NL1005907C2 - Remlichtinstallatie voor motorvoertuigen. - Google Patents

Description

Titel: Remlichtinstallatie voor motorvoertuigen

De uitvinding heeft betrekking op een remlichtinstallatie voor motorvoertuigen, omvattend tenminste één groep van één of meer remlichten, die op gebruikelijke wijze middels een met de reminrichting van 5 het motorvoertuig verbonden schakelaar bekrachtigbaar is om aan te geven wanneer de reminrichting bediend wordt. De uitvinding heeft voorts betrekking op een motorvoertuig voorzien van een dergelijke remlichtinstallatie en op een accessoireset voor toepassing op een motorvoertuig.

10 Dergelijke remlichtinstallaties zijn al zeer lang bekend. Ook zijn remlichtinstallaties bekend, die behalve de gebruikelijke voorgeschreven remlichten een extra remlicht omvatten, dat met het oog op een betere zichtbaarheid hoger is geplaatst dan de gebruikelijke 15 remlichten. Een dergelijk extra remlicht is bij personenauto's dikwijls bij de achterruit geplaatst. Men spreekt wel van "het derde remlicht" en meestal is dit derde remlicht in het midden van de achterruit nabij de boven of onderrand daarvan dat wil zeggen relatief hoog 20 gemonteerd.

Ofschoon een dergelijk derde remlicht inderdaad soms duidelijker dan de gebruikelijke remlichten aan achterliggers aangeeft dat het rempedaal bediend wordt, geeft het derde remlicht evenmin als de "normale" 25 remlichten aan in welke mate het voertuig daadwerkelijk afremt. In de praktijk wordt het rempedaal van een motorvoertuig dikwijls licht bediend zonder dat een substantiële afremming optreedt. Dit doet zich vooral voor bij filerijden en kan dan tot schrikreacties van 30 medeweggebruikers en vervolgens zelfs tot kop-staartbotsingen leiden.

Behoefte bestaat derhalve aan een methode om behalve het remgedrag van de bestuurder van een motorvoertuig ook het gedrag van het motorvoertuig zelf aan te geven. De 35 uitvinding beoogt in deze behoefte te voorzien.

1 00 5907 2

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een remlichtinstallatie van de boven beschreven soort gekenmerkt doordat de remlichtinstallatie voorts is voorzien van tenminste één extra groep van één of meer 5 relatief hoog geplaatste remlichten, en van een besturingsinrichting, die vertragingsdetectiemiddelen omvat, die in bedrijf in reactie op een boven een vooraf bepaalde waarde liggende mate van vertraging van het motorvoertuig en onafhankelijk van de bediening van de 10 reminrichting een signaal verschaffen dat direct of indirect de extra groep remlichten bekrachtigt.

Opgemerkt wordt, dat uit de Nederlandse octrooiaanvrage 9001944 een inrichting bekend is, die kan signaleren in welke mate de bestuurder van een voertuig het 15 voertuig afremt. Hiertoe worden verschillend gekleurde lampen of lampen met variërende intensiteit gebruikt. Deze inrichting werkt echter niet onafhankelijk van de reminstallatie en geeft een onrustig verkeersbeeld.

Voorts is uit het Duitse Offenlegungsschrift 3003094 20 en het Duitse Gebrauchsmuster G 9412898.7 een met de knipperlichtinstallatie van een auto verbonden besturingsinrichting met vertragingsdetectiemiddelen bekend. Deze bekende inrichtingen zijn ingericht om bij een sterke vertraging van het voertuig, bijvoorbeeld een 25 botsing, automatisch de knipperlichtinstallatie in te schakelen. Het uitschakelen geschiedt niet automatisch, doch dient met de hand plaats te vinden. Bij deze bekende installaties is geen sprake van een derde remlicht en deze installaties werken ook niet in normale omstandigheden, 30 waarbij geen extreme vertraging optreedt.

Volgens de Franse octrooiaanvrage 2678566 worden afhankelijk van de mate van vertraging van een auto één of meer remlichten ingeschakeld. De lampen worden evenals conventionele remlichten ook automatisch weer uitgeschakeld 35 als de vertraging ophoudt. Een derde remlicht ter hoogte van de achterruit als aanvulling op de op gebruikelijke wijze werkende remlichten is niet beschreven.

