 omvat een eerste cilinder 15, die samenwerkt met een zuiger 16 om een eerste ruimte 17 van variabel volume te sluiten. Vanaf de zuiger 16 steekt een zuigerstang 18 uit, door welke zich een centrale doorgang 19 uitstrekt. De doorgang 19 strekt zich uit naar de 35 ruimte 17·

Het lichaam 12 verschaft een tweede cilinder 20, die samenwerkt met een tweede zuiger 21 om een tweede ruimte 22 van variabel volume in hoofdzaak te omsluiten. Vanaf de zuiger 21 strekt zich een zuiger- 1006015 3 stang 23 uit, die in de ruimte 17 steekt om te worden aangegrepen door de zuiger 16. In de richting tegenovergesteld aan die van de stang 23 strekt zich een afgifte-orgaan 24 uit, dat zich, bij deze uitvoeringsvorm, uitstrekt tot een afgiftemondstuk 25. In het afgifte-mondstuk 25 5 is een éénrichtings-klepsamenstel 26 bevestigd, welk samenstel een beweegbaar kleporgaan 27 omvat, waarop een klepveer 28 aangrijpt. Het kleporgaan 27 werkt samen met een klepzitting 29· De klep 26 verzekert dat vloeistof niet wordt teruggezogen in de toedieninrichting.

Het afgifte-orgaan 24 gaat door een doorgang 30 in de basis 12 en 10 grijpt afdichtend ineen met het lichaam 12 door middel van een afdichting 31 · De afdichting 31 laat een glijdende beweging tussen het afgifte-orgaan 24 en de basis 12 toe.

De zuiger 21 grijpt glijdend ineen met de cilinder 20 door middel van een afdichting 32, terwijl de zuiger 16 ineen grijpt met een 15 cilinder door middel van een afdichting 33* De cilinder 15 heeft een gedeelte 34 van verkleinde afmeting, welk gedeelte 3^ ©en afdichting 35 ondersteunt voor verschuifbare ineengrijping met het uitwendig oppervlak van de stang 23·

Een doorgang 36 strekt zich in langsrichting uit door de stang 23 20 en orgaan 24.

De zuigerstang 18 strekt zich uit naar achteren via een dose-ringsinstelmechanisme 37. welke bij deze uitvoeringsvorm een instel-orgaan 38 is, dat via schroefdraad ineengrijpt met de stang 18 om daarlangs verplaatsbaar te zijn. Bij rotatie van het orgaan 38 rond de 25 langshartlijn van de stang 18, gaat de stang 18 door een jukmechanisme bovenin de trekker 14, zodat bij beweging van de trekker 14 in de richting van de handgreep 13. de stang 18 wordt gedwongen te bewegen in de richting volgens pijl 39· Het uiteinde van de stang 18 is voorzien vim een aanpassingsdeel 40, dat de stang 18 verbindt met een 30 flexibele leiding 4l, die zich uitstrekt naar een reservoir. Een één-richtings-klepmechanisme, gelijkend op de klep 26, is aangebracht in het aanpassingsdeel 40, zodat fluïdum slechts door het klepmechanisme zal passeren in de richting van pijl 39·

Tussen de handgreep 13 en trekker l4 strekt zich een veer uit om 35 de trekker 14 voor te spannen, wegdraaiend van de handgreep 13 en derhalve de zuiger 16 te verplaatsen zodat de ruimte 17 zijn maximale volume heeft, welk maximale volume wordt bepaald door het mechanisme 37.

:'06015

A

Tussen de basis 12 en de zuiger 21 strekt zich een veer Al uit om de zuiger 21 te doen bewegen in de richting voor het maximaliseren van het volume van de ruimte 22.

De ruimte 22 is voorzien van een inlaatkanaal A2 omvattende een 5 éénrichtingsklep A3 die fluïdum beperkt te worden afgegeven in een richting naar de ruimte 22, en een uitlaatkanaal AA omv de ruimte 17 zijn maximale volume heeft, welk maximale volume wordt bepaald door het mechanisme 37·

Tussen de basis 12 en de zuiger 21 strekt zich een veer Al uit om 10 de zuiger 21 te doen bewegen in de richting voor het maximaliseren van het volume van de ruimte 22.

