NL1005694C2 - Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel alsmede inrichting voor het aanbrengen daarvan. - Google Patents

Description

Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel alsmede inrichting voor het aanbrengen daarvan.

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een glaucoomdraina- ge-implantaatsamenstel, omvattende een met een oogkamer te verbinden buis en een blaasdeel dat met het andere einde van de buis verbonden is en aan de achterzijde van het oog aangebracht wordt en in onbelaste toestand een bolkapvormige gedaante heeft, welk blaasdeel een opper-10 vlak van ten minste 300 mm2 omvat.

Een dergelijk glaucoomdrainage-implantaatsamenstel is bekend uit het artikel Glaucoomdrainage-implants van Sidoti c.s., Glaucoma, blz. 84. Dergelijke implantaten worden toegepast bij verhoogde oogdruk waarbij de gedachte achter een dergelijke constructie is dat overmaat 15 vocht afkomstig uit de betreffende kamer via de buis onder het blaasdeel gebracht wordt. Daar verdwijnt het vocht door diffusie naar de omgeving. Gebleken is dat voor de beheersing van dit proces het van belang is het oppervlak van het blaasdeel zo groot mogelijk te kiezen.

In het bovengenoemde artikel worden waarden voor een Baerveldt-20 implantaat genoemd liggend tussen de 200 en de 500 mm2. Een dergelijk implantaat wordt tussen twee oogspieren (muscle rectus) opgesloten. Een dergelijke bevestigingstechniek is gecompliceerd en vereist ingrijpen op beide oogspieren. Bovendien moet gewaarborgd zijn dat de afmeting van het blaasdeel zodanig is dat de beide uiteinden zich 25 juist in de nabijheid van de oogspieren uitstrekken.

Volgens een verder voorstel wordt een bandvormig blaasdeel toegepast die zich over een groot deel van de oogbol uitstrekt. Ook hier geldt het bezwaar van gecompliceerd aanbrengen van een dergelijk blaasdeel.

30 Het is het doel van de onderhavige uitvinding het blaasdeel zoda nig te vereenvoudigen dat het aanbrengen aanzienlijk vergemakkelijkt kan worden en in eenvoudige aanpassing aan verschillende diameters van de oogbol voorzien kan worden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven glaucoomdrainage-im-35 plantaatsamenstel verwezenlijkt doordat het bolkapvormige blaasdeel nabij het midden daarvan voorzien is van een uitsparing voor het opnemen van een oogspier.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag het blaasdeel 1005694 2 niet langer te begrenzen door de oogspieren maar slechts een enkele oogspier te gebruiken die zich in hoofdzaak door het midden vein het blaasdeel uitstrekt. Dat wil zeggen, naar de uiteinden van het blaas-deel toe is voldoende vrije ruimte beschikbaar. Daardoor is de onder-5 linge positionering vein de oogspieren en de diameter van de oogbol niet langer kritisch voor het juist functioneren van het blaasdeel. Door het aanbrengen vein de uitsparing wordt het blaasdeel op eenduidige wijze ten opzichte van de betreffende oogspier gefixeerd.

Volgens een vein voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding zijn 10 ten minste de reinddelen van het blaasdeel uit een knipbaar materiaal vervaardigd. Dat wil zeggen, op het moment van het inbrengen vein het blaasdeel kan de betreffende chirurg uitgaande van een standaardblaas-deel met aanzienlijke afmetingen met behulp van schaar of mes de afmetingen vein het blaasdeel aanpassen aan de onderhavige omstandigheden. 15 Daardoor is het niet langer noodzakelijk een groot aeintal blaasdelen met verschillende afmetingen in voorraad te houden. Door de uitvoering van het blaasdeel volgens de uitvinding zijn de eindranden daarvan minder kritisch omdat deze niet meer opgesloten worden door de oogspieren zoals in de stand der techniek.