1 00 5907 3

Volgens het Franse octrooi 2129278 wordt de mate van bekrachtiging en dus de intensiteit van de remlichten van een auto bestuurd door een zwenk- of schuifgewicht, of, in een andere uitvoeringsvorm, door de druk in het 5 remsysteem. Dit geldt echter een besturing van de gebruikelijke remlichten en niet van een extra derde remlicht.

Het Duitse Offenlegungsschrift 2926247 beschrijft ook weer een schuifgewicht, dat voorzien is van contacten, 10 via welke afhankelijk van de stand van het schuifgewicht de gewone remlichten bekrachtigd worden, of de knipperlichten, die dan weer in een eerste fase continu branden en uiteindelijk, bij sterke vertraging beginnen te knipperen. Dit is een verwarrend gebruik van de knipperlichten. Een 15 derde remlicht naast de gebruikelijke remlichten is niet beschreven.

Dit is ook niet het geval in het Gebrauchsmuster DE 29506192 UI, waarin weer sprake is van een schuifgewicht, dat afhankelijk van de optredende vertraging 20 de remlichten met een toenemende intensiteit laat branden of lampen met andere kleuren of de knipperlichtinstallatie inschakelt.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van 25 een uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont schematisch een voorbeeld van een remlichtinstallatie volgens de uitvinding; figuur 2 toont schematisch een voorbeeld van een besturingsinrichting voor toepassing in een inrichting 30 volgens de uitvinding; figuur 3 toont schematisch een voorbeeld van een meetinstrument voor controle van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 4 toont schematisch een contactarm voor 35 toepassing in een inrichting volgens de uitvinding.

1 00 5907 4

Figuur 1 toont schematisch een voorbeeld van een remlichtinstallatie volgens de uitvinding. De figuur toont een rempedaal 1, dat op gebruikelijke wijze bij een ophangpunt 2 zwenkbaar is bevestigd, zoals met een pijl 3 5 is aangegeven. Opgemerkt wordt, dat de uitvinding in beginsel ook toepasbaar is bij tweewielige motorvoertuigen en dat in dat geval een met de hand bedienbare remhefboom aanwezig kan zijn. Hetzelfde geldt voor voertuigen die speciaal voor gehandicapten ingericht zijn.

10 Het rempedaal 1 is op gebruikelijke wijze gekoppeld met een zuigerstang 4 van een zuiger 5, die zich in een remcilinder 6 bevindt. De remcilinder is voorzien van een schakelaar 7, die bediend wordt zodra het rempedaal wordt bediend. Als alternatief kan de schakelaar natuurlijk ook 15 direct of indirect mechanisch door het rempedaal bediend worden.

De schakelaar is met één aansluitklem 8 met de elektrische voedingsbron bijvoorbeeld de positieve pool van een accu 10 verbonden. De andere klem 9 is via een leiding 20 11 verbonden met de gebruikelijke remlichten 12,13, die zich links en rechts aan de achterzijde van het voertuig bevinden.

De figuur toont voorts een besturingsinrichting 14 voor een groep van één of meer extra remlichten 15. De 25 besturingsinrichting is verbonden met de voedingsspanning, bijvoorbeeld de positieve pool van de accu 10 en is ingericht om afhankelijk van de mate van vertraging van het voertuig de voedingsspanning via een leiding 16 door te leiden naar het (de) extra remlicht(en) 15.

30 De besturingsinrichting kan een in hoofdzaak mechanische inrichting zijn, doch kan ook een elektronisch circuit bevatten. Zo nodig kan de besturingsinrichting zowel met de positieve accupool als met de negatieve accupool zijn verbonden.

35 Figuur 2 toont schematisch een voorbeeld van een in hoofdzaak mechanische besturingsinrichting 14. De getoonde 1 00 5907 5 inrichting omvat een huis 20, waarin een gewicht 21 heen en weer kan schuiven. Het huis dient in de lengterichting van het voertuig zodanig gemonteerd te worden, dat het gewicht als gevolg van de massatraagheid naar voren kan schuiven 5 als het voertuig afgeremd wordt. Het kan elke geschikte vorm hebben. In het getoonde voorbeeld is het schuifgewicht langwerpig. Het schuifgewicht kan massief of bijvoorbeeld buisvormig zijn en naar wens een ronde of hoekige dwarsdoorsnedevorm hebben. Het huis heeft een inwendige 10 holte 22 met een zodanige dwarsdoorsnedevorm dat het schuifgewicht in het huis heen en weer kan bewegen langs een vooraf bepaald traject, het schuifgewicht wordt met behulp van een terugstelkracht in de rustpositie gehouden. In het getoonde voorbeeld is hiertoe vóór het schuifgewicht 15 in de holte 22 van het huis een drukveer 23 aangebracht.