De ruimte 22 is voorzien van een inlaatkanaal A2 omvattende een éénrichtingsklep A3 die fluïdum beperkt te worden afgegeven in een richting naar de ruimte 22, en een uitlaatkanaal AA omvbasis 12 om te 15 kunnen draaien rond de langshartlijn A9 van de duwstang 18. Het dose-ringsinstelorgaan A8 heeft een hexagonale centrale opening waardoor het orgaan 38 verschuifbaar is, waarbij het orgaan 38 een complementaire vorm heeft en ineengrijpt met de hexagonale opening van het instelorgaan A8. Het orgaan 38 is verschuifbaar door het instelorgaan 20 A8, maar grijpt via schroefdraad ineen met de stang 18. Bij rotatie van het instelorgaan A8 rond de stang 18, beweegt het orgaan 38 in langsrichting van de stang l8. Zijn positie op de stang 18 bepaalt de slag van de zuiger 16 en derhalve de grootte van de via het mondstuk 25 afgegeven dosis.

25 Bij gebruik van de boven beschreven toedieninrichting 10, worden de twee zuigers 16 en 21 gedwongen te bewegen in tegenovergestelde richting van de pijl 39 door de veer Al en de veer welke is beschreven met verwijzing naar de handgreep 13 en trekker lA. Op dit moment bevat de ruimte 17 een eerste vloeistof en bevat de ruimte 22 een tweede 30 vloeistof. Wanneer de bediener de trekker lA knijpt om deze naar de handgreep lA te bewegen, vermindert de zuigerstang 18 door beweging van de zuiger 16 het volume van de ruimte 17· Vloeistof wordt dan door de doorgang 36 gevoerd en verlaat de toedieninrichting 10 via het mondstuk 25. De hoeveelheid uitgeworpen vloeistof wordt bepaald door 35 de positie van het orgaan 38 op de stang 18. Het orgaan 38 raakt uiteindelijk een oppervlak van het lichaam 11, dat de slag van de zuiger 16 begrenst. Wanneer de zuiger 16 in de richting van de pijl 39 beweegt, zal deze uiteindelijk aangrijpen op het eind van de stang 23- \ 5

Dit veroorzaakt dan beweging van de zuiger 21 om het volume van de ruimte 22 te verminderen. De vloeistof in de ruimte 22 wordt dan via het mondstuk 47 uitgeworpen. Het bewegen vein de zuiger 21 houdt op wanneer het bewegen van de zuiger 16 ophoudt. Meer in het bijzonder 5 grijpt de zuiger 16 ineen met eindgedeeltes 50 van de stang 23· De eindgedeeltes 50 zijn gescheiden door openingen 51. zodat fluïdum de ruimte 17 nog kan verlaten en de doorgang 36 binnen kan gaan.

Wanneer de trekker 14 wordt vrijgegeven, bewegen beide zuigers 16 en 21 in de richting tegenovergesteld aan de pijl 39 onder invloed van 10 de veer 4l en de in de handgreep 13 en trekker 14 opgenomen veer. De eerste vloeistof wordt dan in de ruimte 17 gezogen en de tweede vloeistof wordt in de ruimte 22 gezogen.

Bij de hierboven beschreven, de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm is de eerste vloeistof, die door de ruimte 17 gaat, een geneesmiddel, 15 terwijl de vloeistof, die gaat door de ruimte 22, een merkkleur is. Echter, in dat opzicht moet worden opgemerkt dat de vloeistof die gaat door de ruimte 22, een verder geneesmiddel kan zijn. Bij een gewijzigde uitvoeringsvorm van deze inrichting kunnen de zuiger 17 en zijn bijbehorende cilinder 15 worden weggelaten en kunnen de stang 23 en 20 orgaan 24 worden gebruikt om een pellet vanuit een magazijn uit te werpen. Bij een nog verdere uitvoeringsvorm kunnen de stang 23 en het orgaan 24 worden gebruikt voor het afgeven van een bolus.

1006015

Claims (11)

1. Toedieninrichting (10) omvattende: een lichaam (11); 5 een afgifte-orgaan (24) dat beweegbaar is bevestigd op het li chaam (11) en bedienbaar is om een eerste geneesmiddel af te geven; een samenwerkende zuiger (21) en cilinder (20), welke zijn bevestigd op het lichaam (11) en een ruimte (22) van variabel volume omsluiten; 10 eerste kanaalmiddelen (42) voor het afgeven van een vloeistof aan die ruimte (22); tweede kanaalmiddelen (44) waardoor vanuit die ruimte (22) vloeistof passeert om te worden uitgeworpen; en waarbij dat eerste afgifte-orgaan (24) en die samenwerkende zuiger (21) 15 en cilinder (20) werkzaam zijn verbonden zodat bediening van dat eerste afgifte-orgaan (24) het volume van die ruimte (22) vermindert om afgifte van die vloeistof teweeg te brengen.