20 Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvin ding is een drukregelaar in het glaucoomdrainage-implantaatsamenstel aangebracht. Immers de hierboven beschreven glaucoomdrainage-implan-taatsamenstellen werken geruime tijd na de operatie uitstekend. Echter bestaat direct na de operatie het gevaar van te lage oogdruk hetgeen 25 eveneens een nadelig effect heeft.

In de stand der techniek is voorgesteld de buis van het glaucoom-drainage-implantaatsamenstel van een blokkade te voorzien die hetzij door verloop van tijd (oplossen) hetzij door doorschieten verwijderd kan worden. Echter blijkt het oplossen van materiaal een niet nauwkeu-30 rig stuurbaar proces te zijn terwijl het doorschieten complicaties met zich meebrengt.

Bovendien is door het aanbrengen van een drukregelaar niet alleen vrijwel direct na de operatie een voldoende oogdruk verzekerd, maar blijft ook gedurende de werkingstijd van het glaucoomdrainage-implan-35 taatsamenstel voldoende oogdruk gewaarborgd. Daardoor is nauwkeurige afstemming van de grootte van het blaasdeel aan de mate van het ontwikkelen van verhoogde oogdruk niet langer kritisch. Dat wil zeggen, het blaasdeel kan eenvoudigweg zo groot mogelijk gekozen worden.

1 005694 3

Een dergelijke drukregelaar is bij voorkeur in het blaasdeel nabij de inlaat van de buis aangebracht. De hierboven beschreven drukregelaar is bij voorkeur van een ontluchting voorzien zodat voor of tijdens de operatie gewaarborgd wordt dat geen lucht in het samenstel 5 achterblijft.

Om ter plaatse dichtgroeien van de drukregelaar door omliggend weefsel van het oog zoveel mogelijk te voorkomen wordt volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding voorgesteld het blaasdeel ter plaatse van de drukregelaar dubbelwandig uit te voeren. Dat wil 10 zeggen, de drukregelaar ligt in een soort eenzijdig open zak gevormd door het blaasdeel.

Het materiaal van het blaasdeel kan elk in de stand der techniek bekend materiaal zijn maar bevat bij voorkeur een op siliconen gebaseerd materiaal. Dit is buitengewoon sterk en flexibel en past zich 15 aan de onderhavige omstandigheden aan, hecht niet aan het omringende weefsel en kan bijzonder eenvoudig bewerkt worden, zoals verknipt.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van het blaasdeel van de glaucoomdrainage-implantaatsamen-stel volgens een van de voorgaande conclusies, onder/achter een oog-20 spier omvattende een greepdeel voorzien van bedieningsmiddelen, waarbij een uiteinde van het greepdeel voorzien is van een vast daarmee verbonden lepel waarvan het werkzame deel zich in hoofdzaak loodrecht op de greep uitstrekt en voorzien is van een kromming met een straal tussen 10 en 14 mm, waarbij een met die lepel samenwerkende hulplepel 25 aangebracht is met in hoofdzaak dezelfde vorm en met die bedieningsmiddelen te verplaatsen vanuit een stand waarin deze op afstand van de lepel is aangebracht naar een stand waarin deze de lepel bedekt teneinde daartussen het blaasdeel op te nemen.

Met een dergelijke inrichting is het bijzonder eenvoudig het hier-30 boven beschreven blaasdeel aan te brengen. Bij een operatie dient de oogspier en het daaromheen liggende gedeelte vrij geprepareerd te worden, de inrichting tussen de oogbol en de oogspier verschoven te worden, eventueel met gebruik van hulpgereedschap, vervolgens in de geopende positie bewogen te worden waarna het blaasdeel tussen de 35 lepel en de hulplepel geplaatst wordt gevolgd door het onder de betreffende oogspier door schuiven van het blaasdeel waarbij de uitsparing ter plaatse van de oogspier komt te liggen.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de hierboven be- 1 005694 4 schreven inrichting omvat het bedieningsmiddel een schuifstuk aangrijpend op een zich in het greepdeel bevindende verlenging van de hulple-pel en deze verlenging bij verplaatsing van het schuifstuk naar en/of van die lepel bewegend.

5 De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de teke ning afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 het glaucoomdrainage-implantaatsamenstel volgens de uitvinding.

10 Fig. 2 het gereedschap volgens de uitvinding;

Fig· 3~5 het aanbrengen van het glaucoomdrainage-implantaatsamen-stel met behulp van het gereedschap volgens de uitvinding in verschillende stadia.

In fig. 1 is een glaucoomdrainage-implantaatsamenstel afgebeeld en 15 in het geheel aangegeven met 1. Dit bestaat uit een buis 5 en een blaasdeel 8. Blaasdeel 8 bestaat uit een bovenblaasdeel 2 met een verhoudingsgewijs grote afmeting en een benedenblaasdeel 3 met kleinere afmeting. Dit strekt zich slechts in de linker lob van het blaasdeel 8 uit en is aan de omtreksrand met de omtreksrand van het boven-20 blaasdeel 2 afdichtend afgesloten.

Het bovenblaasdeel 2 is voorzien van een uitsparing 6.

In de ruimte begrensd tussen het bovenblaasdeel 2 en het benedenblaasdeel 3. welke met 4 aangegeven is, is een drukregelaar 7 opgenomen die verbonden is met de uitlaat van buis 5· 25 In fig. 2 is de inrichting of het gereedschap volgens de onderha vige uitvinding afgebeeld die in het geheel met 20 aangegeven is. Deze bestaat uit een greep 23 waarmee een vaste klemlepel 21 verbonden is. Een verschuifbare klemlepel of hulplepel 22 is aangebracht. Deze is voorzien van een steel 25 welke bij het vrije uiteinde daarvan schar-30 nierend in het inwendige van greep 23 bevestigd is. Deze steel is zodanig uitgevoerd dat bij het daarlangs schuiven van een nok 26 van bedieningsdeel 24 een heen en weer gaande beweging in de richting van pijl 27 verkregen wordt. Daardoor wordt de afstand tussen lepel 21 en hulplepel 22 gevarieerd.

35 In fig. 3-5 is de toepassing van het hierboven beschreven glau- coomdrainage-implantaatsainenstel respectievelijk gereedschap getoond.

In fig. 3 is het aanbrengen van gereedschap 20 tussen spier 32 en oogbol 30 getoond. Een en ander is toegankelijk gemaakt door het vrij 1005694 5 prepareren van vlies 31 · Het inbrengen van gereedschap 20 kan bevorderd worden door het eerst onder oogspier 32 aanbrengen van een verder hulpgereedschap. Bij het inbrengen van gereedschap 20 kunnen de lepels 21 en 22 op elkaar liggen.

5 Vervolgens wordt bedieningsdeel 24 bediend zodanig dat hulplepel 22 vrij komt van vaste lepel 21. Daarna wordt blaasdeel 8, waaraan buis 5 bevestigd is, aangegrepen tussen de twee lepeldelen zoals getoond is in fig. 5·

Vervolgens wordt het blaasdeel onder de oogspier 32 heen bewogen 10 en in de positie getoond in fig. 6 gebracht.

Uit deze figuren blijkt dat het van belang is dat de klemlepels een ronding hebben die in hoofdzaak met de boiling van het oog overeenkomt. Daarom ligt de kromtestraal van zowel de lepel als de hulplepel bij voorkeur in het gebied liggend tussen 10 en l4 mm.