Ook kan natuurlijk achter het schuifgewicht een trekveer worden toegepast. De drukveer 23 dient om het gewicht in de ruststand te houden, ook indien het voertuig over oneffenheden in het wegdek rijdt of slechts licht afgeremd 20 wordt. Pas bij een aanzienlijke vertraging van het voertuig dient de massatraagheid van het schuifgewicht de door de veer uitgeoefende terugstelkracht te overwinnen. Op enige afstand vóór de rustpositie van het schuifgewicht is een schematisch weergegeven contactarm 24 gemonteerd, die bij 25 een aanzienlijke vertraging van het voertuig door het naar voren schuivende schuifgewicht bediend kan worden om een schakelorgaan in werking te stellen, dat het extra remlicht 15 inschakelt.

De contactarm 24 is bij voorkeur zodanig 30 verschuifbaar gemonteerd, dat de afstand die het schuifgewicht dient af te leggen om met de contactarm in aanraking te komen instelbaar is. In het getoonde voorbeeld is de contactarm in een montageplaat 25 bevestigd, die weer verschuifbaar, zoals aangegeven met een pijl 26, op het 35 huis 20 is gemonteerd. Hiertoe kan de montageplaat 1 00 5907 6 bijvoorbeeld zijn voorzien van sleufgaten voor bouten 27 of dergelijke.

Het schuifgewicht is bij voorkeur zodanig gemonteerd, dat de terugloop van het schuifgewicht naar de 5 ruststand gelijkmatig en met enige vertraging plaatsvindt. Hiertoe kan bijvoorbeeld van een door een veer uitgeoefende tegenkracht gebruik worden gemaakt. In het getoonde voorbeeld is de terugloop van het schuifgewicht gedempt door toepassing van een schematisch aangegeven 10 terugslagklep 28, die achter het schuifgewicht, dat wil zeggen aan de van de veer 23 afgekeerde zijde een geringe overdruk doet ontstaan tijdens de terugloop van het schuifgewicht. Hiertoe dient het schuifgewicht een dwarsdoorsnedevorm te hebben, die de doorgang in het huis 15 20 in hoofdzaak opvult, zonder echter te verhinderen dat het schuifgewicht soepel heen en weer kan schuiven.

Het is mogelijk de contactarm elektrisch geïsoleerd aan het huis 20 te bevestigen, bijvoorbeeld door een montageplaatje 25 van isolatiemateriaal te gebruiken. Het 20 ene einde 29 van de contactarm kan dan met de ene pool van de lamp 15 zijn verbonden. Het andere einde vormt dan bij voldoende vertraging van het voertuig via het schuifgewicht de massaverbinding indien althans het huis niet geïsoleerd is ten opzichte van het frame, het chassis of de 25 carrosserie van het voertuig. Als het huis wel geïsoleerd is gemonteerd kan het huis bijvoorbeeld met de ene pool van de lamp 15 zijn verbonden en de ten opzichte van het huis geïsoleerde contactarm 24 met de positieve accupool.

De in figuur 2 getoonde contactarm is uitgevoerd 30 als een verend element. Het is ook mogelijk de contactarm scharnierbaar te monteren, bijvoorbeeld op de in figuur 4 aangegeven wijze. Figuur 4 toont schematisch een contactarm 30, die scharnierend bij 31 is gemonteerd en die met een uiteinde 32 in de baan van een schuifgewicht 21 reikt. Het 35 andere einde 33 van de contactarm kan twee contacten 34,35 op elkaar drukken als het einde 32 van de contactarm door 1 00 5907 7 het schuifgewicht wordt bediend. Het ene contact 34 is in dit voorbeeld met de positieve voedingsspanning verbonden en het andere contact 35 is met het extra remlicht 15 verbonden.