2. Toedieninrichting volgens conclusie 1, waarbij: die cilinder (20) is bevestigd aan dat lichaam (11) en die zuiger 20 (21) beweegbaar is ten opzichte daarvan tussen een eerste positie, waarbij die ruimte (22) een maximaal volume heeft, en een tweede positie, waarbij die ruimte (22) een verkleind volume heeft; en dat afgifte-orgaan (24) is bevestigd aan die zuiger (21) om daarmee te bewegen. 25

3· Toedieninrichting (10) volgens conclusie 1, waarbij: die zuiger (21) en cilinder (20) een eerste zuiger (21) en cilinder (20) zijn en die toedieninrichting (10) verder omvat een tweede samenwerkende zuiger (16) en cilinder (15), die een ruimte (17) van variabel volume omsluiten; en 30 dat afgifte-orgaan (24) een afgiftedoorgang (36) omvat, welke zich uitstrekt naar de ruimte (17) van die tweede zuiger (16) en cilinder (15) zodat via die doorgang (36) een vloeistof die dat geneesmiddel verschaft wordt afgegeven wanneer de ruimte (17) van die tweede zuiger (16) en cilinder (15) wordt verkleind.

4. Toedieninrichting (10) volgens conclusie 3. waarbij: die tweede cilinder (16) is bevestigd aan dat lichaam (11) en die tweede zuiger (15) ten opzichte daarvan beweegt tussen een eerste positie, waarbij het volume van de ruimte (17) van die tweede zuiger 1006015 (l6) en cilinder (15) een maximum heeft, en een tweede positie, waarbij het volume van de ruimte (17) van die eerste zuiger (21) en cilinder (20) verkleind is.

5. Toedieninrichting (10) volgens conclusie 4, waarbij die tweede 5 zuiger (16) het bewegen van die eerst zuiger (21) teweeg brengt wan neer die tweede zuiger (16) vanuit zijn eerste positie wordt verplaatst.

6. Toedieninrichting (10) volgens conclusie 5» verder omvattende: verlengingsmiddelen (23) die zich vanaf die eerste zuiger (21) 10 uitstrekken en in de ruimte (17) van de tweede zuiger (16) en cilinder (15) steken, waarbij die verlengingsmiddelen (23) ineengrijpen met die tweede zuiger (16) om het bewegen van die eerste zuiger (21) teweeg te brengen, waarbij die verlengingsmiddelen (23) een doorgang (36) hebben die in verbinding staat met de doorgang (36) van dat afgifte-orgaan 15 (24) en in verbinding staan met de ruimte (17) van die tweede zuiger (16) en cilinder (15), zodat in de ruimte (17) van die tweede zuiger (16) en cilinder (15) bevatte vloeistof door die verlengingsmiddelen (23) gaat om te worden afgegeven door dat afgifte-orgaan (24).

7. Toedieninrichting (10) volgens conclusie 6, verder omvattende: 20 een zuigerstang (18) die zich uitstrekt vanaf die tweede zuiger (16); en een doorgang (19) die zich uitstrekt door die zuigerstang (18) en die afgifte van vloeistof aan de ruimte (17) van die tweede zuiger (16) en cilinder (15) mogelijk maakt.

8. Toedieninrichting (10) volgens conclusie 7, verder omvattende een handgraap (13) bevestigd aan dat lichaam (11) en een trekker (14) draaibaar bevestigd aan die handgreep (13) en verbonden met die zuigerstang (l8), zodanig dat beweging van die trekker (14) in de richting van die handgreep (13) beweging van die zuigerstang (18) teweeg 30 brengt om het volume van de ruimte (17) van die tweede zuiger (16) en cilinder (15) te verkleinen en de daarop volgende vermindering van het volume van de ruimte (22) van die eerste zuiger (21) en cilinder (20) teweeg brengt.

9· Toedieninrichting (10) volgens conclusie 8, verder omvattende 35 veermiddelen (4l) die de zuigers (16, 21) en cilinders (15, 20) dwingen te bewegen naar een positie waarbij de volumina van de ruimtes (17, 22) een maximale waarde hebben. 100601 5

10. Toedieninrichting (10) volgens conclusie 9. verder omvattende instelmiddelen (48) om het maximale volume van de ruimte (17) van die tweede zuiger (16) en cilinder (15) te variëren.

11. Toedieninrichting (10), in hoofdzaak zoals hiervoor beschre-5 ven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen.