NL1005372C1 - Spoel voor het opwikkelen van band-, draad- of kettingvormige waren. - Google Patents

Description

963074/Iem/NDA

Korte aanduiding: Spoel voor het opwikkelen van band-, draad- of kettingvormige waren.

De uitvinding heeft betrekking op een spoel, bij voorkeur van kunststof, voor het opwikkelen van band-, draad-of kettingvormige waren, zoals garens, kettingen, banden, slangen of soortgelijke opwikkelbare materialen, bestaande 5 uit een spoelkernbuis en twee op de einden daarvan steek-bare schijven, die in de eindstand vergrendeld worden vastgehouden, waarbij de spoelkernbuis aan zijn einden radiaal uitstekende uitsteeksels heeft, die in axiaal ten opzichte van de spoelbuiskern open gleufvormige uitspa-10 ringen van de schijven kunnen worden gestoken en door draaiing van de spoelkernbuis en/of van de schijven achter radiaal op de uitsparingen aansluitende vasthoudvlakken van de gleufvormige uitsparingen verdraaibaar zijn, waarbij de spoelkernbuis met de zijn kopse kant tegen een achtervlak 15 van de gleufvormige uitsparingen afsteunt.

Een dergelijke spoel is bekend uit DE 92 06 906 UI. De bekende spoel kan betrekkelijk eenvoudig worden vervaardigd, waarbij de benodigde ruimte voor de afzonderlijke delen betrekkelijk gering is. De spoel kan ook eenvoudig in 20 elkaar gezet en op eenvoudige wijze weer uiteengenomen worden. Daarbij zijn aan de schijf veermiddelen aangebracht, die bij het axiaal toevoeren van de spoelkernbuis naar de schijf worden voorgespannen, zodat in de eindstand een borging door de veermiddelen is bereikt.

25 Hoewel de deugdelijkheid van een dergelijke spoel bewezen is, is een zeker nadeel, dat wanneer de spoel niet volledig met opwikkelmateriaal is gevuld, ofwel wanneer zich op de spoel opwikkelmateriaal bevindt, dat naar het midden van de spoel kan verschuiven, bijvoorbeeld kettingen 30 of soortgelijke bandvormige elementen, het mogelijk is, dat de schijven tegen de kracht van de veermiddelen in axiaal ten opzichte van de spoelhuis worden verschoven, zodat de verbinding tussen schijven en spoelkernbuis losraakt.

1 005372 -2-

Uitgaande van een dergelijke stand van de techniek beoogt de uitvinding, een spoel te verschaffen, die onder handhaving van de bij de stand van de techniek reeds bereikte voordelen, een betrouwbaar bijeenhouden van de 5 onderdelen waarborgt, ook wanneer de spoel niet geheel is gevuld, of met verschuifbaar opwikkelmateriaal is gevuld, waarbij in de eindstand een duidelijke arretering van de schijven aan de spoelkernbuis moet plaatsvinden, en nochtans een eenvoudige demontage en uiteennemen van de onder-10 delen mogelijk gemaakt moet worden.

Voor het bereiken van dit doel stelt de uitvinding voor, dat aan ten minste één van de uitsteeksels, bij voorkeur aan elk tweede uitsteeksel, een eerste radiaal werkend veermiddel is gevormd, dat in de eindstand achter een radi-15 aal gericht uitsteeksel van de gleufvormige uitsparing grijpt, en dat door een ingrijpopening aan de van de spoelkernbuis afgekeerde zijde van de schijf kan worden ontgrendeld, en dat aan ten minste één verder uitsteeksel, bij voorkeur aan elk tweede verdere uitsteeksel, in sluitdraai-20 richting aan de vooraan gelegen zijde van het uitsteeksel een tweede tangentiaal werkend veermiddel is gevormd, dat in de eindstand (sluitstand) tegen een tegenvlak van de gleufvormige uitsparing afsteunt en gespannen is, en dat zich bij een ontgrendeld eerste veermiddel ten minste ge-25 deeltelijk ontspant en de spoelkernbuis tegen de sluit-draairichting in enigszins terugdraait.