5 Als alternatief kan het schuifgewicht een tandheugel dragen of met een tandheugel gekoppeld zijn, terwijl de contactarm is voorzien van of gekoppeld met een tandwie1segment, dat met de tandheugel in aangrijping is en dat roteert als het schuifgewicht verschuift. Het 10 schuifgewicht kan in plaats van een rechtlijnig traject ook een gebogen traject afleggen. Het schuifgewicht kan hiertoe bijvoorbeeld aan het uiteinde van een scharnierbaar gemonteerde arm zijn bevestigd. Dergelijke modificaties liggen binnen het handbereik van de deskundige.

15 Figuur 3 toont schematisch een voorbeeld van een meetinstrument met behulp waarvan de werking van een besturingsinrichting volgens de uitvinding gecontroleerd kan worden. Het getoonde instrument is voorzien van een drukstift 40, die door een opening 41 in het huis 20 tegen 20 de achterzijde van het schuifgewicht 21 geduwd kan worden. De stift reikt met één einde in een huls 42 of dergelijke en wordt door veerkracht naar buiten geduwd. Als het vrije einde van de stift tegen het schuifgewicht wordt geduwd kan de stift derhalve tegen de veerkracht, die in dit voorbeeld 25 door een drukveer 43 wordt verschaft, in, verder de huls 42 in bewegen. De mate waarin de stift in de huls wordt gedreven als het vrije einde van de stift tegen het schuifgewicht wordt geduwd tot het extra remlicht 15 ontsteekt, geeft aan welke vertragingskracht nodig is om de 30 extra groep remlichten in werking te stellen. In het getoonde voorbeeld wordt de beweging van de stift 40 in de huls 41 aangegeven met behulp van een wijzer 44, die langs een schaal 45 beweegt en die middels een tandsegment 46, dat samenwerkt met een vertanding 47 op de stift, wordt 35 aangedreven.

1 00 5907 8

Met behulp van het in figuur 3 getoonde of een soortgelijk instrument kan de goede werking van de besturingsinrichting periodiek gecontroleerd worden.

Zonodig kan de werking van de veer respectievelijk de 5 positie van de contactarm 24 opnieuw ingesteld worden. De veer kan ingesteld worden door de voorspanning daarvan te wijzigen, bijvoorbeeld met behulp van een verplaatsbare drukplaat 48, zoals met een pijl 49 schematisch in figuur 2 getoond. Diverse andere mogelijkheden liggen voor de 10 constructeur voor de hand.

Zoals reeds opgemerkt kan de besturingsinrichting 14 voor het (de) extra remlicht(en) ook een elektronisch circuit omvatten. Bekend zijn elektrische circuits, die één of meer piëzo-elementen omvatten. Een geschikt elektronisch 15 circuit voor toepassing in een besturingsinrichting volgens de uitvinding is het door Analog Devices in de handel gebrachte geïntegreerde circuit type ADXL05, dat als "single chip accelerometer" wordt gepresenteerd. Dit geïntegreerde circuit vormt samen met een externe voeding 20 en enkele condensatoren een complete versnellings-respectievelijk vertragingsmeter zonder uitwendige bewegende delen. Met behulp van een dergelijk circuit kan de besturingsinrichting zodanig geminiaturiseerd worden, dat inbouw in een lamphuis, zoals bijvoorbeeld een derde 25 remlicht, mogelijk is.

Door toepassing van een inrichting volgens de uitvinding in of aan motorvoertuigen kan aan achterop komend verkeer aangegeven worden, wanneer een voertuig met meer dan een verwaarloosbare vertraging afgeremd wordt. Van 30 belang is hierbij, dat de groep extra remlichten ook in werking gesteld wordt als het voertuig door een andere oorzaak dan de bediening van de remhefboom afremt. De besturing voor het (de) extra remlicht(en) is in feite onafhankelijk van de bediening van de remhefboom.

35 Desgewenst kan de attentiewaarde van het extra remlicht nog vergroot worden door bijvoorbeeld het extra 1 00 5907 9 remlicht nadat het is ingeschakeld middels de vertragingsdetectiemiddelen een aantal malen, bijvoorbeeld drie maal, aan en uit te doen gaan. Het is desgewenst ook mogelijk de initiële brandduur op een vooraf bepaalde 5 tijdsduur in te stellen, al dan niet gevolgd door een aantal malen knipperen. Hiertoe kan de besturingsinrichting 14 gekoppeld zijn met of voorzien van een tijdbesturingsorgaan, en eventueel een knipperautomaat. Een dergelijk tijdbesturingsorgaan is op zichzelf bekend en kan 10 bijvoorbeeld een houdschakeling omvatten.