15 Voor het aanbrengen van het vlies wordt de buis 5 door een opening naar de betreffende kamer aangebracht. Vervolgens wordt de buis op niet nader getoonde en algemeen bekende wijze vast bevestigd aan de oogbol. Voor het aanbrengen van de buis in de oogkamer kan in enig stadium van de operatie fluïdum door de buis geleid worden bij het 20 niet gesloten zijn van opening 10. Daardoor kan de drukregelaar ontlucht worden. Het is bijvoorbeeld mogelijk de drukregelaar met buis enigszins buiten de holte 4 uitstekend aan te leveren. Op het moment van operatie kan met behulp van een injectiespuit fluïdum door de drukregelaar gespoten worden tot deze uit opening 10 uittreedt. Ver-25 volgens kan deze op enigerlei wijze, bijvoorbeeld met een stop, afgesloten worden en kan de drukregelaar met buis teruggetrokken worden in holte 4 waarna de operatie voortgezet kan worden.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, dient begrepen te worden dat daaraan talrijke 30 wijzigingen mogelijk zijn zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te geraken. Zo is het mogelijk de invoer van de buis op een andere dan de getoonde plaats uit te voeren. Bovendien kan het blaasdeel van verdikkingen of andere oppervlakte-onregelmatigheden voorzien zijn om de werking daarvan te bevorderen. Uit het bovenstaande blijkt 35 eveneens dat het mogelijk is tijdens de operatie het blaasdeel door knippen in vorm te veranderen waardoor het aanzien daarvan gewijzigd wordt. Deze en verdere voor de vakman voor de hand liggende varianten na het lezen van bovenstaande beschrijving liggen binnen het bereik 1005694 6 van de bijgevoegde conclusies.

1005694

Claims (9)

1. Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel, omvattende een met een oogkamer te verbinden buis (5) en een blaasdeel (8) dat met het andere 5 einde van de buis verbonden is en aan de achterzijde van het oog aangebracht wordt en in onbelaste toestand een bolkapvormige gedaante heeft, welk blaasdeel een oppervlak van ten minste 300 mm2 omvat, met het kenmerk, dat het bolkapvormige blaasdeel nabij het midden daarvan voorzien is van een uitsparing (6) voor het opnemen van een oogspier 10 (32).

2. Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel volgens conclusie 1, waarbij ten minste de randdelen van het blaasdeel een knipbaar materiaal omvatten.

3. Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel omvattende een nabij het 15 uiteinde van de buis (5) dat uitmondt in het blaasdeel aangebrachte drukregelaar (7).

4. Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het blaasdeel nabij de invoerplaats van die buis dubbelwandig (2, 3) uitgevoerd is en die buis tussen die wanden 20 uitmondt.

5. Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel volgens conclusie 4, waarbij de drukregelaar in het dubbelwandige gebied (4) tussen die wanden is aangebracht.

6. Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel volgens een van de conclu-25 sies 3-5, waarbij die drukregelaar van een ontluchtingsaansluiting (10) is voorzien.

7. Glaucoomdrainage-implantaatsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat blaasdeel een siliconen bevattend materiaal omvat.

8. Inrichting (20) voor het aanbrengen van het blaasdeel van de glaucoomdrainage-implantaatsamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, onder/achter een oogspier (32) omvattende een greepdeel (23) voorzien van bedieningsmiddelen (2^), waarbij een uiteinde van het greepdeel voorzien is van een vast daarmee verbonden lepel (21) 35 waarvan het werkzame deel zich in hoofdzaak loodrecht op de greep uitstrekt en voorzien is van een kromming met een straal tussen 10 en 14 mm, waarbij een met die lepel samenwerkende hulplepel (22) aangebracht is met in hoofdzaak dezelfde vorm en met die bedieningsmiddelen 1 Π 0 569 4 te verplaatsen vanuit een stand waarin deze op afstand van de lepel is aangebracht naar een stand waarin deze de lepel bedekt teneinde daartussen het blaasdeel op te nemen.

9. Inrichting volgens conclusie 9. waarbij dat bedieningsmiddel 5 omvat een schuifstuk (24) aangrijpend op een zich in het greepdeel bevindende verlenging (25) van de hulplepel en deze verlenging (25) bij verplaatsing van het schuifstuk (26) naar en/of van die lepel bewegend. **#**«*# 1005694