Bij voorkeur heeft de spoelkernbuis aan ieder einde vier radiale uitsteeksels in de vorm van vlakke elementen, waarbij telkens de diametraal tegenover elkaar gelegen 30 uitsteeksels gelijksoortig zijn uitgevoerd. Door de twee soorten veermiddelen wordt bereikt, dat bij het samenvoegen van de schijven en de spoelkernbuis allereerst de uitsteeksels in de axiaal open gebieden van de gleufvormige uitsparingen kunnen worden gestoken en er dan een relatieve ver-35 draaiing van spoelkernbuis ten opzichte van de schijf plaatsvindt, waarbij in de eindstand de eerste veermiddelen achter het radiaal gerichte uitsteeksel van de gleufvormige 1005372 -3- uitsparing grijpen en zodoende de eindstand geborgd is.

Door de tweede veermiddelen wordt bereikt, dat deze grendelverbinding, tegen de onderlinge draairichting van de delen in, bij de montage in omtreksrichting verend is voor-5 gespannen, zodat de vergrendelende eerste veermiddelen verend voorgespannen worden vastgehouden door de tweede veermiddelen. Voor het lossen van de verbinding kan de vergrendeling van de eerste veermiddelen met de hand of met een geschikt werktuig gelost worden, bijvoorbeeld met een 10 schroevendraaier of ook met de punt van een balpen, waarbij de tweede veermiddelen dan gedeeltelijk ontspannen, zodat de spoelkernbuis enigszins radiaal ten opzichte van de schijf wordt verdraaid en zodoende de eerste veermiddelen niet meer in de vergrendelpositie geraken. De spoel kan dan 15 op eenvoudige wijze gedemonteerd en in de afzonderlijke delen daarvan uiteen worden genomen.

Bij voorkeur is erin voorzien, dat de ingr ij popen ing is uitgevoerd als vensteruitsparing in het van de spoelkernbuis afgekeerde steunvlak van de schijf.

20 Hierdoor wordt de ingreep voor de ontgrendeling van de eerste veermiddelen vereenvoudigd.

Met bijzondere voorkeur is erin voorzien, dat het eerste veermiddel een aan de tangentiaal gerichte rand van het uitsteeksel aangevormde veerlip is, die evenwijdig aan 25 de rand loopt, aan zijn in sluitdraairichting vooraan gelegen einde is verbonden met het uitsteeksel en naar zijn andere einde toe vrij uitloopt.

Voorts verdient het de voorkeur, dat het tweede veermiddel een aan de in sluitdraairichting vooraan gelegen 30 radiaal gerichte rand van het uitsteeksel aangevormde veerlip is, die aan zijn naar de spoelkernbuismantel toegekeerde einde aan het uitsteeksel is aangevormd en radiaal gericht ongeveer evenwijdig aan de rand van het uitsteeksel loopt.

35 Bovendien verdient het de voorkeur, dat het radiale uitsteeksel van de uitsparing wordt gevormd door een trap in de wand van de gleuf vormige uitsparing, waarbij de 1005372 -4- ingrijpopening is gevormd in het gebied van de trap.

Ook heeft het de voorkeur, dat het tegenvlak voor het tweede veermiddel wordt gevormd door een uitsteeksel of een uitstekend schuin vlak van de gleufvormige uitsparing.

5 Daarbij kan het uitsteeksel, dat het eerste veermiddel heeft, aan de rand, die naar het uitsteeksel of het uitstekende schuine vlak van de gleufvormige uitsparing is toegekeerd, dienovereenkomstig zijn uitgespaard, zodat een contact met dit uitsteeksel of het schuine vlak is uitge-10 sloten. Als gevolg van deze uitvoeringsvorm kunnen alle gleufvormige uitsparingen met uitsteeksels en dergelijke identiek uitgevoerd zijn en de toevoer van de uitsteeksels van de spoelkernbuis kan plaatsvinden in elke willekeurige gleufvormige uitsparing.