Ook is het desgewenst mogelijk de extra groep remlichten feller te laten branden naarmate het voertuig sterker vertraagd wordt. Hiertoe kan de contactarm bijvoorbeeld deel uitmaken van of gekoppeld zijn met een 15 potentiometer. Deze en soortgelijke modificaties liggen voor de deskundige voor de hand.

De extra remlichten en de besturingsinrichting lenen zich goed om als accessoireset voor motorvoertuigen geproduceerd en verkocht te worden.

1 00 5907

Claims (12)

1. Remlichtinstallatie voor motorvoertuigen, omvattend tenminste één groep van één of meer remlichten 5 die op gebruikelijke wijze middels een met de reminrichting van het motorvoertuig verbonden schakelaar bekrachtigbaar is om aan te geven wanneer de reminrichting bediend wordt, met het kenmerk, dat de remlichtinstallatie voorts is voorzien van tenminste één extra groep van één of meer 10 relatief hoog geplaatste remlichten, en van een besturingsinrichting, die vertragingsdetectiemiddelen omvat, die in bedrijf in reactie op een boven een vooraf bepaalde waarde liggende mate van vertraging van het motorvoertuig en onafhankelijk van de bediening van de 15 reminrichting een signaal verschaffen dat direct of indirect de extra groep remlichten bekrachtigt.

2. Remlichtinstallatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vertragingsdetectiemiddelen een in een huis langs een vooraf bepaald traject heen en weer beweegbaar 20 gewicht omvatten, waarbij het huis in bedrijf zodanig in het motorvoertuig is gemonteerd dat het vooraf bepaalde traject zich in hoofdzaak in de lengterichting van het motorvoertuig uitstrekt.

3. Remlichtinstallatie volgens conclusie 1, met het 25 kenmerk, dat de besturingsinrichting een elektronische inrichting omvat, die in bedrijf een besturingssignaal voor de extra groep remlichten verschaft.

4. Remlichtinstallatie volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat de vertragingsdetectiemiddelen tenminste 30 één piëzo-elektrisch element omvatten.

5. Remlichtinstallatie volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat de vertragingsmiddelen een als geïntegreerd circuit uitgevoerde versnellingsopnemer omvatten. 1 00 5907 «

6. Remlichtinstallatie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting een tijdsbesturingsorgaan omvat, dat in reactie op een signaal van de vertragingsdetectiemiddelen de brandduur van 5 de remlichten van de extra groep bepaalt.

7. Remlichtinstallatie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting een knipperautomaat omvat.

8. Remlichtinstallatie volgens één der voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting middelen omvat voor het regelen van de intensiteit van de remlichten van de extra groep in afhankelijkheid van de mate van vertraging.

9. Controle-inrichting voor 15 vertragingsdetectiemiddelen die een in een huis heen en weer verschuifbaar schuifgewicht omvatten volgens conclusie 2, gekenmerkt door een in een huls aangebrachte stift, die in een opening in het huis van de vertragingsdetectiemiddelen tegen de achterzijde van het 20 schuifgewicht geduwd kan worden, welke stift tegen een terugstelkracht in de huls beweegbaar is en is gekoppeld met aanwijsmiddelen om aan te geven bij welke stand van de stift en derhalve bij welke op het schuifgewicht uitgeoefende kracht het schuifgewicht over een zodanige 25 afstand langs het voorafbepaalde traject is verplaatst dat het contactorgaan bediend wordt.

10. Motorvoertuig voorzien van een remlichtinstallatie volgens één der conclusies 1 t/m 8.

11. Motorvoertuig volgens conclusie 10, met het 30 kenmerk, dat althans de vertragingsdetectiemiddelen zijn ingebouwd in een lamphuis van één der remlichten.

12. Accessoireset voor een motorvoertuig, omvattend tenminste één remlicht en een besturingsinrichting die vertragingsdetectiemiddelen omvat volgens één der 35 conclusies 1 t/m 8 voor montage op of aan een motorvoertuig in aanvulling op de reeds aanwezige standaard remlichten. 1 00 5907