15 Bovendien verdient het de bijzondere voorkeur, dat vier uitsteeksels en uitsparingen telkens diametraal tegenover elkaar gelegen zijn uitgevoerd.

Het verdient de bijzondere voorkeur, dat de spoelkernbuis met een geringe radiale bewegingsspeling met zijn uit-20 steeksels in de gleufvormige uitsparingen wordt vastgehouden, zodat bij een ontgrendeling van het ene eerste veermiddel een geringe relatieve verdraaiing van de schijf ten opzichte van de spoelkernbuis plaatsvindt, die een hernieuwde vergrendeling uitsluit.

25 Hierdoor wordt bereikt, dat allereerst een van de eerste veermiddelen kan worden ontgrendeld en daarbij een geringe relatieve verschuiving en draaiing van de schijf ten opzichte van de spoelkernbuis plaatsvindt, waardoor een hernieuwde vergrendeling van dit geloste veermiddel is 30 uitgesloten. Daarna kan dan het andere eerste veermiddel worden gelost en vervolgens kan de spoelkernbuis door draaiing van de schijven worden losgemaakt.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is weergegeven in de tekening en in het hiernavolgende nader be-3 5 schreven.

Daarbij toont:

Fig. 1 een aanzicht van een spoel volgens de uit- 1 005372 -5- vinding; fig. 2 een dwarsdoorsnede van de spoel in de ver-grendelstand; fig. 3 dezelfde spoel, gezien vanaf de onderzijde 5 of bovenzijde; fig. 4 een aanzicht volgens figuur 3 bij nog niet volledig in de vergrendelstand gebrachte elementen; fig. 5 hetzelfde in een stand, waarin eerst een ge- 10 deeltelijke verdraaiing van de uitsteeksels in de gleufvormig uitsparingen van de schijf heeft plaatsgevonden.

fig. 6 een doorsnede gezien in het aanzicht volgens VI-VI in figuur 4; 15 fig. 7 een spoelkernbuis in een aanzicht van de kopse zijde; fig. 8 de spoelkernbuis in de positie, waarin deze axiaal in de venstervormige openingen van de gleufvormige uitsparingen is gestoken.

20 In de tekening is een spoel 1 van kunststof getoond, die dient voor het opwikkelen van band-, draad-, of kettingvormige waren. Deze bestaat uit een spoelkernbuis 2 en twee op de einden daarvan steekbare schijven 3, die in de eindstand vergrendeld worden vastgehouden. De spoelkernbuis 25 2 heeft aan zijn einden radiaal uitstekende uitsteeksels 4, 5, die in axiaal open gleuf vormige uitsparingen van de schijven 3 kunnen worden gestoken, en die door draaiing van de spoelkernbuis 2 ten opzichte van de schijven 3 achter radiaal op de uitsparingen aansluitende vasthoudvlakken van 30 de gleufvormige uitsparingen verdraaibaar zijn.

De axiale openingen zijn aangegeven met 7. Hierop sluiten de gleufvormige uitsparingen 8 aan. De vasthoud-vlakken zijn aangegeven met 9. De spoelkernbuis 2 steunt met de kopse kant af tegen een achtervlak 10 van de gleuf-35 vormige uitsparing 8.

Aan ten minste één van de uitsteeksels, in het uitvoe-ringsvoorbeeld aan de uitsteeksels 5 is een eerste radiaal 1005372 -6- werkend veermiddel 11 gevormd, dat in de eindstand, die bijvoorbeeld is getoond in fig. 3, achter een radiaal gericht uitsteeksel 12 van de gleufvormige uitsparing 8 grijpt en dat door een ingrijpopening aan de van de spoel-5 kernbuis 2 afgekeerde zijde van de schijf 3 toegankelijk en ontgrendelbaar is. Aan verdere uitsteeksels 4 zijn aan de in sluitdraairichting vooraan gelegen zijde van het uitsteeksel 4 tweede tangentiaal werkende veermiddelen 13 gevormd, die in de eindstand, die bijvoorbeeld getoond is 10 in figuur 3, zich afsteunen tegen een tegenvlak 14 van de gleufvormige uitsparing 8 en daarbij verend voorgespannen zijn. Bij een ontgrendeld eerste veermiddel, zoals blijkt uit de weergave volgens figuur 4, resp. figuur 5, is het tweede veermiddel 13 ontspannen en de spoelkernbuis 2 is 15 door de veerkracht van het tweede veermiddel 13 tegen de sluitdraairichting in enigszins teruggedraaid, zodat de eerste veermiddelen niet meer in de vergrendelstand kunnen komen. De ingrijpopening is daarbij uitgevoerd als achterste vensteruitsparing in het van de spoelkernbuis 2 afge-20 keerde steunvlak 10 van de schijf 3, zoals bijvoorbeeld aangegeven bij 15 in figuur 6.

Zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 7, is het eerste veermiddel 11 een aan de tangentiaal gerichte rand van het uitsteeksel 5 aangevormde veerlip, die evenwijdig 25 aan de rand loopt en aan zijn in sluitdraairichting vooraan gelegen einde is verbonden met het uitsteeksel 5, terwijl hij naar zijn andere einde toe vrij uitloopt en met het uitsteeksel 5 een afstandsspleet vormt.

Het tweede veermiddel 13 is een aan de in sluitdraai-30 richting vooraan gelegen radiaal gerichte rand van het uitsteeksel 4 aangevormde veerlip, die aan zijn naar de spoelkernbuismantel toegekeerde einde is aangevormd aan het uitsteeksel 4 en die radiaal gericht ongeveer evenwijdig aan de rand van het uitsteeksel loopt. Daarbij is tussen de 35 rand van het uitsteeksel en het veermiddel 13 een afstandsspleet gevormd, die de vering mogelijk maakt.

Het radiale uitsteeksel 12 van de gleufvormige uitspa- ï 00^37 2 -7- ring van de schijf 3 wordt gevormd door een trap in de wand van de gleufvormige uitsparing, waarbij in het gebied van de trap ook de ingrijpopening 15 is gevormd. Het tegenvlak 14 voor het tweede veermiddel 13 wordt gevormd door een 5 uitsteeksel of een uitstekend schuin vlak van de gleufvormige uitsparing.

In het uitvoeringsvoorbeeld zijn telkens vier uitsteeksels 4, 5 en dienovereenkomstige uitsparingen aanwe zig, waarbij telkens gelijksoortige uitsteeksels 4, resp. 5 10 diametraal tegenover elkaar liggen. Bij voorkeur is het geheel zodanig uitgevoerd, dat de spoelkernbuis met een geringe radiale bewegingsspeling met zijn uitsteeksels in de gleufvormige uitsparingen kan worden gestoken, zodat bij een ontgrendeling van het ene eerste veermiddel 11 een 15 geringe relatieve verdraaiing of verschuiving van de schijf 3 ten opzichte van de spoelkernbuis 2 plaatsvindt, die een hernieuwde vergrendeling van dit veermiddel 11 uitsluit. Aansluitend kan dan het tweede veermiddel 11 worden ontgrendeld en de schijf 3 van de spoelkernbuis 2 worden 20 losgemaakt.

De uitvinding is niet beperkt tot het uitvoeringsvoorbeeld, maar binnen het kader van wat geopenbaard is, op vele wijzen te variëren.

Alle nieuwe, in de beschrijving en/of de tekening be-25 schreven afzonderlijke en gecombineerde kenmerken worden als essentieel voor de uitvinding beschouwd.

1005372

Claims (7)

1. Spoel, bij voorkeur van kunststof, voor het opwikkelen van band-, draad- of kettingvormige waren, zoals garens, kettingen, banden, slangen of soortgelijke opwik-kelbare materialen, bestaande uit een spoelkernbuis en twee 5 op de einden daarvan steekbare schijven, die in de eindstand vergrendeld worden vastgehouden, waarbij de spoelkernbuis aan zij einden radiaal uitstekende uitsteeksels heeft, die in axiaal ten opzichte van de spoelbuiskern open gleufvormige uitsparingen van de schijven kunnen worden 10 gestoken en door draaiing van de spoelkernbuis en/of van de schijven achter radiaal op de uitsparingen aansluitende vasthoudvlakken van de gleufvormige uitsparingen verdraaibaar zijn, waarbij de spoelkernbuis met zijn kopse kant tegen een achtervlak van de gleufvormige uitsparingen 15 af steunt, met het kenmerk, dat aan ten minste één van de uitsteeksels (4, 5), bij voorkeur aan elk tweede uitsteeksel (5) , een eerste radiaal werkend veermiddel (11) is gevormd, dat in de eindstand achter een radiaal gericht uitsteeksel (12) van de gleufvormige uitsparing (8) grijpt 2 0 en dat door een ingrijpopening (15) aan de van de spoelkernbuis (2) afgekeerde zijde van de schijf ontgrendelbaar is, en dat aan hetzelfde uitsteeksel of aan ten minste een verder uitsteeksel (4), bij voorkeur aan elk tweede verdere uitsteeksel (4) in sluitdraairichting aan de vooraan gele-25 gen zijde van het uitsteeksel (4) een tweede tangentiaal werkend veermiddel (13) is gevormd, dat zich in de eindstand (sluitstand) tegen een tegenvlak (14) van de gleufvormige uitsparing (8) afsteunt en gespannen is en dat zich bij een ontgrendeld eerste veermiddel (11) ten minste ge-30 deeltelijk ontspant en de spoelkernbuis (2) tegen de sluitdraairichting in enigszins terugdraait. 1005372 -9-

2. Spoel volgens conclusie 1, net het kenmerk, dat de ingrijpopening (15) is uitgevoerd als vensteruitsparing in het van de spoelkernbuis afgekeerde steunvlak (10) van de schijf (3). 5

3. Spoel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste veermiddel (11) een aan de tangentiaal gerichte rand van het uitsteeksel (5) aangevormde veerlip is, die evenwijdig aan de rand loopt, en die aan zijn in sluit- 10 draairichting vooraan gelegen einde is verbonden met het uitsteeksel (5) en naar zijn andere einde toe vrij uitloopt .

4. Spoel volgens een van de conclusies 1-3, met het 15 kenmerk, dat het tweede veermiddel (13) een aan de in sluitdraairichting vooraan gelegen, radiaal gerichte rand-lip van het uitsteeksel (4) aangevormde veerlip is, die aan zijn naar de spoelkernbuismantel toegekeerde einde is aangevormd aan het uitsteeksel (4) en radiaal gericht 20 ongeveer evenwijdig aan de rand van het uitsteeksel (4) loopt.

5. Spoel volgens een van de conclusies 1*4, met het kenmerk, dat het radiale uitsteeksel (12) van de uitsparing 25 (8) wordt gevormd door een trap in de wand van de sleuf- vormige uitsparing (8), waarbij de ingrijpopening (15) is gevormd in het gebied van de trap.

6. Spoel volgens een van de conclusies 1-5, met het 30 kenmerk, dat het tegenvlak (14) voor het tweede veermiddel (13) wordt gevormd door een uitsteeksel of een uitstekend schuin vlak van de gleufvormige uitsparing (8). 1 1005372 Spoel volgens een van de conclusies 1-6, met het 35 kenmerk, dat vier uitsteeksels (4, 5) en uitsparingen (8) telkens diametraal tegenover elkaar gelegen zijn uitgevoerd. -10-

8. Spoel volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de spoelkernbuis (2) met een geringe radiale bewegingsspeling met zijn uitsteeksels (4, 5) in de gleufvormige uitsparingen (8) wordt vastgehouden, zodat bij ont-5 grendeling van het ene eerste veermiddel (11) een geringe relatieve verdraaiing van de schijf (3) ten opzichte van de spoelkernbuis (2) plaatsvindt, die een hernieuwde vergrendeling uitsluit. tnn5372